Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebeleid
Vergadering van 09/02/2010
Vraag om uitleg van mevrouw Patricia De Waele tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over het bewaken van de kwaliteit in de kinderopvang
De voorzitter : Mevrouw De Waele heeft het woord.
Mevrouw Patricia De Waele : Voorzitter, minister, collegas, ik heb een vraag over de kwaliteitsvereisten in de kinderopvang. Voor de kinderopvang gelden drie vereisten: er moeten voldoende plaatsen voorhanden zijn, ook voor een ruim publiek, en er zijn kwaliteitsvereisten.
We stellen echter vast dat in Vlaanderen alsmaar meer laaggeschoolden in de kinderopvang aan de slag gaan. Begrijp me niet verkeerd: ik wil niet zeggen dat dit verkeerd is. Mijn zorg is de kwaliteitsbewaking. Goede opvang is immers meer dan op kinderen passen; dat vereist een grote pedagogische competentie. Het gezaghebbende UNICEF vestigt ook nadrukkelijk de aandacht op het belang van de pedagogische competenties en op de kwaliteit van de personen die in de kinderzorg werken.
Een aantal gemeenten hebben de intentie om kinderopvang door vrijwilligers of zelfs jobstudenten aan te bieden. Daarover wil ik u een vraag voorleggen. Conform de aanbevelingen van UNICEF en onze overtuiging dat het van wezenlijk belang is om aan onze kinderen een kwalitatief hoogstaande opvang aan te bieden, rijst de vraag hoe het streven naar maximale kwaliteit kan worden verzoend met het inzetten van vrijwilligers en jobstudenten die niet of nog niet over de nodige kwalificaties beschikken.
En ik heb nog een bijkomende vraag. Leidt de inschakeling van vrijwilligers en jobstudenten niet tot de uitholling van het diploma van kinderverzorgster? Op welke manier kan de kwaliteitsbewaking door de Vlaamse overheid worden georganiseerd?
De voorzitter : Mevrouw Homans heeft het woord.
Mevrouw Liesbeth Homans : Ik vraag het woord met enige schroom, want ik ben geen lid van deze commissie. Ik heb wel een probleem met het feit dat hier wordt geïnsinueerd dat laaggeschoolden niet in staat zijn goede kinderopvang aan te bieden. Ik denk dat mensen die vandaag kinderopvang willen aanbieden opdat wij ons beroep zouden kunnen combineren met ons gezin, eigenlijk een roeping hebben, net zoals leerkrachten. Eigenlijk heeft dat niets met scholingsgraad te maken.
U vraagt zich af of het kan dat gemeenten een beroep doen op vrijwilligers en jobstudenten. Over jobstudenten kan men zich inderdaad afvragen of ze wel genoeg ervaring hebben. Maar als men bereid is vrijwillig kinderen van anderen op te vangen, kunnen we dat alleen maar toejuichen, temeer omdat er in Vlaanderen een tekort is aan kinderopvang.
De voorzitter : Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen : Voorzitter, minister, collegas, afgezien van het feit dat kinderopvang al uitvoerig aan bod is gekomen bij de bespreking van de beleidsnota, deel ik tot in hoge mate het standpunt van mevrouw Homans. Ik begrijp dat controle nodig is om erop toe te zien dat de kinderopvang goed gebeurt. Maar men moet er toch voor zorgen dat de vereisten om onthaalouder te kunnen worden, haalbaar zijn. Er is immers al een tekort aan opvang. En ik heb veel bewondering voor mensen die deze job willen uitoefenen, zoals ik ook leerkrachten bewonder. Het is niet evident om een hele dag met kleine kinderen bezig te zijn. Ik denk dat de mensen die het doen echt een hart voor kinderen hebben, want anders houdt men dat echt niet vol.
Mevrouw Patricia De Waele : Collegas, u hebt de essentie van mijn vraag niet goed begrepen. Ik heb duidelijk gezegd dat ik niet beweer dat het een slechte zaak is dat laaggeschoolden in de kinderopvangsector werken.
De voorzitter : Mevrouw, u valt in herhaling. U kunt straks in de repliek reageren.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Minister Jo Vandeurzen : Voorzitter, collegas, ik veronderstel dat u verwijst naar het rapport van UNICEF dat begin dit jaar werd voorgesteld. Een van de aandachtspunten daarin was inderdaad de nood aan voldoende kwalificaties en competenties in de kinderopvang. De Vlaamse overheid is ervan overtuigd dat voor kwaliteitsvolle kinderopvang de kwalificaties en competenties van het personeel van zeer groot belang zijn. Vandaar dat zowel in het regeerakkoord als in mijn beleidsnota aandacht wordt geschonken aan de kwaliteit van de opvang. Daarover hebben we hier al een aantal keren gesproken.
Het decreet Kinderopvang en de uitvoeringsbesluiten moeten er mee voor zorgen dat iedereen die kinderen opvangt, daartoe over de juiste competenties beschikt. Samenwerking met de minister van Onderwijs zal nodig zijn voor de competentieverwerving. Er zal een afweging moeten gebeuren. De uitbreiding via het kaderdecreet Kinderopvang is een ambitieuze zaak. In dat plan moeten kwalificaties, competenties en een beleid inzake kwaliteit aan bod komen. Maar uiteraard is het ook onze ambitie het aantal kwaliteitsvolle opvangplaatsen betekenisvol te verhogen.
Inzake competenties zijn er twee aspecten. Vooreerst moeten we zorgen voor voldoende aanbod aan opleidings- en vormingsmogelijkheden in functie van de noden in de kinderopvang. Het doel is mensen met de vereiste opleiding naar de kinderopvang te leiden en diegenen die in de kinderopvang werken, voldoende mogelijkheden tot bijscholing aan te bieden. Om maximale kwaliteit te realiseren is niet enkel de basisopleiding van kinderopvangbegeleiders van belang. Ook het opdoen van ervaring op de werkvloer en dat is het tweede aspect onder begeleiding van ervaren personen, is onvervangbaar om kwaliteit te kunnen aanbieden. Inspanningen om hen te begeleiden en om hun competenties te verhogen, zijn op hun plaats en het proces daartoe is op gang gebracht.
Het is essentieel dat competentiegericht denken in de kinderopvang centraal komt te staan. Competentieverhoging moet via veel wegen gebeuren, met een breed scala van traditionele en nieuwe opleidingsmogelijkheden, geïndividualiseerde opleidingstrajecten, gekwalificeerde opleidingen en de combinatie van werken en leren. Zo moeten bijvoorbeeld elders verworven competenties van deze werknemers gevaloriseerd kunnen worden. Een competentiebeleid betekent ook dat er op de werkvloer zelf voldoende aanbod van coaching en training is. De noodzaak in te zetten op kwaliteit in de kinderopvang staat los van het al dan niet betrekken van vrijwilligers bij de kinderopvang. De inzet van vrijwilligers kan mijns inziens zeer zinvol zijn, zolang ze niet in de plaats van de kinderverzorgsters komen, maar een aanvullende rol vervullen.
De voorzitter : Mevrouw De Waele heeft het woord.
Mevrouw Patricia De Waele : Ik dank u voor het antwoord. Ik herhaal dat men mijn vraag verkeerd heeft geïnterpreteerd. Ik wou een verduidelijking over het inzetten van jobstudenten, en die heb ik nu van de minister gekregen. Ik versta het zo dat ze enkel kunnen worden ingezet als ze onder het toezicht staan van iemand met de nodige diploma- of kwaliteitsvereisten. Is dat juist? (De minister knikt instemmend)
De voorzitter : Het incident is gesloten.