Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 27/01/2010
Vraag om uitleg van de heer Peter Reekmans tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, en tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de aanvraag van vergunningen in het kader van de inplanting van nieuwe, grote landbouwprojecten
De voorzitter : De heer Reekmans heeft het woord.
De heer Peter Reekmans : Minister, de vraag die ik vandaag stel, is gebaseerd op een individueel feit, maar kan veel ruimer worden bekeken.
In het Hageland waar nog heel wat fruitteelt en landbouw is, stel ik immers een aantal opmerkelijke zaken vast. Zo was er een bedrijf in de gemeente Hoegaarden, deelgemeente Meldert, dat wilde uitbreiden. Het bedrijf wilde een varkensstal bijbouwen voor meer capaciteit.
Bij de eerste aanvraag die het bedrijf indiende, ontstond er direct een protestcomité dat vond dat zon stal niet in een woonwijk thuishoorde. Ik kan er nog inkomen dat een woonwijk daar niet de ideale locatie voor is, maar de bedrijfsleider van het landbouwbedrijf deed daarna via een andere aanvraag het voorstel om de stal te bouwen in een gebied dat niet bewoond was. Opnieuw is er een actiecomité dat zegt dat de stal het landschap zal beschadigen.
We leven vandaag in een economische crisis. Ik denk dat we als Vlaamse beleidvoerders elke economische activiteit, of het in de primaire, de secundaire of de tertiaire sector is, moeten ondersteunen. Hoe kan een klein bedrijf overleven als elk recht op uitbreiding beknot wordt door een actiecomité dat geen stal in een woonwijk wil of door een ander actiecomité dat geen stal in een weide wil? Iedereen eet om twaalf uur en s avonds, neem ik aan, en iedereen krijgt wel eens vlees op zijn bord, maar we mogen als beleidsmensen, als politici niet vergeten waar het vandaan komt. Ik begin stilaan de indruk te krijgen, minister, dat we evolueren naar een maatschappij waarin niets meer kan, en we zitten al met een overdreven regelgeving.
Tijdens de vorige legislatuur kende toenmalig minister van Leefmilieu Crevits de milieuvergunning toe voor de bouw van een grootschalige varkensstal in het Vlaams-Brabantse Meldert. Een arrest van de Raad van State van eind 2009 schorst die nu, omdat die beslissing onvoldoende gemotiveerd was. De Raad van State stelt ook dat er geen passend antwoord kan worden gegeven op de impact van een dergelijke grootschalige stal op de uitzonderlijke landschapswaarden in de omgeving. Het lijkt een fait divers, maar het is steeds meer het standaardlot voor aanvragen voor nieuwe, en vanuit de economische realiteit, grootschalige landbouwprojecten.
Minister, hoe evalueert u het feit dat vele aanvragen voor nieuwe, grote landbouwprojecten de facto in Vlaanderen een jarenlange lijdensweg kennen die tot niets leidt?
Hoe staat u ten gronde ten opzichte van de uitbouw van nieuwe, grote landbouwactiviteiten? Zijn uw inziens dergelijke landbouwinvesteringen nog haalbaar in Vlaanderen? In concrete situaties blijkt elke mogelijke vestigingslocatie immers onhaalbaar, zo niet omwille van onder andere bezwaren van omwonenden, dan wel omwille van de impact ervan op open ruimte en landschap.
Deze kwestie is al enige tijd bezig en ik heb alleen het politieke en juridische aspect ervan belicht, maar er is ook het menselijke aspect. Als een bedrijfsleider jaren in het ongewisse blijft of hij het bedrijf kan uitbreiden, dan heeft dat ook economische, menselijke en familiale gevolgen. We moeten echt kijken naar de regelgeving. Wat kan de Vlaamse Regering hieraan doen? Wat wenst u concreet te doen om dit probleem in de toekomst te kunnen vermijden?
De voorzitter : Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Mevrouw Karin Brouwers : Voorzitter, ik ben blij dat de heer Reekmans deze vraag heeft gesteld. Ze gaat over een specifiek dossier, maar dat staat, spijtig genoeg, als een voorbeeld voor nog heel wat andere dossiers in Vlaanderen. De vraag sluit ook een beetje aan bij de inhoud van de vraag van de heer Callens.
Het is goed dat de vraag eens wordt gesteld, maar ik denk niet dat we de ministers uit de voorgaande regeringen veel verwijten kunnen maken. (Opmerkingen van de heer Peter Reekmans)
Dat klopt, mijnheer Reekmans, dat hebt u zeker niet beweerd. De Raad van State zou misschien nog kunnen zeggen dat er niet voldoende werd gemotiveerd, maar we hebben binnenkort een gesprek met de Raad van State in de commissie Versnelling. Misschien moet daar dan ook eens aan bod komen hoe we als overheid beter kunnen motiveren, want het is altijd wel wat.
Ik wou hier nog aan toevoegen dat het verder gaat dan wat u hebt verteld, mijnheer Reekmans. Die boerderij was er eerst. Het is sinds 25 jaar dat er verkavelingen rond de boerderij zijn gekomen, de boerderij is ondertussen helemaal ingesloten. De boer mocht geen stal bouwen in de boerderij zelf, dat mocht niet van Stedenbouw omdat de boerderij ondertussen volledig door woonwijken was ingesloten. Uiteindelijk heeft hij er dan, in samenspraak met Stedenbouw, voor gekozen om naar een herbevestigd agrarisch gebied te gaan, maar dan breekt toch wel ieders klomp als blijkt dat de vergunningen van die mensen nog steeds worden aangevochten.
Het gaat echt over puur agrarisch gebied. Ik heb het nog eens eventjes opgezocht. Het is geen landschappelijk waardevol agrarisch gebied, het is niet gelegen binnen een Vogelrichtlijn- of Habitatgebied, want daar zijn ook altijd discussies over, het is niet gelegen in de onmiddellijke omgeving van een gebied binnen het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) of het integraal verwevings- en ondersteunend netwerk (IVON), de aanwezige vegetatie is volgens de biologische waarderingskaart weinig biologisch waardevol. Het zou wel maar daarvoor kan de vergunning niet geweigerd worden in de buurt van een ankerplaats/relictzone liggen.
Minister, ik heb hier vorige week, in deze commissie, bij de bespreking van de beleidsnota Onroerend Erfgoed, uw collega Bourgeois nog gevraagd om alstublieft voorzichtig te zijn. Dit is zelfs geen beschermd landschap, en toch krijgen we dergelijke schorsingen bij de Raad van State. Ik sluit me dus helemaal aan bij de bekommernis van de heer Reekmans.
We zullen een van deze dagen ook de Boerenbond horen in de commissie Versnelling. Ik neem aan dat die er ook voor zal pleiten om niet alleen de maatschappelijke belangrijke grote infrastructuurprojecten onder de loep te nemen, maar om ook eens te bekijken hoe bedrijven in ons land, of het nu landbouwbedrijven zijn of andere, dagelijks betrokken geraken in een juridisch steekspel, vaak pas op het einde van een procedure, omwille van mensen die niet tevreden zijn en hun slag proberen thuis te halen.
De oproep laat ons ondernemen is hier helemaal op zijn plaats. Mijn vraag is dus duidelijk, minister: mag men eigenlijk nog boeren in Vlaanderen en in het bijzonder dan in herbevestigd agrarisch gebied, en nog meer in het bijzonder in Vlaams-Brabant, waar ik, net als de heer Reekmans, woonachtig ben?
De voorzitter : De heer Peeters heeft het woord.
De heer Dirk Peeters : Ik ken de situatie in Vlaams-Brabant niet, maar ik wil de problematiek in het algemeen bekijken.
In landbouwgebied moet men landbouwactiviteiten kunnen ontwikkelen. Dat principe staat voor mij buiten discussie. Maar langs de andere kant zien we en ik trek het een beetje open naar de Noorderkempen bij de uitbreiding van landbouwbedrijven en zeker van varkensbedrijven, de ontwikkeling van megastallen. Dat is ook weer het tegenovergestelde van wat we willen in het kader van het grondwater- en oppervlaktewaterbeleid en het mestbeleid. Sommige dingen kunnen 500 meter verder in Nederland niet, maar wel aan de deze kant van de grens. Die evolutie moet worden opgevolgd, want er is een stijgend aantal aanvragen.
Deze ontwikkeling in de landbouw veroorzaakt natuurlijk ook een sociale problematiek in de landbouwsector, bijvoorbeeld als het over prijszetting gaat. Hier moet het aspect gedifferentieerde landbouw aan bod komen om een alternatief te zijn voor dit soort vragen.
Ik wil aandacht vragen voor deze megastallen. Minister, er zullen heel wat landbouwers in beroep gaan. Het valt hoe langer hoe meer op dat er landbouwers klacht indienen tegen collega-landbouwers.
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Voorzitter, minister, geachte collegas, we hebben in het Vlaams Parlement de goede traditie om niet op concrete situaties in te gaan, wanneer er een vergunningsaanvraag loopt en zeker niet wanneer er een juridische procedure lopende is. Dit belet niet dat de problematiek zinvol genoeg is om in deze commissie te bespreken.
Minister, ik wil het even in een ruimer kader situeren. Vandaag is er jammer genoeg een bijzonder sterke crisis in de hele land- en tuinbouwsector. Dit zal aanleiding geven tot herstructureringen, waarbij twee tendensen naar voren zullen komen: enerzijds schaalveranderingen en anderzijds verbreding op landbouwbedrijven. Schaalverandering is nodig om te kunnen concurreren op een mondiale en geglobaliseerde markt. Schaalveranderingen zullen veelal schaalvergrotingen met zich mee brengen, of we het nu graag hebben of niet. Dat is een eerste tendens. Een tweede tendens is verbreding op landbouwbedrijven, dus meer toegevoegde waarde die op die bedrijven moet worden geproduceerd. Soms zal dit gepaard gaan met activiteiten die het enge agrarische overstijgen.
Er is de milieuwetgeving en de wetgeving rond het Mestactieplan (MAP). Er is voorzien in een sluitstuk mestverwerking. Ook hierover bestaan er heel wat zorgen: waar kunnen deze vestigingen zich effectief realiseren?
Minister, ik haal dit aan zodat u even vooruit kunt kijken. Ik heb soms de indruk dat de huidige regelgeving een beetje achter de dingen aanholt. Het mag zeker niet zo zijn dat alles overal moet kunnen, maar het mag ook niet zo zijn dat de regelgeving en de wetgeving op de ruimtelijke ordening een rem is op verdere evoluties. Ik pleit voor een genuanceerde benadering zodat de economische evolutie in een globale context verder mogelijk is, waarbij uiteraard ook rekening wordt gehouden met een aantal andere maatschappelijke aspecten. Dat gezonde evenwicht en die vooruitziendheid mis ik op dit ogenblik jammer genoeg een klein beetje op de wijze waarop de regelgeving wordt toegepast.
De voorzitter : De heer Ceyssens heeft het woord.
De heer Lode Ceyssens : Ik wil een korte aanvulling geven op wat de collegas en de heer Peeters hebben gezegd. Met de nieuwe inspraakprocedures die decretaal zijn vastgelegd, zullen we er nog meer en meer mee worden geconfronteerd dat men binnen dezelfde sector klachten gaat indienen tegen initiatieven van concullegas. Het zou misschien goed zijn om ons in de toekomst eens te buigen over hoe we omgaan met onterechte klachten die enkel bedoeld zijn om de concurrent of de collega enkele maanden stokken in de wielen te steken.
De schaalvergroting heeft ook twee belangrijke voordelen. Vandaag worden er hoge eisen aan varkensstallen gesteld. De schaalgrootte biedt dan nog meer mogelijkheden om te investeren in een aantal milieumilderende maatregelen. De afweging van een grote inplanting van een stal kan misschien een minder negatief effect hebben op het landschap dan vier verspreide landbouwbedrijven. Dat moeten we zeker in overweging nemen.
Ten slotte blijf ik ervan uitgaan tenzij u dat tegenspreekt dat agrarisch gebied als bestemming landbouw heeft en dat we er alles moeten aan doen om landbouwontwikkelingen te laten plaatshebben.
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Ik vind het ongehoord dat men nu ook al in andere provincies dan West-Vlaanderen varkens wil gaan kweken. Waar gaan we naartoe? (Gelach)
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Voorzitter, geachte collegas, ik ga uiteraard niet in op de individuele zaak. Ik heb begrepen dat het ook niet de bedoeling is.
De filosofie die u naar voren brengt dat grote landbouwprojecten maar ook kleine uitbreidingen heb ik intussen begrepen een lange lijdensweg kennen, sluit natuurlijk aan bij de hele filosofie die aanleiding geeft tot een passage in het regeerakkoord waarin we zeggen dat we het vaststellen, niet alleen voor infrastructuur maar evengoed voor projecten bij ondernemingen en landbouw is voor mij een onderneming. Daarom hebben we die dubbele beweging gedaan: enerzijds heeft het parlement beslist om een ad-hoccommissie rond vergunningen en vereenvoudigingen op te richten, anderzijds is er de commissie-Berx. We hopen dat er snel oplossingen komen om dergelijke problemen en het banana-principe (build absolutely nothing anywhere near anybody) een stop toe te roepen. Ik begrijp dat dit ook uw zorg is. Voor mij zijn landbouwbedrijven niet anders dan andere bedrijven en moeten we ook daar tot een vereenvoudiging kunnen komen.
U vraagt hoe ik zelf denk over nieuwe landbouwactiviteiten. De stedenbouwkundige vergunning is slechts een deelaspect in de discussie over de plaats en de rol van de landbouw in Vlaanderen en van nieuwe grote landbouwactiviteiten daarin. Wel moet mijns inziens de vergunningverlenende overheid deze strategie ondersteunen, binnen de ruimtelijke randvoorwaarden. Dat is de juiste manier van werken.
Die randvoorwaarden bestaan enerzijds uit de plancontext en anderzijds uit de elementen van de vergunningsbeoordeling zoals die zijn opgenomen in de Codex. Zoals u zegt, worden landbouwbedrijven heel vaak op diverse plaatsen gecontesteerd, omwille van de geur- en andere hinder. We zien dan ook dat nieuwe inplantingen steeds verder van de bestaande bebouwing worden aangevraagd, net om die factoren het hoofd te kunnen bieden. Als de bestemmingsvoorschriften nieuwe bedrijven niet uitsluiten en laat me duidelijk zijn: de gewestplanvoorschriften met betrekking tot agrarisch gebied en landschappelijk waardevol agrarisch gebied doen dat niet is een inplanting minstens bespreekbaar. Wel moet uiteraard een goede plaatselijke aanleg gegarandeerd blijven. De impact van elke aanvraag moet, met andere woorden, in een groter geheel worden bekeken.
Niet het minst zijn er natuurlijk ook de milieuvoorschriften. U kent de VLAREM-wetgeving waarschijnlijk en weet dat die heel strikte normen bevat, net als een filosofie van best beschikbare technologieën, die milieuproblemen maximaal moeten voorkomen. Stelt de betrokken overheid vast dat die regelgeving ook effectief wordt opgevolgd, dan is er ook geen enkele reden om de betrokkene een milieuvergunning te weigeren. In toepassing van de regelgeving moet de hinder wat mij betreft tot een aanvaardbaar niveau worden beperkt. In voorkomend geval gebeurt dat door het opleggen van bijkomende vergunningsvoorwaarden. Het is echter aan de plaatselijke overheid om die beslissing te nemen.
De voorzitter : De heer Reekmans heeft het woord.
De heer Peter Reekmans : Minister, ik dank u voor uw duidelijke en bevredigende antwoord. Ik stel samen met u vast dat de bestaande regelgeving een wirwar is die vandaag diverse broedhaarden voor verzet mogelijk maakt.
Waar wordt immers naar gekeken? Ik geloof absoluut in de rechtstaat, begrijp me niet verkeerd, maar nu kan bijvoorbeeld iemand naar de Raad van State stappen als een beslissing van een minister over een milieuvergunning onvoldoende is gemotiveerd. De VLAREM-wetgeving is duidelijk. Tegenwoordig is dat al een reden om een dergelijk project te schorsen. Dat is absurd. Dat vind ik een gevaarlijke evolutie.
Ik apprecieer de uiteenzetting van CD&V. Ik voel me bijna onwennig: verleden week heeft de heer Van Rompuy zich in de plenaire vergadering al bij me aangesloten. Ik wil de leden van CD&V er echter op wijzen dat zij het beleid zijn. Zij maken deel uit van de meerderheid en zijn ook mee aansprakelijk voor de problemen van dit bedrijf. Het is dan gemakkelijk om zich in een parlementscommissie aan te sluiten bij het betoog van een oppositielid. De CD&V-fractie heeft nog altijd een belangrijke connectie met de Boerenbond. Ik wil vragen dat ze via die weg druk zouden uitoefenen om dit dossier en die regelgeving nog sneller te doen verlopen.
De heer Peeters doet dit af als klachten van de concurrenten. Dat vind ik wat goedkoop. Hij moet het maar eens nagaan: het grootste verzet bij de Raad van State komt van tijdelijk opgerichte belangengroepen die actie voeren tegen bedrijven.
De voorzitter : De heer Ceyssens heeft het woord.
De heer Lode Ceyssens : Mijnheer Reekmans, ik heb niet gesteld dat de meeste klachten van concurrenten of collegas komen. (Opmerkingen van de heer Peter Reekmans)
Ik wil u uitnodigen op de commissievergadering die vandaag plaatsvindt. Ik ga ervan uit dat we u daar als partner zullen vinden.
De voorzitter : Het incident is gesloten.