Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 11/02/2010
Vraag om uitleg van mevrouw Fatma Pehlivan tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over het weigeren van stageplaatsen voor studenten van allochtone afkomst in het hoger onderwijs
Vraag om uitleg van mevrouw Elisabeth Meuleman tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over discriminatie bij het vinden van een bedrijfsstageplaats voor studenten hoger onderwijs
De voorzitter : Mevrouw Pehlivan heeft het woord.
Mevrouw Fatma Pehlivan : Tijdens hun laatste jaar moeten de studenten van het departement Economisch Hoger Onderwijs stage lopen, maar de stageplaatsen van drie Marokkaanse studenten haakten op het laatste moment af. Wij denken dat hun afkomst daar voor iets tussen zat. Dat zegt Bie Strypens van de Katholieke Hogeschool Leuven in De Standaard van 13 januari. Dit blijkt geen geïsoleerd incident te zijn. Onze allochtone studenten stoten de laatste tijd wel vaker op die hindernis, zegt zij tot besluit.
Minister, in onze kenniseconomie wordt het behalen van een hoger diploma met de dag belangrijker als toegangsticket tot de arbeidsmarkt. De in- en doorstroom van studenten van allochtone afkomst in het hoger onderwijs is op zich nog steeds dramatisch. Het Vlaams onderwijs kan dan al een ijzersterke reputatie hebben voor zijn kwaliteit, maar niet als het om gelijke kansen gaat. Dat staat in De sociale staat van Vlaanderen 2009 van de studiedienst van de Vlaamse Regering.
Om de deelname van jongeren uit kansengroepen aan het hoger onderwijs te stimuleren, neemt u diverse maatregelen om de toegang tot de professionele bacheloropleidingen te vergemakkelijken. Wat baat echter het stimuleren van de instroom als de uitstroom wordt bemoeilijkt of gehypothekeerd door incidenten zoals dat in Leuven? Hoe moet het dan wel verder met de doorstroom naar tewerkstelling? Als iemand een diploma behaalt, is het de bedoeling dat hij nadien ook aan het werk kan.
De drie laatstejaarsstudenten hebben gelukkig niet gefrustreerd afgehaakt, maar hebben zelf het heft in handen genomen en een spel ontworpen dat allochtone en andere jongeren met beperkte kansen op weg moet zetten richting hoger onderwijs. Het spel, in de vorm van een klassiek ganzenbord, zal trouwens door de Vlaamse Confederatie van Ouders en Ouderverenigingen verspreid worden in de secundaire scholen.
Minister, zijn er uit het verleden nog andere, gelijkaardige incidenten gekend bij het departement Onderwijs? Kunnen er concrete stappen gezet worden om dergelijke incidenten in de toekomst te vermijden? Kunt u aan minister Muyters die bevoegd is voor Werk vragen om ervoor te zorgen dat het bedrijfsleven wordt gesensibiliseerd voor een non-discriminatieve houding in verband met stageplaatsen voor studenten van allochtone afkomst? Kan worden onderzocht of het spelmateriaal dat ontwikkeld is door de drie studenten, geschikt is om gebruikt te worden in het kader van het Aanmoedigingsfonds?
De voorzitter : Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Mijn vraag sluit volledig aan bij die van mevrouw Pehlivan. Het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding heeft ons bevestigd dat het probleem omvangrijk is en zich dus niet beperkt tot de drie studenten waarvan sprake in het artikel. Er zijn veel meldingen waarbij niet altijd officieel klacht wordt ingediend. Die stap is vaak nogal groot. Het probleem is echter niet te onderschatten. Mevrouw Pehlivan heeft eveneens bevestigd dat de doorstroming van allochtone studenten naar het hoger onderwijs heel belangrijk is. Ik denk dan aan richtingen zoals verpleegkunde waar die problemen zich vaak voordoen en waar het ontzettend belangrijk is dat er meer kleur komt in die beroepen.
Bestaat er een alternatieve oplossing voor gevallen waarin studenten hun verplichte stage niet kunnen doen omwille van de onmogelijkheid om een stageplaats te vinden? Zijn er gevallen bekend waarin de student in kwestie zijn of haar einddiploma niet kon behalen omwille van het niet lopen van een stage?
Welke eventuele structurele oplossingen ziet u voor het probleem van de discriminatie bij het vinden van een stageplaats voor studenten? We moeten echt zoeken naar een oplossing gezien de omvang en het belang van dit probleem. Een mogelijkheid zou de anonieme sollicitatie via de school kunnen zijn. Een andere eventuele oplossing is het systeem waarbij de school een overeenkomst sluit met een aantal ondernemingen die zich ertoe verbinden om geen discriminatie toe te passen bij het toekennen van stageplaatsen en om het aan de school over te laten om de kandidaat-stagiair uit te kiezen waarvan het profiel het best overeenkomt met de vereisten van de onderneming. Dit systeem veronderstelt dat er een vertrouwensrelatie opgebouwd wordt tussen de school en de onderneming en dat de onderneming de door de school voorgestelde leerling niet weigert. Wat denkt u daarvan?
In het hoger vermelde, in de pers verschenen geval vonden de studenten zelf een oplossing door het ontwerpen van een educatief spel wat door de hogeschool aanvaard werd als vervanging voor de verplichte stage. Wat indien de school het door de studenten voorgestelde alternatief niet aanvaard zou hebben?
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Mevrouw Pehlivan en mevrouw Meuleman, vooraleer ik op uw vragen antwoord, wil ik toch zeggen dat ik net als u geschokt was toen ik het nieuws over het wedervaren van die studenten hoorde.
Ik weet niet goed wat mij het meest frappeerde: het feit dat die drie studenten botweg op hun stageplaats geweigerd werden, of het fait divers-gehalte van die weigering in de berichtgeving erover. Daar moeten we ook eens over nadenken. Het feit leek immers enkel het nieuws te halen vanwege de verrassende wending die de studenten er uiteindelijk zelf aan gegeven hebben, en niet zozeer vanuit de verontwaardiging over de weigering. Onze samenleving en ook dit parlement moeten daar toch even bij stilstaan. Ik heb overigens respect voor het initiatief van de studenten. Het toont aan dat kinderen zich niet moeten laten ontmoedigen door tegenslagen in het leven maar daar juist sterker van moeten worden. Die drie Marokkaanse Vlamingen hebben de juiste weg gekozen.
In een andere krant, waar de verontwaardiging gelukkig wel uit het editoriaal bleek, heb ik, mevrouw Pehlivan, gisteren een gelijkaardig verhaal gelezen. Terwijl sommigen ervoor pleiten om verpleegkundigen uit Centraal- en Oost-Europa over te vliegen en snel bij te scholen om de krapte op onze arbeidsmarkt wat minder nijpend maken, vinden anderen dat we het ons blijkbaar kunnen permitteren om kandidaat-verpleegkundigen die landgenoot zijn de deur te wijzen, hoewel zij hun hele jeugd hier op de schoolbanken hebben gezeten en hier hun opleiding volgen. Dat begrijpt een normaal redelijk denkend mens toch niet?
Ik weet niet in welke mate dit geïsoleerde gevallen, dan wel courante praktijken zijn. Ik heb niet onmiddellijk weet van gelijkaardige incidenten in het verleden, maar die zullen er wel geweest zijn. Algemeen is het immers zo dat weinig mensen die op een of ander domein gediscrimineerd worden daadwerkelijk klacht indienen. Deze vaststelling geldt niet enkel voor Vlaanderen, maar voor heel Europa.
Universiteiten en hogescholen die één of meerdere stages in een opleiding inbouwen, hebben een verantwoordelijkheid om hun studenten ook daarin te begeleiden, zeker als die stages verplicht zijn. Die verantwoordelijkheid begint al bij het vastleggen van een goede stageplaats. Want zonder stageplaats, mevrouw Meuleman, en zeker als de stage verplicht is, kan een student simpelweg niet afstuderen.
Dat was een van de redenen waarom gemengde input-outputfinanciering in het hoger onderwijs werd ingevoerd. De financiering van de instellingen maakt de hogescholen en de universiteiten mede verantwoordelijk voor de begeleiding van hun studenten. Die financiering is er ook om het stagelopen überhaupt mogelijk te maken. Naast de morele en juridische verantwoordelijkheid krijgen de hogescholen en universiteiten hiervoor dus ook een financiële incentive.
Meestal geven de instellingen de studenten eerst de kans om zelf een stageplaats te zoeken. Lukt dat om een of andere reden niet, dan kan er vaak geput worden uit een aanbod van stageplaatsen. Dat gebeurt meestal zo. Verscheidene instellingen hebben daarvoor afspraken gemaakt of akkoorden gesloten met organisaties en ondernemingen waarmee ze heel vaak een vertrouwensband hebben opgebouwd. Die drie jongens van de Katholieke Hogeschool Leuven hebben zo een alternatieve stageplaats aangeboden gekregen, maar zij hebben dus voor een andere en evenwaardige invulling van hun praktijkervaring gekozen. Nogmaals chapeau, dat ze zich door die negatieve ervaring niet hebben laten ontmoedigen. Naar verluidt heeft ook de studente verpleegkunde van een andere stageplaats gebruik kunnen maken.
Let wel, ik vind niet dat we daar blij mee moeten zijn of daar vrede mee moeten nemen. Er kunnen goede redenen zijn om studenten een alternatieve stageplaats aan te bieden, maar in de gevallen waarover u mij interpelleert, moeten en kunnen we ons daar niet zomaar bij neerleggen.
In de overeenkomsten van de instellingen met ondernemingen en organisaties staat gelukkig al vaak, maar lang niet altijd, een verwijzing naar de beleidsteksten van de hogeschool of de universiteit rond diversiteit en non-discriminatie. Ik kan dit de instellingen niet opleggen, maar het zou wel goed zijn als ze dit zouden veralgemenen. En als ze, zoals de directeur van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding suggereerde, in die overeenkomsten een clausule zetten waarin de stageplaatsen zich algemeen verbinden tot het aanvaarden van de stagiairs die hun door de hogeschool of de universiteit toevertrouwd worden, en niet à la tête du client beslissen deze zegswijze dient hier letterlijk te worden genomen.
Aangezien het om overeenkomsten gaat, betekent dit ook een bewust akkoord van de organisatie of onderneming die de stageplaatsen aanbiedt. Het bewust onderschrijven van die visie rond diversiteit en non-discriminatie lijkt me beter, ook voor de kwaliteit van de stages, dan een anonieme kandidaatstelling van een stagiair waarmee de stageplaats dan toch niet zo gelukkig blijkt. Het heeft bovendien het voordeel dat zij, als de universiteit of hogeschool vaststelt dat organisaties of ondernemingen weigeren, zelf gemakkelijker klacht kunnen indienen. De drempel is toch lager voor een universiteit of hogeschool. Zij kunnen meer druk zetten op de organisaties die weigeren.
Vanuit mijn bevoegdheid als minister van Gelijke Kansen wil ik de hogescholen en universiteiten ook vragen om discriminaties van studenten beter te documenteren. Ik denk hierbij aan alle mogelijke discriminaties die vallen onder het decreet houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid.
Relatief weinig mensen die gediscrimineerd worden, leggen effectief een klacht neer. In deze context vind ik dat stagebegeleiders en studenten beter de weg moeten vinden naar de meldpunten discriminatie die we op dit moment in iedere centrumstad aan het installeren zijn. U weet dat we op dit moment in elf van de dertien centrumsteden zon meldpunt hebben. De meldpunten hebben niet de bedoeling iedereen voor de rechter te halen, zij hebben ook een heel belangrijke bemiddelingsfunctie. Zij moeten problemen kunnen oplossen, maar ook signaleren en samenwerken met, bijvoorbeeld, de sociale inspectie.
Uiteraard zal ik collega Muyters hierover aanspreken, hij beschikt over instrumenten om de diversiteit op de werkvloer te bevorderen en discriminatie tegen te gaan. Denk maar aan de diversiteitplannen, de sectorconvenants en de Inspectie Werk en Sociale Economie.
Tussen de Inspectie Werk en Sociale Economie, de cel Gelijke Kansen in Vlaanderen en het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding is er bijvoorbeeld een samenwerkingsovereenkomst rond de afhandeling van klachten of meldingen betreffende arbeidsgerelateerde discriminatie. Voor arbeidsgerelateerde meldingen die binnen de Vlaamse bevoegdheid vallen, contacteren de meldpunten Discriminatie de Inspectie Werk en Sociale Economie, die dan vervolgens de meest gepaste instrumenten kan inzetten. Ik wil niet voor mijn beurt spreken, maar het lijkt me geen al te grote stap om ook de stages daarbinnen te laten vallen.
Ik wil met een positief verhaal eindigen. Ik heb het spelmateriaal zelf nog niet gezien, maar uit de beschrijving leid ik af dat het goed bruikbaar is bij allerlei initiatieven die draaien rond de overgang van secundair naar hoger onderwijs. Dergelijke projecten of initiatieven passen inderdaad perfect in het Aanmoedigingsfonds.
De voorzitter : Mevrouw Pehlivan heeft het woord.
Mevrouw Fatma Pehlivan : Ik steun de visie die de minister als minister van Gelijke Kansen hier tentoonspreidt. Ik dring er in ieder geval op aan om zo vlug mogelijk met minister Muyters aan tafel te gaan zitten, en ook met scholen en universiteiten om echt werk te maken van het registreren van het aantal gevallen. Dan zal ook directer op de situatie kunnen worden ingespeeld.
De voorzitter : Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Ik ben ook blij met het antwoord van de minister dat aantoonde dat hij de verontwaardiging deelde. Ik had ook het gevoel dat aan de essentie was voorbijgegaan, en dat heeft me ook geïnspireerd tot mijn vraag. Het is intussen ook in zekere mate rechtgezet in de verdere berichtgeving. Ik ben ook blij dat de minister inderdaad de oplossing zal steunen die naar voren is geschoven. Hij kan ze inderdaad niet opleggen, maar ik hoop dat hij de nodige maatregelen zal nemen en dat meer hogescholen zoiets zullen toepassen. Ook het beter monitoren van de minister is een goed idee.
De heer Boudewijn Bouckaert : Naar aanleiding van dit voorval is er al gezegd dat de afkomst daar voor iets tussenzit. Maar er is geen onomstotelijk bewijs geleverd. Dat moeten we opmerken. We mogen niet te snel culpabiliseren.
Mijn fractie is voorstander van integratie via arbeid, dat is het Amerikaanse model, en niet via een pamperbeleid, het Europese model. Daarom is het ook bijzonder erg als er systematisch stageplaatsen zouden worden geweigerd aan nieuwe Vlamingen. Ik wil daar zeer duidelijk in zijn. Het is juist via de arbeidsmarkt dat de integratie voornamelijk moet plaatsgrijpen. Voorts is er een algemeen tekort aan stageplaatsen in het onderwijs. Het deeltijds beroepsonderwijs leidt tot een tekort aan stageplaatsen. De zaak lost men niet op door verplichtingen, sancties en culpabilisering maar vooral door dialoog.
Met de bedrijven en de instellingen die stageplaatsen organiseren moet er in gesprek worden gegaan. Er moet duidelijk gemaakt worden dat er van discriminatie geen sprake kan zijn. Als ze weigeren, moeten ze daarvoor goede redenen opgeven.
De voorzitter : Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Mevrouw Fatma Pehlivan : Ik wil u toch even tegenspreken, vooral als een bepaalde leraar een uitspraak doet. Hij beschikt over meer informatie dan wij. Hij zegt immers dat het drie studenten van Marokkaanse afkomst waren en alle drie met een Marokkaanse naam. Als de jongeren zich zelfs nog niet hebben aangeboden, kan ik alleen maar besluiten dat ze op basis van hun naam zijn gediscrimineerd. Het gebeurt gewoon. Ze kregen zelfs de kans niet om zich aan te bieden en te verdedigen. Ik wil niet zomaar aan deze feiten voorbijgaan.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Ik heb een bedenking bij de uitspraak dat een pamperbeleid een Europees model is van integratiebeleid. Daar moeten we een andere keer eens serieus op ingaan.
De voorzitter : Het incident is gesloten.