Commissie voor Woonbeleid, Stedelijk Beleid en Energie
Vergadering van 21/01/2010
Vraag om uitleg van de heer Hermes Sanctorum tot mevrouw Freya Van den Bossche, Vlaams minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, over de duurzaamheidscriteria voor het opwekken van groene stroom uit biomassa
De voorzitter : Het antwoord wordt gegeven door minister Lieten.
De heer Sanctorum heeft het woord.
De heer Hermes Sanctorum : Minister, de aanleiding van mijn vraag is de nieuwe vergunningsaanvraag van de firma Electrawinds, maar ik wil het debat iets breder voeren over de problematiek van de duurzaamheidscriteria.
In de toelichting bij de vergunningsaanvraag wordt gesteld dat het gaat om een project van milieuvriendelijk produceren van elektriciteit door middel van een biomassa-installatie. Het betreft palmolie. Ongetwijfeld weet u dat nu net de productie van palmolie wereldwijd een van de belangrijkste oorzaken van de vernietiging van tropische bossen is. We kennen het beeld van de bossen die worden gerooid om te worden vervangen door monoculturen van palmbomen.
De bewering dat gebruik zou worden gemaakt van palmolie afkomstig van duurzame plantages, onder meer uit Maleisië en Indonesië, is twijfelachtig. U hebt waarschijnlijk wel weet van tal van rapporten, zoals van de Wereldbank, die stellen dat er momenteel geen garantie is dat de zogenaamd gecertificeerde palmolie duurzaam geteeld is. De leverancier van palmolie voor Electrawinds, de firma Wilmar, is net een van de firmas die sterk in opspraak zijn gekomen.
Het is niet de eerste maal dat er pogingen worden ondernomen om een vergunning te verkrijgen. In 2008 heeft de Antwerpse deputatie twee vergunningen geweigerd en dan nog wel net omwille van de motivatie dat palmolie ingaat tegen het concept van duurzame ontwikkeling. Ook in andere Europese landen zoals Nederland en Groot-Brittannië, worden omwille van die redenen palmoliecentrales geweigerd.
In Vlaanderen kennen we het systeem van groenestroomcertificaten. Volgens de huidige wetgeving hebben palmoliecentrales recht op groenestroomcertificaten. De problematiek is duidelijk, maar er moeten nog oplossingen worden uitgewerkt.
Minister, milieuvergunningen vallen onder de bevoegdheid van de minister van Milieu. Zult u op korte termijn een initiatief nemen tot overleg met uw bevoegde collega? Bent u van oordeel dat installaties om stroom op te wekken op basis van palmolie nog kunnen worden vergund? Wordt het geen tijd voor een kader hiervoor in Vlaanderen om procedureslagen te vermijden? Bent u van oordeel dat stroom die wordt opgewekt op basis van palmolie gesubsidieerd moet worden via de groenestroomcertificaten?
De voorzitter : Minister Lieten heeft het woord.
Minister Ingrid Lieten : De passage in het regeerakkoord over de inplanting van biomassacentrales waar u naar verwijst, betreft in eerste instantie de ruimtelijke en milieukundige inplanting van dergelijke projecten in Vlaanderen. Ze beantwoordt dus niet meteen uw terechte bezorgdheid over de impact van palmolie op de plaats waar ze wordt geproduceerd.
Ik heb net als u kennis genomen van de berichten over de impact die de teelt van oliepalmen heeft op de lokale biodiversiteit. Europees is ervoor gekozen om de duurzaamheid van de gebruikte brandstof aan te pakken door het verbinden van criteria aan de toelating om bepaalde biomassastromen te gebruiken. Wij moeten ons beleid binnen dit kader ontwikkelen.
Artikel 17 van de Europese richtlijn van 23 april 2009 legt een aantal duurzaamheidcriteria voor vloeibare biobrandstoffen vast. De broeikasgasemissiereductie bij het gebruik van biobrandstoffen moet over de hele keten minimaal 35 percent bedragen. Vanaf 2017 moet er een reductie zijn van 50 percent en installaties die na 1 januari 2018 worden opgestart, moeten een reductie van 60 percent halen. De biomassa mag niet afkomstig zijn uit gebieden met een hoge biodiversiteit, of waarvan het gebruik zorgt voor de verdwijning van gebieden waar veel CO2 opgeslagen is, zoals de beschermde natuurgebieden, oerbossen, moerassen, graslanden en veenland. De richtlijn bevat gedetailleerde definities van deze gebieden. De teelt van energiegewassen binnen Europa moet voldoen aan de Europese milieuregels en de code van goede praktijk.
Deze duurzaamheidscriteria gelden voor het in aanmerking nemen voor de doelstellingen uit de richtlijn, namelijk 13 percent hernieuwbare energie voor België tegen 2020, maar ook voor het in aanmerking nemen voor steunregelingen. Verder moet er gerapporteerd worden of er voldaan wordt aan internationale verdragen en moet men rapporteren over welke maatregelen er genomen zijn ter bescherming van de bodem-, lucht- en waterkwaliteit.
In artikel 17, lid 8, verbiedt dezelfde richtlijn de lidstaten om biobrandstoffen en vloeibare biomassa niet in aanmerking te nemen omwille van andere duurzaamheidredenen. Dat betekent dat lidstaten biobrandstoffen niet mogen weigeren indien aan de duurzaamheidcriteria van de richtlijn wordt voldaan. Het is belangrijk dat men die problematiek internationaal aanpakt. Het is daarom duidelijk de bedoeling van de richtlijn dat de Europese lidstaten dezelfde duurzaamheidcriteria hanteren.
De richtlijn moet voor 5 december 2010 door de lidstaten worden omgezet. De minister zal daarom op korte termijn, in overleg met de collegas, een voorstel voorleggen om de duurzaamheidcriteria uit de richtlijn op te nemen als voorwaarde in het groenestroomcertificatensysteem. Enkel palmolie of andere bio-olie die voldoet aan die duurzaamheidvoorwaarden, kan dan nog genieten van steun via de groenestroomcertificaten.
Het verstrekken van een bouw- of milieuvergunning voor nieuwe installaties is uiteraard de verantwoordelijkheid van de ministers die bevoegd zijn voor Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu. Wat het verkrijgen van groenestroomcertificaten betreft, zullen, zoals gezegd, projecten die voldoen aan de duurzaamheidcriteria uit de richtlijn, in aanmerking komen. De richtlijn bepaalt echter ook dat de Commissie voort toezicht zal uitoefenen en daarover aan het Europees Parlement en de Raad zal rapporteren in 2012. In haar verslagen analyseert de Commissie onder meer de relatieve kosten en baten van de verschillende biobrandstoffen voor het milieu, en de gevolgen van de toegenomen vraag naar biobrandstoffen voor de duurzaamheid in derde landen, rekening houdend met de economische en milieugevolgen ervan, waaronder de gevolgen voor de biodiversiteit. Ook de indirecte veranderingen in landgebruik in verhouding tot alle productieketens, en de invloed op de prijzen van levensmiddelen zullen worden geanalyseerd. De Europese Commissie zal, indien nodig, corrigerende maatregelen voorstellen. Mocht de toenemende inzet van palmolie of andere biomassa resulteren in onaanvaardbare negatieve effecten, zullen er dus bijkomende Europese duurzaamheidcriteria worden voorgesteld.
Volgens de huidige regelgeving zijn er al verscheidene groenestroomproductie-installaties met palmolie goedgekeurd door de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG). Voorlopig zijn daarop de huidige voorwaarden uit het Groenestroombesluit van 5 maart 2004 van toepassing. Daarbij wordt de niet-hernieuwbare energie die nodig is om de geraffineerde palmolie te winnen en te transporteren, afgetrokken van de elektriciteitsproductie, ter bepaling van het aantal groenestroomcertificaten dat maandelijks wordt toegekend. Ter bepaling van die voorbehandelingsenergie vraagt de VREG een auditrapport van een geaccrediteerde keuringsinstantie, conform haar mededeling over dit onderwerp. Indien de voorbehandelingsenergie niet wordt aangetoond met een onafhankelijke audit, hanteert de VREG een forfait. Door de hoge waarde van dat forfait is het de facto economisch niet interessant om palmolie zonder audit te gebruiken voor groenestroomproductie.
De VREG heeft ook een mogelijkheid uitgewerkt waarbij de aanvrager, via het systeem van certificaten van de Round Table for Sustainable Palm Oil (RSPO), de voorbehandelingsenergie kan aantonen. Afgekeurde loten palmstearine worden door de VREG als afvalstof beschouwd. In dat geval wordt enkel de voorbehandelingsenergie vanaf het ontstaan als afvalstof in rekening gebracht. Tot op heden wordt in het Groenestroombesluit dus enkel gekeken naar de energetische balans. Dat komt vrijwel helemaal overeen met de eis ten aanzien van de broeikasgasemissiereductie van de Europese richtlijn.
De Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) heeft een rendabiliteitsanalyse gemaakt van palmolie-installaties voor de opwekking van groene stroom. Daaruit blijkt dat er momenteel nog een zogenaamde onrendabele top is en er nog steun noodzakelijk is om een realistische rendabiliteit te verkrijgen. Steun kan echter enkel worden toegekend mits een strenge controle op de duurzaamheidcriteria. Die duurzaamheidcriteria moeten daarnaast niet alleen worden toegepast op individuele projecten, maar vragen ook een nauwgezette algemene opvolging van de effecten op Europese schaal. Als er onaanvaardbare negatieve effecten optreden als gevolg van een toenemende inzet als energiebron, is de minister er voorstander van om strengere duurzaamheidcriteria op te leggen of de inzet als energiebron te beperken, ongeacht of dat nu het gevolg is van palmolie of van een andere biobrandstof.
Ik wil u ten slotte nog meegeven dat de minister samen met haar federale en gewestelijke collegas het initiatief heeft genomen om een groep Europese lidstaten te verzamelen die er bij de Europese Commissie op aandringen ook voor vaste biomassa bindende duurzaamheidcriteria voor te stellen.
De voorzitter : De heer Sanctorum heeft het woord.
De heer Hermes Sanctorum : Minister, ik had eerlijk gezegd wel verwacht dat u die duurzaamheidcriteria van de Europese richtlijn zou aanhalen. Dan ontstaat er natuurlijk een louter legistieke discussie.
Het gaat echter ook over het principe, over de vraag welk standpunt Vlaanderen inneemt over die palmoliecentrales, zeker omdat er momenteel duidelijk geen garantie is op die duurzame palmolie. De vraag is dus of wij in Vlaanderen palmoliecentrales zullen aanvaarden.
Het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie komt er inderdaad aan. Er zijn initiatieven in andere Europese landen. Welke standpunten zullen we ter zake innemen? Dan verwacht ik toch een heel concreet standpunt: staat u nu eigenlijk achter die palmoliecentrales, of niet? Bovendien gaat het over Electrawinds, dat kapitaalinjecties krijgt. Als zij met dat kapitaal palmoliecentrales gaan financieren, dan roept dat toch wel vragen bij me op.
U hebt die groenestroomcertificaten aangehaald. Het is niet helemaal duidelijk hoe lidstaten precies kunnen omgaan met die duurzaamheidcriteria, maar het is alleszins zo dat steunmaatregelen wel kunnen worden verfijnd. Hier zijn die steunmaatregelen de groenestroomcertificaten. U kunt perfect stellen dat palmolie geen groenestroomcertificaten krijgt.
Minister Ingrid Lieten : Uit mijn antwoord blijkt duidelijk dat we uw zorg volledig delen. We zijn aan het bekijken, binnen de diverse wettelijke kaders, hoe we het beleid ter zake strenger kunnen maken. Ik heb aangegeven wat de diverse instrumenten ter zake zijn. Het is alleszins de intentie van de minister om daarmee door te gaan. Alleszins zullen we ook overleg plegen met de ministers die verantwoordelijk zijn voor de milieuvergunning en de bouwvergunning. Dat zijn ook instrumenten om een verstrenging door te voeren.
De heer Hermes Sanctorum : Minister, het is natuurlijk uw bevoegdheid niet, maar het blijft allemaal verschrikkelijk vaag. Ik zou wel graag enkele concrete antwoorden krijgen. Ik heb drie duidelijke vragen gesteld, maar er komt geen duidelijk antwoord op.
De voorzitter : Het incident is gesloten.