Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vergadering van 11/02/2010
Vraag om uitleg van de heer Wilfried Vandaele tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken, over de aangekondigde plannen en studies betreffende de fusie van de zeehavens van Zeebrugge en Oostende
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Minister, op 25 januari sprak u in het Oostendse Kursaal de genodigden op de Voka-nieuwjaarsreceptie toe. U had het onder meer over de klemtonen die u graag gelegd wilt zien bij de ontwikkeling van de Oostendse haven. U verklaarde daar ook voorstander te zijn van de samenwerking tussen de havens van Oostende en Zeebrugge. Ook professor Allaert van de Universiteit Gent pleitte op de persconferentie van 21 januari over de Bedrijfseconomische slagkracht van Oostende en zijn Maritime Industrial Development Area voor een samenwerking tussen de havens.
Op 8 maart 2007 werd de eerste rondetafel voor de havensector georganiseerd. Dat betekende meteen het officiële startschot voor Flanders Port Area. Flanders Port Area is een eerste aanzet om het beleid van de havens te stroomlijnen aan de hand van samenwerking over concrete projecten. Er werd besloten om Flanders Port Area als strategisch actieprogramma voor de sector uit te bouwen over tien subthemas.
Op 31 januari 2008 kwam er een basistekst tot stand. Daarin lezen we onder meer over een aantal initiatieven die zullen worden genomen om te komen tot een gemeenschappelijke achterlandstrategie. Op 16 maart 2009 vond de tweede rondetafel van Flanders Port Area plaats. Die maakte een stand van zaken op van de uitgevoerde, de lopende en de nog te starten acties. Uiteraard kwam dit ook aan bod tijdens de bespreking van de beleidsnota Mobiliteit en Openbare Werken en van de begroting.
Intussen beweegt er een en ander in Zeebrugge en Oostende. We lezen daar vaak over in de pers, en we hoorden ook uw verklaring in Oostende.
Minister, wat is de stand van zaken van de initiatieven die worden genomen om te komen tot een gemeenschappelijke achterlandstrategie, zoals geformuleerd in de basistekst van Flanders Port Area?
Zoals aangegeven zou de vernieuwde aanpak van het Flanders Port Area-concept voor deze legislatuur in de komende maanden uitgewerkt en voorgesteld worden. Wie is hiermee bezig? Op basis van welke studies en/of overlegmomenten met de sector gebeurt dat? Welke timing wordt hier vooropgesteld?
Hoe beoordeelt u de ontwikkelingen in Zeebrugge en Oostende? Pleegt u overleg met de havenbesturen van Zeebrugge en Oostende?
Zal de Vlaamse Regering de havenbesturen ondersteunen bij deze oefening? Zijn bepaalde studies en onderzoeken die in voorbereiding zijn, bijvoorbeeld de gemeenschappelijke achterlandstrategie, bruikbaar voor dit dossier? Worden er pilootprojecten en pilootacties op het getouw gezet?
De voorzitter : De heer Penris heeft het woord.
De heer Jan Penris : Mijnheer Vandaele, ik denk dat u twee dossiers door elkaar haalt. Er is het dossier van Flanders Port Area dat meer dan deze twee havens betreft. Ik sta daar sceptisch, maar welwillend tegenover. Ik vind dat we dat breder moeten bekijken dan Flanders. Als we weten dat Gent heel goed samenwerkt met Vlissingen, dan denk ik dat de scope van Flanders Port Area misschien al groter moet zijn dan Flanders alleen.
Wanneer u het vandaag hebt over de fusie van Oostende en Zeebrugge, dan wordt het wat concreter. Ik denk dat de betrokken havenbesturen, of althans de politici die deze havens besturen, ook eens duidelijk moeten aangeven of ze al dan niet voorstander zijn van zon fusie. Als ze voorstander zijn, dan ziet het hele verhaal er wellicht anders uit dan nu. Ik ben geen voorstander van grote fusies binnen het Vlaamse areaal, al was het maar omdat ik een aanhanger ben van de hanzeatische traditie die erin bestaat dat elke gemeente in deze haar verantwoordelijkheid moet nemen. Dat is ook altijd de kracht van ons havenlandschap geweest. Wij hebben altijd veel kleine, elkaar vaak op een eerlijke en scherpe manier beconcurrerende havengemeenschappen gehad, en dat was altijd in het voordeel van de klant.
Als Oostende en Zeebrugge vandaag aangeven dat ze willen fuseren, dan is dat een nieuwe werkelijkheid waar we rekening mee moeten houden. Ik heb dat signaal echter nog niet opgevangen.
De voorzitter : De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe : Mijnheer Penris, hoe meer het landschap versnipperd geraakt, hoe liever men het heeft, lijkt het wel. Het lijkt me best dat men samenwerkt. Voor zover ik weet, zijn de politici in Brugge en Oostende daar geen tegenstander van.
De voorzitter : De heer de Kort heeft het woord.
De heer Dirk de Kort : In het verleden is er vaak gesproken over de complementariteit van de havens. Er is toen ook onderzocht of er geen samenwerkingsverbanden tot stand konden komen, al was het maar op het vlak van de containertrafiek. Toen bleek ook het Europees kader van belang. Met de plannen die er nu zijn tussen Oostende en Zeebrugge is dat kader interessant.
Als er wordt gesproken over fusies, dan blijkt vaak dat onderliggende problemen aan de oorsprong liggen. Zo was er sprake van dat de Vlaamse Gemeenschap de Oostendse vishaven zou overnemen omdat die failliet was. Gaat het hier dan niet veeleer over het failliet van het Oostendse havenbeleid waarbij Zeebrugge ter hulp moet snellen?
De voorzitter : Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits : Mijnheer Vandaele, u hebt zelfs de tekst van mijn toespraak gekregen.
De heer Penris heeft een punt dat er een verschil is tussen Oostende en Brugge, al dan niet vermeend. Ik vind niet dat een minister zich daar moet in mengen. Ik kan zeggen dat ik voor alle samenwerking ben. Er is een verschil tussen dit en wat nu een doorstart moet krijgen in het kader van Flanders Port Area.
Mijnheer Vandaele, u verwijst naar de studie Gemeenschappelijke Hinterlandstrategie Vlaamse Zeehavens die vertrekt vanuit het uitgangspunt dat om nog beter te kunnen samenwerken tussen onze zeehavens inzake goederenstromen naar het achterland, er eerst een zo duidelijk mogelijk zicht moet zijn op de gemeenschappelijke elementen in de achterlandstrategieën van de individuele havens.
De studie had eigenlijk als doel een kader naar voren te brengen waarbinnen de samenwerking op dit vlak geënt kon worden. Als het gaat over de ontsluiting via het hinterland, hebben ze een aantal gemeenschappelijke belangen.
Uit de studie is onder meer gebleken dat het achterland van onze Vlaamse havens niet bestaat uit de traditionele concentrische cirkels, maar veeleer uit een lappendeken van niet-aaneengesloten afzetgebieden binnen Europa. Op basis van onderzoek werd een mogelijke vervolgaanpak voorgesteld en werd een aantal aanbevelingen naar voren gebracht. Deze aanpak en aanbevelingen moeten nog verder besproken worden.
Wat Flanders Port Area betreft, is het Vlaams regeerakkoord zeer duidelijk: De Vlaamse overheid stimuleert vanuit het Flanders Port Area-project op een realistische wijze de verdere samenwerking tussen de havens. We geven prioriteit aan de terreinen waar gemeenschappelijke initiatieven een meerwaarde kunnen betekenen. De lokale verankering van de havens wordt daarbij niet in vraag gesteld.
Onze vier Vlaamse zeehavens zijn concurrenten, maar zij kunnen hun eigen positie ten opzichte van de buitenlandse concurrentie versterken door hun krachten beter te bundelen. Op een aantal vlakken, zoals de verankering van de rol van onze havens als duurzame knooppunten in logistieke netwerken, de versterking van de concurrentiepositie in de Hamburg-Le Havre-range of de versteviging van het maatschappelijk draagvlak, kunnen schaalvoordelen worden gerealiseerd.
Om die samenwerking vorm te geven, heeft de vorige regering het samenwerkingsplatform Flanders Port Area uitgewerkt. Daarmee werd door de Vlaamse overheid ondersteuning geboden aan de dynamiek van onze Vlaamse zeehavens, door een samenwerking met de havenbesturen en met de privésector. Laat me duidelijk zijn: Flanders Port Area zal worden voortgezet, en verbreed en verdiept, als het netwerk van en voor de volledige havensector. Het is de bedoeling dat er wordt gewerkt aan een aantal concrete doelstellingen. De methodiek van het netwerk is tweeledig. Het is de bedoeling om de betrokkenheid en participatie van de volledige havensector in relevante aspecten van het Vlaamse beleid nog sterker te maken. Bovendien wordt een netwerk aangeboden, waarin over bepaalde themas en projecten kan worden samengewerkt. Samenwerking en overleg zijn bijzonder belangrijk, dat weet u.
De verdere voorbereiding van die doorstart van Flanders Port Area wordt door mij aangestuurd. Over de krijtlijnen van die doorstart ik heb daarnet drie themas aangegeven heb ik heel recent overlegd met de verantwoordelijken van de vier havenbedrijven. Er is een consensus over de hoofdlijnen van de verdere aanpak. Die worden op dit ogenblik voort uitgewerkt in concrete projecten en actieplannen. De eerste taskforce van het hernieuwde Flanders Port Area zal er begin maart van dit jaar zijn, binnen een goede anderhalve maand.
Daarmee ben ik gekomen tot de concrete vragen over de liefde tussen Zeebrugge en Oostende. Vanuit het Vlaamse havenbeleid wordt toch al enkele jaren gewezen op het vitaal belang van samenwerking tussen de Vlaamse havens. Dat uitgangspunt ligt onder meer ook mee aan de basis van het initiatief Flanders Port Area. In het regeerakkoord wordt gesproken over de eigenheid van elke haven. Ondanks die eigenheid is niemand alleen in staat oplossingen uit te werken voor de uitdagingen die rijzen. Zoals in elke relatie is er echter het meeste kans op welslagen als men elkaar goed leert kennen voor men wederzijdse engagementen aangaat. Ik vind het goed dat in alle rust de tijd wordt genomen om de bedrijfseconomische, organisatorische en andere mogelijke consequenties van zon nauwere samenwerking in kaart te brengen. Mijnheer Vandaele, ik weet dat daarover gesprekken worden gevoerd, maar laat me duidelijk zijn: als bevoegd minister ben ik geen partner in die gesprekken. Ik ben al evenmin een partner in die voorbereidingen, en ik vind dat ook goed zo.
U hebt me gevraagd of de Vlaamse Regering de havenbesturen zal ondersteunen. Er zijn in het verleden allerlei studies verricht over de samenwerking in het kader van Flanders Port Area. Als die de samenwerking kunnen versterken, mij niet gelaten, maar dat geldt net zo goed voor de samenwerking tussen Antwerpen en Zeebrugge, of een samenwerking tussen Zeebrugge en Gent, of tussen Gent en Antwerpen. Alles wat bestaat, kan worden gebruikt. Het studiewerk dat destijds is verricht voor een gemeenschappelijke achterlandstrategie, is daar een mogelijk voorbeeld van. Het is nuttig die studie eens te bekijken. Ze geeft een aantal indicaties over de complementariteit van het achterland van die beide kusthavens. Ze bevat dus interessant materiaal, dat zou kunnen worden gebruikt. Laat me echter duidelijk zijn: de havens hebben nog geen enkele vraag gesteld naar een mogelijke ondersteuning van een samenwerking of het opzetten van pilootprojecten. Uiteraard hoef ik dus nog niet na te denken over een antwoord, want er zijn ter zake nog geen vragen gesteld.
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Minister, ik dank u voor uw duidelijke antwoord. Als ervaringsdeskundige weet u natuurlijk dat liefde in allerlei vormen en variëteiten bestaat. Ik begrijp dat u alleszins niet als Cupido wilt fungeren tussen Oostende en Zeebrugge, dat u de pijlen in de koker houdt.
Er werd gezegd dat de visie van Flanders Port Area en de samenwerking tussen Zeebrugge en Oostende uit elkaar moeten worden gehouden. Dat kan wel zijn, maar als er een samenwerking komt tussen havens, moet dat mijns inziens passen in het ruimere kader dat de Vlaamse Regering al heeft opgezet. Maar goed, ik vind het een helder antwoord. Als ik het goed begrijp, wachten we tot de beide havens zich tot u richten, om op uw hulp en ongetwijfeld ook op uw liefde te kunnen rekenen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.