Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Decreetsevaluatie, Inburgering en Toerisme
Vergadering van 23/02/2010
Vraag om uitleg van mevrouw Linda Vissers tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de mogelijke subsidiëring van minaretten, en dit naar aanleiding van de recente bouw van een minaret door een door de Vlaamse overheid erkende moskee
De voorzitter : Mevrouw Vissers heeft het woord.
Mevrouw Linda Vissers : Voorzitter, minister, geachte leden, de islamisering van Limburg, Vlaanderen en Europa is onheilspellend en neemt steeds grotere proporties aan. Na onder meer het gescheiden zwemmen in onze zwembaden en halal voedsel in onze scholen, wil de moslimgemeenschap ook het straatbeeld in onze steden en gemeenten islamiseren. Vorig jaar bleek ter gelegenheid van een Zwitsers referendum nog dat er bij de bevolking geen enkel maatschappelijk draagvlak bestaat voor de bouw van minaretten. Toen sprak 57 percent van de Zwitserse bevolking zich uit voor een verbod op de bouw van minaretten. Dat getuigt van gezond verstand. Trouwens, een opiniepeiling op de website van De Standaard heeft aangetoond dat ook in Vlaanderen een grote meerderheid van de bevolking voorstander is van een minarettenverbod.
De bouw van een minaret is een politiek statement. De bouw van een minaret door een moskee is een uiting van de niet-integratie in onze samenleving en staat symbool voor het islamimperialisme en de islamisering van onze samenleving. Het is onaanvaardbaar dat de Vlaamse belastingbetaler financieel moet opdraaien voor de bouw van een minaret door een moskee.
Een erkende moskee die recent een minaret heeft gebouwd, werd in mei 2009 door toenmalig Vlaams minister van Binnenlands Bestuur Keulen erkend, wat voor de moskee natuurlijk de weg opende naar subsidiëring met Vlaams en provinciaal belastinggeld. Uit het erkenningsdossier blijkt dat deze moskee in haar financiële planning een buitengewone provinciale toelage van 10.000 euro heeft opgenomen, die de tekorten in de werking van de moskee moet dekken, onder meer veroorzaakt door de bouw van de minaret. De vermoedelijke kostprijs van de minaret zou 75.000 euro bedragen. Bovendien kan de moskee mogelijk ook rekenen op financiering via het Vlaams Bouwfonds.
Minister, hebt u inmiddels al aanvragen van moskeeën binnengekregen voor een subsidiëring van de bouw van minaretten door het Vlaams Bouwfonds? Kan een moskee provinciale subsidies gebruiken om de bouw van een minaret te financieren? Als de werkingstekorten van een moskee onder meer worden veroorzaakt door de constructie van een minaret, moet de provincie dat tekort dan bijpassen? Hebben er inmiddels nog andere erkende moskeeën dan de genoemde Yesil Camiimoskee aangekondigd een of meer minaretten te zullen bouwen? Hebt u contacten gehad met de betrokken moskee in Houthalen-Helchteren met betrekking tot de bouw van de minaret? Welk standpunt hebt u daarbij ingenomen?
De voorzitter : De heer Dehandschutter heeft het woord.
De heer Lieven Dehandschutter : Voorzitter, minister, geachte leden, mevrouw Vissers, de teneur van uw vraag doet me de haren ten berge rijzen. Ik kan er eigenlijk niet goed bij. Ik voel me net alsof ik door de teletijdmachine van professor Barabas wordt teruggeworpen in de tijd van de godsdienstoorlogen. Ik voel me in de schuilkerk Ons Lieve Heer op Solder in Amsterdam. Daar we zullen de rollen eens omkeren moesten de katholieken hun godsdienst beleven op een zolder, in het geheim, omdat ze door het onverdraagzame protestantisme zoals dat zich toen manifesteerde, werden vervolgd. Daarbij werden sinterklaasmarkten en Sinterklaas verboden door de protestanten en was ook sprake van een Beeldenstorm.
Ik kan eenvoudigweg niet begrijpen dat in de 21e eeuw met verstandige en ontwikkelde mensen in Vlaanderen op een dergelijke wijze wordt omgegaan met de culturele en religieuze diversiteit in onze samenleving. Er moet daarbij een onderscheid worden gemaakt tussen de privécultuur en de privébeleving van godsdienst en de publieke cultuur. Als N-VA proberen wij dat onderscheid goed naar voren te brengen. We moeten op een volwassen manier en met zelfvertrouwen omgaan met de multireligiositeit in onze samenleving, die binnen bepaalde perken moet kunnen worden beleefd. Er zijn grenzen aan. (Opmerkingen van de heer Joris Van Hauthem)
Wel, ik zal een paar voorbeelden geven. Mevrouw Vissers had het over het gescheiden zwemmen. Sint-Niklaas heeft daar even mee geëxperimenteerd. We zijn daarop teruggekomen. Dat er echter tempels zijn voor het beleven van geloof, die worden gebouwd volgens de eigen overtuiging, waarom niet? Er kunnen redenen toe zijn dat men daar geen muezzin een oproep tot het gebed moet laten doen die 5 kilometer ver kan worden gehoord. In sommige steden en gemeenten laat men ook de klokken wat minder lang of wat minder luid luiden.
De voorzitter : De heer Kennes heeft het woord.
De heer Ward Kennes : Uiteraard ben ik ook geïnteresseerd in het antwoord van de minister op de vragen over de financiering. Goed, dat zullen we zo dadelijk horen.
Ik ben echter toch ook gevallen over de inleiding. Er wordt geponeerd dat een minaret sowieso een politiek statement is. Er wordt geen marge voor gelaten dat een minaret voor de ene iets kan betekenen en voor de andere iets anders. De geschiedenis, van de oudheid tot nu, leert ons dat gebedshuizen altijd bepaalde vormen aannemen. In diverse religies is dat vaak gebonden aan de cultuur waarin ze zijn ontstaan. Dat wordt dan later verspreid en dan krijgen we hier soms ook pagodes, wat duidelijk terug te voeren is op Zuidoost-Azië. Als we denken aan een moskee, krijgen we daar spontaan het beeld bij van een koepel en een minaret. Er zijn moskeeën die veeleer de vorm van een garage aannemen, omdat ze daar ooit zijn opgericht. Bij een orthodoxe kerk denken we ook aan koepels en een kruis daarboven. Elk gebedshuis heeft een eigen, typische verschijningsvorm. We moeten dat dan ook niet dramatiseren en stellen dat elke minaret een politieke betekenis heeft.
Sowieso gelden er in Vlaanderen normen qua ruimtelijke ordening. Die gelden uiteraard ook bij het bouwen van een moskee. Of men nu een gebouw met een publieke functie wil bouwen of iets louter privé, de ruimtelijke ordening moet uiteraard in elk geval worden gerespecteerd. Als blijkt dat op een bepaalde plaats de bouwhoogte beperkt is of er geen torens of zo kunnen, dan is het ook maar normaal dat dit daar wordt afgekeurd.
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : Voorzitter, ook ik wil mijn diepe afkeer voor de toon van deze vraag om uitleg uiten. Het is alsof we leven in een inquisitie van de 21e eeuw. In die zin is het geen teletijdmachine, maar een toekomstperspectief dat ons moet doen huiveren. Mevrouw Vissers, leven we in een samenleving die islamiseert, zoals u dat dan noemt? Wel, we evolueren naar een pluralistische samenleving: zoveel is zeker. We evolueren naar een samenleving waar diverse vormen en diverse religies naast en met elkaar zullen bestaan, vooral met elkaar. Er zijn nog landen in de wereld die aantonen dat het samenleven met elkaar wel harmonieus kan. Zelf ben ik geen moslim, maar ik vind wel dat we in onze westerse samenleving het respect voor elke religie en de vrijheid van iedereen om zijn religie te beleven, rekenen tot de basiswaarden van onze rechten en vrijheden. Ik ga ervan uit dat dit geldt voor elke persoon, zowel in zijn individuele leven als in zijn collectieve beleving. In die zin zijn religieuze gebouwen een deel van ons straatbeeld aan het worden. Gelukkig maar is dat ook pluralistisch.
Minister, ik ben blij dat er een regelgeving is. Ik zou op een aantal vlakken graag nog meer regelgeving en beleid zien ten opzichte van religies. Bijvoorbeeld op het vlak van de imamopleiding in Vlaanderen schieten we tekort. Het beleid ten aanzien van diversiteit en religies kan de inbedding van die diversiteit in onze westerse samenleving vergemakkelijken. Sommigen hebben het dan over een Europese versie van een bepaalde religie. Regelgeving en beleid maken dat ze leefbaar zijn naast elkaar, maar ook geïntegreerd in onze samenleving.
De voorzitter : De heer Vanden Bussche heeft het woord.
De heer Marc Vanden Bussche : Ik vind dat een minaret in een wereldstad moet kunnen.
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Als sommige collegas aanstoot nemen aan de toon van de vraagsteller, dat is dan hun goed recht. Het is ook ons goed recht om die vragen te stellen.
Mijnheer Dehandschutter, u moet me nu eens uitleggen waar u de grens legt. Het is altijd heel merkwaardig. Er zijn mensen die een bepaalde partij aanvallen en zeggen: dat is onverdraagzaam! Tegelijkertijd zeggen ze: een muezzin kan voor ons niet. Daar ligt voor u de grens. U trekt dus ook grenzen. Vanuit uw filosofie is waar u de grens trekt, aanvaardbaar. Als wij de grens een beetje dichter willen leggen, is die onaanvaardbaar. Als we zo voortdoen, mijnheer Dehandschutter, wanneer u zegt dat hier de grens ligt, is er binnen 5 jaar wel iemand die zegt: mijnheer Dehandschutter, u bent een zeer onverdraagzaam iemand.
U moet me eens zeggen hoe u pluralisme, diversiteit, integratie en dergelijke begrippen in elkaar past. Ik weet dat niet meer, hoor.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Collega, het antwoord op uw eerste en vierde vraag is neen. Het antwoord op uw tweede vraag staat in het decreet op de erediensten. U weet dat er een subsidie komt als er een door de provincieraad goedgekeurd meerjarenplan is.
Wat uw derde vraag betreft, heb ik weet van één meerjarenplan, namelijk in Heusden-Zolder, van Selimiye Camii, dat is goedgekeurd door de provincieraad van Limburg op 18 maart 2009. Daarin zijn kredieten opgenomen voor de bouw van een koepel en een minaret in 2012.
De heer Joris Van Hauthem : Voor de rest heeft de minister geen mening.
De voorzitter : Mevrouw Vissers heeft het woord.
Mevrouw Linda Vissers : Dat antwoord is helemaal niet voldoende. Ik begrijp u niet meer, mijnheer de minister. Ofwel wilt u hierop geen antwoord geven, ofwel weet u het niet. Ik durf het woord niet zeggen wat u dan bent.
Minister Geert Bourgeois : Wilt u eens zeggen op welke vraag ik niet antwoord?
Mevrouw Linda Vissers : De heer Dewinter heeft op 2 december in de plenaire vergadering een vraag gesteld over de subsidiëring van de bouw van minaretten. U hebt toen geantwoord: De tekorten van de werkingskosten worden gedragen door de provincies. Er zijn tot nu toe 17 erkende moskeeën in Vlaanderen. Er is geen enkele aanvraag ingediend om een betoelaging in de werkingskosten te krijgen. Er is dus nog geen enkele euro uitbetaald.
Dat was een antwoord van u van 2 december. Enkele dagen later kreeg de heer Dewinter een antwoord op een schriftelijke vraag. Ik citeer de heer Dewinter: Eens erkend, kan de moskee jaarlijks aanspraak maken op een bijpassing van hun werkingstekort door de provincie. De minister antwoordde dat 6 erkende moskeeën in 2009 provinciale subsidies ontvingen voor een totaal bedrag van 254.220 euro.
Waarom antwoordt u in december dat er nog geen enkele euro is uitgegeven en een paar dagen later dat er 250.000 euro is uitgegeven? Morgen wordt de vraag gesteld in de provincieraad van Limburg of die moskee in Houthalen-Helchteren subsidies zal krijgen voor de bouw van de minaret met ons belastinggeld, namelijk 75.000 euro. Ik hoop dat daar de bevoegde gedeputeerde wel een fatsoenlijk antwoord zal geven, in ieder geval een beter dan ik vandaag van u heb gekregen.
De voorzitter : Die vragen moet u op provinciaal niveau stellen.
De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Het antwoord toont het cynisme van de minister aan, uitgerekend een N-VA-minister, die toch lid is van een partij die de nadruk legt op identiteit en misschien in een en ander een bedreiging ziet. Als men als N-VA-minister zo denigrerend antwoordt, dan weten we wat we aan de N-VA hebben.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Voorzitter, dat zijn replieken die ik niet neem. Ik antwoord uiterst correct op elke vraag. U mag mij confronteren met een antwoord dat niet correct zou zijn.
Ik antwoord op uw eerste vraag correct neen, alsook op uw vierde vraag. Bewijs me het tegendeel. Het antwoord op uw tweede vraag staat in het Eredienstendecreet, dat u geacht wordt te kennen. Op uw derde vraag geef ik een correct antwoord, namelijk dat er één meerjarenplan is gekend bij mijn weten in de provincie Limburg voor de bouw van een koepel en een minaret in 2012. Mijnheer Van Hauthem, zeg me waar daar cynisme in ligt.
Ik heb die schriftelijke vraag niet bij, maar ik denk dat u twee zaken verwart, mevrouw Vissers. Hier gaat het over de bouw van de minaret, maar de werkingssubsidies is een andere vraag. Ik vermoed dat u bewust twee zaken door elkaar haspelt. Ik zou heel graag hebben dat, als u zover gaat om mij ervan te betichten verkeerde antwoorden te geven, u me de schriftelijke vraag en het antwoord geeft zodat ik ze kan lezen. Ik word niet graag beschuldigd van niet-correct zijn, terwijl ik alles, ook bij vragen van uw fractie, correct probeer weer te geven. Ik neem geen insinuaties van u aan. Ik kan niet duidelijker antwoorden dan neen op uw eerste vraag. Moet ik daar dan een verhaal bij vertellen? Er zijn geen aanvragen binnen voor subsidiëring van de bouw van minaretten door het Vlaams bouwfonds voor religieuze gebouwen. Moet ik daar tien zinnen bij fabriceren? Dat is een correct en duidelijk antwoord.
De voorzitter : Het incident is gesloten.