Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Decreetsevaluatie, Inburgering en Toerisme
Vergadering van 09/02/2010
Vraag om uitleg van de heer Bart Caron tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over het gedeelde mandaat van districtsschepen
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : Onlangs werd duidelijk dat het Gemeentedecreet op het vlak van de gedeelde mandaten een hiaat vertoonde. We kennen het probleem al van vroeger toen over gemeentelijke mandaten politieke afspraken soms niet werden gerespecteerd. Dat gaf vaak aanleiding tot ellendige situaties.
Voor de gemeentebesturen is dat probleem gelukkig opgelost. De documenten worden nu op voorhand gevalideerd zodat er geen discussie meer mogelijk is. Dat was niet zo voor de districten. Mijn partij is gevat door een lastige zaak. Het incident kwam aan het licht naar aanleiding van de betwiste schepenwissel in het district Borgerhout. Er is in Vlaanderen blijkbaar maar in een district ellende. Het laat toe om te discussiëren en de wettelijkheid van sommige regels in twijfel te trekken.
Ik wil mijn vraag vooral richten op het feit dat de gouverneur van de provincie Antwerpen op 5 dagen tijd twee verschillende adviezen heeft overgemaakt. Toen duidelijk werd dat de districtsschepenwissel niet rimpelloos zou verlopen, stelde de districtssecretaris aan de gouverneur de vraag of deze wissel probleemloos kon worden geagendeerd en kon verlopen. Daarop kwam een antwoord van gouverneur Berx op 20 januari 2010, gericht aan de districtssecretaris. Ik lees voor wat belangrijk is: Tot slot deel ik u mee dat mijns inziens noch een procedure bij de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, noch een gerechtelijke procedure wegens valsheid in geschrifte, de verdere afhandeling van het ontslag en de opvolging van mevrouw Bali in de weg staan.
Men oordeelde dat dit een duidelijke uitspraak was en wilde gewoon voortgaan. Maar nauwelijks 5 dagen later, op 25 januari 2010, kwam er op initiatief van de gouverneur een brief, gericht aan het districtsbestuur van Borgerhout. Ik lees hem voor: Ik kom terug op mijn brief van 20 januari waarbij ik aan de districtssecretaris mijn juridische visie heb uiteengezet met betrekking tot het ontslag en opvolging van mevrouw Fatima Bali. Op 21 januari laatstleden is een beroep aanhangig gemaakt bij de Raad voor Verkiezingsbetwistingen. Deze raad moet overeenkomstig artikel 85quinquies van de Gemeentekieswet binnen een periode van 30 dagen na het indienen van een bezwaar uitspraak doen over deze kwestie. Daarom dring ik erop aan om de behandeling van het agendapunt met betrekking tot bovenvermeld ontslag en de opvolging te verdagen. Dit is een uiterst beperkt uitstel in afwachting van de uitspraak van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen. De raad vergadert op 16 februari eerstkomende. Dat zou immers getuigen van goed en voorzichtig bestuur. Het verhindert u inderdaad niet om binnen een termijn van 2 maanden in de eventuele opvolging te voorzien zoals voorgeschreven door artikel 274, paragraaf 2, van het Gemeentedecreet.
Het is vreemd omdat er in de eerste brief uitdrukkelijk is gesproken over de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, en daaruit blijken geen problemen, en in de tweede brief duidelijk wel. Ik stel mij daar vragen bij. Hoe valt het te verklaren dat het advies van gouverneur Berx na 5 dagen wordt gevolgd door een tweede advies dat het eerste grondig tegenspreekt? Was het eerste advies dan niet juist onderbouwd? Of doken er nieuwe elementen op die deze koerswijziging verklaren? Welke zijn dan deze elementen? Minister, is er over de te volgen procedure overleg geweest tussen de gouverneur en uw diensten tussen 20 en 25 januari?
De voorzitter : De heer Wienen heeft het woord.
De heer Wim Wienen : Ik ben verheugd dat in deze commissie nu ook al vragen worden gesteld over de districten door een Kortrijkzaan. De vraag is of zijn vraag is ingegeven door een zorg over de districten dan wel door een zorg over zijn partij. De heer Caron heeft het over een hiaat in het Gemeentedecreet.
We moeten inderdaad de vraag stellen of gedeelde mandaten wel een opportuun systeem zijn. In het verleden hebben we daarmee al problemen gehad. Het is in het belang van de continuïteit van het bestuur dat de benoemde schepen ook de hele legislatuur kan zetelen. Het systeem in de districten is een oud systeem. De schepenen worden er verkozen. Dat systeem is nog altijd van toepassing in de districten en de vraag is of dat oude systeem niet beter kan worden opgeheven.
De heer Caron heeft gelijk dat het Gemeentedecreet heel wat hiaten openlaat. Ik denk bijvoorbeeld aan het dagelijks bestuur. Dat is ingevoerd op maat van de gemeenten. Een grote gemeente heeft daar meer behoefte aan dan een kleine gemeente, maar in dit geval heeft het niet decentraliseren van het dagelijks bestuur naar de districten tot gevolg dat de agendas van de districtsraden leeg zijn. Dat is ook niet goed voor het democratische gehalte van deze raden.
De voorzitter : De heer Kennes heeft het woord.
De heer Ward Kennes : Of de kandidaat-schepen Marij Preneel groen licht krijgt, zullen we binnenkort weten als de Raad voor Verkiezingsbetwistingen of de Raad van State zich daarover heeft uitgesproken. Dat is niet onmiddellijk het gespreksonderwerp voor de commissie. De voorbije maanden heeft het systeem dat door het Gemeentedecreet is ingevoerd, op vele plaatsen goed gewerkt. Er zijn heel wat wissels geweest van gemeenteraden, schepenen en burgemeesters. Dat verloopt met het nieuwe systeem vlot. Ik stel ook vast dat het systeem niet bestaat voor de districten. Mijn vraag is of dat systeem best ook niet wordt ingevoerd op dat niveau om in de toekomst dat soort cinema te vermijden. Heeft de administratie van de minister of anderen hem misschien tegenindicaties aangeleverd om dit systeem niet in te voeren voor de districten?
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Op 22 december 2009 ontving het district Borgerhout een brief, gericht aan de voorzitter van de districtsraad. Die brief zou afkomstig zijn van mevrouw Fatima Bali, met als vermelde datum december 2009. De inhoud luidt: Beste, hiermee neem ik vanaf 15 januari 2010 ontslag als districtsschepen van Borgerhout. Vriendelijke groeten, Fatima Bali. De districtssecretaris bezorgde de brief dezelfde dag nog aan de voorzitter van de districtsraad, die er kennis van nam.
In dit verband bepaalt artikel 49 van het Gemeentedecreet, dat op basis van artikel 274, paragraaf 5 ook van toepassing is op de districten: De schepen die ontslag wil nemen, deelt dat schriftelijk mee aan de voorzitter van de gemeenteraad (in casu de districtsraad). Het ontslag is definitief na de ontvangst van de kennisgeving door de voorzitter van de gemeenteraad (districtsraad). De schepen blijft zijn mandaat uitoefenen tot zijn opvolger is geïnstalleerd.
Mevrouw Fatima Bali verklaarde echter al in een e-mail van 22 december 2009, dezelfde dag dus, gevolgd door een schrijven van haar advocaat, en in de pers dat ze afstand nam van deze brief. Ik lees voor uit haar e-mail: Geachte, met enige verbazing las ik dit bericht. Dit moet een vergissing zijn. Gelieve te noteren dat ik geen enkele ontslagbrief of wat dan ook in die richting heb ondertekend, laat staan opgestuurd of bezorgd. Niemand kan dus een ontslagbrief van mij ontvangen hebben of er kennis van genomen hebben. Ik weet nog niet wie hier meent in mijn naam welke documenten dan ook te kunnen versturen. Gelieve mij dan ook zo spoedig mogelijk een kopie van het betrokken document te bezorgen. Ik overweeg uiteraard indien nodig een klacht wegens schriftvervalsing. Ten slotte, voor alle duidelijkheid en ter geruststelling van alle betrokken collegas, van de hardwerkende ambtenaren en van alle organisaties en groepen waarmee de samenwerking uitstekend verloopt en niet in het minst van mijn duizenden kiezers. Ik heb geen ontslag genomen als schepen en ben dat vooralsnog niet van plan. Ik blijf mij ook de komende jaren verder inzetten voor Borgerhout, ook voor de uitvoering van ons bestuursakkoord en van mijn specifieke accenten hierin.
De districtssecretaris stelde op 14 januari 2010 een vraag om advies aan de gouverneur van de provincie Antwerpen. In die brief deelde de secretaris mee dat mevrouw Bali stelde zich het recht voor te behouden om gerechtelijke/administratiefrechtelijke/tuchtrechtelijke stappen te ondernemen tegen iedereen die zou doen uitschijnen dat deze ontslagbrief van haar afkomstig zou zijn. De secretaris deelde tegelijkertijd mee dat het district nog geen weet had van enige gerechtelijke stappen die effectief gezet zouden zijn. De secretaris deelde in deze brief eveneens mee van oordeel te zijn dat het niet aan het districtsbestuur is om de echtheid van de ontslagbrief in twijfel te trekken.
Vanuit administratief standpunt kan, aldus het districtsbestuur, enkel vastgesteld worden dat er een ontslagbrief werd ingediend, dat de daaropvolgende procedure voor de opvolging moet opgestart worden, dat het district niet bevoegd is om uitspraak te doen als het ontslag zou worden aangevochten. Zolang de bevoegde instantie hierover geen uitspraak doet, kan het districtsbestuur, aldus de secretaris, niets anders doen dan het ontslag als geldig beschouwen. Tot slot meldde de districtssecretaris dat de voorzitter van de districtsraad erop stond om de aanduiding van het nieuwe lid van het districtscollege te agenderen op de zitting van de districtsraad van 25 januari 2010.
Op 20 januari 2010 antwoordde de gouverneur dat enkel de Raad voor Verkiezingsbetwistingen bevoegd is om zich uit te spreken over de vraag of het ontslag van mevrouw Bali al dan niet geldig is. Ik citeer uit de brief: Deze Raad is een administratieve rechtbank waarvan de uitspraken vatbaar zijn voor beroep bij de Raad van State. De Raad voor Verkiezingsbetwistingen zal zich enkel uitspreken zo hij wordt gevat door een vordering van een belanghebbende. Bij een dergelijke vordering kan dus beslist worden over het ontslag van de districtsschepen en, zo dat wordt gevraagd, zal de Raad zich ook uitspreken over de aanstelling van de opvolger. Indien de Raad zou beslissen dat de installatie van de opvolger ongeldig is wegens ongeldigheid van het ontslag van de districtsschepen, moet mevrouw Bali terug in het districtscollege worden opgenomen. Tot slot deelt de gouverneur nog mee dat haar inziens noch een procedure bij de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, noch een gerechtelijke procedure wegens valsheid in geschrifte, de verdere afhandeling van het ontslag en de opvolging van mevrouw Bali in de weg staan.
Mevrouw Bali bezorgde, eveneens op 20 januari, via haar advocaat ook een brief aan de voorzitter van de districtsraad waarin zij formeel meldt dat zij geen ontslag nam en dat zij de bij de voorzitter ingekomen ontslagbrief niet ondertekende of iemand machtigde die te bezorgen. Zij deelt tevens mee klacht in te dienen bij de onderzoeksrechter tegen degenen die deze toestand hebben bewerkt. Eén dag later, op 21 januari 2010, tekende zij beroep aan bij de Raad voor Verkiezingsbetwistingen en diende zij ook een klacht met burgerlijkepartijstelling in bij de onderzoeksrechter.
Op 24 januari 2010 bezorgde de administrateurs-generaal van het Agentschap Binnenlands Bestuur mij een geactualiseerde nota. Het advies van de administrateurs-generaal was niet eensluidend met het advies van de gouverneur. Ik heb dan ook aan mijn administratie gevraagd om af te stemmen met de gouverneur en haar diensten, op basis van het onderzoek van alle elementen van het dossier, met inbegrip van de nieuwe feiten, namelijk de klacht voor de Raad van de Verkiezingsbetwistingen en de klacht met burgelijkepartijstelling. Ik heb dus inderdaad overleg gevraagd om een standpunt te bepalen. De diensten van de gouverneur zijn ook de diensten van de minister van Binnenlands Bestuur. Het vormt één administratie.
Ten gevolge van die contacten en van de onderlinge afstemming is de gouverneur op die brief teruggekomen. De vraagsteller heeft die geciteerd. In een aan het districtsbestuur van Borgerhout gerichte brief van 25 januari 2010 heeft de gouverneur erop aangedrongen de behandeling van het agendapunt betreffende het ontslag en de opvolging van mevrouw Bali te verdagen. In die brief wijst de gouverneur erop dat op 21 januari 2010 bij de Raad voor Verkiezingsbetwistingen een beroep is ingediend en dat mevrouw Bali op 20 januari 2010 bij de rechtbank van eerste aanleg klacht met burgerlijke partijstelling heeft ingediend omwille van valsheid in geschrifte, het gebruik van een vals stuk en misbruik van vertrouwen. Mevrouw Bali betwist overduidelijk dat ze ontslag heeft genomen. Ze staaft dit met behulp van een grafologisch onderzoek. De Raad voor Verkiezingsbetwistingen vergadert op 16 februari 2010. Mijns inziens zou het van goed en voorzichtig bestuur getuigen op deze vergadering te wachten.
In het burgerlijk recht geldt in dit verband een duidelijke regel. Indien iemand een handtekening ontkent, moet diegene die zich erop beroept bewijzen dat het om de handtekening van de betrokkene gaat. Mevrouw Bali heeft, weliswaar met behulp van een door haar aangesteld grafoloog, aangetoond dat het geschrift op de briefomslag niet het hare is. Ze stelt dat ze de voorzitter geen brief heeft bezorgd.
De voorzitter van de districtsraad beschikt over een geschreven stuk, maar de betrokkene verklaart die brief niet te hebben geschreven of ondertekend. Ze betwist de handtekening en ze stelt de brief niet te hebben bezorgd. Het lijkt me dan ook voorzichtig de uitspraak van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen af te wachten.
Ik ben het eens met de heer Kennes. Ook in dit geval zal een reparatie van het decreet nodig zijn. Ten gevolge van een vergetelheid is de kruisverwijzing naar het artikel dat voor de verkiezingen van schepenen geldt niet van toepassing op de districten. We hebben het hier al eerder gehad over de punten in het decreet die nog moeten worden hersteld. De administratie is hier een lijst van aan het maken. Ik heb me voorgenomen dit allemaal in een keer te doen. Het is niet de bedoeling telkens weer ad hoc reparatiedecreten op te stellen. Dit is in elk geval een van de punten die daarbij aan bod moeten komen. Op dit punt heeft de heer Kennes gelijk: dit is destijds aan de zorgen van de decreetgever ontsnapt.
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : Ik dank de minister voor zijn antwoord. Het is jammer dat dit destijds door de mazen van het regelgevend net is geglipt. Nu zien we tot wat voor lastige situaties dit kan leiden.
Het is niet aan mij uitspraken over de geldigheid van handschriften te doen. Ik zal dit in deze commissie proberen te vermijden. Het is een delicate zaak. Er is geen vermoeden van onschuld, maar een vermoeden van schuld. Het gaat hier om het misbruiken van andermans handschrift en dergelijke. De persoon die zou opvolgen, kan dit niet doen ten gevolge van een klacht van de nog zetelende persoon. Die klacht is gebaseerd op een vermoeden van schuld van de opvolger of van de persoon die het ontslag heeft ingediend. Dit hoeft niet noodzakelijk de opvolger zelf te zijn: het kan om om het even wie gaan.
Ik hoop dat de Raad voor Verkiezingsbetwistingen op 16 februari 2010 een wijze uitspraak over deze lastige situatie zal doen. Ik zal hier niet op vooruitlopen, ik wil me niet op vooronderstellingen baseren. Ik ben enkel ongerust dat een uitspraak in een bepaalde richting bij de Raad van State zou kunnen worden aangevochten. Hierdoor zouden we in een oneindig proces van woord en wederwoord terechtkomen. In dat geval zouden we niet van een goede afhandeling van het dossier kunnen spreken.
Het standpunt van mijn partij is duidelijk. Ik wil daar echter geen misbruik van maken. Het feit dat mevrouw Bali dit aanvecht, is op het vermoeden van schuld van iemand anders gebaseerd. Vanuit bestuurlijk oogpunt is dit niet zo correct.
Ik kan begrip opbrengen voor het feit dat de administratie en de gouverneur verschillende meningen hebben en tot onderlinge afstemming trachten te komen. Indien dit tot een carrousel zonder oplossingen zou leiden, zouden we niet goed bezig zijn.
De voorzitter : De heer Wienen heeft het woord.
De heer Wim Wienen : Ik heb nog een bijkomende vraag. Indien ik het goed heb begrepen, zal de Raad voor Verkiezingsbetwistingen zich over de echtheid van de brief en over het handschrift van mevrouw Bali uitspreken. De heer Caron heeft er al op gealludeerd dat hierna mogelijk nog een procedure bij de Raad van State zal volgen. De Raad van State kennende, zou dit een tijdje kunnen duren. De gemiddelde tijdsduur om een uitspraak te krijgen, bedraagt 2 tot 3 jaar. Op dat ogenblik is de legislatuur natuurlijk voorbij. Ik zou dan ook graag weten hoe het verder zal gaan met het bestuur in Borgerhout.
De voorzitter : De heer Vanden Bussche heeft het woord.
De heer Marc Vanden Bussche : Ik sluit me volledig aan bij het antwoord van de minister. Juridisch gezien, moet de handtekening dermate onbetwistbaar zijn dat hierover geen betwisting mag ontstaan. Daarover moet er uitsluitsel zijn. Ik verwijs in dit verband naar de benoemingen van de burgemeesters. Indien er een strafrechterlijke klacht is, wordt de benoeming uitgesteld tot het tegendeel is bewezen. Volgens mij moet hier op gelijkaardige wijze worden gehandeld.
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : Ik wil er even op wijzen dat er een verschil is tussen een handtekening en een handschrift op een enveloppe. Ik wil dat niet verder uitdiepen. De argumenten zijn hier van een lichtheid die de ondraaglijkheid benadert.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Ik heb geen enkele uitspraak gedaan. Ik heb me steeds in de voorwaardelijke wijs uitgedrukt. Ik heb getracht alle elementen op te lijsten. Ik weet dat het om een delicate zaak gaat.
Ik betreur dat er geen sluitende procedure is. Wat de heer Kennes heeft aangekaart, is van groot belang. Indien er een sluitende procedure zou zijn, zouden we voor eventueel gesloten akkoorden een regeling hebben die niet voor betwisting vatbaar is. Ik kan enkel vaststellen dat de betrokkene verklaart de ontslagbrief niet te hebben getekend en het ontslag niet schriftelijk aan de voorzitter van de districtsraad te hebben meegedeeld. Volgens artikel 49 is dit vereist.
Dat is de situatie. In een rechtsstaat kan bij de Raad voor Verkiezingsbetwistingen een procedure aanhangig gemaakt worden. Daarna kan bij de Raad van State een volgende stap worden gezet. De Raad van State moet dan binnen 60 dagen een uitspraak doen. Dit valt niet onder de klassieke procedures. Er is geen termijn van verval. In verband met verkiezingszaken moet de Raad van State op vrij korte termijn tot een uitspraak komen. De procedure duurt geen 6 of 7 jaar, zoals bij betwistingen van administratieve rechtshandelingen.
De feiten zijn gekend. De voorzitter van de districtsraad heeft een brief ontvangen. De persoon van wie die brief zou uitgaan, ontkent ten zeerste dat het om een brief van haar hand gaat of dat ze die brief zou hebben verstuurd. We moeten met die feiten omgaan. In het licht van een aantal principes lijkt het me aangewezen dat de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, die hiervoor is aangesteld, deze zaak oplost. Daarna kan nog een beroep bij de Raad van State volgen.
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : Ik leg me uiteraard neer bij de procedure die moet worden gevolgd. Indien een beroep bij de Raad van State wordt ingesteld, hoop ik dat we binnen 60 dagen een duidelijke uitspraak krijgen. Op zich is de Raad voor Verkiezingsbetwistingen niet bevoegd om zich over de echtheid van een handtekening uit te spreken. Dit is zeker het geval indien tegelijkertijd een burgerlijke rechtszaak loopt. We kunnen in een lastig parket terechtkomen. Er is geen jurisdictie.
Ik ben geen jurist. Ik hoop dat het gezond verstand, de wijsheid en de geest van het Gemeentedecreet in alle mogelijke procedures zullen zegevieren.
De voorzitter : Het incident is gesloten.