Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 10/02/2010
Vraag om uitleg van mevrouw Elisabeth Meuleman tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de samenwerkingsovereenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschap en de provincie Oost-Vlaanderen, wat het Ename Expertisecentrum voor Erfgoedontsluiting vzw betreft
De voorzitter : Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Voorzitter, minister, het is ondertussen al bijna 2 jaar geleden dat het moderne, technologisch hoogstaande Ename Expertisecentrum voor Erfgoedontsluiting werd afgewerkt, met een kostprijs van 9,3 miljoen euro. Het gebouw bevat onder meer een ontvangstruimte en een cafetaria, een educatieve en multifunctionele ruimte voor ongeveer 350 personen, een administratieve ruimte, een labruimte en een depotruimte, met onder meer speciaal geacclimatiseerde en speciaal beveiligde ruimtes.
Het centrum had eigenlijk al lang in gebruik moeten worden genomen, maar vandaag zijn de deuren nog steeds gesloten. De reden daarvoor is een geschil tussen de provincie Oost-Vlaanderen en de Vlaamse Gemeenschap met betrekking tot de invulling van het gebouw. Volgens de provincie is het gebouw er gekomen op basis van een overeenkomst tussen de provincie en de Vlaamse Gemeenschap, die een deel van het gebouw zou huren voor de huisvesting van de VIOE-Buitendienst Oost-Vlaanderen (Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed). Onder meer de werkruimtes, het depot en de bureaus zouden in functie daarvan gebouwd zijn. De provincie rekent op de inkomsten uit die huur om de verdere uitbouw van het project van het erfgoedcentrum in het kader van Ename 974 te realiseren.
Minister, als antwoord op een schriftelijke vraag liet u weten dat de samenwerkingsovereenkomst niet bindend is en afhankelijk is van een huurovereenkomst, en dat u niet van plan was om die huurovereenkomst af te sluiten. Bij nader inzien en ondanks eerdere intentieverklaringen blijken, aldus de Vlaamse Gemeenschap, het gebouw en de ligging niet te zijn afgestemd op de opdrachten en de behoeften van de instelling. Dan gaat het over het VIOE. Hoe verklaart u die verandering van de plannen ten opzichte van de eerdere intentieverklaring die is bekrachtigd in die weliswaar niet bindende samenwerkingsovereenkomst? Is er een reden waarom het VIOE niet vóór de bouw van het expertisecentrum kon inschatten dat het gebouw en de ligging niet afgestemd zouden zijn op de behoeften van het VIOE? Is er een mogelijkheid dat de Vlaamse Gemeenschap zich toch nog constructief opstelt en toch een oplossing zoekt voor de invulling van het gebouw, gezien de samenwerkingsovereenkomst en de intentieverklaring, waardoor een deel van het gebouw de labs, depots en bureaus in functie van het VIOE werden gebouwd? Het gaat hier over een dure overheidsinvestering, weliswaar van de provincie, die nu zonder bestemming blijft. Waar ligt volgens u de schuld van deze volgens ons toch wel onoordeelkundige besteding?
De voorzitter : De heer De Meulemeester heeft het woord.
De heer Marnic De Meulemeester : Voorzitter, minister, geachte leden, ik sluit me aan bij mevrouw Meuleman. Er is al een tijdje heel wat te doen over de opening van het erfgoedcentrum in Ename. Dat centrum is inderdaad 2 jaar geleden voltooid. Het gebouw is volledig afgewerkt. Zelfs de omgevingswerken zijn voor een groot deel voltooid. Er is ook voorzien in een ruime parking, recht over het erfgoedcentrum. De stad Oudenaarde heeft dat parkeerterrein aangelegd en volledig bekostigd. Die kosten hebben we dus op ons genomen. We moeten daar wel correct en eerlijk in zijn: ook voor de plaatselijke middenstand in het centrum van Ename was het belangrijk dat er een parkeerterrein kwam. Maar goed, het dient eigenlijk voor de beide.
De keuze werd gemaakt om een erfgoedcentrum uit te bouwen naast het archeologisch park van Ename. Het centrum spitst zich toe op erfgoed en erfgoedzorg, aan de hand van de archeologische site van Ename, via een multidisciplinaire en grensoverschrijdende aanpak. Het centrum past dan ook in de algemene erfgoedzorg in Vlaanderen. Erfgoedontsluiting krijgt via een gerichte werking bijzondere aandacht binnen het erfgoedcentrum.
Zoals we weten, is het gebouw eigendom van het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen. Het werd dan ook volledig bekostigd door de provincie. Voor de bouwwerken een aanvang namen, werden er concrete afspraken gemaakt tussen de diverse partners die van dit centrum gebruik zouden maken.
Dan kom ik tot de samenwerkings- en intentieovereenkomst die werd afgesloten tussen het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest. Die overeenkomst dateert van 2004. Dat is toch al een aantal jaren geleden. De overeenkomst heeft het uitvoerig over de diverse vormen van samenwerking tussen het provinciebestuur en het Vlaamse Gewest. Daar hoort het inhuren van diverse ruimten en lokalen door het Vlaamse Gewest bij. Straks kom ik daar nog even op terug.
Ik heb de samenwerkingsovereenkomst hier bij me. De bestendige deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen heeft de overeenkomst goedgekeurd op 13 mei 2004. Waarschijnlijk zal toenmalig minister Van Grembergen, die toen bevoegd was voor Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, de overeenkomst ook in dezelfde periode hebben ondertekend. De overeenkomst is toch wel zeer uitvoerig en zeer concreet. Erin wordt gesteld dat de overeenkomst stoelt op de overeenkomst die reeds op 16 oktober 1996 werd afgesloten tussen het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen en het toenmalige Instituut voor het Archeologisch Patrimonium (IAP). Dat dossier gaat dus al een aantal jaren mee. De overeenkomst bepaalde dat beide partijen zich akkoord verklaarden met de geschetste krijtlijnen voor de museumwerking en het provinciaal museum te Ename. Ze aanvaardden ook hun respectieve verantwoordelijkheden ten opzichte van de diverse museumopdrachten. Dit moest dus uitmonden in een volwaardige en continue museumwerking.
In de missie van het IAP werd zeer duidelijk gesteld dat twee afdelingen van dat instituut die overeenkomst zouden concretiseren. Het ging over de afdeling onderzoek erfgoedwaarden en de afdeling documentatie en ontsluiting. Ook op de strategie wordt uitvoerig ingegaan in de overeenkomst. Dat is ook niet onbelangrijk. Zo staat er letterlijk te lezen dat de realisatie van dit hoofddoel zal gebeuren door de museale werking van het Provinciaal Archeologisch Museum Ename te koppelen aan de onderzoeks- en ontsluitingsopdracht van het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed, wat zal resulteren in een versterkende, bredere en diepere werking. Ook het concept van het erfgoedcentrum is eigenlijk zeer gedetailleerd bepaald. Zo zou het gaan over onderzoeken, bewaren en ontsluiten.
Dan komen we tot die intentieverklaring tot het afsluiten van een huurovereenkomst, waarover toch een en ander te doen is. In de intentieverklaring staat zeer duidelijk te lezen dat het Vlaamse Gewest de intentie heeft om een aantal onderdelen te huren voor het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed, namelijk werkruimtes, ateliers, depots en bureaus. Deze intentieverklaring om te huren is uiteraard afhankelijk van een definitieve beslissing van het Vlaamse Gewest, mits naleving van de wettelijke en reglementaire procedures. Het gaat hier dus over een intentieverklaring die eigenlijk nooit concreet is gemaakt in een echte samenwerkingsovereenkomst en in een huurovereenkomst. Het was echter een belangrijke intentie van toenmalig minister Van Grembergen, die volledig achter dit project stond. Het is dan ook door hem ondertekend. Namens het provinciebestuur hebben de provinciegriffier en de toenmalige gouverneur, Herman Balthazar, de overeenkomst ondertekend.
Minister, ik hoef u niet te zeggen dat de bevolking van Oudenaarde, en in het bijzonder de bevolking van de deelgemeente Ename, dit dossier met argwaan volgt. Ze ziet er momenteel een prachtig gebouw staan waarin eigenlijk niets gebeurt en dat tot dusver geen functie heeft, ondanks de vroeger gemaakte afspraken en verbintenissen. Zal de Vlaamse overheid de samenwerkingsovereenkomst van 2004 en de intentieverklaring tot het afsluiten van een huurovereenkomst voor ruimten en lokalen in het erfgoedcentrum nu concretiseren, in de vorm van een samenwerkingsovereenkomst en een huurovereenkomst met het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen? Zoals mevrouw Meuleman al aangaf, is de kostprijs van dat gebouw toch niet gering geweest. Iedereen staat erachter dat dit de uitstraling en de grandeur moet krijgen die het verdient. Dan gaat het niet alleen over Vlaanderen en België, maar ook over een uitstraling op Europees niveau en op wereldniveau. Het mag toch wel worden gezegd dat het Ename Charter wereldwijd bekend is. Dat is enorm vernieuwend qua presentatietechnieken en heeft op het vlak van archeologie een belangrijke rol gespeeld in de hele wereld. Het zou al te jammer zijn dat dit centrum, dat er nu staat, met alles erop en eraan, verloren zou gaan. Ik wil dus vragen dat het gebouw de functie zou krijgen waarvoor het steeds werd gereserveerd.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Voorzitter, geachte leden, ik wil toch nog even de context van het dossier schetsen, aansluitend bij wat ik al heb geantwoord op de schriftelijke vraag van mevrouw Meuleman. Sinds de jaren tachtig is er in Ename een grootschalig interdisciplinair onderzoek uitgevoerd door de buitendienst Oost-Vlaanderen van het IAP, in nauwe samenwerking met de stad Oudenaarde en de provincie Oost-Vlaanderen. In 1998 leidde dat onderzoek tot de oprichting van het Ename Expertisecentrum voor Erfgoedontsluiting en het Provinciaal Archeologisch Museum in Ename. Enkele jaren later, in 2001, ontwikkelde de provincie Oost-Vlaanderen plannen voor de bouw van een prestigieus erfgoedcentrum rond de abdijsite van Ename. Die beslissing werd in 2001 door de bestendige deputatie genomen. In 2002 voorzag de deputatie al in de nodige budgetten in haar begroting. Om een oplossing te vinden voor de hoge financieringskosten, had de provincie toenmalig minster Van Grembergen, die toen bevoegd was voor Onroerend Erfgoed en Ambtenarenzaken, aangesproken.
Als mogelijkheid werd het huisvesten van de buitendienst Oost-Vlaanderen van het IAP naar voren geschoven, waarbij de Vlaamse overheid een deel van de nieuwbouw zou huren. Die buitendienst was immers sowieso al aanwezig in Ename, omwille van de archeologische opgravingen die er gaande zijn. Ik wil dus beklemtonen dat het niet zo is, zoals uit de vragen zou kunnen worden afgeleid, dat het gebouw er is gekomen op basis van een overeenkomst tussen de provincie en de Vlaamse overheid. De plannen van de bestendige deputatie dateren van 2001. Toen heeft de deputatie die beslissing genomen. De intentieovereenkomst met minister Van Grembergen dateert van 2004. Ik heb een niet-gedateerd stuk. Mijnheer De Meulemeester, u stelt dat de bestendige deputatie de overeenkomst op 13 mei 2004 zou hebben getekend, dus net voor het einde van de regeerperiode. Het stuk dat de Vlaamse Regering heeft, is niet gedateerd. Dat is enigszins bizar, maar we zijn het erover eens dat het stamt uit 2004, uit het einde van de regeerperiode. (Opmerkingen van de heer Bart Caron)
Mijnheer Caron, u kunt dat min of meer bevestigen. Het is dus op het einde van de regeerperiode ondertekend, in 2004. De provincie had haar plannen al ontwikkeld en een beslissing genomen. Het is belangrijk om dat te weten. De provincie probeerde de Vlaamse overheid bij de zaak te betrekken met betrekking tot het financiële aspect. Dat heeft geleid tot de fameuze samenwerkingsovereenkomst van 2004, die volgens de heer De Meulemeester op 13 mei 2004 is ondertekend door de deputatie. Het stuk dat in het bezit is van ons agentschap, is niet gedateerd.
In de samenwerkingsovereenkomst werd de ondertekening van een definitieve huurovereenkomst als opschortende voorwaarde voor die overeenkomst opgenomen. Er is dus duidelijk een opschortende voorwaarde geformuleerd. Deze huurovereenkomst moest bovendien het voorwerp zijn van een reglementaire procedure, met inbegrip van de beoordeling door de Inspectie van Financiën (IF). Dat geldt voor elke huurovereenkomst door de Vlaamse overheid. Er moet een behoeftestudie worden gemaakt, die moet worden gevalideerd door de IF. Toenmalig minister Van Grembergen kon geen definitief engagement aangaan omdat een dergelijk project een omvattend behoefteonderzoek vergt met betrekking tot de behoeften van de Vlaamse Overheid en haar onroerenderfgoedbeleid. Ook was er in 2004 in de context van de BBB-hervorming (Beter Bestuurlijk Beleid) al een grondige wijziging aan de gang waarbij het IAP verdween en het VIOE werd opgericht. De minister kon en wou ook niet een definitieve overeenkomst tekenen. Hij is daar trouwens niet toe gemandateerd. Zulke zaken moeten door de regering worden beslist, het zijn collegiale beslissingen. De huurovereenkomsten die ik gesloten heb als minister van Ambtenarenzaken, zijn altijd op de ministerraad gekomen.
Maar zonder de huurovereenkomst af te wachten en dus ook de mogelijke bekrachtiging van die intentie, is de provincie in december 2005 gestart met de bouw van het erfgoedcentrum.
Ik wil erop wijzen dat er binnen de Vlaamse overheid nooit een reglementaire procedure opgestart is. De procedure impliceert onder meer dat het dossier, zoals elk overheidsdossier met een belangrijke budgettaire impact, voor voorafgaand advies wordt voorgelegd aan de bevoegde inspecteur van Financiën en nadien ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Dat is nooit gebeurd. Hiermee heeft de provincie volgens mij een groot risico genomen. Er was een beleidsintentie van 2004 maar er was geen enkele garantie, laat staan een overeenkomst.
Sinds 2008 is het gebouw, dat 9,3 miljoen euro zou hebben gekost, opgeleverd. Zoals u terecht opmerkt, mevrouw Meuleman, zijn de deuren nog steeds gesloten. U zegt dat de reden daarvoor het dispuut is tussen de provincie Oost-Vlaanderen en de Vlaamse Gemeenschap met betrekking tot de invulling van het gebouw. Ik ga nu wat nader in op de zaak en ik hoop u ervan te kunnen overtuigen dat dit niet de reden is of misschien maar een minder belangrijke reden voor de problematiek die u aankaart.
Uw eerste twee vragen zal ik samen behandelen omdat ze sterk verwant zijn. U maakt een vergelijking tussen het samenwerkingsakkoord uit 2004 en mijn antwoord op uw schriftelijke vraag van 6 augustus 2009, waarin ik verklaarde dat: het gebouw en de ligging niet zijn afgestemd op de opdrachten en de behoeften van de instelling. U vraagt hoe ik deze verandering van de plannen kan verklaren. Meer dan de bouw zelf blijkt vooral de inhoudelijke invulling ervan een groot probleem te zijn. Er is nooit, zelfs nu niet, een duidelijk programma ontwikkeld voor de invulling van het gebouw. De problematiek over het derde van het gebouw ik beklemtoon het derde dat de Vlaamse Overheid volgens de provincie zou moeten huren, is bekend. Maar ook de provincie heeft geen enkele visie ontwikkeld over de invulling van de overige twee derden van het gebouw. De provincie gaat twee derde van dat gebouw innemen, zet het gebouw en vult het niet in. Ik kan alleen maar constateren dat er niets gebeurd is met het provinciale deel, namelijk twee derde van het gebouw.
Collegas, deze bouw van het Enamecomplex is niet gestart vanuit een omvattend behoefteonderzoek, noch met betrekking tot de behoeften van de Vlaamse overheid noch met betrekking tot de behoeften van de provincie. De plannen zijn volgens mij ontwikkeld, voor zover ik erop kan terugblikken want ik word daar nu voor het eerst mee geconfronteerd, vanuit een vage en weinig realistische visie op de uitbouw van een expertisecentrum met internationale uitstraling rond de abdijsite van Ename. Er zijn sinds 2001 meerdere, maar wel steeds vage, invullingen voor de nieuwbouw uitgetekend. Rode draad in het verhaal was dat het iets met erfgoed en cultuur te maken zou hebben. Maar de variabele factor bleef de invulling van specifieke functies die men in het gebouw zou onderbrengen. Ik som de functies op die ik heb kunnen detecteren: onderzoeksfunctie, depotfunctie, educatieve functie, museale functie, tentoonstellingsfunctie, congresfunctie en culturele functie, waarbij de polyvalente zaal geschikt voor 400 personen ook bedoeld was voor bijvoorbeeld theatervoorstellingen. De ambities waren heel groot, maar geen enkele van deze functies is ten gronde uitgewerkt.
Een gedragen visie ontbreekt volledig. Doorheen de jaren zijn verscheidene visieteksten uitgeschreven, maar er is nooit een consensus bereikt, mogelijk door de verschillende en soms uiteenlopende belangen van de betrokken partners. De verslagen van de opeenvolgende vergaderingen van de stuurgroep getuigen van het onvermogen om een consensus te bereiken en om een concreet actieplan uit te werken. De huidige leegstand van de nieuwbouw op de Vlaamse overheid afschuiven, is niet correct. De provincie verwijt de Vlaamse overheid dat zij haar zogenaamde beloofde oppervlakte niet afhuurt. Maar de provincie, bouwheer en initiatiefnemer, heeft nog geen enkele concrete visie op de invulling van de overige twee derden van het gebouw.
De bouw van het complex heeft een lange tijd geduurd. Ondertussen is er over de inhoudelijke invulling geen consensus ontstaan. Dat is niet zonder gevolg gebleven.
Eerst en vooral wil ik erop wijzen dat de context van het onroerenderfgoedbeleid structureel is veranderd sinds 2004. Om een voorbeeld te geven: waar het Enameverhaal, zoals de opgraving van de middeleeuwse abdijsite, in 2001 nog sterk aanwezig was in het Vlaamse erfgoedbeleid en zeker het Vlaamse archeologiebeleid, is dat vandaag veel minder het geval. Een belangrijke reden hiervoor is het gewijzigde archeologiebeleid dat internationaal is vertaald in het Verdrag van La Valletta en dat ook in Vlaanderen steeds meer ingang vindt. In tegenstelling tot vroeger, toen men actief aan opgravingen deed om kennis te verzamelen, staat nu het behoud en het beheer van het archeologisch erfgoed in situ centraal. Enkel wanneer behoud in situ onmogelijk is, bijvoorbeeld door bouwprojecten, is een opgraving met bijhorend wetenschappelijk onderzoek en deponering vereist. Doordat de Enamesite geen bedreigde site is, is er geen enkele instantie meer die er nu aan opgravingen doet. Aangezien de aanwezigheid van het IAP in Ename was gekoppeld aan het opgravingsprogramma, is de voornaamste reden voor de aanwezigheid die er destijds zou kunnen zijn geweest, verdwenen. Het Verdrag van La Valletta dateert van 1992. Toen was al de toon gezet voor het internationaal beleid, namelijk het behoud in situ. Dat zijn we in Vlaanderen stilaan beginnen implementeren en zullen we omzetten in het nieuwe Erfgoeddecreet.
Ook de overheidsinstellingen binnen het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed (RWO) zijn sinds 2001 sterk gewijzigd. Relevant hiervoor is de afschaffing, al in 2004, van het IAP. Het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2004, dus nog voor de ondertekening van de overeenkomst, regelde de fusie van het IAP en de kenniscel van de afdeling Monumenten en Landschappen tot het VIOE, het wetenschappelijke instituut voor het onroerend erfgoed. Het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004, drie dagen voor de deputatie het stuk ondertekende, regelde de omvorming van het VIOE naar een intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid in uitvoering van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid.
Pas met het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juni 2006, dat de aanpassing regelt van alle bestaande regelgeving inzake onroerend erfgoed aan de nieuwe structuur van het beleidsdomein RWO in toepassing van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid, kreeg het VIOE zijn definitieve vorm. In diezelfde periode stelde de Vlaamse Regering ook de eerste en nog steeds huidige administrateur-generaal van het VIOE aan. De periode tussen 2004 en 2006 was overbrugd door een waarnemend directeur.
Toch is de provincie tijdens de overgangsjaren van het IAP naar het VIOE begonnen met de bouw van de Enamesite, zonder een formele huurovereenkomst en zonder de goedkeuring van de Inspectie van Financiën. Het is evident dat het VIOE ondertussen de opdracht die het decretaal heeft, is beginnen uit te voeren. Het heeft ook een eigen en vernieuwend beleid ontwikkeld.
Ten eerste voert het VIOE zelf steeds minder archeologische opgravingen uit. Het wil, in het kader van de efficiëntiewinsten, zich voornamelijk richten op synthese en analyse van opgravingen, eerder dan zelf opgraven. Het VIOE kan trouwens goedkoper opgraven dan commerciële bedrijven, en moet oppassen voor Europees geldende concurrentieregels.
Ten tweede is er het probleem van de buitendiensten. Onmiddellijk na haar aanstelling liet de nieuwe administrateur-generaal door het extern adviesbureau Nikè Consult een audit van de VIOE-buitendiensten uitvoeren. Daaruit bleek dat de huisvesting van de buitendienst Oost-Vlaanderen in het erfgoedcentrum te Ename omwille van het programma én de decentrale ligging niet in overeenstemming was met de actuele visie en behoeften van het VIOE. De locatie te Ename strookt ook niet met de algemene visie van de Vlaamse overheid op de huisvesting van haar ambtenaren. De Vlaamse overheid streeft vanuit economische, ecologische en mobiliteitsmotieven naar een maximale concentratie op goed bereikbare en centraal gelegen locaties die optimaal via het openbaar vervoer ontsloten kunnen worden. U kent de ligging: de concentratie in Brussel en de Vlaamse administratieve centra in de hoofdsteden van de provincies op korte wandelafstand van de stations. Dat is het beleid dat wordt gevoerd en dat vastligt bij beslissing van de Vlaamse Regering. In het kader van dat streven naar een duurzame huisvesting, beoogt het VIOE een centralisatie van de operationele activiteiten, om aldus de kosten te beperken en de efficiëntie en effectiviteit van de werking te verhogen. Zeker in deze periode van budgettaire krapte zijn deze doelstellingen relevant.
Centraliseren van alle buitendiensten en depots te Ename is ook niet mogelijk. Dat blijkt uit de studie van Nikè Consult: 1500 vierkante meter is volstrekt onvoldoende. Men zou daar alle buitendiensten en depots zelfs niet kunnen onderbrengen, gesteld dat dit zou sporen met de beleidsvisie van de Vlaamse overheid. Op het einde van vorige regeerperiode is dit punt nog eens aan bod gekomen in een brief van toenmalig minister Van Mechelen. Mijnheer De Meulemeester, ik weet niet of daar in de voorbije periode vragen over zijn gesteld aan mijn voorganger. Ik heb er geen teruggevonden. Ik heb het gevoelen dat dat 5 jaar lang buiten de aandacht is gebleven. Ik zie een brief, waar ik straks op terugkom, van minister Van Mechelen aan de gouverneur, helemaal op het einde van de vorige regeerperiode waarin hij al die problemen aankaart en wijst op de financiële problemen. Tenzij ik me vergis, is er in die 5 jaar, van 2004 tot 2009, op geen enkele manier verder vorm gegeven aan de intentieverklaring en het uitwerken ervan.
U vraagt of er een mogelijkheid is dat de Vlaamse Gemeenschap zich constructief opstelt. Ik heb al gezegd dat de bestemming van de nieuwbouw de verantwoordelijkheid is van de bouwheer en eigenaar van het gebouw, de provincie Oost-Vlaanderen. Dat lijkt me evident. Dat is een uitgangspunt. De deputatie heeft dat beslist. Ik heb die beslissing van 2001. Ik zeg dit niet met leedvermaak, maar ik vind het jammer dat daarover nooit een visie is geconcretiseerd. Als een overheid een gebouw wil inplanten, moet ze een voldragen visie hebben, moet ze een behoeftestudie hebben, moet het project beantwoorden aan een beleid en moet ze er een invulling aan kunnen geven. Ik heb u gezegd wat ik heb gedetecteerd aan mogelijke invullingen, die misschien stuk voor stuk interessant zijn. Ik neem aan, mijnheer De Meulemeester, dat als u in uw stad plannen maakt, u dan weet wat u van plan bent, waar u dat zult doen, dat u de behoeften bent nagegaan en dat u het ook uitvoert. Hier is dat spijtig genoeg omgekeerd gebeurd.
De ondertekening van de huurovereenkomst in 2004 was een expliciete opschortende voorwaarde. Geen enkele minister zou deze huurovereenkomst kunnen tekenen zonder dat de Inspectie van Financiën die zaak gevalideerd heeft. Dat gebouw en de ligging ervan zijn niet afgestemd op de opdrachten en de behoeften van het VIOE. De Vlaamse Regering heeft momenteel geen andere intenties met dit gebouw. Ik ben daarover al in dialoog getreden met de deputatie.
Uiteraard wil ik constructief zoeken naar een oplossing. Die vraag is aan voormalig minister Van Mechelen gesteld. Ik heb een brief van hem aan gouverneur Denys van 2 april 2009. Blijkbaar is dat op het einde van de regeerperiode aan bod gekomen. De vorige minister zei: Op basis van de diverse gesprekken bleek al snel dat de invulling van een deel van het gebouw als buitendienst van het VIOE niet langer een optie was. Dat is heel snel gebleken. Men vraagt hem of er een andere invulling aan kan worden gegeven. Mijn diensten hebben toen aan minister Van Mechelen, net als nu aan mij, gezegd dat we misschien kunnen nagaan of er een erfgoededucatiecentrum kan komen. Dat is ook voorgelegd aan toenmalig minister Van Mechelen.
Ik moet erop wijzen dat de Nikèstudie daar zeer kritisch tegenover staat. Die zegt dat er logistieke, financiële en materiële problemen zijn om dat daar te doen. We zoeken constructief of er iets kan gebeuren, waaraan de Vlaamse overheid een deel kan geven. Ik spreek me daar niet over uit. Ik beloof zeker niets, want de weg daartoe is heel lang.
Voormalig minister Van Mechelen zegt ook dat er serieuze problemen zijn. Eerst en vooral moet er worden gepraat over de huurprijs. Blijkbaar is daarvoor een voorstel gedaan. De heer Van Mechelen, die de knip op de beurs hield, zei dat die huurprijs veel te hoog was. Die was excessief in vergelijking met wat we in Brussel betalen.
Voormalig minister Van Mechelen zei: Om het VIOE daar een erfgoededucatiecentrum te laten oprichten, moet ik centen hebben, en ik heb die niet. Als hij ze niet had in een periode toen de Vlaamse Regering over veel middelen beschikte, dan heb ik ze nu ook niet. Hij zegt dat er vijf bijkomende mensen zouden moeten worden aangeworven. Dat betekent dus dat het VIOE een bijkomend budget zou moeten hebben en mensen zou moeten kunnen aanwerven. Het VIOE heeft nu minder centen dan in 2009. Dat is de realiteit en dat komt door de besparing.
De heer Van Mechelen wijst erop, nadat hij heeft gewezen op de veel te hoge huurprijs, dat de invulling die het VIOE in het vooruitzicht kan stellen, alleen kan worden gerealiseerd op het ogenblik dat er een substantiële verhoging van de werkingsmiddelen voor het VIOE kan worden gerealiseerd, en we bovendien bijkomend personeel kunnen aanwerven, namelijk vijf VTEs. Het gaat dus om werkingsmiddelen om dat uit te baten, en bijkomend personeel om dat allemaal vorm te geven.
Ik kan niets beloven, en ik ga dat ook niet doen. Dat zou onverantwoord zijn. Ik zie het probleem. Het is heel jammer dat het zo is geëvolueerd. Men is voortvarend te werk gegaan, maar ik wil kijken of er een constructieve oplossing kan komen vanuit de beperkte invulling die aanvankelijk was gepland: een derde Vlaamse overheid, twee derde provincie. Ik vraag de provincie met aandrang om haar eigen gebouw een bestemming te geven. Dat is vanzelfsprekend.
Gelet op de gewijzigde omstandigheden, op het totaal andere concept inzake opgravingen, de totaal andere structuur van het VIOE, en het advies van de consultant die zegt dat de buitendiensten moeten worden gecentraliseerd dichtbij de centrale stations in alle Vlaamse hoofdsteden, kunnen we daar toch iets in vinden. Ik wil daar gerust mee over nadenken, om dat educatiecentrum eventueel op de rails te krijgen. Maar ik citeerde de brief van de heer Van Mechelen van april 2009 die zegt: zelfs als we het zouden willen hebben, zijn daar op dit ogenblik de middelen niet voor. Ik zal u dus niet verrassen met mijn mededeling dat ik die middelen ook niet heb.
De voorzitter : Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Minister, van dit verhaal word ik absoluut radeloos en wanhopig. Niet alleen ik, maar veel mensen in Oudenaarde. Dat gebouw heeft 9,3 miljoen euro gekost. Ik weet niet of u het hebt gezien. Het staat in het centrum van Ename, een vrij kleine deelgemeente van Oudenaarde, met een heel mooi historisch centrum. In het midden van dat dorp staat een mastodont van een gebouw. In dit winterweer rookt de schouw constant, want dat gebouw moet natuurlijk worden verwarmd, anders vervalt het meteen. En het wordt al 2 jaar verwarmd.
Niet zo lang geleden is er een spontane actie ontstaan van een groep bewoners om er asielzoekers in te huisvesten, toen er zoveel plaatsgebrek was. We zitten midden in een economische crisis. Ik moet u niet vertellen dat dit een doorn in het oog is van de bevolking, die daar dagelijks passeert aan de brug, en dat centrum daar ziet staan. Daarom ben ik zo bezorgd.
Minister, u hebt gelijk dat de manier waarop dat gebouw tot stand is gekomen, ongeoorloofd is. Er doen allerlei theorieën de ronde op straat, het is een urban legend, er zijn allerlei politieke spelletjes en complotten, die er wellicht in hebben meegespeeld. Ik weet niet wat er allemaal is gebeurd, maar dat is wat er leeft bij de bevolking. Ik ben ervan overtuigd dat het à la guerre comme à la guerre tot stand is gekomen. Dat lijkt nu de nieuwe mode. We zetten dat daar en we zien wel wat er gebeurt en het zal wel worden ingevuld.
Ik begrijp uw reactie, dat u als Vlaamse overheid de zaak moet komen redden, als blijkt dat de provincie iets heeft gebouwd dat ze niet volledig kan invullen. Niettemin was er een intentieverklaring, niet meer, maar ook niet minder dan dat. Wij hebben een schriftelijke overeenkomst, ondertekend door de minister. Hij zei dat hij zou proberen een gedeelte van het gebouw een bestemming te geven. Wat hij zegt, is helemaal niet bindend. Maar wij vragen niet meer dan goodwill, ik weet dat niet meer mogelijk is. Ik denk evenwel dat het probleem moet worden opgelost en dat we daartoe partijpolitieke meningsverschillen moeten overstijgen. De provincie, maar ook de stad en het Vlaamse Gewest moeten hun verantwoordelijkheid opnemen. De drie partners moeten een oplossing proberen te vinden. Het is een gigantisch gebouw, en het wordt een schandvlek.
De voorzitter : De heer De Meulemeester heeft het woord.
De heer Marnic De Meulemeester : Ik dank de minister voor het antwoord. Ik neem hem niets kwalijk omdat hij nu het dossier in de schoot krijgt geworpen. Dat dossier heeft een lange voorgeschiedenis, van meer dan 15 jaar. De intenties zijn altijd goed geweest.
Toenmalig minister Van Grembergen stond helemaal achter het project. Het is niet geconcretiseerd in echte overeenkomsten, en dat is natuurlijk spijtig. De provincie heeft de bouw op zich genomen en die ook volledig betaald. De bestemming ervan is niet of nog niet geconcretiseerd.
Wat de minister zegt, is juist: het provinciebestuur is de bouwheer. Zij zijn de eersten die moeten bepalen wat er met dat gebouw moet gebeuren. U begrijpt natuurlijk ook dat het een doorn in het oog van de omwoners is dat dergelijke mastodont, die zo veel geld heeft gekost, daar ongebruikt staat. Het stadsbestuur heeft altijd een positieve houding aangenomen. Mevrouw Meuleman weet zeer goed dat we die parking tegenover het Erfgoedcentrum hebben aangelegd om voor dat centrum parkeergelegenheid te creëren. De gemeenteraad van Oudenaarde heeft dat unaniem beslist. Die parking is ook voor de ruimere omgeving een goede zaak.
Vandaag worden we met het probleem geconfronteerd. Mevrouw Meuleman zegt dat het stadsbestuur zijn verantwoordelijkheid moet nemen. We doen dat al een 20-tal jaren. Zo lang al stellen we personeelsleden ter beschikking voor alles wat met de opgravingen en Ename te maken heeft. Dat heeft al miljoenen gekost. We stellen ons constructief op, maar het is een initiatief van het provinciebestuur waar de niet-waargemaakte intentie van het Vlaamse Gewest bovenop komt. Ik vraag de minister daarom met het provinciebestuur, de afgevaardigde van Cultuur, de bestendige deputatie en de gouverneur te overleggen. Die laatste zit ook met het dossier verveeld en wil het deblokkeren.
Zo kan er een oplossing komen voor dit prachtige gebouw. Dat kan zorgen voor een mooie uitstraling van alles wat met erfgoed en archeologie heeft te maken. Ik begrijp natuurlijk ook dat in de huidige economische toestand de middelen ontbreken. Toch wil ik vragen inspanningen te leveren en er iets van te maken. Een gebouw dat lang leeg staat, zeker in de wintermaanden, heeft het te verduren. Het mag niet verkommeren. De eerste verantwoordelijkheid ligt bij het provinciebestuur, maar de tweede bij de Vlaamse overheid.
De voorzitter : Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Mevrouw Karin Brouwers : Ik wil me echt niet uitspreken over dit dossier, want ik beheers het niet. Ik heb wel een algemene vraag: kan de minister een oplossing zoeken voor de depot- en labwerking van het V IOE? Als ik goed ben ingelicht, huurt men daarvoor nu een veel te groot gebouw in Zellik, en dat kost ook geld.
Verder ben ik het er niet mee eens dat men depots, waar soms een vrachtwagen naartoe moet, in stationsomgevingen en dergelijke onderbrengt. Dat zijn dure locaties, en geschikt voor de tewerkstelling van ambtenaren en dergelijke. Dat gebeurt liefst elders, in een gebouw van de Vlaamse Gemeenschap als het kan.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Ik was misschien niet erg duidelijk. Ik had het over het centralisatiebeleid van onze administratie. Uiteraard zullen we niet in de omgeving van de stations van Gent, Brugge, Antwerpen of Brussel een depot uitbouwen. Ik wees er in mijn antwoord op dat volgens de studie de ruimte daar niet voldoet aan wat we nodig hebben. We hebben behoefte aan een nieuw depot, maar daar hebben we het geld niet voor.
Mevrouw Meuleman zegt dat er is gegrapt. Ik heb dat alleszins niet gedaan. Ik behandel dit dossier sereen, zonder leedvermaak of beschuldigend vingertje. Dit dossier is slecht, en we moeten dat met vereende krachten aanpakken. Ik zeg enkel dat ik vandaag geen garanties kan geven. Ik onderzoek alles. Gedeputeerde Dauwe is bij mij al op bezoek geweest. Maandag zullen mensen van mijn kabinet met mevrouw Sonja Vanblaere, de administrateur-generaal van het VIOE, en de gedeputeerde ter plaatse afstappen om oplossingen te zoeken. Wij zullen wel niet alles op ons nemen, en ik kan niets garanderen, want de budgetten zijn gekrompen.
Voormalig minister Van Mechelen wees er al op dat hij geen geld had voor vijf mensen extra. Ik kan niet aan de administrateur-generaal van het VIOE vragen om vijf onderzoekers te ontslaan om die nadien in een nieuw kader in Oudenaarde onder te brengen. Zij heeft het nu al moeilijk om de werking goed te verzekeren. Alle leidende ambtenaren van de administratie en van de agentschapen hebben problemen om hun winkel draaiende te houden, gezien de efficiëntie-oefening die hen wordt opgelegd. Ik kan dus niets beloven. Maar we blijven zoeken. Er zijn denksporen, maar daarover moet nog worden gesproken.
Ik heb inderdaad dat dossier in mijn schoot geworpen gekregen. Als ik me niet vergis, is daarover in dit parlement nooit gesproken. En vandaag zijn er het beter bestuurlijk beleid dat het VIOE een duidelijk kader oplegt, de beleidslijnen van de Vlaamse Regering over de concentratie van de buitendiensten en de interpretatie van de Conventie van La Valetta inzake opgravingen. Dat zijn gewijzigde omstandigheden, en we moeten daar rekening mee houden. In dat strakke kader wil ik mee zoeken naar een oplossing, maar zonder dat ik iets beloof. Ik zal evenwel mijn uiterste best doen om een oplossing uit te werken.
De voorzitter : Het incident is gesloten.