Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 04/03/2010
Vraag om uitleg van mevrouw Katrien Schryvers tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de financiering van de diensten aangepast vervoer
De voorzitter : Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Mevrouw Katrien Schryvers : Voorzitter, minister, ik heb inderdaad een vraag over de financiering van de diensten aangepast vervoer (DAVs), die toch al heel wat jaren werkzaam zijn in Vlaanderen. Ze zijn ook nodig. Mensen met een bewegingsbelemmering omwille van een handicap, ouderdom of ziekte kampen immers ook heel vaak met een mobiliteitsbeperking. Dat mag echter niet leiden tot het verlies van kansen op het vlak van wonen, opleiding, ontspanning of tewerkstelling. Natuurlijk bestaat de beste oplossing erin een optimale toegankelijkheid te creëren op het reguliere openbaar vervoer, maar omwille van de ernst van de handicap, de extra begeleiding die sommige mensen nodig hebben enzovoort, zal er toch altijd een circuit van aangepast vervoer nodig zijn, dat mensen kan vervoeren van deur tot deur. Het openbaar vervoer kan daar niet voor worden gebruikt.
Het regeerakkoord voor 2009-2014 besteedt hier ook aandacht aan: We ondersteunen initiatieven die gericht zijn op het garanderen van vervoersmogelijkheden voor minder mobielen. Dan gaat het over de mindermobielencentrales, maar ook over die diensten aangepast vervoer.
Momenteel zijn er, verspreid over heel Vlaanderen, veertien van dergelijke diensten actief. In 2008 hebben ze niet minder dan 100.000 ritten afgelegd, voor 5400 personen met een beperking. Het gaat over meer dan 1.850.000 kilometer. Sinds 2001 krijgen deze diensten jaar na jaar een experimentele toelage of projectsubsidies van Gelijke Kansen in Vlaanderen, voor een bedrag van in totaal 1.008.000 euro. Dankzij een degelijke regionale verankering zijn de DAVs er op diverse plaatsen in geslaagd ook de plaatselijke overheden bij hun werking te betrekken. Dan gaat het voornamelijk over gemeentebesturen en OCMWs, maar toch ook wel vaak over de provinciebesturen. Dit is voor hen een heel belangrijke cofinanciering. Zonder die financiering zouden ze hun werking niet kunnen garanderen.
Toch blijft er grote financiële onzekerheid bestaan. Er wordt immers gewerkt met projectsubsidies, die jaar na jaar worden toegekend. Daarover bestaat geen zekerheid in het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor de subsidie bestemd is, maar pas in de loop van het jaar. Ondertussen doen die diensten al heel wat investeringen en maken ze kosten, maar pas in de loop van het jaar weten ze of ze voort aanspraak kunnen maken op subsidies. Bovendien is er de voorbije jaren bij mijn weten niet voortgewerkt aan een gebiedsdekkende, structurele oplossing. Die zou de diensten nochtans de zekerheid geven om hun werking te continueren en een basis te leggen om het netwerk van diensten voort uit te bouwen.
Minister, wat zijn de vooruitzichten voor een structurele erkenning en subsidiëring van de werking van de DAVs? Zijn daarover gesprekken gaande? Het Overleg van Diensten voor Aangepast Vervoer (ODAV) wordt sedert juli 2000 behartigd door Gelijke Kansen in Vlaanderen en gefinancierd met projectsubsidies. De DAVs zijn al jaren vragende partij om een structurele oplossing uit te werken. Tot op heden bestaat er heel grote onzekerheid over de vraag waaronder ze ressorteren: Gelijke Kansen, Mobiliteit of Welzijn. Hebt u er enig zicht op hoe dit in de toekomst zal evolueren? Zijn er mogelijkheden voor een gedeelde of klaverbladfinanciering?
De basismobiliteit van personen met een beperkte mobiliteit kan niet worden waargemaakt met het budget dat momenteel wordt vrijgemaakt. Volgens het ODAV is 1 miljoen euro slechts een zevende van de kostprijs per jaar voor een gebiedsdekkende oplossing voor Vlaanderen. Zolang het budget op dat niveau bevroren blijft, zullen er regionale ongelijkheden en blinde vlekken in het netwerk van aangepast vervoer blijven bestaan. Dat is natuurlijk heel jammer voor de mensen met een beperkte mobiliteit in bepaalde regios, die geen beroep kunnen doen op dergelijke diensten. Het tekort aan financiële middelen is ook jammer voor mensen die wonen in een regio waar een dergelijke dienst bestaat, maar waar soms diensten moeten worden geweigerd. Uit een ODAV-verslag blijkt dat gemiddeld 22 percent van de aanvragen moet worden geweigerd, omwille van een gebrek aan personeel, medewerkers en voertuigen. Minister, hoe kan dat worden verholpen?
De voorzitter : Mevrouw Van Steenberge heeft het woord.
Mevrouw Gerda Van Steenberge : Voorzitter, minister, in verband met deze problematiek bestond er een proefproject om te bekijken of die DAVs konden samenwerken met De Lijn. Dat proefproject loopt al enkele jaren. Vorig jaar heb ik aan toenmalig minister Van Brempt gevraagd hoe het zat met dat proefproject. Er zou immers een evaluatierapport worden ingediend bij de Vlaamse Regering, op basis waarvan zou worden beslist of het proefproject zou kunnen worden uitgebreid. Minister, hoe zit het precies met dat proefproject van De Lijn?
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Voorzitter, het dossier van het aangepast vervoer heeft reeds een lang en moeizaam parcours afgelegd, dat helaas nog niet heeft geleid tot een structurele oplossing die gebiedsdekkend is voor heel Vlaanderen. Eind jaren 90 liep het dossier vast binnen het toenmalig Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, onder meer omdat het vervoersconcept dat destijds werd uitgewerkt, voorzag in een klaverbladfinanciering, maar daarvoor geen draagvlak werd gevonden binnen de andere bestuursniveaus. Het dossier werd dan overgeheveld naar Gelijke Kansen, met de opdracht om een budget van ongeveer 1 miljoen euro in te zetten voor de subsidiëring van een aantal kleinschalige vzws, OCMWs en mindermobielencentrales, die op ad-hocbasis aangepaste vervoersdiensten aanboden, om aldus stapsgewijs te werken naar een gecoördineerde, gebiedsdekkende werking in Vlaanderen.
Via het subsidiereglement dat Gelijke Kansen hierop uittekende, ontvangen vandaag veertien diensten voor aangepast vervoer (DAVs) jaarlijks een facultatieve subsidie. Het volledige beschikbare budget is hiermee opgebruikt. Deze gesubsidieerde organisaties, de DAVs, verenigden zich in de vzw Overleg Diensten Aangepast Vervoer (ODAV) die tracht om tot een optimale afstemming tussen de verschillende diensten te komen. Concreet heeft ieder van deze DAVs de opdracht om de vervoersvraag in te lossen van mensen die vanwege een beperking geen toegang vinden tot het reguliere openbare aanbod, met name tot de diensten van De Lijn en de NMBS.
Van meet af aan echter was duidelijk dat de aanpak vanuit Gelijke Kansen wel als overgangsregeling kon dienen maar nooit tot een structurele oplossing voor het probleem op lange termijn zou kunnen leiden. Niet alleen hoort een dergelijk dossier, in het licht van inclusief beleid, principieel niet onder Gelijke Kansen, ook vergt de opzet van een kostenefficiënt en gebiedsdekkend systeem verregaande afstemming met de diensten van De Lijn en dit tot op het niveau van individuele vervoertrajecten. Het behoort duidelijk niet tot de mogelijkheden van de administratie Gelijke Kansen en ze heeft ook niet de nodige mobiliteitsexpertise in huis om een dergelijk complementair systeem van verschillende vervoersmodi op te zetten.
Eind 2006 werd dan ook aan de Vlaamse Regering meegedeeld dat zou worden begonnen met een grondige hervorming van de organisatie van het aangepast vervoer in Vlaanderen en dit aangestuurd vanuit het beleidsdomein Mobiliteit. De Lijn zou hierbij een centrale rol krijgen op het vlak van organisatie en dispatching. In deze aangekondigde hervormingsbeweging stond het beheersbaar houden van de kostprijs van een aangepast vervoersaanbod over heel Vlaanderen centraal.
Om een duidelijk beeld te krijgen van de behoeften van de doelgroep en op de aangepastheid van de dienstverlening en om een indicatie te kunnen geven van de kostprijs om een aangepast systeem uit te bouwen, startte De Lijn medio 2007 met een proefproject in twee regios waarbinnen twee eerder vanuit Gelijke Kansen in Vlaanderen gesubsidieerde diensten voor aangepast vervoer actief waren, de regios Mol en Leopoldsburg. De subsidiebedragen die eerder vanuit het gelijkekansenbeleid voor deze regios werden uitgetrokken, werden in de loop van 2007 naar het begrotingsprogramma van de Lijn overgeheveld. Bedoeling was dat De Lijn haar proefproject stapsgewijs zou uitbreiden naar heel Vlaanderen en een overheveling van de rest van middelen op de begroting Gelijke Kansen in Vlaanderen zou volgen. Op die manier zou de rol van Gelijke Kansen in Vlaanderen in dit dossier stapsgewijs uitdoven.
Na een eerste evaluatie van het lopende proefproject gaf De Lijn echter te kennen dat de kostprijs van het project te omvangrijk was om op hetzelfde elan verder te werken. Hiermee werd de complexiteit achter het dossier nogmaals duidelijk. De twee proefprojecten bleven lopen, maar de voorziene uitbreiding werd bevroren.
Vervolgens schreef het departement Mobiliteit een studieopdracht uit waarbinnen een nieuw organisatiemodel voor het aangepast vervoer werd uitgetekend, deze keer met een aantal coördinerende Mobiliteitscentrales Aangepast Vervoer (MAVs) als motor. Binnen deze studie werden eveneens de krijtlijnen uitgetekend voor 3 proefprojecten die op basis van dit nieuwe model zouden kunnen starten: één op grootstedelijk niveau, één op regionaalstedelijk en/of kleinstedelijk gebied en één in het buitengebied.
Qua principe werden de voorstellen uit deze studie geselecteerd. De budgettaire impact ervan was evenwel nog te onduidelijk om nog tijdens de vorige legislatuur met de voorgestelde proefprojecten van start te kunnen gaan.
Inmiddels heeft de Vlaamse Regering zich in het regeerakkoord geëngageerd om verder werk te maken van een structurele oplossing voor de problematiek van aangepast vervoer en dit expliciet binnen het beleidsdomein Mobiliteit. Minister Crevits, bevoegd voor de mobiliteit, heeft dit engagement ook vertaald in haar beleidsnota. Uit het antwoord dat zij gaf tijdens de commissie Mobiliteit van 4 februari hebt u kunnen afleiden dat de trajecten die in de eerder vermelde studie werden uitgetekend, verder zullen worden uitgediept. Zij zal nagaan hoe de voorgestelde proefprojecten verder op de rails kunnen worden gezet.
Het is dus duidelijk dat de kernbevoegdheid voor dit dossier bij Mobiliteit ligt. Een samenwerking met het beleidsdomein Welzijn kan hier verrijkend zijn, in die zin dat achter het aangepast vervoer ook een individuele dienstverlening en service schuilgaat. Het is evenwel aan mijn collega, bevoegd voor de mobiliteit, om de opportuniteit hiervan te onderzoeken. Ik zal bij haar blijven aandringen om het aangepast vervoer in orde te krijgen.
De voorzitter : Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Mevrouw Katrien Schryvers : Ik dank u voor uw uitgebreid antwoord, minister. Dit dossier gaat al lang mee. Er moeten eindelijk structurele oplossingen komen. Ik heb begrepen dat het nu duidelijk onder Mobiliteit valt. Ik zal aan de minister voor Mobiliteit vragen om daar verder werk van te maken.
De voorzitter : Mevrouw Van Steenberge heeft het woord.
Mevrouw Gerda Van Steenberge : Ik heb dezelfde opmerking. Dit dossier ligt al heel lang te wachten op een oplossing. Het enige positieve punt is dat er nu eindelijk duidelijkheid bestaat over de bevoegdheid. Die discussie heeft héél lang geduurd. Men raakte er niet uit wie bevoegd was: Welzijn, Gelijke Kansen of Mobiliteit. Nu weten we dat het Mobiliteit is. Nu weten we tot wie we ons kunnen richten.
Minister Pascal Smet : Ik houd van duidelijkheid.
De voorzitter : Het incident is gesloten.