Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Decreetsevaluatie, Inburgering en Toerisme
Vergadering van 02/02/2010
Interpellatie van de heer Stefaan Sintobin tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de kritiek van het Steunpunt Toerisme en Recreatie op de toeristische marketing van de Vlaamse overheid
Vraag om uitleg van de heer Johan Verstreken tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de dalende cijfers van het toerisme in Vlaanderen in 2009
Interpellatie van de heer Marnic De Meulemeester tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de sterke terugval van buitenlandse toeristen in Vlaanderen in 2009
Vraag om uitleg van mevrouw Els Robeyns tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de vaststelling van de coördinator van het Steunpunt Toerisme en Recreatie dat het toerisme in Vlaanderen een structurele achterstand heeft tegenover onze buurlanden
De voorzitter : De heer Sintobin heeft het woord.
De heer Stefaan Sintobin : Het krantenartikel waarop deze vier vragen zijn gebaseerd, dateert van een veertiental dagen geleden. Iedereen was echter geschrokken van de teneur van het artikel, zeker wat de krantenkoppen betreft. Ik heb professor Bryon ook nog op de radio gehoord. Hij heeft een en ander genuanceerd, maar het heeft toch mijn vraag in het parlement geïnspireerd. De titel was: Vlaanderen is onaantrekkelijk voor toeristen en Vlaanderen verzorgt zijn marketing barslecht. Jeroen Bryon stelt dat de toeristische sector niet is ontsnapt aan de gevolgen van de economische crisis zoals in de ons omringende lanen. In Vlaanderen is de terugslag groter dan in de buurlanden. We krijgen heel wat minder buitenlandse toeristen. Hij erkent wel dat het toerisme overal rake klappen gekregen heeft door de recessie, maar in Vlaanderen heeft hij de indruk dat er wat meer aan de hand is. Volgens Bryon doen een tweetal knipperlichten vermoeden dat we te kampen hebben met een structurele achterstand, en niet alleen met een recessie.
Vooreerst is er de bezettingsgraad van de hotels die met 22 percent is gedaald ondanks de sterk gedaalde prijzen. Een tweede evolutie is de aankomst van de toeristen. Volgens de cijfers was er in de eerste jaarhelft een verlies van 6,5 percent tegenover het jaar ervoor. Opmerkelijk hierbij is dat we beduidend slechter scoren dan Nederland en Duitsland. In Nederland is er een achteruitgang van 2,5 percent en in Duitsland van 4,3 percent. We verliezen een pak Britse min 19,5 percent en Japanse toeristen min 25 percent. In het artikel stond: Als men in Antwerpen nog een busje met Japanse toeristen tegenkomt, zou dat wel eens de laatste keer kunnen zijn. Het is scherp gesteld, maar stemt tot nadenken.
Belangrijk zijn de gevolgen die de heer Bryon eraan verbindt. Hij stelt dat hier in het parlement al verscheidene malen is gedebatteerd over de marketingstrategie van het toeristische beleid. We zijn altijd uitgegaan van drie uitgangspunten: de Vlaamse kust, de groene regios en het Kunststedenactieplan. De heer Bryon stelt dat er een marketingprobleem is zeker wat betreft het kunststedenbeleid en dat de steden en gemeenten zich moeten profileren op iets unieks, iets wat zij alleen hebben. Hij verwijst naar Brussel als wereldchocoladehoofdstad.
Voorts stelt hij dat ook op het vlak van innovatie de motor sputtert. Hedendaagse toeristen zijn uit op authentieke ervaringen met de plaatselijke bevolking. In tegenstelling tot onze buurlanden, is dit bij ons amper doorgedrongen en blijft men de platgetreden paden bewandelen, aldus Bryon.
Ook waarschuwt Bryon ervoor dat we de internetboot niet mogen missen. Veel buitenlandse organisaties hebben een duidelijke strategie om bezoekers aan het woord te laten op hun webstek. Drie negatieve punten, een marketingprobleem en we blijven zweren bij de drie grote themas zoals de Vlaamse kunststedenactieplannen of de groene regios. Of gaan we inderdaad op zoek naar iets unieks waarmee we onze steden, gemeenten en regios beter kunnen profileren?
Alles moet genuanceerd worden. U zult ongetwijfeld zeggen dat men niet alles moet geloven wat er in de kranten staat. Ik ben mij daarvan bewust, maar dit rapport was de aanleiding voor mijn vragen. Wat is uw reactie op deze kritische analyse van het Steunpunt voor Toerisme en Recreatie? Loopt er inderdaad iets verkeerd met het toeristisch marketingbeleid in Vlaanderen? Waar liggen de knelpunten? In welke mate zult u uw beleid bijsturen op basis van deze analyse? Het was toch een van de opdrachten van dit steunpunt om het beleid bij te sturen.
De voorzitter : De heer Verstreken heeft het woord.
De heer Johan Verstreken : Uit een studie van het Steunpunt Toerisme en Recreatie van de K.U.Leuven blijkt dat Vlaanderen onaantrekkelijk is voor toeristen. Ik betwijfel dat, want we beschikken hier toch over een uniek stukje Vlaanderen binnen weinig afstand. We kunnen gemakkelijk van de ene plek naar de andere. Iedereen die het ontdekt maakt mond-aan-mondreclame en we hebben echt veel troeven. De marketingstrategie moet misschien wel worden aangepakt. Ik kijk dan ook uit naar het antwoord van de minister.
In 2009 ontvingen we volgens de studie een pak minder buitenlandse toeristen en de prijzen van de hotelkamers kelderden. Een van de oorzaken zal wellicht de recessie geweest zijn, maar volgens het steunpunt hebben we een structurele achterstand, zowel op het vlak van de bezettingsgraad en het gemiddeld inkomen per hotelkamer als de aankomst van buitenlandse toeristen. Daar moet iets aan gedaan worden.
Volgens het Steunpunt Toerisme en Recreatie is deze achterstand te wijten aan een marketingprobleem. Onze steden profileren zich niet genoeg op hun unieke karakter. Ook op het vlak van innovatie kan het beter: hedendaagse toeristen zijn uit op authentieke ervaringen met de plaatselijke bevolking, iets waar we in Vlaanderen niets mee doen. De vraag kan worden gesteld of Brussel wel de chocoladehoofdstad moet zijn of Brugge omdat er een chocolademuseum is. Ik kan verschillende richtingen uit. Het is vooral van belang om de troeven en de lekkernijen als bier of chocolade uit te spelen overal in Vlaanderen en niet te beperken tot een stad of gemeente. Overal is er wel een lokale specialiteit. Visit Flanders moet anders worden aangepakt, met een verschillende visie voor de verre bestemmingen en de dichtbije bestemmingen.
Minister, wat is uw visie op de resultaten van de studie van het Steunpunt Toerisme en Recreatie? Hoe komt het volgens u dat ook de kunststeden, ondanks het Kunststedenactieplan, een dalend aantal toeristen kennen? Als ik op de trein zit, zie ik wel steeds meer buitenlanders richting Brugge of Gent gaan. Ook in Leuven was het druk dankzij het nieuwe museum. De bezettingsgraad was er gigantisch groot. Hoe moet men deze cijfers interpreteren? Wat zult u doen met de resultaten van de studie?
De voorzitter : De heer De Meulemeester heeft het woord.
De heer Marnic De Meulemeester : De wereldwijde groeitrend in toerisme werd afgeremd door de financieel-economische crisis. Het is al gezegd. De beleidsnota Toerisme 2009-2014 stelde al dat Vlaanderen in de eerste jaarhelft van 2009 een verlies van 6,5 percent ten opzichte van 2008 boekte. Uit zeer recent onderzoek van het Steunpunt Toerisme en Recreatie blijkt de teruggang in Vlaanderen in 2009 veel groter dan in de ons omringende landen. Vlaanderen doet het opvallend veel slechter dan Nederland min 2,5 percent en Duitsland min 4,3 percent . Vlaanderen zou in vergelijking met onze buurlanden meer Britse min 19,5 percent , Japanse min 25 percent en Amerikaanse toeristen verliezen min 6,9 percent. De vijf kunststeden deden het vorig jaar bijzonder slecht. Het aantal vakantiegangers daalde met 7,8 percent.
Het is wel opmerkelijk dat net het Steunpunt Toerisme en Recreatie studies verricht om het toeristisch beleid inzake de kunststeden te adviseren, terwijl het aantal vakantiegangers enorm achteruitgaat in deze steden. Ondanks het inzetten op onder meer het Kunststedenactieplan, het Kustactieplan, evenementenbeleid met internationale uitstraling en andere productlijnen, is Vlaanderen er niet in geslaagd om het verlies aan toeristen op het niveau van onze buurlanden te houden.
Hoewel de minister voor deze regeerperiode een nieuw Strategisch Plan voor Vlaanderen en financiële impulsprogramma's heeft aangekondigd, is het nu meer dan ooit tijd om noodzakelijke stappen te zetten. Het achterophinken van Vlaanderen wijt het steunpunt aan een marketingprobleem. Onze regio's en steden moeten niet alleen een scherper profiel krijgen, over de producten die ze nu aanbieden, denk hierbij bijvoorbeeld aan ondermeer het fiets- en wandeltoerisme maar moeten zich tevens profileren op iets unieks.
Zo stelt het steunpunt voor om met onze wereldbefaamde producten chocolade en bier uit te pakken. Concreter wordt voorgesteld om een wereldchocoladehoofdstad of wereldbierhoofdstad op de kaart te zetten.
In deze regeerperiode wordt het Internationaal Strategisch Marketingplan geëvalueerd en bijgestuurd. Het uitgangspunt bij deze bijsturing is terecht het opnieuw centraal stellen van de Vlaamse toeristische hoofdbestemmingen of macroproducten, de kunststeden, de kust en de Vlaamse regio's maar dat is duidelijk niet voldoende. De producten moeten scherper geprofileerd worden, en er moet ook ingespeeld worden op nieuwe producten zodat Vlaanderen voor de buitenlandse toeristen opnieuw aantrekkelijker wordt.
Het achterophinken van Vlaanderen vindt tevens zijn oorsprong in het niet ingaan op nieuwe trends. Da wordt eveneens bevestigd in het onderzoek van het steunpunt. Zo zouden hedendaagse toeristen volgens het steunpunt uit zijn op authentieke ervaringen met de plaatselijke bevolking. In het buitenland heeft men dat begrepen en wordt daar ingespeeld op de trend couch surfing, een op internet gebaseerd gastvrijheidsnetwerk. Vlaanderen blijkt hier nog niet van gehoord te hebben.
Minister, de enorme daling van het aantal buitenlandse toeristen tegenover onze buurlanden is zeer verontrustend. Welke specifieke initiatieven worden er genomen om Vlaanderen scherper te profileren en aantrekkelijker te maken om de terugval van buitenlandse toeristen tot een minimum te beperken en meer te concurreren met onze buurlanden?
Hoe staat u tegenover het voorstel van het Steunpunt Toerisme en Recreatie om in Vlaanderen meer op onze wereldbefaamde producten chocolade en bier in te spelen en om ons een sterker profiel aan te meten door een chocolade- en een bierhoofdstad te ondersteunen? Overweegt u dit voorstel in uw marketingbeleid op te nemen?
Overweegt u maatregelen om couch surfing te faciliteren en te promoten? Welke maatregelen zou u in dit verband eventueel willen nemen?
De voorzitter : Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Mevrouw Els Robeyns : Voorzitter, ik ben niet van plan alles te herhalen wat hier al is gezegd. Ik heb mijn vraag om uitleg om precies dezelfde redenen ingediend. Hier zijn al opmerkelijke uitspraken gedaan en conclusies getrokken. De economische crisis laat zich wereldwijd in de toeristische sector voelen. Dat is ook bij ons het geval. Op zich is dit niet zo verwonderlijk. Indien die terugval bij ons feller zou zijn dan in de buurlanden, moeten we natuurlijk alert zijn.
De coördinator van het Steunpunt Toerisme en Recreatie legt vooral de nadruk op innovatie en marketing en op het gebruik van de nieuwe media. De toeristische industrie evolueert zeer sterk. De wensen en de eisen van de toeristen evolueren permanent. Dat is een belangrijk aspect, waar de overheid in haar beleid voldoende aandacht aan moet schenken. Ik vond het dan ook belangrijk daarover een vraag om uitleg in te dienen.
Volgens de heer Bryon moeten we ons meer tot een specifiek doelpubliek durven richten. We moeten bepaalde niches meer durven aanspreken. Volgens de heer Bryon proberen we ons nu op alles en iedereen te richten.
Om dit doel te bereiken, zouden we de nadruk meer op marketing en innovatie en op het gebruik van de nieuwe media moeten leggen. Dat zijn in elk geval belangrijke aspecten van de discussie. Volgens de heer Bryon laat 65 percent van de toeristen zich inspireren door de informatie die andere toeristen op Facebook en op blogs plaatsen. Indien dat zou kloppen wat ik niet zeker weet , zouden we daar op een structurele manier aandacht aan moeten besteden.
Minister, bent u het eens met de conclusies die zijn getrokken? Wat is uw reactie? Welke wegen zijn in verband met marketing en innovatie al bewandeld? Welke wegen wilt u nog bewandelen?
De voorzitter : De heer Gatz heeft het woord.
De heer Sven Gatz : Voorzitter, aangezien ik geen lid van deze commissie ben, neem ik met enige terughoudendheid het woord. Ik wil het debat zeker niet tot één enkel aspect van de discussie verengen. De vorige sprekers hebben al duidelijk aangetoond dat Vlaanderen veel troeven heeft. We kunnen ons toeristisch imago uitspelen. We mogen echter niet zelfgenoegzaam zijn. Er is een zekere terugval. We zullen onszelf constant moeten blijven heruitvinden.
Het gaat hier om de aanwezigheid in of de promotie van onze kunststeden. De heer Verstreken heeft al naar de gezelligheid verwezen. Voor ons zijn de biertjes en het lekker eten vanzelfsprekend. We zouden dat nog beter kunnen aanpakken.
Eén zaak wil ik nog even nader toelichten. Het zal allicht weinigen verwonderen dat ik in het concept van de wereldbierhoofdstad geloof. Ik heb in Dublin namelijk gezien hoe en waar dat in de realiteit kan werken. Dat betekent dat ik de mosterd in dit verband elders heb gehaald. Ik kan de minister in elk geval aanraden, als hij ooit nog eens in Dublin zou zijn, de Guinness Storehouse te bezoeken. Misschien heeft hij daar al een bezoek aan gebracht. In dat gebouw is voor de toeristen een zeer hedendaagse ervaring gecreëerd. Het is de moeite dat aan den lijve te ondervinden. Dat is geen duf museum over de manier waarop bier wordt gebrouwen. Ik ben goedgeplaatst om te weten dat wie één brouwerij heeft bezocht, ze allemaal heeft bezocht. Het is niet de bedoeling een herhalingseffect te krijgen. De mensen worden verrast door de hedendaagse architectuur. Daar wordt een heel verhaal verteld. Het bezoekersaantal van de Guinness Storehouse ligt trouwens hoger dan dat van het Brusselse Atomium, wat toch ook geen slechte trekpleister is. Het is, met andere woorden, wel degelijk mogelijk een van onze werkelijk unieke troeven op deze manier letterlijk op de kaart te zetten.
Of de overheid dat alleen of door middel van een pps-constructie moet doen, laat ik hier in het midden. Waar die hoofdstad moet komen, is niet het onderwerp van dit gesprek. Het zal niemand verwonderen dat ik die in Brussel zie terechtkomen. Ik zal de minister trouwens een nota bezorgen die ik twee jaar geleden heb geschreven.
In elk geval moeten we in dit verband een tandje bijsteken. We hebben toeristen veel normale zaken te bieden. Een paar zaken zijn echter werkelijk uniek. Ik denk hierbij aan bier en chocolade. De overheid zou een constructie met private inbreng kunnen opzetten. Een dergelijke toeristische trekpleister of een dergelijk evenement in Brussel of in een andere stad zou immers absoluut rendabel zijn. Het hoeft niet enkel over bier of chocolade te gaan. Het Steunpunt Toerisme en Recreatie heeft de vinger op de wonde gelegd. Hoe kunnen we ons toeristisch imago bijspijkeren en verbeteren?
De voorzitter : De heer Vanden Bussche heeft het woord.
De heer Marc Vanden Bussche : Voorzitter, ik ben minder onder de indruk van de artikels in Knack en in een bepaald dagblad. Ik heb hier net gehoord wat de remedie zou moeten zijn. Ik vind de creatie van een bier- of een chocoladehoofdstad een vrij belachelijk idee. In dat geval zou Spanje met een paellahoofdstad, Duitsland met een worstenhoofdstad of Nederland met een bitterballenhoofdstad moeten uitpakken. Bier hebben we al aan Dublin verloren. Op het vlak van chocolade hebben de Zwitsers een voorsprong. We kunnen dus maar best met een garnalenhoofdstad uitpakken. Die kan dan in Oostduinkerke worden gevestigd. Als remedie vind ik het nogal lachwekkend.
Mijnheer Gatz, een museum zal de mensen niet naar de bierhoofdstad trekken. Het ligt veeleer aan de kwaliteit van de Ierse pubs, ook als exportproduct in de Europese steden. De Irish pubs die je overal aantreft, zijn zeer goed georganiseerd en hebben een zeer grote impact. Dat is op zich al een heel belangrijk marketingproduct.
Men spreekt over de terugval van het aantal Britse toeristen, maar men vergeet dat de daling van het pond ten opzichte van de euro daarvan een van de belangrijkste oorzaken is. Als het pond daalt, hebben wij in Brugge en aan de kust automatisch het jaar daarop een terugval van het aantal Britse toeristen. Het gaat om hoge percentages, want de Britten kiezen Brugge bij uitstek als citytripbestemming.
Wij moeten toch ook eens onderstrepen hoe goed wij zitten met het kustproduct. Het kustproduct is niet afhankelijk van de buitenlandse toerist. Wij worden in de eerste plaats bediend door de binnenlandse toeristen. Dat geeft ons een grote armslag. Wij mogen de marketing die op de binnenlandse toerist is gericht zeker niet uit het oog verliezen.
Wij hebben het al in meerdere commissievergaderingen gezegd: het tekort aan financiële middelen is de belangrijkste oorzaak van het tekort aan op het buitenland gerichte marketing. Wie aanwezig wil zijn op de internationale televisieketens, moet over veel geld beschikken. Met de beschikbare budgetten rooien wij het nog tamelijk goed, maar wij zouden de budgetten gevoelig moeten kunnen opkrikken om ons marketingprobleem te kunnen oplossen.
De voorzitter : De heer Dehandschutter heeft het woord.
De heer Lieven Dehandschutter : Voorzitter, minister, collegas, ik had verwacht dat een aantal collegas vragen zouden stellen toen ik dit artikel las. Maar ik vond dat we de zaak niet moeten dramatiseren.
De daling van het toerisme is uiteraard gerelateerd aan de economische crisis. Men maakt een vergelijking tussen een regio een regio met ambities natuurlijk, ook op staatkundig vlak en bestaande grote staten als Nederland en Duitsland. Wij zijn een regio met 6 miljoen inwoners, Nederland telt er 14 miljoen en Duitsland ongeveer 80 miljoen. Minister, bestaat de mogelijkheid om de cijfers van Vlaanderen te vergelijken met regios in Nederland en Duitsland? Dan zouden we tot een eerlijkere vergelijking komen.
De groep van toeristen die naar hier komen is niet homogeen, in geen enkel opzicht: noch qua herkomst noch qua motivatie noch qua doelstellingen. De heer Vanden Bussche zei het al: de kusttoerist is gemiddeld een andere toerist dan de toerist die de kunststeden bezoekt. De heer Gatz wil meer leven in de brouwerij brengen met het biertoerisme. Andere collegas zien iets in de verzoeting van de samenleving met de chocoladisering. Al die zaken oefenen bij bepaalde groepen een bepaalde aantrekkingskracht uit, maar men mag het effect ervan zeker niet overdrijven. Al die zaken hebben hun beperkingen. Je kunt gericht werken. Mijnheer De Meulemeester, in het wielergegeven is er nog veel marge. Maar daar wordt aan gewerkt.
Innovatie en het gebruik maken van nieuwe media: dat staat in om het even welke studie en in om het even welke aanbeveling met economische en communicatieaspecten.
De steden spelen ook een rol. Steden met een dynamisch beleid presenteren hun troeven op een frisse en aantrekkelijke en eigentijdse manier en zien dat er een en ander beweegt. Bij ons in Sint-Niklaas was er een stadsvernieuwingsproject. Dat heeft een invloed op de georganiseerde groepen. We zien daar, en ook in de horeca, een andere trend. In Sint-Niklaas is er vorig jaar, tegen de stroom en de trend in, een nieuwe hotelvestiging gekomen. Niet zomaar een klein hotel, maar een groot. Ik sprak gisteren nog als schepen voor Toerisme met de manager. Zij zijn zeer tevreden over hun investering in Sint-Niklaas. Er is dus ook bij de steden en gemeenten die iets te bieden hebben nog heel veel mogelijk.
Minister, bestaan er gedetailleerde cijfers over doelgroepen en motivaties? Is er eventueel een vergelijking mogelijk met regios in de ons omringende landen?
Mevrouw Annick De Ridder : Mijnheer Dehandschutter, u staat er sceptisch tegenover, maar sommige steden slagen erin om van een product een handelsmerk te maken. Zo heeft Antwerpen de combinatie van mode en diamant. Maar dit volledig terzijde. (Opmerkingen)
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Vooraleer we een debat beginnen waarin de steden elk hun eigenheden, producten, identiteit en authenticiteit aanprijzen, zal ik proberen te antwoorden op de vragen.
Collegas, de heer Bryon, coördinator van het Steunpunt Toerisme en Recreatie, heeft enkele weken geleden in een aantal media een interview gegeven dat eigenlijk een dubbele bedoeling had: de nieuwe website met de cijfergegevens bekendmaken en een pleidooi houden voor innovatie. We kunnen concluderen dat hij in elk geval geslaagd is in zijn opzet om persaandacht te krijgen. Mijnheer Sintobin, hij heeft inderdaad achteraf op de radio iets gerelativeerd.
We weten allemaal dat geschreven artikels soms iets feller zijn, dat titels worden aangebracht door eindredacteurs. De verdienste van de heer Bryon is in elk geval dat hij het debat heeft geopend. Dat vind ik een goede zaak. Maar vooraleer ik inga op zijn kritiek of op zijn opmerkingen, moet ik een aantal zaken nuanceren. In die zin ben ik wel blij met de twee laatste betogen van de heren Vanden Bussche en Dehandschutter, die toch een en ander gerelativeerd hebben.
Ik wil minstens twee nuances aanbrengen. De eerste gaat over de cijfers die de heer Bryon aanbrengt. U zou de indruk kunnen hebben dat wij aan het wegzinken zijn, dat Vlaanderen het stukken slechter doet dan de ons omringende wereld, dat we structurele problemen hebben. Ik wil waarschuwen voor voorbarige conclusies op basis van zeer voorlopige cijfers, die niet eens op het volledige jaar 2009 slaan, maar betrekking hebben op de maanden tot en met juli. Ondertussen hebben we cijfers tot en met september en zelfs oktober.
De cijfers zijn ook uit de context gehaald van de wereldwijde economische crisis, waarbij het internationale toerisme wereldwijd een ferme deuk heeft gekregen. Toerisme is heel gevoelig voor externe factoren. Je producten en marketing mogen nog zo goed zijn, je mag nog zo innoveren, je onthaal mag superprofessioneel zijn, als je een SARS-epidemie hebt, de aanslagen van 9/11 of een wereldwijde economische crisis, voel je dat onmiddellijk in je inkomend toerisme. Voor Japan voelen we dat nu al een aantal jaren meer dan voor andere buitenlandse markten omdat de directe luchtvaartverbinding met Japan weggevallen is. Dat is een probleem. Zolang dit niet is opgelost, blijft het moeilijk om het inkomend toerisme uit Japan opnieuw aan te trekken. We zijn er intussen in geslaagd om rechtstreekse verbindingen te hebben met China en met India. Zodra die er zijn, trek je toeristen uit die landen aan.
Het zijn momentopnamen. De cijfers die ik heb tot en met september zijn minder dramatisch dan die van de heer Bryon. De buitenlandse overnachtingen lopen niet met 10 percent, maar met 7,5 percent terug. Vanaf augustus zien we het begin van een kentering. Niet dat we de cijfers van de voorgaande jaren evenaren, die waren uitstekend. Toch neemt de weerslag van de crisis af en hebben we minder slechte cijfers dan in het begin van 2009. Met min 7,5 percent doen wij het beter of, voor de pessimisten onder u, minder slecht dan het Europese gemiddelde van min 9 percent. Ik wil het in die context duiden. We zijn geen eiland dat het uitzonderlijk slecht doet. We zitten in een wereldwijde beweging.
Met het binnenlands toerisme en dat sluit aan bij wat de heer Vanden Bussche zegt gaan we er zelfs op vooruit. Tot en met september is er al een lichte vooruitgang van 0,3 percent, waar we ook eerst een daling hadden. Dat is uitzonderlijk binnen Europa, op de Britten na. Zij zijn massaal binnen de UK gebleven omwille van de crisis en de koers van het pond. We zien in alle landen minder Britten toekomen, en van de weeromstuit is er meer binnenlands toerisme geweest in Groot-Brittannië.
De heer Bryon vergeleek met de buurlanden. Ik vind het delicaat om er drie landen uit te pikken. Bovendien: ik heb cijfers over die landen en we scoren niet per definitie slechter. Tot en met oktober hebben wij in Vlaanderen een daling van 19 percent voor het toerisme uit de UK. Het gemiddelde in Europa is een daling van 18,2 percent. Voor Nederland hebben wij een daling van 6 percent. Het gemiddelde in Europa is min 7,5 percent. Daar zitten we dus beter. Het inkomend toerisme uit Duitsland daalt met 2 percent. Het Europese gemiddelde is min 9,4 percent. Voor Frankrijk zijn we zelfs een grote uitzondering. Tot en met oktober hebben we een stijging van 3,2 percent. Het inkomend toerisme uit Frankrijk daalt in Europa gemiddeld met 2,1 percent.
Je moet die zaken sterk relativeren. Er één inkomende markt in één land uit pikken en die cijfers vergelijken met Vlaanderen is moeilijk. We hebben allemaal andere producten en andere inkomende markten. Mevrouw Robeyns heeft er heel terecht op gewezen dat wij onze drie hoofdproducten hebben, die gericht zijn op bepaalde inkomende markten. Andere landen hebben andere producten en zijn gericht op andere markten. Als je toch wilt vergelijken, kijk je beter naar Europese cijfers om een uitvlakking te hebben van aberraties allerhande.
Ik heb de cijfers gegeven tot en met oktober 2009 voor de diverse markten. Er wordt gevraagd waar je die cijfers voor andere landen kunt vinden. Ik verwijs naar de Wereldorganisatie voor Toerisme (UNWTO), maar zij geven geen cijfers per deelstaat of per regio. Dat is ons probleem ook binnen België. Wij moeten beschikken over cijfers voor Vlaanderen. Dat is ook mijn punt ten opzichte van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). De OESO benchmarkt allerlei landen, maar gaat vaak voorbij aan de staatsrechterlijke indeling binnen die landen. Je kunt België op het vlak van onderwijs niet vergelijken met andere landen, want je hebt twee gemeenschappen met een eigen onderwijsbeleid. Je moet het Vlaamse onderwijs vergelijken. Ik heb dat destijds al aangekaart bij de OESO. De OESO heeft beloofd om meer rekening te houden met die realiteit. Ik heb het gevoel dat ze dat ook doet.
De cijfers zijn minder slecht of, en ik laat het aan uw appreciatie over, beter dan de cijfers die de heer Bryon gebracht heeft. Ik zit nog maar tot september-oktober. Gemiddeld genomen doen we het beter dan Europa.
Wat de kunststeden betreft, klopt het dat er tot aan die periode een daling van 5,8 percent was. Het binnenlands toerisme in kunststeden daarentegen steeg in de periode die de heer Bryon aangeeft met 2,8 percent. Ik wil daar twee belangrijke kanttekeningen bij plaatsen. Het verwondert me dat zo vlug wordt gereageerd op een bijna conjuncturele terugval, aspecten of cijfers. Tot en met 2008 was er gedurende 5 jaar een stijging voor de kunststeden van 3 percent per jaar. Ik heb dat gezegd bij het voorstellen van de beleidsnota. Dat is zeer veel. We houden die stijging structureel aan. In 2007-2008 was er zelfs een stijging van 4,1 percent. We hebben dus een product dat het in normale omstandigheden goed, uitstekend doet, zeker als we in acht nemen dat Europa sinds de val van de Berlijnse Muur enorm is opengebroken. Er zijn veel meer bestemmingen die snel en zonder formaliteiten bereikbaar zijn. We werken op een internationaal steeds meer concurrentiële markt. Als we dan met de kunststeden cijfers kunnen neerzetten die tot 2008 gedurende 5 jaar gemiddeld met 3 percent stijgen en het laatste jaar zelfs met 4,1 percent, dan zeg ik u dat we goed bezig zijn. Ik doe daarmee niets af aan het feit dat er problemen zijn in 2009. Ik blijf er echter bij dat 2009 een exceptioneel jaar is.
Welke steden zijn het meest getroffen? Ik heb onlangs nog de cijfers bekendgemaakt. Brugge heeft het minst te lijden. Die stad gaat er zelfs, denk ik, op vooruit. Voornamelijk Brussel en Antwerpen hebben problemen, omdat die vooral MICE-toerisme (Meetings, Incentives, Conferences & Events) kennen. Steden met zakentoerisme worden natuurlijk het meest getroffen door de crisis. En wereldwijde economische crisis doet zich eerst gevoelen in het zakentoerisme. In ons geval gaat het vooral om Brussel en Antwerpen. Antwerpen heeft proportioneel veel meer zakentoerisme dan Brugge. In Brugge gaat het vooral om leisure. Als we daarnaar kijken, is er een groot verschil. Dan ziet u ook de terugval van de kamerprijs. Dat is volgens mij heel normaal in deze economische tijden. Mensen die nu een auto kopen, krijgen reusachtige kortingen omdat men autos moeilijk kwijt raakt. Ik ken mensen die nu aan het bouwen zijn. Die krijgen nu fantastisch goede prijzen van de aannemers. Vooral de vier- en vijfsterrenhotels worden getroffen door de crisis. Die hotels braderen het meest hun prijzen. Dat heeft ook een groot effect op de hotelbarometer, die maar een staal van 50 tot 60 hotels meet. De grote hotels die daaraan meewerken en waarop de heer Bryon zich baseert, zijn vaak de hotels met MICE-toerisme. Ze laten de prijzen dalen om ervoor te zorgen dat de zaak blijft draaien. Soms werken ze met marginale prijzen. Ik kan u allemaal aanraden om de grote hotels te contacteren als u naar een stad met veel zakentoerisme gaat. De prijzen die u dan naar uw hoofd krijgt geslingerd, zijn onwezenlijk. Ze doen dat om de bezetting op peil te houden, om het kernpersoneel in dienst te kunnen houden. Ze mikken in het weekend op leisure. U ziet dat de zakenprijzen in de week ook naar beneden gaan. Maar, nogmaals, ik zal absoluut niet tegenspreken dat de crisis ons heeft getroffen, dat de crisis ook deze sector treft. We worden minder getroffen dan de rest van Europa. Daarnaast zijn er, gelukkig, ook tekenen van een begin van herstel vanaf augustus tot nu, waardoor we kunnen zeggen dat de achteruitgang voor 2009 in globo minder zwaar zal zijn dan men aanvankelijk dacht.
Een tweede nuance die ik wil aanbrengen, heeft te maken met de innovatie. We mogen absoluut niet meedoen met degenen die zeggen dat er in Vlaanderen te weinig wordt geïnnoveerd. Op dat vlak zijn we, denk ik, goed bezig. Zowel Toerisme Vlaanderen als de privésector ontwikkelt tal van nieuwe producten. De heer De Meulemeester heeft verwezen naar de fietsproducten. Wij zijn het voorbeeld in Europa. Eind dit jaar zijn we rond met het fietsnetwerk. We zijn volop bezig met het uitbouwen van de wandelnetwerken, met de trekkershutten, met langeafstandsroutes, met bagagenabreng, met fietsvriendelijke horeca enzovoort. Er zijn tal van nieuwe producten ontwikkeld. Ik denk aan de ruienwandeling in Antwerpen, de skywalk in de Sint-Rombouts in Mechelen. Ook de logiesaanbieders doen heel veel aan innovatie, stellen nieuwe producten voor. Ik zal dat allemaal niet opsommen. Ik weet dat de sector, net als de overheid, inzet op de belevingseconomie.
En, mijnheer Gatz, blijkbaar gebeurt dat ook in de Guinness Storehouse. Ik ken het niet. Dat is een voorbeeld van belevingseconomie. Gisteren was ik in Poperinge, de stad die zich uitroept tot de hoofdstad van het goede leven. De stad heeft tal van troeven: hop, het hommelbier, het hopmuseum. U kunt daar denigrerend over doen. Dat is interactiviteit ten top. Dat ziet men in alle steden en gemeenten in Vlaanderen waar men aan onthaal doet, waar men nieuwe musea opricht. Men speelt daar in op die belevingseconomie, op die interactiviteit. Dat gebeurt volop. Ik ben daar ook heel blij om.
Waar nodig ontwikkelen we nieuwe plannen. Ook op het vlak van internet is Vlaanderen alert en actief. Ik wil tegenspreken dat we dat niet goed zouden doen. Soms zijn we een voorloper. Toerisme Vlaanderen speelt hierin al enkele jaren een sensibiliserende en ondersteunende rol, met vormingsaanbod en eigen vooruitstrevende toepassingen. De website www.vlaanderen-vakantieland.be won voor het derde jaar op rij de prijs voor de beste toeristische website van het tijdschrift Clickx. U moet eens gaan kijken, het is een heel interactieve website. Ze krijgt die prijs onder andere omwille van de zogenaamde user generated content. Bezoekers kunnen daar hun bevindingen kwijt. Onze kantoren in het buitenland doen evenzeer een beroep op YouTube, Facebook, Flickr en web 2.0-mogelijkheden. Toerisme Vlaanderen doet aan doorgedreven integratie van GIS-toepassingen. De privésector is ook helemaal mee: bezoek de website van eender welk gastenverblijf, plattelandstoerisme, logies, en u zult daar uw bevindingen kwijt kunnen. De mensen spelen daarop in. Grote hotels hebben dat al langer, maar op dat vlak wordt nu overal geïnnoveerd.
Jeroen Bryon heeft het Kunststedenactieplan geschreven. Zijn medewerkster volgt het nu nog altijd op. Ik hoor hem niet zeggen dat dat plan niet wordt uitgevoerd of dat we niet goed bezig zijn. De aanbevelingen tot en met de projecten die daarin staan, ook de innovatieve, worden uitgevoerd. Een van de voorstellen was om met de kunststeden te komen tot een gezamenlijke beursstand in het buitenland. Die is nu gelanceerd en wordt gebruikt door alle kunststeden samen: ze hebben een interactieve stand in het buitenland. De digitale CityTripPlanner is een grote innovatie in samenwerking met de K.U.Leuven. Die wordt nog verder uitgebouwd, men zal de volledige trip kunnen plannen. De analyse en verbeteringen van de stedelijke websites gebeuren stapsgewijs. Bereikbaar Vlaanderen is heel belangrijk en volop in uitvoering.
Het Kunststedenactieplan pleit voor weerbaarheid, kennis, innovatiekracht en samenwerking van de betrokken diensten voor toerisme. Dat laatste is een troef. De kunststeden zijn in de vorige regeerperiode beginnen samen te werken. Het plan dateert ook nog maar van 2007. We zullen daar steeds meer de vruchten van kunnen plukken. Toerisme Vlaanderen moet een actieplan uitwerken om MICE te promoten. Ik heb 57,2 miljoen euro op mijn begroting ingeschreven om de Koningin Elisabethzaal om te bouwen tot een congrescentrum; de concertzaal wordt heringericht voor de filharmonie.
Bryon vindt dat steden zich nog meer moeten profileren en een unique selling proposition moeten hebben. Denk aan de chocoladehoofdstad. Ik lees u de reactie van Dominique Persoone van The Chocolat Line in Brugge voor. Persoone is tevens voorzitter van de Brugse chocoladegilde. In de Verenigde Staten en Engeland spreken ze van Brugge als de Chocolat Capital. Ook Spanjaarden en Fransen vertellen ons dat ze daarvoor naar Brugge komen. Een wereldberoemde fotograaf als Spencer Tunick liet destijds een vrouw met chocolade insmeren voor zijn fotos als ultieme link met Brugge. Hier zijn 52 chocoladezaken op een erg kleine oppervlakte, en we hebben met Choco-Story ook een van de mooiste chocolademusea ter wereld. De schepen voegt daaraan toe: Ze vragen ons lezingen te geven in het buitenland rond het marketingbeleid van Brugge.
Het klopt dus niet dat we geen stad hebben die zich profileert. We hebben Antwerpen dat zich met succes profileert als de mode- en diamantstad. Natuurlijk profileert zich geen enkele stad op slechts één thema gelukkig maar. Het kan een trekker zijn, maar een stad gaat voor een veelheid aan belevenissen: ze gaat voor kunst, voor erfgoed, voor shopping, voor musea, voor uitgaan, voor terrasjes enzovoort. Er zijn zoveel aspecten die toeristen kunnen aantrekken.
Ook wil ik opmerken dat het niet aan ons of Toerisme Vlaanderen is om een eigen citymarketing te ontwikkelen, maar aan de steden. Toerisme Vlaanderen kan eventueel tips geven. Het doet dat ook. Het ondersteunt ter zake. Ik ga niet aan Antwerpen, Brussel of Leuven opleggen wat nu precies hun punt moet zijn. Dat laat ik over aan die steden, die vaak over uitstekende toeristische diensten beschikken. Laten we ook daar de subsidiariteit spelen.
Ik denk echter dat er heel veel profilering mogelijk is met betrekking tot het goede leven, de gastronomie, de streekproducten. Ik wijs erop dat we met de voorbereiding van 100 jaar Groote Oorlog een uniek product aan het ontwikkelen zijn, dat ons wereldwijd stevig op de kaart zal zetten. De Britten zijn nu al aan het boeken voor 2014-2018. Dat is onvoorstelbaar. Ik denk wel dat we erin zullen slagen om een en ander in beweging te krijgen.
De heer Bryon heeft het ook over het marketingbeleid. De leden hier die dat beleid volgen, weten dat er opdracht is gegeven aan Toerisme Vlaanderen om tegen eind 2010 een nieuw marketingplan te maken. Er komt ook een nieuw strategisch toerismeplan, eveneens tegen eind 2010, met impulsprogrammas voor de kust, de groene regios en de kunststeden. Laten we de tijd geven om dat uit te werken. Ik ben ervan overtuigd dat ook dit op tijd zal gebeuren.
De leden die aanwezig waren op de nieuwjaarsreceptie van Toerisme Vlaanderen, zullen de administrateur-generaal hebben gehoord. Ik heb in zijn toespraak alleen maar gehoord dat hij, naast samenwerking, enorm wil inzetten op innovatie. De agenda van het agentschap staat vol van innovatie, digitale ontwikkeling en het aanspreken van nieuwe markten op basis van wereldwijde evoluties. U weet dat we niet alleen nadenken over de BRIC-landen, maar ook over Indonesië en andere nieuwe markten. Hij heeft ook het aanspreken van nieuwe doelgroepen en niches vermeld, met het jongerentoerisme, het medisch toerisme enzovoort. Er zullen nieuwe partnerships worden ontwikkeld. Hij had het over het opzetten van nieuwe vormen van kennisontwikkeling en -verspreiding, waardoor opleidingen beter kunnen aansluiten op de werkvloer. Ook ging het over de Europese kaart trekken en als overheid innoveren. Toerisme Vlaanderen blijft dus heel zeker doorgaan op dat spoor van vernieuwing.
Mijnheer De Meulemeester, u had het over couch surfing. U zegt dat dit in Vlaanderen nog niet gebeurt. Ik moet u zeggen: ik heb al vaak, meer dan me lief is, op de sofa geslapen. We gaan dat niet faciliteren. Dat is iets dat groeit in het louter informele circuit. Als Toerisme Vlaanderen dat straks promoot, zult u de volgende zijn om op te merken dat we al die toeristen niet meer zien opduiken in de statistieken. Dat zijn allemaal mensen die op de sofa gaan slapen. U moet weten wat u wilt. U spreekt me aan op de teruglopende toerismecijfers bij de logiesvormen die we kennen en zegt dan dat Toerisme Vlaanderen couch surfing moet promoten. Ik vind het heel sympathiek dat mensen dat doen, maar ik vind dat echt geen overheidstaak. Ik vind niet dat we Toerisme Vlaanderen moeten vragen om daar nu eens een niche van te maken en volgend jaar vervolgens dan maar eens de cijfers van couch surfing te geven. Ik denk dat we dan een leuke interpellatie tegemoet zullen gaan.
De voorzitter : De heer Sintobin heeft het woord.
De heer Stefaan Sintobin : Voorzitter, eigenlijk hoort het volgende thuis bij de regeling van de werkzaamheden. Ik heb vanaf het begin van de legislatuur gesteld dat sommige mensen blijkbaar nog steeds het belang van het beleidsdomein Toerisme niet kunnen inschatten. De wijze waarop sommige leden momenteel deze vergadering bijwonen, bewijst dat nogmaals. Ik stel voor dat de zaken zouden worden opgesplitst, net als in het verleden bij de commissie Buitenlands Beleid is gebeurd. Zo zouden we bepaalde dossiers, bijvoorbeeld wat toerisme betreft, enkel en alleen kunnen behandelen met de mensen die werkelijk geïnteresseerd zijn.
De voorzitter : Ik stel voor dat we dat doen bij de regeling van de werkzaamheden. We hebben die beslissing genomen tijdens een vorige regeling.
De heer Stefaan Sintobin : Ik weet het. Ik heb dat ook gezegd. Ik kan echter niet blijven tot op het einde.
Minister, in het begin van mijn interpellatie heb ik gezegd dat ik bepaalde zaken ook wel relativeer en nuanceer. Ik heb u in de voorbije legislatuur trouwens altijd gesteund als het ging over bepaalde projecten, zoals het Kunststedenactieplan. Als ik uw omstandige antwoord hoor waarvoor ik u dank , kunnen we eigenlijk het rapport en wat de professor zegt, in de vuilnisbak gooien. Alles wat hij stelt, spreekt u tegen, zowel de interpretatie van de cijfers als conclusies die hij trekt.
Ik begrijp niet goed wat de bedoeling is van de coördinator van het steunpunt om op een dergelijke ongenuanceerde wijze met cijfers naar buiten te komen en er dan volgens u onterechte conclusies aan te verbinden. Daardoor worden er in dit parlement vragen gesteld, maar ook in de sector ontstaat een zekere paniek. Ik heb ook de webstek van het steunpunt bezocht. Ik lees dat een van de strategische doelstellingen is bijdragen aan een meer gestructureerd onderzoek en een langetermijnonderzoek in de prioritaire domeinen van de Vlaamse Regering, en in het bijzonder op het vlak van toerisme en recreatie. Dat vertaalt zich meer specifiek in het voorzien van wetenschappelijk onderzoek voor de ontwikkeling en de toepassing van een geïntegreerd duurzaam toeristisch beleid in de periode 2007-2011.
Wat u hier zegt, is dat de coördinator van het steunpunt eigenlijk geen wetenschappelijk onderzoek uitbrengt. Alle conclusies worden door u tegengesproken. Ik ben blij dat de cijfers van de afgelopen maanden wijzen op tekenen van herstel. Ook ik heb de Guinness brouwerij bezocht. Men moet het museum bezocht hebben om er de meerwaarde voor het toerisme van te beseffen. Voor de regeling van de werkzaamheden wil ik nog even trachten de heer Vanden Bussche van de meerwaarde van een bezoek te overtuigen. Ik stel voor om samen met de leden van de commissie die het beleidsdomein Toerisme opvolgen, eens naar Dublin te gaan.
De voorzitter : De heer Verstreken heeft het woord.
De heer Johan Verstreken : Het Guinness museum is interessant, maar ook het whisky museum is dat. Men gaat er al jodelend van naar huis. Het is zeker de moeite waard om de gastronomische cultuur te promoten. We hebben hier veel troeven in Vlaanderen, maar ze zijn nog net iets te weinig in kaart gebracht. Ik stel bijvoorbeeld vast dat op bekende Vlaamse merken die op de luchthavens internationaal verspreid worden, vroeger te lezen stond dat het product uit onze regio kwam, maar dat dat nu geleidelijk verdwijnt. Belgium of Flanders komt er niet altijd meer op voor. Ik denk aan Godiva pralines in Amerika waar de afkomst op het product volledig is verdwenen. Men denkt al dat het om een Amerikaans product gaat. We moeten waakzaam blijven.
Bij Interbrew moet men ook nog altijd weten dat het om Belgisch bier gaat. We moeten misschien ietsje chauvinistischer zijn en onze lokale producten beter promoten. Dat is belangrijk voor de export, maar ook voor het inkomende toerisme. Wereldwijd blijft het toerisme een sterk stijgende factor ondanks de economische crisis. Er zijn wel wat minpunten, maar de toeristische sector houdt zich behoorlijk sterk.
Ik denk aan de kunststeden, die vanuit marketingoogpunt heel belangrijk zijn. We hebben gekozen voor vijf steden. Het schijnt dat, als men er meer naar voor haalt, dat niet werkt. Het is heel belangrijk dat er spin-offs zijn. En dat in de marketing en promotie en op websites er links zijn naar andere kunststeden. Naast de streekproducten zijn er bij ons ook schitterende schilders. Er zou bijvoorbeeld vanuit Brugge een link aangebracht kunnen worden: twaalf minuten per spoor later is men in Oostende, de Spilliaertstad. Dat aspect zou meer aan bod moeten komen. Elke leerling die in Californië woont, wordt naar het Gettymuseum in New York gestuurd om er Ensor te zien en te bestuderen. Hier gebeurt dat helemaal niet.
In Sint-Idesbald is er bijvoorbeeld het Delvauxmuseum. We hebben veel prachtige nationale troeven, zelfs levende monumenten als een Raveel in Sint-Martens-Latem. Vanuit Gent zou een link naar Machelen-aan-de-Leie kunnen wijzen. Er zijn heel wat dingen die mensen kunnen aanzetten om wat meer naar onze boeiende regio te komen. De studie moet misschien wat gerelativeerd worden. Het waren ook maar beperkte cijfers.
U hebt gezegd dat als er een vlucht wordt geëlimineerd, dat onmiddellijk een inkomstenverlies meebrengt en minder toeristen vanuit die regio. In de vorige legislatuur heb ik verscheidene keren gehamerd op het belang van een persoon die contact zou opnemen met de diverse luchtvaartmaatschappijen. Ik denk aan Zaventem, maar ook de regionale luchthavens, de traditionele lijnvluchten, de charters en de lowcostcarriers. Destination Flanders moet in elke brochure aan bod komen. Dat gebeurt vandaag nog niet voldoende. We kunnen in nog heel wat landen onze troeven sterker uitspelen. U hebt het zelf al gezegd. Als er een lijnvlucht is, komen de toeristen sowieso voor de incentives, maar ook om te relaxen. Wordt daaraan gewerkt? Staat er iemand op vanuit Toerisme Vlaanderen? Gebeurt er wat vanuit de kabinetten? Bestaat de mogelijkheid dat deze aanpak in de toekomst wordt bekeken? Dat kan immers inderdaad positieve resultaten genereren voor de hele Vlaamse regio.
De voorzitter : De heer De Meulemeester heeft het woord.
De heer Marnic De Meulemeester : Ik dank de minister voor zijn antwoord. De studie is wat ze is, en we weten dat ze moet worden genuanceerd. De economische crisis zit er voor veel tussen en de conjunctuur speelt een belangrijke rol. Het verklaart niet alles. Het budget marketing en dat is ook al gesteld moet worden verhoogd. Het nieuwe plan van Toerisme Vlaanderen zal pas tegen einde 2010 klaar zijn. Dat is nog een heel jaar om een plan klaar te hebben. We moeten vlugger kunnen inspelen.
Blijkbaar hebben we het moeilijk met het aantrekken van buitenlandse toeristen. Het beleid moet daar vlugger kunnen op inspelen. Innovatie en nieuwe producten zijn ook zeer belangrijk. We weten dat er voor het fietstoerisme enorm veel gebeurt. Ook vanuit de privésector worden veel inspanningen geleverd voor het logies. Dat mag ook eens worden gezegd. Ik volg de heer Dehandschutter. Hij zegt dat er zoveel te zien is dat de steden en gemeenten daar ongetwijfeld een zeer belangrijke rol kunnen in spelen. Voor de kunststeden is het ook belangrijk dat er enkele links zijn buiten de vijf steden die sowieso moeten worden gepromoot. Daarnaast zijn er nog andere steden waar een link naartoe kan worden aangebracht. Daar moet de nodige aandacht aan worden besteed.
Het belang van nieuwe producten en innovatie is al aangehaald door de heer Gatz. Ik begrijp de heer Vanden Bussche niet zo goed. Als we het over een wereldchocoladehoofdstad of een wereldbierstad hebben, dan zal dat niet alle problemen oplossen. Maar het is een belangrijk aantrekkingspunt, ook al lost het niet alles op. Ik zou dat niet zomaar wegwuiven.
Een ander punt dat hier al aan bod is gekomen, zijn de middelen die aan het Steunpunt Toerisme en Recreatie zijn toegewezen. We vragen ons af of het niet beter zou zijn die middelen aan een agentschap toe te wijzen. Dit agentschap zou er dan, samen met de sector, voor moeten zorgen dat de minder goede cijfers worden omgebogen. Het lijkt me belangrijk dat een agentschap dit in handen neemt. We hebben hier al eerder over het Steunpunt Toerisme en Recreatie gediscussieerd. Dit moet op een soepeler manier kunnen verlopen.
Tot slot wil ik opmerken dat we over enorm veel goede producten en bezienswaardigheden beschikken. Het probleem is de marketing. We mogen iets chauvinistischer zijn. We moeten onze producten in het buitenland beter verkopen. Hiervoor zullen we in de toekomst meer middelen moeten vrijmaken.
De voorzitter : Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Mevrouw Els Robeyns : Ik dank de minister voor zijn uitgebreid antwoord. Mij lijkt het vooral belangrijk dat hij een aantal zaken en cijfers heeft gerelativeerd. Het is alleszins positief te horen dat er een kentering merkbaar is. De cijfers zijn niet zo negatief als oorspronkelijk is gesteld.
Ik heb in mijn vraagstelling al naar de wereldwijde crisis in de toeristische sector verwezen. Die is uiteraard ook in Vlaanderen voelbaar. Ik wil echter de positieve aspecten van de uiteenzetting van de minister onthouden. Het binnenlands toerisme gaat erop vooruit. Dat is niet onbelangrijk. In tijden van crisis spenderen de mensen hun vakantie dichter bij huis.
Wat innovatie, marketing en het gebruik van de nieuwe media betreft, vind ik het geruststellend te horen dat hier volop op wordt ingespeeld. Ik heb daar eigenlijk nooit aan getwijfeld. De inzet voor een belevingseconomie is een permanent proces. De toeristische sector is voortdurend in evolutie. Het is belangrijk die markt permanent te volgen. Voor het overige kijk ik vooral uit naar het nieuwe marketingplan en naar het nieuwe strategisch plan. We zullen dit zeker allemaal blijven opvolgen.
De voorzitter : De heer Vanden Bussche heeft het woord.
De heer Marc Vanden Bussche : Mijnheer De Meulemeester, ik heb hier een artikel bij me over het Chocoladefestival Amsterdam. Elk jaar vinden in de loop van november allerlei evenementen plaats. De horeca, de galerijen, de patisserieën, de bakkerijen, de uitgaansgelegenheden en de massagesalons krijgen de kans hun kunsten met chocolade te presenteren. Chocolade is een item waar een stad een evenement mee kan creëren. We kunnen moeilijk beweren dat Vlaanderen, met zijn beperkte middelen, moet beslissen in Brussel als chocoladehoofdstad te investeren.
De voorzitter : De heer Dehandschutter heeft het woord.
De heer Lieven Dehandschutter : Ik dank de minister voor zijn omstandig en gedetailleerd antwoord. Hieruit blijkt dat de realiteit heel wat genuanceerder is dan een aantal krantenartikels laten uitschijnen.
Aan de hand van de beleidsnota en van het door Toerisme Vlaanderen uitgestippeld beleid kunnen we de toekomst met vertrouwen tegemoet zien. We mogen ons zeker niet tot het dramatiseren van de toestand of tot paniekvoetbal laten verleiden. Dat zou antireclame vormen. We zouden onszelf voorstellen alsof alles hier slecht is en iedereen omwille van onze slechte producten Vlaanderen links laten liggen. Dat is in de realiteit helemaal niet het geval.
Met de projecten die momenteel op stapel staan, zoals 100 jaar Groote Oorlog, zullen we in de zeer nabije toekomst het tegenovergestelde zien gebeuren. Met die producten zullen we een aantal nieuwe markten en doelgroepen kunnen aanboren.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Ik wil iedereen voor de geleverde inbreng bedanken. Voor alle duidelijkheid wil ik nog even opmerken dat ik geen rapport van het Steunpunt Toerisme en Recreatie heb ontvangen. Voor zover ik weet, is er geen rapport. De heer Bryon heeft commentaar op een aantal cijfergegevens geleverd. Hij heeft zich gebaseerd op onze recentste cijfers en op cijfers uit het buitenland. Hij heeft vooral benadrukt dat we moeten blijven innoveren. Ik vind dat een goede zaak.
Hij wil daar een debat over voeren. De hele zaak is enigszins in de richting van het doemdenken afgegleden. Sommigen beweren dat het slecht gaat. Ik denk dat ik dit met volle kracht mag tegenspreken. Ik wil natuurlijk niet beweren dat 2009 een goed jaar was.
De heer Bryon is van mening dat we moeten innoveren. Hij heeft voor de volle 100 percent gelijk. Dit is de beleidslijn die we volgen. We hebben het steeds over de ontwikkeling van kwalitatieve producten. Dat geldt ook voor het onthaal in de privésector. We pleiten voor samenwerking. Ik sta open voor alle mogelijke ideeën. Misschien zijn er nog nieuwe ideeën in verband met innovatie die nog niet door Toerisme Vlaanderen worden ontwikkeld.
Mijnheer De Meulemeester, uw suggestie in verband met couch surfing lijkt me wel geen goed idee. We moeten onze toeristische cijfers in de erkende logies niet hiermee optrekken. Dit maakt helemaal deel uit van de informele economie. Hiermee zullen we onze problemen op geen enkele manier verhelpen.
Ik vind het een goede zaak dat we over een onafhankelijk steunpunt beschikken. De heer Bryon heeft het Kunststedenactieplan uitgewerkt. In mijn ogen gaat het hier om een goed plan. We zijn dit volop aan het uitvoeren. Het Steunpunt Toerisme en Recreatie heeft geen kritiek geuit op de manier waarop dit gebeurt. Er zijn geen negatieve aspecten gesignaleerd.
Daarnaast zijn nog een aantal onderwerpen punctueel aan bod gekomen. Toerisme Vlaanderen is permanent met het luchtvaarttoerisme bezig. Toerisme Vlaanderen heeft een samenwerkingsovereenkomst met de Brussels International Airport Company (BIAC) en werkt onder meer op de buitenlandse vluchten en op de luchthaven van Zaventem. Die luchthaven heeft natuurlijk te lijden onder de achteruitgang van het inkomend toerisme.
Volgens de heer De Meulemeester hadden het marketingplan en het strategisch plan er eerder moeten zijn. Er is echter een marketingplan. Het nieuwe plan moet eind 2010 klaar zijn. Dat zal ook klaar zijn. Het nieuwe strategisch plan moet ook klaar zijn. Er is al een gedeeltelijk plan, het Strategisch Actieplan voor de Kust. Dit goede plan wordt door de tien kustgemeenten, Westtoer en Toerisme Vlaanderen ondersteund. Het is de bedoeling voor innovatie en verbreding te zorgen op die plaatsen aan onze kust waar dat nodig is.
Ik ben blij dat ervoor wordt gepleit te proberen de mensen aan de kust van die kleine vierkante meter strand weg te halen. We moeten de mensen erop wijzen dat er aan de kustlijn en in het hinterland nog veel meer wordt aangeboden. Dat is broodnodig. Ik ben blij dat die mentaliteit nu leeft.
We mogen wat chauvinistischer zijn. We beschikken over goede producten. Ik ben blij met deze teneur. We mogen natuurlijk niet zelfgenoegzaam zijn. Het is een kwestie van permanente innovatie. We moeten die producten verkopen. We zullen op de binnenlandse markt nog een tandje bijsteken. We moeten van de nood een deugd maken. We moeten de binnenlandse vakantiemogelijkheden bij de mensen promoten. Volgens mij zijn we dat al met goed gevolg aan het doen.
Tot slot wil ik benadrukken dat alle ideeën die een bijdrage tot de verbetering van onze producten en de marketing ervan kunnen leveren, van harte welkom zijn.
De voorzitter : De heer Sintobin heeft het woord.
De heer Stefaan Sintobin : Als ik naar de homepage van de website van het Steunpunt Toerisme en Recreatie kijk en de strategische doelstellingen vergelijk met wat de heer Bryon in de kranten verkondigt, lijken zijn uitspraken de strategische doelstellingen voorbij te schieten. Met uitzondering van zijn pleidooi voor innovatie, heeft de minister al die uitspraken tegengesproken. Wat hij voor het overige heeft verklaard, is niet waar. Hij zorgt voor paniek. De coördinator van het Steunpunt Toerisme en Recreatie, die waarschijnlijk gedeeltelijk met Vlaamse middelen wordt betaald, laat zich negatief uit.
Het steunpunt is opgericht door de Vlaamse overheid. We moeten het eens doorlichten om te zien of het beantwoordt aan de vooropgestelde strategische doelstellingen. De professor heeft één strategische doelstelling verwezenlijkt, en dat is het enige punt dat ik terugvind: de publieke belangstelling wekken voor aangelegenheden van het Vlaamse toeristisch beleid. Voor de rest schiet hij volledig tekort. Wij moeten daar toch eens over nadenken. Als ik hoor dat de coördinator van het steunpunt eerst naar de pers stapt en zelfs de moeite niet doet om u te contacteren om u zijn gedachten mee te delen, dan vind ik dat bijzonder erg. Dan is dat, mijnheer Vanden Bussche, weggegooid geld.
Ik kondig een met redenen omklede motie aan.
De heer Marnic De Meulemeester : Ook ik kondig een met redenen omklede motie aan.
De heer Lieven Dehandschutter : Namens de meerderheid zal ik ook een met redenen omklede motie indienen.
De voorzitter : De heer Verstreken heeft het woord.
De heer Johan Verstreken : Minister, u had het daarnet over het contact met de luchthaven en BIAC, en over het feit dat er permanent of toch vaak overleg is tussen Toerisme Vlaanderen en BIAC. Ik wil erop wijzen dat er ook nog regionale luchthavens zijn en dat die zeker op Europees vlak aan belang winnen wat het inkomende toerisme betreft. Dat komt altijd ten goede van de lokale economie. Ook daar moet werk van worden gemaakt. Misschien moeten we proactief luchtvaartmaatschappijen contacteren.
Met redenen omklede moties
De voorzitter : Door de heer Sintobin, door de heer De Meulemeester en door de heer Dehandschutter werden tot besluit van deze interpellaties met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.