Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 10/12/2009
Vraag om uitleg van de heer Kris Van Dijck tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over zijn recente uitlatingen inzake het decreet met betrekking tot het faciliteitenonderwijs
Vraag om uitleg van de heer Joris Van Hauthem tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de blijvende inmenging van de Franse Gemeenschap inzake de inspectie van de Franstalige scholen in de Rand en de intenties van de minister om over de toepassing van het decreet te gaan onderhandelen met de Franse Gemeenschap
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal het kort houden, maar ik wil toch even uitleggen dat ik deze vraag stel naar aanleiding van de stemming in de plenaire vergadering van het zogenaamde Faciliteitendecreet. Als parlementslid ben ik natuurlijk bekommerd over de verdere uitvoering en de afwikkeling ervan. Over dat decreet is al heel wat verschenen en dat heeft allemaal relevantie, maar ik vind bijzonder belangrijk wat er met betrekking tot dit onderwerp in het parlement wordt gezegd en wat er vervolgens ook in de verslaggeving van het parlement ter zake genotuleerd staat.
Het is inderdaad zo dat dit een decreet is dat de nodige onrust wekt. Wij worden daar aan onze kant, in de Vlaamse media, niet zo mee geconfronteerd, maar in Franstalig België wordt er van alles geschreven over dat decreet. Mijnheer de minister, ondertussen hebt ook u een aantal inspanningen gedaan. Zo bent u op bezoek geweest bij de Franse Gemeenschap om tekst en uitleg te geven, en in die optiek ben ik geïnteresseerd om in de openbaarheid ik zei bijna de beslotenheid van deze commissie te weten te komen hoe het nu verder moet.
Enige ongerustheid had ik wel, toen ik in de kranten onder meer las dat het decreet niet blind en niet onmiddellijk zou worden toegepast. Ik wens alleen maar mee te geven dat een decreet een decreet is, en dat ook in dit decreet, net zoals in het decreet Basisonderwijs, timingen werden genotuleerd. Het decreet Faciliteitenonderwijs is een interpretatief decreet dat stelt hoe het decreet Basisonderwijs van 1998 moet worden geïnterpreteerd. Het is duidelijk dat in het decreet Basisonderwijs timingen naar voren werden geschoven van erkenningen, van eindtermen, van ontwikkelingsdoelen, van leerplannen en zo meer, en dat het aan scholen wel degelijk een tijdspad geeft om met het een en ander in orde te zijn.
Mijnheer de minister, ik kreeg graag van u een reactie op verklaringen die hierop werden gegeven.
Ik weet dat niet naar intenties mag worden gepeild, maar ik meen dat we hier niet over intenties spreken, het gaat wel degelijk over de functie die u als lid van de uitvoerende macht bekleedt om dit decreet in de praktijk om te zetten. Welke paden moeten worden bewandeld om dit decreet ook ingang te doen vinden?
Een bijkomende vraag, die niet in mijn schriftelijke versie staat, is of u er zicht op hebt of de Franse Gemeenschap al daadwerkelijk de stap naar het Grondwettelijk Hof heeft gezet. Is dat zo? Ik meen dat ze de stap nog niet ondernomen heeft, maar ik wil hierover ten aanzien van de collegas nog meegeven dat ik er op zich geen enkel probleem mee zou hebben indien de Franse Gemeenschap naar het Grondwettelijk Hof stapt. De finaliteit van dit decreet is immers ook om uitsluitsel te krijgen over wie bevoegd is.
Ik onderstreep dat dit geen detail is in een of ander communautair opbod. Dit gaat over de fundamenten van onze federale staat en over het erkennen van het territorialiteitsprincipe en dus over het al dan niet samenleven in dit land. Ik kijk eigenlijk uit naar een uitspraak van het Grondwettelijk Hof dienaangaande. Hoe stelt het Grondwettelijk Hof zich op tegenover de onderbouwing van het decreet, waar wij toch heel wat tijd en energie in gestoken hebben? Het is als het ware een casus die zou kunnen tellen.
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik wil me verontschuldigen dat ik deze vraag vorige week niet kon stellen, het was een geval van overmacht. Ik stel niet graag een vraag uit, maar ik kon niet anders. Ik wil me daar toch voor verontschuldigen, want wij hebben graag dat ministers naar het parlement komen en ik neem aan dat ministers ook graag hebben dat de parlementsleden hier zijn om hun vraag te stellen.
Mijnheer de minister, ik zou me willen aansluiten bij de vraag van de heer Van Dijck. Dat de goedkeuring van dit decreet aan Franstalige kant nogal wat commotie met zich zou meebrengen, stond eigenlijk in de sterren geschreven. Toch weten ook de Franstaligen heel goed dat dit decreet er gekomen is omdat meer dan tien jaar over en weer gepalaver tussen de diverse ministers van Onderwijs tot niets heeft geleid. Dit decreet is daarvan het resultaat. De Franstaligen wisten ook dat dit decreet er zou komen, alleen hadden ze misschien gedacht dat ook deze keer het Vlaams Parlement, de Vlaamse overheid en de Vlaamse Regering dit er niet door zouden drukken. Misschien is dat voor een keer de grote verwondering geweest: dat het decreet-Van Dijck alsnog werd goedgekeurd.
Hoe moet het nu verder met dit decreet? Aan Franstalige kant hebben we verklaringen gehoord, onder meer van de voorzitter van de Parti Socialiste. In Le Soir van 29 oktober zegt hij: Linstruction francophone continue. Het is een partijvoorzitter die dat zegt, maar er is ook een debat geweest in het parlement van de Franse Gemeenschap op 28 oktober. Daar heeft de Franstalige minister van Onderwijs gezegd dat ze geen enkele instructie heeft gegeven om waar oorspronkelijk in was voorzien te wijzigen, dus om te stoppen met de inspectie vanuit de Franse Gemeenschap. Dat is toch een relevante verklaring van de bevoegde minister van Onderwijs van de Franse Gemeenschap.
Mijnheer de minister, uit het debat in de Franse Gemeenschapsraad onthouden we dat de Franstalige minister van Onderwijs opnieuw met u moet onderhandelen over de pedagogische inspectie zelf. Vicepremier Vanhengel van Open Vld heeft op 1 november in een televisiedebat op RTL de minister opgeroepen om de uitvoering van dit decreet op te schorten. Het is vrij merkwaardig dat een federale minister oproept om een decreet dat hier is goedgekeurd, op te schorten, niet uit te voeren en erover te onderhandelen. Ik zie niet in hoe men kan onderhandelen over de inhoud van een decreet dat is goedgekeurd.
Mijnheer de minister, we zijn ook verontrust door bepaalde berichten in de pers. We stelden en stellen ons vragen over uw wil om dit decreet effectief uit te voeren zoals het is goedgekeurd. Ik verwijs naar een interview dat u op 6 november 2009 hebt gegeven aan Le Soir. Enerzijds zegt u dat u de uitvoering niet onmiddellijk en niet blind gaat doen. Daar kan ik nog inkomen, want het schooljaar is nu bezig, we moeten zien hoe dat effectief gebeurt. Maar u hebt ook gezegd: Je ne suis pas opposé à ce quelles de scholen dus gardent leur centre PMS francophone.
U zegt dus dat u er niet tegen bent dat ze blijven waar ze zijn, wat de leerlingenbegeleiding betreft. Nochtans is het decreet bijzonder duidelijk. In artikel 2 worden de implicaties van het artikel opgesomd. Ik citeer artikel 2, ten vierde: Een beleidscontract of een beleidsplan hebben met een Vlaams Centrum voor Leerlingenbegeleiding, gefinancierd of gesubsidieerd krachtens het decreet van 1 december 1998 betreffende de Centra voor Leerlingenbegeleiding. Dat is een van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor erkenning en subsidiëring. Daar komt het op neer, los van de eindtermen en andere voorwaarden.
Mijnheer de minister, misschien kunt u dit citaat nadien even toelichten. Als u zegt dat ze gerust bij een Franstalig PMS kunnen blijven, dan handelt u in strijd met het decreet dat we hier op 21 oktober hebben goedgekeurd. Iets verder in het interview zegt u: Nous nimposerons rien, nous allons négocier. Zo staat het er. Als de vraag is of die scholen de leerplannen van het Nederlandstalig onderwijs zullen moeten volgen, dan zegt u dat onze scholen veel autonomie hebben enzovoort. U zegt dat u niets gaat opleggen, maar dat u daarover gaat onderhandelen. Mijnheer de minister, wat bedoelt u daarmee? Kunt u ons dat uitleggen?
Op de vraag of de betaalvereisten die worden opgelegd aan de leerkrachten van het basisonderwijs in de Rand zullen worden versterkt, antwoordt u: Cest une crainte injustifiée de leur part. Nous navons aucune mauvaise intention. U zegt dus: het is ongerechtvaardigde vrees, we hebben geen enkele slechte intentie. Hier is geen sprake van al dan niet een slechte intentie hebben. Leerkrachten in het gemeentelijk basisonderwijs worden beschouwd als ambtenaren en zijn bijgevolg onderhevig aan de taalwetgeving, niet alleen in onderwijszaken, maar als ambtenaar in bestuurszaken.
In het verleden werden veel benoemingen in faciliteitengemeenten, onder meer in Wezembeek-Oppem, vernietigd door toenmalig Vlaams minister Van den Bossche van Binnenlandse Aangelegenheden, op basis van het feit dat ze geen bewijs van voldoende kennis van de tweede taal konden voorleggen. Dat wordt niet vereist door de taalwetgeving inzake onderwijs, maar wel door de taalwetgeving inzake bestuurszaken. Ze zijn ambtenaar.
Mijnheer de minister, het maakt ons een beetje ongerust dat u zegt dat het decreet wel is goedgekeurd, maar dat er zowel aan de inhoud als aan de timing nog zou kunnen worden gemorreld. Het decreet is het decreet. Het moest normaal in werking treden op 1 september 2009. Door de belangenconflicten kon dat natuurlijk niet meer. Men heeft het ook niet geamendeerd. Als minister kunt u dat ook niet amenderen. Wat is de situatie op dit moment?
Mijnheer de minister, een paar van mijn vragen zijn intussen misschien een beetje achterhaald, maar dit is toch eerder een algemene vraag naar de stand van zaken. Wat is uw oordeel over de intentie tot het voortzetten van de Franstalige pedagogische inspectie in de Franstalige scholen in de Rand? Hebt u daarover al een gesprek gehad met uw collega, zoals dat gevraagd is? Zo ja, welk standpunt hebt u daar ingenomen? Wat was de afloop van uw gesprek met het parlement van de Franse Gemeenschap? Hoe en wanneer ziet u de implementatie van dit decreet gebeuren?
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Mijnheer de voorzitter, collegas, het interview dat in Le Soir gepubliceerd is, is een correcte weergave van wat ik gezegd heb, op enkele nuances na. En soms zijn nuances natuurlijk wel belangrijk als je een tekst neerschrijft.
Ik ben inderdaad naar het parlement van de Franse Gemeenschap gegaan, om de doodeenvoudige reden dat ik in de Franstalige pers heb vastgesteld dat die over het decreet allerlei dingen schreef en zei die gewoon niet kloppen met de werkelijkheid. Het leek mij belangrijk om als Vlaams minister bij de collegas aan de overkant te gaan uitleggen wat er nu precies is goedgekeurd. Sommigen proberen dat decreet, om politieke redenen, te diaboliseren en stellen het voor alsof die scholen van de ene dag op de andere Nederlandstalige scholen moeten worden waar men geen Frans meer kan spreken, dat alles gaat veranderen in die scholen, dat de leerlingen plots andere cursussen en andere boeken gaan krijgen enzovoort. Men stelt het kortom voor alsof plots alles zal veranderen in het leven van die mensen en dat er een einde zal komen aan hun geluk. Dat is zon beetje het idee dat sommigen de wereld wilden insturen. Ik vond het belangrijk om dat te corrigeren en te zeggen waarover het werkelijk gaat.
Laat mij als inleidende verklaring ook meteen zeggen dat ik absoluut niet akkoord ga met de heer Vanhengel en sommige leden van het parlement van de Franse Gemeenschap, die zeiden dat ik als minister dat decreet kan opschorten.
De heer Kris Van Dijck : Ecolo vroeg zelfs om het te vergeten te publiceren. Met betrekking tot BHV dreigen ze daar ook mee.
Minister Pascal Smet : Dat zijn zaken waar ik absoluut niet mee akkoord ga. In een rechtsstaat is het nogal evident dat, wanneer een parlement een decreet of een wet goedkeurt, een minister dat ook uitvoert. Laat er geen enkele twijfel over bestaan dat ik dat ook zal doen. Ik zal u zo dadelijk aantonen dat we daar eigenlijk zelfs al mee begonnen zijn.
Ik ben, voor alle duidelijkheid, ook niet naar het parlement van de Franse Gemeenschap gegaan om daar te onderhandelen, of zelfs niet om het decreet te gaan rechtvaardigen. Dat heb ik hun ook duidelijk gezegd. Ik ben naar daar gegaan om uitleg te geven en om het kader duidelijk te schetsen.
Ik heb mijn Franstalige collega daarover nog niet gesproken. Blijkbaar is er een probleem om een geschikte datum te vinden. Ik kan dat ook alleen maar vaststellen. Hij was nochtans wel aanwezig in het parlement van de Franse Gemeenschap. We hebben daar in elk geval nog geen bilaterale contacten over gehad. Het is trouwens ook niet de bedoeling van die bilaterale contacten om onderhandelingen te beginnen. Wat ik wel wil doen, is met hen de overgang bespreken. Dat kunt u toch niemand kwalijk nemen? Men moet van een bepaalde situatie naar een andere situatie overgaan. Daarover spreken, dat is wat men onder redelijke mensen doet.
Zoals ik ook in het interview heb gezegd, willen we dat niet blind van de ene dag op de andere toepassen. Op grond van ons decreet kúnnen we dat ook niet van de ene dag op de andere doen. Je moet scholen de tijd en de gelegenheid geven om bijvoorbeeld een leerplan in te dienen. Scholen kunnen ook een afwijking van de eindtermen aanvragen. Dat wou ik ook heel duidelijk maken aan de Franstalige publieke opinie. Het kan sowieso niet van de ene op de andere dag veranderen, omdat er in een overgang voorzien is.
Daarom heb ik in het interview ook verwezen naar de Steinerschool. We hebben in Vlaanderen op dit moment al scholen die afwijkingen op de eindtermen hebben gevraagd. Die procedure kan en zal wellicht ook gebruikt worden voor de scholen in de faciliteitengemeenten. U weet echter ook dat dat niet vrijblijvend is, en dat het uiteindelijk het Vlaams Parlement is dat beslist over de gelijkwaardigheid van de alternatieve doelen die deze scholen indienen, nadat mijn inspectie en de commissie van externe experten een advies hebben gegeven over de gelijkwaardigheid. In het voorliggende geval zullen de eindtermen voor Nederlands en Frans sowieso moeten afwijken, omdat de situatie anders is.
Het verhaal van het CLB is genuanceerd. Ik heb gewezen op de verplichting om een basiscontract te sluiten met een Nederlandstalig CLB. Dat is wat ons decreet zegt. Ik heb het advies van mijn mensen gevolgd, ik heb in dezen geen eigen mening. Ik heb de juridische interpretatie zoals ze overal in Vlaanderen gebruikelijk is, ook toegepast op de scholen in de Rand. Het is belangrijk dat we dat doen. Men heeft mij heel duidelijk gezegd dat elke school verplicht is om een beleidscontract te sluiten met een Nederlandstalig CLB. Er moet dus een minimale samenwerking zijn met een CLB wat betreft de verplichte opdrachten. En die verplichte opdrachten zijn: de vaccinaties, de profylactische maatregelen bij besmettelijke ziekten en de leerplichtbegeleiding bij problematische afwezigheden. Ook de spijbelproblematiek zit in dat kader. Alles wat een CLB daarnaast nog aanbiedt, is facultatief en vraaggestuurd. Men kan dat dus afspreken met een CLB, maar men is daar niet toe verplicht.
Omdat je met Franstalige scholen zit, is de kennis bij onze CLBs niet altijd aanwezig, laten we eerlijk zijn. Die signalen krijgen we ook van de Nederlandstalige CLBs. Voor die kinderen zou het niet slecht zijn dat ze op andere domeinen met eender welke instelling kunnen samenwerken. En daarom kunnen ze met Franstalige PMS-centra blijven samenwerken. Niets belet een school in Vlaanderen om met een Franstalig PMS samen te werken, zolang ze dat maar in het Nederlands aanbieden. Dat kan. Het gaat hier over dienstverlening. Maar dat gebeurt niet omdat het anders is op het Vlaamse grondgebied.
Het is niet nieuw. In de bemiddeling met deze scholen in 2006 is het al meegedeeld door het departement Onderwijs aan de betrokken scholen. Ze moeten een contract afsluiten met een Vlaams CLB voor de basisopdrachten. Voor extra dienstverlening kunnen ze een beroep doen op een Franstalig PMS. Als ik het goed heb, zou dat eigenlijk ook wel wat Nederlandstalige CLBs uitkomen.
Over de taal is geen discussie mogelijk. De taalwetgeving wordt toegepast. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen bestuurstaalwetgeving en onderwijstaalwetgeving. Als het departement of de inspectie met de scholen communiceert, gebeurt dat in het Nederlands. Het rapport zal in het Nederlands worden opgesteld. Maar als de inspectie naar de school gaat en ter plekke praat met een leerling, een ouder en eventueel een leerkracht daarover kun je nog discussiëren , zal het in het Frans zijn.
Over de taalkennis van de leerkrachten is geen discussie: ze moeten voldoen aan de taalwetgeving en dus Nederlands kennen. Dat is bevestigd door een arrest van het Grondwettelijk Hof in 2006: leerkrachten van basisscholen in de Rand moeten het Nederlands machtig zijn. Als ik me niet vergis, kon u in het Belgisch Staatsblad lezen dat er een decreet is goedgekeurd om de bewijzen voor die kennis van het Nederlands te versoepelen. Je kunt op andere manieren aantonen dat je voldoende kennis van het Nederlands hebt, in het kader van de Europese schaal van taalvaardigheid.
Daar komen we niet aan. Dat blijft zo. De ouders en leerlingen communiceren dus in het Frans met de inspecteurs. Dat is logisch. Maar alle officiële en bestuursmatige zaken gebeuren in het Nederlands.
Hoe wordt het decreet uitgevoerd? De bemiddeling met betrekking tot de CLB-begeleiding loopt. Ik heb die op geen enkel moment stopgezet. Men probeert die scholen te overtuigen om dat te doen. We wachten nu nog even, maar niet te lang, om te kijken of de scholen contact opnemen met ons. We zullen nog twee weken wachten. Zo niet zal ik een brief sturen naar de scholen om te zeggen: het Vlaams Parlement heeft op die datum een decreet goedgekeurd dat dit en dit betekent. Dit is de procedure om daaraan iets te doen. Ik wil u vragen om contact op te nemen met het departement om de verplichtingen van het decreet te kunnen nakomen.
Ik zal dat niet op de lange baan schuiven, maar de scholen moeten wel een redelijke termijn krijgen om spontaan te reageren. Die redelijke termijn is bijna voorbij. Daarna stuur ik een brief waarin ik alles uitleg over de eindtermen en het leerplan.
Of de scholen al of niet op de einddoelen van het Franstalige basisonderwijs, de socles de compétences, kunnen blijven werken, hangt af van de mate waarin die overeenstemmen met onze eindtermen. Er moet dus een stand van zaken worden opgesteld. Dat is de eerste stap, die we de komende weken en maanden moeten aanvatten.
We doen het dus in twee fasen. Vrij snel maken we een stand van zaken en wijzen we de scholen via een brief op hun plichten als ze niet spontaan contact opnemen. En daarna zullen we zien hoe we samen met de onderwijsinspectie voor de scholen een plan kunnen opstellen.
De inspectie zal niet onmiddellijk naar die scholen gaan. Ze moeten eerst een afwijking van de eindtermen aanvragen of eventueel een leerplan indienen. Dat moet worden geadviseerd en pas dan treedt de inspectie op. Mijn bedoeling is wel om al die stappen nauwgezet op te volgen.
Wat is de rol van het Grondwettelijk Hof? Toen ik in het parlement van de Franse Gemeenschap was, heeft iedereen daar gezegd dat ze beroep zouden aantekenen. Ik neem aan dat ze dat zullen doen. Bij mijn weten is het nog niet gebeurd. Het decreet is ook pas op 24 november 2009 in het Belgisch Staatsblad verschenen. Ze hebben nog drie maanden de tijd om een vraag tot schorsing in te dienen en zes maanden voor een annulatie. Ik wacht niet met het schrijven van die brieven tot het Grondwettelijk Hof zich heeft uitgesproken. De bemiddeling met de CLBs loopt. De volgende stappen zullen formeel per brief worden meegedeeld.
Ik zal het decreet uitvoeren. Ik schuif het niet op de lange baan, maar doe niets overhaast. Ik heb in het parlement van de Franse Gemeenschap gemerkt dat de leden bijzonder geïnteresseerd waren in mijn uitleg over de organisatie van ons Vlaams onderwijs, los van de Rand. Er bestond een groot misverstand over de inspecties. Wij doen een audit van de scholen. Wij inspecteren niet de leerkrachten. Dat gebeurt nog wel in het Franstalig onderwijs. Het model van het Vlaams onderwijs wekte interesse op bij de leden van het parlement van de Franse Gemeenschap. Het leek me oprecht.
De heer Kris Van Dijck : Ik moet even glimlachen, mijnheer de minister. U kent de boutade: de boodschapper is soms belangrijker dan de boodschap. Toen u de intentie uitsprak om eens te gaan uitleggen waarover het ging, heb ik u veel succes gewenst. Wij hebben dat tijdens de belangenconflicten tot driemaal toe gedaan. Dat heeft tot zoveel frustratie geleid dat ik de derde keer mijn kat gestuurd heb.
Mijnheer de minister, u herinnert zich dat Vlaanderen geschrokken is toen twee sporters geschorst zijn. De essentie is dat men verrast is dat het decreet effectief wordt toegepast. Laat dat een boodschap zijn. Ik vraag niet om scholen op droog zaad te zetten, ik vraag wel om te tonen dat het ons menens is. Als men de regels niet naleeft, voldoet men niet aan de subsidiëringsvoorwaarden. Dat moet men goed beseffen. Uw antwoord stemt me tevreden. Ik kan aannemen dat u de scholen even de kans geeft.
De ingangsdatum van het Faciliteitendecreet was 1 september 2009. Er zijn ook andere timingen voor het indienen van leerplannen en dergelijke. Als je die rigoureus toepast, heeft men ook nog ruimschoots de kans om alle verplichtingen na te komen.
De heer Joris Van Hauthem : Bedankt voor uw overzicht, mijnheer de minister. U wacht niet op de deadline voor het aantekenen van beroep bij het Grondwettelijk Hof voor de Franse Gemeenschap. Dat lijkt me nogal logisch. Dat schort sowieso de uitvoering van het decreet niet op. Anders zouden we nog drie of vier jaar kunnen wachten, gesteld dat dat beroep er komt.
U bent naar het parlement van de Franse Gemeenschap geweest. U zegt dat u daar veel interesse merkte. Ik heb echter de reactie van de Franstalige minister gelezen: die was blijkbaar niet onder de indruk.
Minister Pascal Smet : Niet over de problematiek in de Rand, maar wel over de manier waarop het Vlaams onderwijs is georganiseerd.
De heer Joris Van Hauthem : Dat wel. Maar het uitleggen van dit decreet heeft uw collega-minister alsnog niet overtuigd.
Ik heb nog een vraag over de CLBs. U zegt dat u dat hebt laten nagaan. Als ik u goed heb begrepen, komt het erop neer dat welke school dan ook een soort basiscontract moet hebben. Dan gaat het over spijbelen, vaccinaties, problematische afwezigheden en dergelijke meer. Met alles wat daar dan nog bijkomt, doet de school echter eigenlijk wat ze wil.
Minister Pascal Smet : Ze kan een beroep doen op andere instellingen. Bij de vaccinaties, de maatregelen in het geval van een epidemie, de leerlingenbegeleiding, onder meer bij problematische afwezigheden, moeten scholen verplicht een beroep doen op een Nederlandstalig CLB. Wat alle bijkomende dienstverlening van CLBs betreft, kan een school zelf beslissen. Die beslissing zal worden opgenomen in het contract dat ze afsluit met het CLB.
De heer Joris Van Hauthem : Dat wel, maar u of uw mensen leiden daaruit af dat de acht basisscholen in kwestie, los van dat basispakket, waartoe ze verplicht zijn, alsnog een beroep zouden kunnen doen op een Franstalige CLB. Ik heb daar grote vragen bij. Ik vraag me af of dat wel kan. Er wordt dan immers alweer een beroep gedaan op een dienst van de Franse Gemeenschap. Dan zitten we alweer met het territorialiteitsprincipe. Ik vraag me af hoe u de beide rijmt. Het basispakket is daar, en scholen mogen met de rest min of meer doen wat ze willen. U leidt daaruit af dat ze over de taalgrens kunnen gaan, om een beroep te doen op diensten van de Franse Gemeenschap. Mijnheer de minister, u zou dat toch nog eens goed moeten nakijken. Ik vrees dat dit alweer een inbreuk op het territorialiteitsprincipe is.
U stelt dat u niet zult dralen met het implementeren van het decreet. Mogen we daaruit afleiden dat het uw bedoeling is dat decreet vanaf volgend schooljaar, vanaf 1 september 2010 in werking te doen treden? Is dat uw streefdoel? Zegt u dat tegen die datum alles rond moet zijn, omdat de scholen tijd hebben gehad om zich aan te passen aan de nieuwe situatie? Is dat uw streefdoel, of wilt u daar geen timing aan koppelen?
Minister Pascal Smet : Neen, mijn streefdoel is dat we met de scholen zo snel mogelijk in een proces zouden belanden waarbij ze al dan niet de afwijking van die eindtermen aanvragen, wat hun keuze is, en ze leerplannen opstellen en overmaken. Dan moeten we bekijken of dat voor volgend schooljaar kan worden goedgekeurd. Ik kan en wil me niet vastpinnen op een datum. Het is heel belangrijk dat we dat traject opstarten en dat kunnen doen met die scholen. Als een decreet is gepubliceerd in het Staatsblad, lijkt één maand me een redelijke termijn voor een school om contact op te nemen. Ik denk dat u het daarmee eens kunt zijn. Dan is het 24 december. U bent het er met mij over eens dat we in de kerstvakantie geen brief zullen sturen, maar dat we dat begin volgend jaar doen, als er geen contact is opgenomen. Dan zullen we de reacties zien en de verdere stappen zetten die moeten worden gezet.
De voorzitter : Het incident is gesloten.