Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 28/01/2010
Vraag om uitleg van de heer Chris Janssens tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over opleidingen voor werkzoekenden
Vraag om uitleg van de heer Robrecht Bothuyne tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de door SYNTRA aangeboden gratis opleidingen voor werkzoekenden
Vraag om uitleg van de heer Jan Laurys tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de vrijstelling van inschrijvingsgelden voor werkzoekenden bij opleidingen waarvoor het VDAB-aanbod tekortschiet
De voorzitter : De heer Janssens heeft het woord.
De heer Chris Janssens : Minister, het is een eufemisme te zeggen dat onze arbeidsmarkt er vandaag niet al te goed voorstaat. Elke dag worden we geconfronteerd met een stijgende werkloosheid. Het Planbureau heeft uitgerekend dat er in de periode tussen 2008 en 2010 ongeveer 140.000 arbeidsplaatsen verloren zijn gegaan of zullen gaan. Op korte termijn belooft er niet veel beterschap te komen. Ook de woorden van Fons Leroy, gedelegeerd bestuurder van de VDAB die vandaag wordt bekroond tot overheidsmanager, dat er vanaf 2015 allicht een tekort aan werknemers zal zijn, zijn natuurlijk een schrale troost voor de huidige en toekomstige werklozen.
Om aan een nieuwe job te geraken, zijn opleiding, begeleiding en vorming essentieel. Nu blijkt echter dat die opleiding niet voor iedereen toegankelijk is. Sommige opleidingen worden niet door de VDAB aangeboden, voor andere opleidingen heeft de VDAB een te beperkt aanbod en voor nog andere opleidingen bestaan er ellenlange wachtlijsten waarbij de VDAB een beetje het slachtoffer is geworden van zijn eigen succes.
Als de werkzoekende die bij de VDAB niet onmiddellijk terecht kan, elders een opleiding wil volgen, dan wordt hij daar eigenlijk financieel voor gestraft. Als hij een opleiding volgt die niet erkend wordt door de VDAB, dan heeft hij geen recht op een onkostenvergoeding zoals vergoeding voor verplaatsing, kinderopvang enzovoort, en moet hij inschrijvingsgeld betalen dat soms kan oplopen tot honderden euros. Uiteindelijk riskeert hij zelfs schorsing door de RVA en kan hij dus zijn uitkering verliezen.
Minister, in uw beleidsnota 2009-2014 onderstreept u de noodzaak om de inspanningen voor opleiding en begeleiding van werkzoekenden te versterken. Het versterkt inzetten op een intensief activeringsbeleid voor werkzoekenden noemt u een topprioriteit.
Bent u op de hoogte van de financiële benadeling van werkzoekenden die een opleiding volgen bij andere instanties dan de VDAB? Hebt u al stappen ondernomen om deze toestand op te lossen?
Kunt u bevestigen dat er inderdaad werklozen geschorst worden indien ze elders dan bij de VDAB een opleiding volgen? Zo ja, heeft dit zich al voorgedaan?
Bent u bereid om dezelfde onkostenvergoedingen en gratis opleidingen aan te bieden aan werkzoekenden die een opleiding volgen bij andere erkende instanties dan de VDAB? Zo ja, binnen welke termijn? Zo niet, waarom acht u dat niet opportuun?
Neemt u nog andere initiatieven om deze problematiek te voorkomen?
De voorzitter : De heer Bothuyne heeft het woord.
De heer Robrecht Bothuyne : D e werkloosheid stijgt. Meer mensen dan ooit hebben daardoor als werkzoekende recht op opleiding, vorming en begeleiding. De snelste weg naar werk verloopt vaak via een opleiding. Het aantal VDAB-opleidingen wordt weliswaar opgetrokken, maar een samenwerking met andere opleidingspartners om effectief een voldoende ruim aanbod te creëren voor werkzoekenden is nodig. Dat hebt u ook zelf al eerder gezegd, minister. Anders dreigen er wachtlijsten en demotivatie bij werkzoekenden.
Werkzoekenden hebben in principe recht op een gratis opleiding en een kostenvergoeding voor bijvoorbeeld verplaatsingen. Alleen werkzoekenden die een door de VDAB georganiseerde of erkende opleiding volgen, hebben recht op deze kostenvergoeding en gratis opleiding. Aangezien de VDAB bepaalde opleidingen niet aanbiedt, of vanwege de lange wachttijden, worden werkzoekenden soms gedwongen om zeer lang te wachten of elders een opleiding te volgen. Daar worden ze op dit moment financieel voor gestraft, want nog veel te vaak draait de werkzoekende dan zelf op voor de inschrijvingskosten bij bijvoorbeeld SYNTRA, laat staan dat andere kosten zoals verplaatsing of kinderopvang worden vergoed, terwijl het om een arbeidsmarktgerichte en in het traject passende opleiding gaat.
Op dit ogenblik heeft de VDAB twee mogelijkheden om externe opleidingen te erkennen als VDAB-opleiding: de erkenning van een cursus als VDAB-opleiding of een opleiding in een onderwijsinstelling.
Als een cursus als VDAB-opleiding erkend wordt, kunnen alle cursisten die deelnemen aan deze cursus en die voldoen aan de voorwaarden uit het besluit van 5 juni 2009, artikel 7, kosteloos een opleiding volgen. Ze worden ook door de RVA vrijgesteld van beschikbaarheid op de arbeidsmarkt. Het gaat dan meer bepaald om opleidingen die partners op verzoek van de VDAB organiseren of opleidingen van partners waarvan de VDAB oordeelt dat die voldoen aan een reële arbeidsmarktbehoefte en waarvan de VDAB de toeleiding wil bevorderen. Dit gebeurt ook in enkele gevallen bij SYNTRA, bijvoorbeeld bij de opleiding bedrijfsbeheer die SYNTRA op vraag van de VDAB organiseert voor werkzoekenden die als zelfstandige willen starten.
Onder de regeling van artikel 87 van dit besluit kan men ook opleidingen in een onderwijsinstelling erkennen. Dat gebeurt op dit ogenblik voor verpleegkundige en opvoeder.
Ten slotte kan de VDAB ook beslissen tot een individuele erkenning van een werkzoekende in een door de VDAB erkend traject naar werk met opleiding in een centrum voor volwassenenonderwijs (CVO), gedurende een jaar. Dat is conform artikel 9 van hetzelfde besluit.
Voor SYNTRA-opleidingen bestaat er echter geen duidelijk juridisch kader dat een dergelijke individuele erkenning toelaat, wat op zijn minst eigenaardig is aangezien SYNTRA toch wel beschikt over een opleidingsaanbod dat voor een aantal werkzoekenden een gepaste oplossing biedt. Het wegwerken van deze juridische leemte zou de VDAB toelaten om nog meer maatwerk te leveren. SYNTRA is immers niet alleen bezig met het toeleiden naar meer en beter ondernemerschap, maar organiseert ook heel wat opleidingen in functie van het inschakelen van kmo-werknemers. Het gaat dan onder andere over opleidingen horeca en dergelijke meer, waar bij de VDAB momenteel wachtlijsten voor bestaan.
In de commissie werd daar tijdens een gedachtewisseling op 22 oktober 2009 met de VDAB over gesproken. Ik heb u toen ongeveer dezelfde vraag gesteld. U was het ermee eens dat werkzoekenden die binnen hun trajectbegeleiding baat hebben bij competentieversterkende acties, terecht moeten kunnen in de arbeidsmarktgebonden opleidingen, ongeacht de organisator. Uiteraard behoren ook SYNTRA-opleidingen daartoe en is samenwerking op dat vlak wenselijk.
U zei dat in het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 staat dat de VDAB aan organisaties een mandaat kan toekennen tot het verrichten van kosteloze competentieontwikkeling. Hetzelfde besluit bepaalt welke opleidingen een niet-werkende werkzoekende met een VDAB-overeenkomst kan volgen bij een organisatie waarmee de VDAB samenwerkt. De VDAB zou die regelgeving in 2010 operationaliseren.
Er is dus een wettelijke basis, alleen lijkt die nog steeds niet te zijn geactiveerd. Dat blijkt uit persartikels waar sommige collegas naar verwijzen en de klacht die het ACV daarover formuleerde.
Tegelijk is in het Werkgelegenheids- en Investeringplan (WIP) afgesproken dat bijkomend geïnvesteerd wordt in opleidingscapaciteit ten behoeve van werkzoekenden. Dat is noodzakelijk met het oog op de crisis. Het lijkt dan ook belangrijk deze investeringen zo efficiënt mogelijk te doen en de bestaande capaciteit van de verschillende opleidingsverstrekkers optimaal te benutten.
Minister, klopt het dat werkzoekenden die een arbeidsmarktgerichte en in het traject passende opleiding bij SYNTRA volgen, die nog steeds zelf dienen te bekostigen? Zo ja, hoe zal dit concreet worden aangepakt? Gebeurt dit ook retroactief voor die werkzoekenden in opleiding die al zelf betaalden? Kunt u een zicht geven op de door de VDAB erkende opleidingen die bij externe opleidingsverstrekkers, zoals SYNTRA, worden gevolgd? Hoe zal de in het WIP afgesproken versterking van de opleidingscapaciteit vorm krijgen? Wie zal wat op welke manier doen? Zal dit gratis zijn voor de werkzoekenden en zullen zij van alle sociale voordelen kunnen genieten als bij een eigen VDAB-opleiding?
De voorzitter : De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys : Voorzitter, minister, mijn vraag heeft uiteraard betrekking op dezelfde materie die door de vorige twee sprekers is aangehaald.
Minister, de aanleiding van mijn vraag is de brief die collegas uit mijn vorig leven aan u hebben gericht op 6 januari. Die brief was trouwens ook eerder al gericht aan uw voorganger, de heer Vandenbroucke, en aan de gedelegeerd bestuurder van de VDAB, de heer Leroy. Daarin wordt een concrete situatie aangehaald van iemand die door een rugletsel zijn werk moet stopzetten. Hij doet een aanvraag voor een opleiding voor een knelpuntberoep, voor brood- en banketbakker. Hij woont in Beringen. Voor de opleiding moet hij elke dag naar Sint-Niklaas rijden. In Limburg zegt men wel eens dat Sint-Niklaas in Antwerpen ligt. Tot nader order is dat echter nog steeds Oost-Vlaanderen. Hij krijgt daarvoor geen verplaatsings- of onkostenvergoeding, in tegenstelling tot de mensen die binnen de VDAB een opleiding kunnen volgen. ACV Limburg wil die problematiek aanklagen.
Voor het overige kan ik me aansluiten bij de argumentatie die werd gebruikt. Volgend jaar verwacht men 60.000 bijkomende werklozen. In 2009 hebben we het probleem nog wat kunnen opvangen via een aantal buffersystemen, zoals de tijdelijke werkloosheid en het tijdkrediet. De werkloosheid zal zich echter pas echt ontplooien in 2010. Het zal dan ook nodig zijn alle zeilen bij te zetten op het vlak van opleiding en begeleiding van werkzoekenden die dan op de arbeidsmarkt terecht komen.
Minister, ik weet dat dit een bekommernis van u is. In uw beleidsnota vermeldt u zelf dat gezocht moet worden naar samenwerking tussen de betrokken actoren op het vlak van toeleiding, begeleiding en opleiding in functie van een vraaggerichte en een regionale versterking van het opleidingsaanbod. Ik ben ervan overtuigd dat u dezelfde bekommernis hebt.
Minister, hoever staat men daarmee? Zullen vanuit deze optie werkzoekenden die een opleiding volgen bij een andere actor dan de VDAB van dezelfde faciliteiten kunnen genieten als degenen die bij de VDAB een opleiding volgen? In welke afstemming voorziet u in het opleidingsaanbod tussen VDAB en andere mogelijke spelers? Op welke manier zal bepaald worden wie die andere spelers zijn? Welke criteria worden daarbij gehanteerd? Kunt u daar een termijn op plakken?
De voorzitter : Mevrouw Turan heeft het woord.
Mevrouw Güler Turan : Voorzitter, ik dank mijn collegas voor hun terechte vragen. Minister, u weet dat we het WIP-plan hebben besproken. De vragen die hier nu aan bod komen, gaan voor een deel eigenlijk over de praktische uitwerking. We hebben toen vastgesteld dat er veel meer werkzoekenden zullen zijn. Zowel in de plenaire vergadering als in de commissie hebt u verschillende keren bevestigd dat het werkgelegenheidsplan en de budgetten van de VDAB constant geëvalueerd zullen worden. Gelet op de abnormale omstandigheden zal men de zaak niet laten liggen. Ik moet niet verwijzen naar wat er dreigt te gebeuren in Antwerpen. Het is dus belangrijk in te zetten op een goede trajectbegeleiding, in een goede opleiding van al de werkzoekenden.
De eerste partner daarbij is de VDAB. We moeten ervoor zorgen dat de VDAB voldoende aanbod en voldoende plaatsen kan bieden voor verschillende opleidingen. Indien dat ontoereikend is, moeten we eerst nagaan hoe we het probleem daar kunnen aanpakken. De bedoeling is niet om de dienstverlening of de kwaliteit van de dienstverlening van de VDAB te verminderen. Daarnaast zijn er echter ook heel belangrijke partners in opleiding, partners in crime tegen de werkloosheid. Ik denk aan SYNTRA en aan het centrum voor volwassenenonderwijs (CVO). Ik weet dat er in Antwerpen een zeer nauwe samenwerking is tussen de CVOs en de VDAB. Alle mogelijkheden moeten benut worden, vooral wat betreft Nederlands als tweede taal (NT2) kunnen de CVOs een zeer goede basisopleiding bieden.
Al de vragen hebben ook te maken met uw WIP-plan en de praktische uitwerking ervan. Ik stel daar straks nog een vraag om uitleg over. Ik ben benieuwd wanneer dat Werkgelegenheids- en Investeringsplan concreet via verscheidene acties zal worden gevoerd. Ik weet dat u er volop mee bezig bent. Als ik me niet vergis, werd dat WIP-plan al ondertekend op 21 december.
Minister Philippe Muyters : Op 18 december.
Mevrouw Güler Turan : Als ik goed kan tellen, is dat nog drie dagen vroeger. (Gelach)
Over dat tellen zullen we het eeuwig blijven hebben. Ik verontschuldig me, minister, maar de opleiding wiskunde die ik heb gevolgd, dat is al zo lang geleden. En rekenmachientjes en gsms helpen ook niet. (Opmerkingen)
Nee, het was niet in de lagere school. (Gelach)
Ik wil gewoon zeggen dat het al een tijdje geleden werd ondertekend. Ik weet dat u ermee bezig bent. Het moet echter wel wat sneller gaan. De crisis op de arbeidsmarkt wacht spijtig genoeg niet op ons. Ik ben dan ook benieuwd naar de uitwerking van dat WIP-plan.
De voorzitter : Minister Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borght : Voorzitter, ik sluit me uiteraard graag aan bij de vraag van de collegas. Het is een zeer belangrijk item. Zoals daarnet terecht werd gezegd, is en blijft de VDAB onze eerste partner. Maar, minister, we moeten alle mogelijke partners alle mogelijke faciliteiten bieden en ze steunen. Deze problematiek is immers zeer belangrijk. De VDAB kan niet al deze uitdagingen aangaan.
Ik wijs op één praktisch voorbeeld, namelijk de plaatsen waar de VDAB momenteel opleidingen aanbiedt. In Oost-Vlaanderen is er bijvoorbeeld één locatie die zeer moeilijk bereikbaar is met het openbaar vervoer. Alleen al vanuit dat aspect vind ik dat we ook andere partners die zich aanbieden op dit terrein, dezelfde faciliteiten moeten kunnen aanbieden om deze problematiek aan te pakken. Voornamelijk in de knelpuntberoepen moeten we ervoor zorgen dat die verschillende partners niet hetzelfde aanbod geven, want dan hebben we geen meerwaarde. We zouden met die partners aan tafel moeten gaan zitten en een verdeling bekijken zodat er voldoende differentiatie is in de opleidingen. Op die manier hebben we geen drie of vier verschillende partners die dezelfde opleiding aanbieden, want dat heeft geen zin.
Minister, we moeten ook durven te kijken naar de opleidingen die worden aangeboden door de VDAB. In het verleden is al verschillende keren aangekaart dat wij ervoor moeten zorgen dat we werklozen geen verkeerde perspectieven aanbieden. We mogen niet de illusie scheppen dat ze door het volgen van bepaalde opleidingen die er vandaag nog altijd bestaan bij de VDAB maar waar ik vraagtekens bij plaats, bijvoorbeeld die van kantoor, de mogelijkheid hebben om bijvoorbeeld in de administratie van openbare diensten of in de privésector aan de slag kunnen. De realiteit vandaag is dat het zelfs met een A2-diploma bijna niet meer mogelijk is om aan de slag te kunnen in de administratie: bijna overal wordt een A1-opleiding gevraagd. Ik stel de vraag om die opleiding eens grondig te analyseren, te bekijken of ze nog nuttig is en of ze niet moet worden aangepast of geheroriënteerd.
De voorzitter : Mevrouw Fournier heeft het woord.
Mevrouw Martine Fournier : Voorzitter, minister, ik sluit me aan bij de vragen die zijn gesteld. Ik heb nog een specifieke vraag. Ik ben eens gaan kijken op de website naar het aanbod van de opleidingen. Er zijn ongeveer 1800 opleidingen, waarvan iets meer dan 1200 opleidingen aangeboden worden door opleidingsverstrekkers en iets meer dan 570 door de VDAB zelf.
Wat opvalt bij de VDAB-opleidingen is dat er vrij veel thuisonderwijs is en veel cursussen via de pc worden georganiseerd. Ik denk dat zelfstudie niet te onderschatten is en het lijkt me niet altijd evident om thuiscursussen aan te bieden voor werkzoekenden. Minister, kunt u cijfers geven over het soort opleidingen van deze cursussen? Zijn deze cursussen een succes? Wordt de samenwerking met de verschillende partners regelmatig geëvalueerd?
De voorzitter : De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel : Voorzitter, dit is een interessant onderwerp. We kennen het cijfer van 60.000 extra werklozen. Anderzijds staan er nog heel wat vacatures open. Vandaag moet het een prioriteit blijven dat de mismatch op onze Vlaamse arbeidsmarkt misschien niet helemaal wordt dichtgereden, maar dat we toch op dat vlak extra inzetten. Er is spijtig genoeg een nog grotere groep van werkzoekenden, maar een aantal knelpuntvacatures blijft bestaan.
Minister, misschien moeten we eens bekijken welke instrumenten we als beleidsmakers hebben om meer werkzoekenden naar de juiste beroepsprofielen te richten. We hebben vroeger de knelpuntpremie gehad. Die had niet zoveel succes. Wordt erover gedacht om beleidsmaatregelen te nemen om vanuit de grote groep werkzoekenden steeds meer mensen te richten naar de knelpuntberoepen, wat een versterking zou zijn voor onze Vlaamse economie?
De voorzitter : Mevrouw Stevens heeft het woord.
Mevrouw Helga Stevens : Voorzitter, minister, collegas, in aansluiting op de vraag van de collegas om de faciliteiten zoals kilometervergoeding, een bijdrage in de kosten voor kinderopvang en gratis opleiding voor werkzoekenden, te verzekeren, onafhankelijk van wie de aanbieder van de opleiding is, verwijs ik naar mijn vorige vraag. Kan men boven op die gewone faciliteiten, waar nodig, ook voorzien in extra faciliteiten voor personen met een handicap die werk zoeken? In hun zoektocht naar werk en naar een opleiding, worden ze vaak geconfronteerd met dezelfde problematiek als gewone werkzoekenden maar ze hebben bijkomende barrières, zoals een gebrek aan toegankelijkheid of een gebrek aan aanbod. Kan men specifieke aandacht hebben voor die groepen? Kan men kijken waar het nodig is om extra faciliteiten aan te bieden, onafhankelijk van wie de opleiding aanbiedt?
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Voorzitter, collegas, ik ben op de hoogte van het probleem. Hoewel een aantal leden hier en daar het beeld al vrij duidelijk en juist hebben geschetst, wil ik daar voor alle zekerheid nog even op terugkomen.
In eerste instantie moeten we een onderscheid maken tussen werkzoekenden die een opleiding volgen in een traject naar werk en degenen die dat niet doen. Dat is een belangrijk verschil omwille van het feit dat niet automatisch elke arbeidsmarktgerichte opleiding door een werkzoekende wordt gevolgd met de doelstelling om daar een beroep van te maken of er gebruik van te maken in een volgende job. Aftoetsen of dit gebeurt in het kader van een traject naar werk, is wat mij betreft heel zeker nodig. Het lijkt me vanzelfsprekend dat dat gebeurt door de VDAB.
Voor mij is de VDAB de essentiële partner in de rol van regisseur. Het is al door een aantal leden gezegd. Ik kom daar meteen nog op terug. Er is een verschil tussen vinden dat de VDAB die opleidingen moet verstrekken en vinden dat de VDAB ervoor moet zorgen dat die opleidingen worden verstrekt. Dat is de kans om aan afstemming te doen. We moeten inderdaad overlappingen vermijden qua opleiding. Dat kan alleen als we een goede regisseur hebben, en dat is de rol die de VDAB moet spelen.
De heer Bothuyne heeft het al naar voren gebracht: ik ben van mening dat werkzoekenden die baat hebben bij competentieversterkende acties in het kader van een traject naar werk, terecht moeten kunnen bij alle arbeidsmarktgerichte opleidingen, ongeacht de organisator. Ik heb dat in het verleden gezegd, ik zeg dat in mijn beleidsnota. Ik vind dat dit moet gebeuren. Dat is daarnet al naar voren gekomen bij de vraag van mevrouw Stevens, specifiek wat de doven betreft, maar het geldt ook in het algemeen, en vandaag is dat niet het geval.
Wat is vandaag wel het geval? In het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding staat dat de raad van bestuur van de VDAB op basis van de arbeidsmarktvereisten en -behoeften dat moet dan ook een zekerheid zijn dat het klopt bepaalt welke opleidingen een niet-werkende werkzoekende kan volgen met een VDAB-overeenkomst bij een organisatie waarmee de VDAB samenwerkt. Die raad van bestuur bestaat, zoals u weet, uit acht vertegenwoordigers van de vakbonden en acht vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties, aangevuld met twee regeringcommissarissen en de voorzitter. De VDAB neemt hier dus, samen met zijn raad van bestuur, die regisseursrol op zich. In die raad zitten mensen die de arbeidsmarkt echt wel moeten kennen.
Die reglementering wordt door de VDAB gelukkig vooral gebruikt om een specifiek opleidingsaanbod bij partners uit te bouwen. Het zal u misschien verbazen in welke mate dat vandaag al gebeurt. De VDAB kent heel duidelijk een traditie van samenwerking met partners voor het geven van opleidingen. In 2009 realiseerde de VDAB in totaal 13.211.973 opleidingsuren voor werkzoekenden. Daarvan werden 6.634.253 uren, of ongeveer 50 percent, gerealiseerd in samenwerking met partners. Dat onderscheid moet worden gemaakt. Als partners door de VDAB worden erkend en er sprake is van een traject naar werk, geldt dezelfde reglementering als bij het volgen van de VDAB-opleiding.
Bovendien geeft de VDAB via de recentere financieringsbesluiten de centra voor volwassenenonderwijs en ook het hoger onderwijs de mogelijkheid om individuen een VDAB-traject te laten volgen, via een opleiding in die onderwijsinstellingen. Mevrouw Turan heeft ernaar verwezen. Zo kan de VDAB een gepast antwoord bieden voor behoeften waaraan de VDAB en zijn partners niet voldoende kunnen voldoen en waarvoor een aanbod in het onderwijs bestaat. Dat is een goede stap. Er kan met derden worden samengewerkt, onder de regie van de VDAB. Er kan met het hoger onderwijs en de CVOs worden samengewerkt. Dat is ook geregeld.
Voor SYNTRA is dat echter niet geregeld. Dat is de enige andere overheidsaanbieder. Daarop is die reglementering niet van toepassing. Dat was het voorbeeld van mevrouw Stevens. SYNTRA werkt met gelijkaardige tarieven en een gelijkaardige reglementering voor iedere cursist, ongeacht het statuut, dus zelfs als iemand die opleiding volgt in een traject naar werk. Wel zitten een aantal SYNTRA-opleidingen in het urenpakket waarover ik het daarnet had, maar voor de rest is dat betalend voor iedereen. Dat lijkt me geen goede zaak. Daar moeten we iets aan veranderen. Er is wel één uitzondering. Een werkzoekende moet zelf zijn SYNTRA-opleiding bekostigen, behalve als die past in zijn traject naar ondernemerschap. Daarvoor bestaat een heel specifieke regeling tussen VDAB, UNIZO en SYNTRA. Er is een samenwerkingsovereenkomst die daarvoor in een krediet voorziet.
We moeten daar dus een oplossing voor zoeken. Ik zeg dat hier heel expliciet. Ook voor SYNTRA moeten we een mogelijkheid vinden. In 2010 zal de VDAB samen met SYNTRA nagaan of een gelijkaardige regeling als deze die we nu hebben voor het hoger onderwijs, operationeel kan worden gemaakt met SYNTRA, wat de budgettaire gevolgen daarvan zijn en of dit haalbaar is binnen de begrotingen van VDAB en SYNTRA, of binnen andere begrotingen. We zullen bekijken hoe we daarvoor een oplossing kunnen vinden. Gezien de budgettaire toestand zal die maatregel niet retroactief kunnen worden toegepast. Dat wil ik wel al zeggen. Tot waar gaan we dan immers met die retroactiviteit?
Ook de controle op de werkzoekenden is aan bod gekomen. Er werd gesteld dat iemand die een dergelijke opleiding volgt, kan worden geschorst. De meeste commissieleden weten dat schorsingen gebeuren door de RVA. Het is de RVA die bepaalt hoe en wanneer dat gebeurt. Ik moet eerlijk zeggen dat ook wij niet altijd een zicht hebben op de redenen daarvoor. U weet dat sommige mensen dat liever anders zouden hebben, maar vandaag is en blijft de schorsing van werklozen een federale zaak.
Ten slotte ging het heel specifiek over het WIP. Er werd gevraagd wanneer we resultaten zullen zien. We zijn daar inderdaad mee bezig. Normaliter bespreekt de regering vrijdag bijvoorbeeld het besluit met betrekking tot de individuele beroepsopleiding in de onderneming (IBO). Straks zal daarover een vraag worden gesteld. Dan zal ik de stand van zaken geven. Zoals ik in het parlement heb aangekondigd, proberen we dat steeds onder de auspiciën van de werkgroep van het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité (VESOC) te doen. Dat kan soms voor wat vertraging zorgen, maar het heeft alleszins het enorme voordeel dat dit wordt gesteund door de sociale partners. Het gaat niet traag. Spijtig genoeg is het afgesloten op 18 december, want dat was voor velen ook de laatste werkdag. Op 2 januari zijn we echt kunnen beginnen met de uitvoering, en dat doen we met bekwame spoed.
Voor de opleidingen in het werkgelegenheids- en investeringsplan is er voor 2010 en 2011 in een budgetverhoging van 9 miljoen euro voorzien om de opleidingscapaciteit van de VDAB als regisseur uit te breiden. Zo komen we tot een betere afstemming met de behoeften.
Een van de behoeften kunnen de knelpuntberoepen zijn. Ik denk dat we vandaag niet meer moeite moeten doen om mensen naar knelpuntberoepen te leiden, want de knelpuntopleidingen zijn sterk ingenomen. In november heeft de raad van bestuur al initiatieven genomen om de opleidingscapaciteit voor knelpuntberoepen nog uit te breiden. Als ik me niet vergis, dan heeft men in elf extra opleidingen voor knelpuntberoepen voorzien. Ik heb het ooit in het parlement al eens gezegd: er komt best opnieuw een samenwerking met de partners als we deze middelen willen activeren, met de VDAB als regisseur.
Uiteraard zullen voor die opleidingen de werkzoekenden en cursisten een vergoeding ontvangen, ongeacht of de opleiding doorgaat bij de VDAB of bij de externe opleidingsverstrekkers. Zij behoren bij de eerste groep voor de extra opleiding. Ik denk dat we alleen door te werken via externe partners, er opnieuw snel voor kunnen zorgen dat bestaande wachtlijsten voor opleidingen kunnen worden verminderd en dat werklozen sneller kunnen worden geactiveerd.
Op middellange termijn zullen we verder de markt verkennen en nagaan of ook andere samenwerkingsverbanden met de markt kunnen leiden tot betere en snellere opleidingen. Het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité (VESOC) zal de verdere implementatie van de twee keer 9 miljoen euro opvolgen. Ik zal hierover regelmatig een stand van zaken geven.
Dit antwoord is misschien wat uitgebreider dan u van mij gewoon bent. Ik denk dat ik een antwoord heb gegeven op alle gestelde vragen.
De voorzitter : De heer Janssens heeft het woord.
De heer Chris Janssens : Voorzitter, minister, ik zou ervoor willen pleiten dat alle werkzoekenden die een opleiding willen volgen in een traject naar werk, dezelfde rechten krijgen op onkostenvergoedingen en gratis opleidingen, bij welke organisatie dan ook. Heel wat werkzoekenden met een uitkering kunnen de kosten voor die opleiding die vaak honderden euros bedraagt amper betalen. Zij dreigen daardoor in een langdurige of structurele werkloosheid terecht te komen. We moeten alles inzetten om dat te voorkomen. De VDAB hoeft dit niet helemaal voor eigen rekening te nemen. Hij kan samenwerken met andere partners. Zijn rol van regisseur willen we zeker als noodzakelijk erkennen.
Maar de werklozen die momenteel niet terecht kunnen bij de VDAB of een partner, omdat er te lange wachtlijsten zijn en het aanbod te beperkt is, hebben geen boodschap aan de cijfers die u hebt gegeven. Zij willen concrete oplossingen voor een opleiding. (Opmerkingen van minister Muyters)
Ik heb weinig concrete oplossingen gehoord die u op korte termijn zou willen lanceren om werkzoekenden die momenteel geen opleiding kunnen volgen, te helpen.
Minister Philippe Muyters : Er is twee keer 9 miljoen euro aan WIP-middelen die daarvoor wordt gebruikt.
De heer Chris Janssens : Ik heb een collega horen zeggen dat in de onderwijsinstellingen enkel de opleidingen voor verpleegkundige en opvoeder worden erkend als VDAB-cursus. Is dat zo? Wenst u dat in de toekomst uit te breiden?
Minister Philippe Muyters : Het zijn er meer dan die twee. Ik denk dat ze gewoon als voorbeeld zijn gegeven. Het is trouwens een onderdeel van een vraag waarop ik ben vergeten te antwoorden.
Wie kan er voor de VDAB erkende opleidingen doen? Ruw opgedeeld zijn dat: de gespecialiseerde opleidingen voor de personen met een arbeidshandicap in samenwerking met de Gespecialiseerde Opleiding, Begeleiding en Bemiddeling (GOB). Er zijn de sectoraal georganiseerde opleidingen voor onder meer verzorgende, maar ook voor callcenteroperator. Ook de opleidingen in functie van het ondernemerschap, van niet-gouvernementele organisaties (ngos) in het kader van Europese financiering en lokale initiatieven, verkoopsopleidingen, havenopleidingen komen in aanmerking. Ook bij SYNTRA zijn er al erkende opleidingen voor werkzoekendentrajecten. In het hoger onderwijs en bij de centra voor volwassenenonderwijs (CVOs) zijn er meer dan twee opleidingen. Als er capaciteit nodig is, dan kan er op het CVO en op het hoger onderwijs een beroep worden gedaan.
De voorzitter : De heer Bothuyne heeft het woord.
De heer Robrecht Bothuyne : Minister, ik wil u danken voor uw uitgebreide antwoord. Het is inderdaad heel positief dat u bevestigt deze zaak snel te willen aanpakken en de capaciteit die SYNTRA biedt voor een werkzoekendentraject te ontsluiten. Dit is ook belangrijk voor het optimaliseren van de WIP-middelen, zodat de opleidingen snel op de markt kunnen komen, we zeker zijn dat de kwaliteit is gegarandeerd en ze toegankelijk zijn voor alle werkzoekenden. De CVOs en SYNTRA kunnen snel het nodige doen. Het is belangrijk dat u er snel werk van maakt, in samenwerking met het VESOC.
Het zou wel sneu zijn dat de ene voor een opleiding heeft moet betalen en de andere niet. Misschien moeten we eens onderzoeken of retroactiviteit mogelijk is, op het moment dat de maatregel in werking treedt.
De voorzitter : Mevrouw Turan heeft het woord.
Mevrouw Güler Turan : De laatste woorden van minister Muyters hebben bij mij vragen opgeroepen. Maar misschien heb ik iets gemist. U zegt, minister, dat u op middellange termijn de markt zult raadplegen?
Minister Philippe Muyters : Ik zal op korte termijn een oplossing zoeken voor SYNTRA, het met de 9 miljoen euro extra middelen in de markt met de marktspelers verder uitwerken en onderzoeken of het kan met de huidige tenders, en dan op middellange termijn bekijken of er nog andere mogelijkheden zijn met de private of met andere spelers op de markt, met het oog op samenwerking. Dat was alles. Dat laatste heeft u in verwarring gebracht, het was gewoon de lijn van mijn beleidsnota.
Mevrouw Güler Turan : U zult dus niet de markt raadplegen om de opleidingen verder door hen te laten verzorgen?
Minister Philippe Muyters : Voor die 9 miljoen euro laat ik de VDAB als regisseur optreden.
Mevrouw Güler Turan : Dat is duidelijk. Ik heb het begrepen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.