Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 04/02/2010
Vraag om uitleg van mevrouw Fientje Moerman tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de uniformiteit van door meerdere universiteiten uitgereikte gemeenschappelijke diplomas voor bepaalde opleidingen
De voorzitter : Mevrouw Moerman heeft het woord.
Mevrouw Fientje Moerman : Minister, onlangs ben ik geconfronteerd met een raar fenomeen. In het kader van de nieuwe legislatuur heb ik de meeste van de associatievoorzitters en rectoren ontmoet. Groot was mijn verbazing toen de rector van de Vrije Universiteit Brussel (VUB) mij erop attent maakte dat voor de opleidingen die de VUB samen organiseert met de Universiteit Gent, de UGent weigert om de naam van de VUB op de diplomas te vermelden.
Ik stond er verder niet bij stil tot ik een paar weken later met mijn collegas uit Oost- en West-Vlaanderen werd uitgenodigd voor een kennismaking op de UGent. Dat was overigens heel goed georganiseerd en erg interessant. Toen heb ik gevraagd of zij dat inderdaad niet doen. De vicerector bevestigde dat zij dat niet doen om de arbeidskansen van de afgestudeerden van de UGent gaaf te houden. De gebieden waarvoor ze samenwerken geven niet zelden aanleiding tot een tewerkstelling in het onderwijs: master fysica, master scheikunde en dergelijke. In Gent zei men dat ze de VUB niet op het diploma kunnen vermelden omdat de afgestudeerden dan geen kansen meer hebben om in het katholiek onderwijs te worden aangeworven.
70,5 percent van het bestuurs - en onderwijzend personeel in het secundair onderwijs ik heb het dus niet over het aandeel in het onderwijs is werkzaam in het vrij gesubsidieerd onderwijs, waar het katholieke net het overgrote deel van uitmaakt. In antitrusttermen is dat een dominante machtsspeler. Als zon machtsspeler zegt dat mensen met een diploma van die bepaalde universiteit daar niet binnen komen, dan kan men bijna spreken van een soort beroepsverbod.
In Vlaanderen zijn er grosso modo vijf universiteiten: Gent, de VUB, Antwerpen, Hasselt en de Katholieke Universiteit Leuven. Sommige zijn neutraal, andere hebben een bepaalde levensbeschouwelijke achtergrond. In Vlaanderen heeft men gekozen om in het kader van de rationalisatie van het hoger onderwijs meer en meer samen te werken. Dat is een goede optie. Alle opleidingen worden daarbij niet overal aangeboden. Bepaalde opleidingen of masteropties worden maar in bepaalde universiteiten aangeboden. Dat is goed, anders kunnen we dat budgettair niet volhouden. Maar wanneer we dat doen, dan moeten we er ook voor zorgen dat de mensen die een opleiding volgen aan een universiteit die niet levensbeschouwelijk neutraal is, alle mogelijke kansen krijgen op de arbeidsmarkt. Ik vind ook dat als twee universiteiten samenwerken en samen een opleiding organiseren, het niet meer dan normaal is dat de namen van beide universiteiten op het diploma worden vermeld. Als dat niet kan, moeten we bijna beginnen met de rationalisatie in vraag te stellen. Dat zou een verspilling van middelen betekenen.
Minister, bent u op de hoogte van deze situatie? Bent u van mening dat als universiteiten samen een opleiding aanbieden, beide instellingen op het diploma vermeld moeten kunnen worden, zonder gevolgen op het vlak van toekomstige tewerkstelling? Welke maatregelen zult u nemen om, in het kader van de verdere rationalisering van het hogeronderwijslandschap, de arbeidskansen van de afgestudeerden van de Vrije Universiteit Brussel in het dominante onderwijsnet, namelijk het vrij katholiek onderwijs, gaaf te houden?
Mevrouw Kathleen Helsen : Minister, mevrouw Moerman, ik weet niet of u over cijfers beschikt. Ik was verrast door de vraag en de situatie. Het zou interessant zijn zicht te hebben op hoeveel mensen in en buiten het katholiek onderwijs tewerkgesteld zijn met een diploma van, bijvoorbeeld, een andere universiteit. We hebben de cijfers nodig om het juiste oordeel te kunnen vellen. Ik heb die cijfers niet. Toen ik de vraag las, vond ik het interessant om dat te weten. Ik ken individuele situaties die aantonen dat we die conclusie niet kunnen trekken. Het is wel belangrijk dat we de volledige gegevens hebben in de twee richtingen om te zien of dat meespeelt.
Voor een aantal vakken binnen het onderwijs is het wel belangrijk dat mensen zich zonder meer kunnen aansluiten bij het pedagogisch project van een school. Binnen het onderwijs geldt toch wel de vrijheid, die CD&V zeker en vast niet in vraag wil stellen. Mevrouw Moerman, terecht zegt u dat het belangrijk is dat mensen die het onderwijs aflevert, reële kansen hebben op de arbeidsmarkt. Puur wettelijk staat het de instellingen echter vrij om te kiezen wie ze in dienst nemen. Er worden ook keuzes gemaakt tussen afgestudeerden van eenzelfde universiteit. Ik vraag me dus af of er juridische mogelijkheden zijn.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Op dit moment heb ik geen concrete cijfers. In de mate dat we erover kunnen beschikken, zal ik ze opvragen. Ik hoor ook dat er getwijfeld wordt of het aangewezen is om de samenwerking tussen de Vrije Universiteit Brussel en de Universiteit Gent meteen al in gezamenlijke opleidingen te gieten en te bezegelen met één diploma dat door beide instellingen gezamenlijk wordt uitgereikt. De reden die men af en toe hoort, is dat het vrijwaren van de toegang voor afgestudeerden van de, vooral Gentse, lerarenopleidingen tot het vrij katholiek onderwijs daarin zou meespelen. Ik leg de nadruk op het woordje zou. Het wordt gezegd zonder dat we daar heel duidelijke bewijzen van hebben. Soms hoor ik nog andere redenen, zoals de vraag of de verwijzing naar de VUB de waarde van het diploma niet vermindert. Dat is een oud verhaal, dat af en toe nog eens opduikt. Men hoort dus zaken vertellen.
Mevrouw Moerman, als het klopt, stel ik met u vast dat levensbeschouwelijke aspecten nog altijd een rol kunnen spelen bij de selectie van bestuurs- en onderwijzend personeel in het secundair onderwijs. Maar u weet even goed als ik dat de selectie en aanwerving in het secundair onderwijs tot de autonomie van de instellingen of de koepels behoren. Zolang alles netjes binnen de decretale lijnen gebeurt, kan en mag ik daar niet in tussenbeide komen.
Men kan zich inderdaad afvragen hoe zwaar de dreiging weegt dat een stempel van de VUB de kansen op een job in het onderwijs plots zou ondermijnen. De samenwerking tussen Gent en Brussel slaat op dit ogenblik vooral op de exacte wetenschappen. Ik ben geen expert op dat vlak, maar het gewicht van het levensbeschouwelijke in vakken als wiskunde, chemie en fysica lijkt mij toch heel relatief. En bovendien zijn dat vakken waarin er niet bepaald een overschot aan leerkrachten is. Ook daar speelt dus nog een ander argument. Ik wil daar vandaag ook geen symbolenstrijd van maken. Laten we nagaan of er echt een probleem is.
Mevrouw Moerman, vanuit het oogpunt van de rationalisatie zijn het trouwens niet de stempels op het diploma die tellen, maar wel wat er te velde reëel gebeurt. Als de VUB en de UGent beslissen om bepaalde opleidingen, of onderdelen daarvan, gezamenlijk te organiseren, dan is dat al een hele stap vooruit. Ik hoop dat dat nog veel verder gaat dan wat nu het geval is. Het doel van het rationaliseren van het aanbod is immers het vermijden van kwaliteitsverlies door een overlappend aanbod van gelijkaardige opleidingen, door versnippering en door onnodige duplicatie van opleidingen. Er zijn allerlei vormen van rationalisatie mogelijk, zoals een efficiëntere inzet van middelen, vorming van bredere opleidingen en studieprogrammas, fusie van opleidingen en/of instellingen en, ja, ook gemeenschappelijke opleidingen. Maar een samenwerking hoeft ook weer niet noodzakelijk te betekenen dat voortaan nog maar één diploma wordt uitgereikt, ook al ligt dat in de logica der zaken.
De voorzitter : Mevrouw Moerman heeft het woord.
Mevrouw Fientje Moerman : Minister, u had het over zou meespelen. Ik moet u wel zeggen dat het antwoord me wel werd gegeven op een vergadering waarop verscheidene mensen aanwezig waren, ook collegas van dit parlement. Voorzitter, de heer Bothuyne was daar ook op aanwezig. Misschien kunt u bij hem ook eens informeren.
Minister, toen ik de eerste keer de rector van de VUB hoorde, dacht ik dat het weer om een indianenverhaal ging. Ik heb de bevestiging gevraagd aan professor Moens, de vicerector van de Universiteit Gent. Hij heeft het me bevestigd. Hij heeft me gezegd dat dat de reden was. Het ging niet om kwaliteit en dergelijke meer: men wil de kansen van de afgestudeerden op de arbeidsmarkt gaaf houden. Er moet dus wel een probleem zijn, anders zou men dat niet doen.
Ik ben het met u eens dat samenwerking heel belangrijk is. Ik stel de rationalisatie niet in vraag. Ik behoor echter ook, net zoals een groot deel van de aanwezigen hier, tot dat deel van de bevolking dat beseft hoe belangrijk een naam is, de naam te kunnen geven, de naam te kunnen doorgeven. Met name in de exacte wetenschappen heeft de VUB toponderzoeksgroepen op wereldniveau. Helaas hebben ze te weinig studenten. Als dan gezamenlijke opleidingen worden georganiseerd, en naar buiten wordt ontkend dat die diplomas mee worden afgeleverd door de VUB, terwijl de opleiding samen wordt aangeboden, de VUB een deel van het onderzoek begeleidt en een deel van de cursussen geeft, dan is er toch wel een probleem. Ik verwijs naar het oude adagium: onbekend maakt onbemind. Als niemand weet dat je die opleiding mee verstrekt, dan stelt dat je toekomstige viabiliteit en bekendheid in vraag. Er is dus echt wel een probleem. De VUB reikt voor dezelfde opleiding een diploma uit waar de beide op staan, in Gent is dat alleen de eigen universiteit.
De oplossing zou zijn uitgedokterd door de voorvoormalige rector en huidig associatievoorzitter van de K.U.Leuven. Die man heeft het mij zelf verteld, dus wie ben ik om hem in vraag te stellen? Hij voegde eraan toe: Vroeger was het nog erger, want dan kwamen die van Gent ook niet binnen.
Gezien de 70 percent die dat inneemt op de arbeidsmarkt, moeten we daar toch eens naar kijken, minister. Ik wil u vragen om dat dan ook te doen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
■