Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vergadering van 10/12/2009
Interpellatie van mevrouw Caroline Gennez tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de strenge uitspraken van het Vlaams Doping Tribunaal ten aanzien van twee toptennissers
Interpellatie van de heer Johan Deckmyn tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de schorsing van twee toptennissers ten gevolge van de strikte toepassing van het Vlaamse antidopingdecreet
Interpellatie van mevrouw Ulla Werbrouck tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de schorsing van drie topsporters in het kader van de medisch verantwoorde sportbeoefening
Interpellatie van de heer Peter Gysbrechts tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de voorstellen met betrekking tot het antidopingbeleid na de schorsing van twee Vlaamse toptennissers
De voorzitter : Mevrouw Gennez heeft het woord.
Mevrouw Caroline Gennez : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collegas, we zitten hier samen voor een laat maar daarom niet minder noodzakelijk debat over de uitspraken van het Vlaams Doping Tribunaal (VDT). Sinds 6 november is er heel wat heisa geweest over de eerste uitspraken van het tribunaal, maar intussen staan er nog andere uitspraken op stapel, als ik het de afgelopen dagen goed begrepen heb in de pers.
Ik denk dat ik een collectieve verbijstering vertolk wanneer ik zeg dat een jaar effectieve schorsing voor iets wat door heel veel mensen als administratieve inbreuken wordt omschreven en gepercipieerd, een bom heeft doen barsten in de Vlaamse sportwereld. Begrijp me niet verkeerd, mijnheer de minister, wij zijn met zn allen heel strenge pleitbezorgers voor een dopingvrije sport en voor een correcte toepassing van de decreten en internationale regels die die dopingvrije sport moeten realiseren. We hebben echter een beetje de indruk dat het systeem van de whereabouts, dat de dopingvrije sport moeten realiseren, op zijn minst voor verbetering vatbaar is.
De consternatie is aan de oppervlakte gekomen op 6 november, toen het Vlaams Doping Tribunaal een schorsing van een jaar heeft uitgesproken tegen de twee betrokken tennissers. In de tenniswereld staat een schorsing van een jaar gelijk met een schorsing van twee jaar. Tennissers verzamelen immers punten, en na een afwezigheid van een jaar moeten ze volledig van nul herbeginnen, wat het extra zwaar maakt. We moeten de concrete gevallen echter niet meer in ogenschouw nemen dan de andere die eventueel nog op stapel staan.
Ik heb de indruk, mijnheer de minister, dat er door het scala aan beroepen dat nu is aangetekend door de advocaat van de twee betrokkenen, twee risicos bestaan. Het eerste risico is dat het hele systeem van de toepassing van de code van het Wereldantidopingagentschap (WADA) niet alleen bij ons, maar ook in de rest van Europa en de wereld op de helling dreigt te komen. Dat is geen goede zaak. Het andere risico is dat we in Vlaanderen op internationaal vlak niet meteen een goed voorbeeld zijn wat betreft de omgang met onze sporters.
We hebben er alle belang bij, ook vanuit de politieke wereld, om in overleg met de verschillende sportbonden en de elitesporters, maar ook met onze eigen administratieve instanties, de kinderziektes in het systeem aan te pakken. De vraag is nu hoe we dat concreet doen. Voor de twee geschorste atleten is het op dit moment al een kleine ramp, want het begin van het nieuwe seizoen staat zwaar onder druk. We moeten echter ook proactief optreden, om andere gevallen voor erger te behoeden.
Mijnheer de minister, u hebt ondertussen overleg gehad met het WADA. Wat waren de concrete resultaten van die afspraken? Overweegt u ook een aanpassing aan onze regelgeving, zodat administratieve inbreuken met een andere strafmaat gesanctioneerd worden dan het echte dopinggebruik? Bent u ook van plan om dat op internationale fora aan te kaarten?
Het lijkt me zinvol dat er, zoals voor elke inbreuk, of het nu een administratieve of een strafrechtelijke is, ook in eigen land een beroepsmogelijkheid mogelijk wordt gemaakt. Het idee bestond om dat bij de gewone rechter te doen. Gisteren las ik dat mevrouw Werbrouck een aantal ideeën heeft om dat bij het Vlaams Doping Tribunaal zelf te doen in tweede aanleg. Is dat een optie?
U hebt ook een aantal keren gezegd dat u in het kader van het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie van plan bent overleg te plegen met de collegas uit andere Europese landen. Laten we misschien nu al gebruik maken van de opportuniteit dat we de president van Europa mogen leveren, mijnheer de minister, in plaats van te wachten op ons eigen voorzitterschap, want dat is pas in de tweede helft van 2010. Misschien kunt u via de heer Van Rompuy en zijn partijgenoten in de regering wat sneller proberen te lobbyen, om Europees wat eensgezinder voor de dag te komen.
De belangrijkste elementen uit mijn interpellatie zijn dus: de beroepsmogelijkheid, de getrapte strafmaat, het aligneren met de internationale regels, en wat proactiever optreden ten aanzien van het Sportarbitragetribunaal (TAS) en andere internationale instanties.
De voorzitter : De heer Deckmyn heeft het woord.
De heer Johan Deckmyn : Mijnheer de minister, de schorsing door het VDT van de twee tennissers, Yanina Wickmayer en Xavier Malisse, deed de afgelopen weken al heel wat stof opwaaien. Het is een understatement dit zo te stellen. Met de artikels die hierover in de kranten en tijdschriften zijn verschenen, zou je een hele bundel kunnen samenstellen.
Beide tennisspelers werden geschorst omdat ze tot driemaal toe niet in orde waren met het registreren van hun whereabouts. Deze verplichting tot registratie maakt deel uit van het strengere wereldwijde dopingbeleid, dat door de vorige minister van Sport decretaal werd verankerd.
Naar aanleiding van deze uitspraak werd het VDT vaak geviseerd omdat het volgens sommigen ontoelaatbaar strenge vonnissen heeft uitgesproken. Eigenlijk moeten wij ons niet in de plaats stellen van het VDT. Wij moeten oog hebben voor de decretale omkadering waarin het moet werken. Het is gevaarlijk om de werking van het VDT te laten afhangen van de ongelukkige situatie waarin twee toptennissers verzeild zijn geraakt.
Ook de stelling dat we in vergelijking met het buitenland te streng zijn, is voor discussie vatbaar. Het is niet omdat andere landen lakser zijn in hun antidopingbeleid dat wij dat ook moeten zijn, hoe oneerlijk dat geef ik toe de concurrentie hierdoor ook wordt.
Wij moeten ons als politici bescheiden durven op te stellen aangezien de oorzaak van dit alles ligt in een unaniem goedgekeurd decreet. Ik citeer De Standaard van 10 november: Eigenlijk kunnen alle politici en partijen die mee dit decreet goedkeurden niets verstandigers doen dan zwijgen. Natuurlijk staat de straf niet in verhouding tot het misdrijf. Maar de mensen die het decreet maakten, hadden een visie: als iemand drie keer een fout maakt met zijn whereabouts, is dat een verdachte handeling. Natuurlijk moeten wij als politici niet zwijgen. Het is onze taak hier een oplossing voor te zoeken. Maar we liggen toch allemaal aan de basis van dit decreet met een duidelijke visie? Deze visie blijkt niet goed genoeg uitgewerkt te zijn. Mevrouw Gennez heeft dat aangetoond.
De Vlaamse Sportraad (VSR) had hiervoor in zijn advies al gewaarschuwd. Toen dat decreet op handen was en de besluiten moesten worden opgemaakt, had hij twijfels geuit over de werkbaarheid van dit decreet en vooral van het besluit, omwille de massa administratieve verplichtingen. Straffer nog: op 7 april 2006 stuurde de voorzitter van de VSR een brief over het ontwerp van het ministerieel besluit naar minister Anciaux. De VSR waarschuwde minister Anciaux dat het besluit niet uitvoerbaar was. Sp.a-minister Anciaux was dus perfect op de hoogte van de moeilijkheden die zich volgens de VSR zouden voordoen.
Mijnheer de minister, uw voorganger schrikt nu blijkbaar zelf van de gevolgen van zijn eigen beleid en hij verwijt het dopingtribunaal openlijk dat het geen onderscheid maakt tussen de letter en de geest van de wet. Ook sportarts Kris Goossens, die mee aan de wieg stond van het nieuwe decreet Medisch Verantwoord Sporten, uitte gelijkaardige kritiek. Die kritiek is toch iets te gemakkelijk, zeker als ze komt van mensen die mee aan het decreet hebben geschreven.
De hele heisa en verontwaardiging in Vlaanderen had echter ook nog eens tot gevolg dat het WADA in de tegenaanval is gegaan. Zo gaat dat als je moord en brand schreeuwt: je moet ervoor opletten dat de mensen die geviseerd worden zich niet verplicht zien om in de tegenaanval te gaan. Ik heb de indruk dat het WADA dit doet, om te tonen dat het niet met zich laat sollen. Die verontwaardiging in Vlaanderen was te begrijpen. Ik schrok zelf ook behoorlijk toen ik het voor het eerst hoorde. Maar zoals ik daarnet al aanhaalde, we moeten die zaken durven te relativeren.
Ook bij voetbalploeg AA Gent, een ploeg waarvoor ik met hart en ziel supporter, waren er problemen met die whereabouts. Manager Michel Louwagie betreurde dat. De heer Louwagie, die ook voorzitter is van de Zwembond, wat niet onbelangrijk is, stelt bovendien: Zwemmers stellen zich daar geen vragen over. Die doen dat gewoon. Ik vind dat de topsporter zijn verantwoordelijkheid moet nemen.
Ook Jacques Rogge, voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité (IOC) en dus niet een van de minsten, is hier bijzonder duidelijk: hij blijft pal achter het systeem van de whereabouts staan. Ik citeer ook hem: Het IOC beschouwt de whereabouts als een essentieel element van een goede dopingbestrijding. Maar dan volgt een belangrijke aanvulling: Een grondige opleiding van de atleten door de bestuurlijke instanties lijkt nuttig. Als er een zaak is die de afgelopen dagen en weken hebben aangetoond, dan is het inderdaad dat sporters daar nog heel wat begeleiding nodig hebben.
Een aanpassing van het decreet lijkt nu wel aangewezen. Mijnheer de minister, hoe wilt u die aanpassing van het decreet doorvoeren? Er zijn al verscheidene voorstellen ingediend. Gaat u als minister een eigen initiatief nemen, of zult u ingaan op het voorstel van decreet van, bijvoorbeeld, mevrouw Gennez? Of zult u, conform de beleidsnota, zelf een initiatief nemen om de dopingregelgeving eenvoudiger en toegankelijker te maken? In uw beleidsnota stelt u ook dat de regelgeving correct moet worden toegepast. Vindt u dat dan ook in dit dossier? Dat zal wel een retorische vraag zijn.
Ik zou ervoor willen waarschuwen om de wijzigingen aan dit decreet, die iedereen wel wil, niet snelsnel door te voeren. Dat zou ongetwijfeld in de toekomst opnieuw voor problemen zorgen. Ik stel trouwens vast dat sommige collegas verwijzen naar het feit dat het WADA-kader met reden niet in een getrapt systeem van bestraffing voorziet. Ik lees ook dat advocaten stellen dat het feit dat Vlaanderen zijn dopingbestraffing uit handen geeft aan het VDT en aan het TAS ongrondwettelijk is. Bovendien zou het VDT geen rechtsgrond hebben aangezien de erkenning enkel federaal kan en niet via Vlaamse decreetgeving. Mijnheer de minister, ik neem aan dat u dit allemaal hebt gelezen. Ik vind dat belangrijke opmerkingen, zeker als het de bedoeling is om het decreet aan te passen. Het lijkt me dan ook noodzakelijk om dat eens grondig te laten onderzoeken. Hebt u dat al gedaan? Wat zijn uw conclusies?
Al deze zaken moeten goed worden bekeken bij de aanpassing van dit decreet. Een streng antidopingbeleid blijft immers noodzakelijk.
Het VDT deed volgens zijn voorzitter Bart Meganck niets anders dan het strikt toepassen van het decreet ter zake. Het openbaar ministerie vroeg echter geen schorsing en er is dus sprake van een mogelijkheid tot interpretatie. Toch stelt het VDT dat het niet anders kon dan een schorsing opleggen, aangezien het WADA anders zelf in beroep zou gaan. Vlaanderen keurde de WADA-code goed en volgens het VDT kan men dus niet anders dan de regels strikt toepassen.
Mijnheer de minister, u moet erover waken dat u zich niet te snel persoonlijk engageert. U moet handelen in het algemeen belang en het algemeen belang voor ogen houden. Ik was dan ook verrast door uw voorstel om het beroep van de twee toptennissers financieel te ondersteunen. Ik was niet de enige die daar kritiek op had. Ook in de kranten was er heel wat kritiek. Bent u nog steeds van plan om dit te doen? U ging of gaat zich persoonlijk inzetten om die beroepsprocedure zo snel mogelijk te laten plaatsvinden. Welke stappen hebt u al ondernomen?
Mijnheer de minister, los van het feit dat ik uw menselijke reactie wel gedeeltelijk begrijp, schept u hiermee een gevaarlijk precedent. U gaat in de fout als minister door particuliere dossiers te verdedigen en financieel te willen ondersteunen. Erger nog, u stelde in de media heel duidelijk dat u sporters zou helpen om te procederen tegen een beslissing die nota bene door uw eigen administratie is genomen.
Deze houding is niet eerlijk, zeker ten aanzien van de talrijke sportlui die gelijkaardige zaken meemaken en die zich terecht afvragen waarom zij dan niet worden gesteund. Deze problemen worden in de media wellicht niet genoeg belicht en krijgen dan ook minder aandacht. Ik denk dat heel wat mensen zich bedrogen voelden bij het lezen van al deze zaken in de krant. Als twee toptennissers een pijnlijke zaak meemaken, waar iedereen mee meeleeft, maar daarin ondersteund worden door de minister, dan vragen heel wat sportmensen zich terecht af waarom de ene wel en de andere niet wordt ondersteund.
Mijnheer de minister, u pleit nu voor een mildere straf voor de betrokkenen en wilt die financieel ondersteunen. Wat is uw standpunt vandaag en hoe wilt u dit doen? Of hebt u die plannen al laten varen?
Kan er in het kader van het bestaande decreet slechts een vermaning worden opgelegd? Of is dat in strijd met de WADA-code? Deze vraag sluit aan bij de interpretatie die het VDT heeft gemaakt.
Mijnheer de minister, u liet weten dat een beroep in eigen land mogelijk moet zijn. Welke veranderingen wilt u ter zake ondernemen?
De voorzitter : Mevrouw Werbrouck heeft het woord.
Mevrouw Ulla Werbrouck : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik wil het even hebben over de historische achtergrond van dit decreet. Er is inderdaad een aantal elitesporters geschorst omdat zij hun verblijfsgegevens onjuist hadden ingevuld. Die schorsing werd uitgesproken door het VDT dat opgericht werd naar aanleiding van het decreet van 13 juli 2007 inzake de medisch verantwoorde sportbeoefening.
Dit decreet voorziet in twee soorten disciplinaire organen en procedures. Voor de elitesporters worden de vermeende inbreuken op de dopingreglementering vervolgd door een disciplinair orgaan van de sportvereniging, het VDT, met zetel in Gent. Voor alle sporters die niet worden erkend als elitesporters worden vermeende inbreuken op de dopingreglementering vervolgd via een disciplinaire commissie. Die sporters kunnen tegen de uitspraak van de disciplinaire commissie beroep aantekenen bij de disciplinaire raad. Indien er een procedurefout is gemaakt, kunnen zij zich wenden tot de Raad van State.
Elitesporters kunnen zich voor een beroepsprocedure enkel wenden tot het Internationaal Sporttribunaal TAS in Lausanne, dat ook afdelingen heeft in Sidney en New York. De proceduretalen zijn het Frans en het Engels. Bij uitzondering kan het TAS elders zetelen en dat kan in dat geval ook in een andere taal gebeuren, maar of dat gebeurt, is nooit zeker. Het hangt van de goodwill van het TAS zelf af of het gebeurt. Voor en tijdens de Olympische Spelen gebeurt dat echter wel. De procedure is ook peperduur. Soms zegt men wel dat dit niet het geval is, maar als je alles optelt, inclusief de transportkosten, dan is dat een dure zaak.
Mijnheer de minister, enkele weken geleden verklaarde u in De Zevende Dag dat u financieel zou bijspringen om eigenlijk te procederen tegen de eigen wetgeving en om bij het WADA te pleiten voor lichtere straffen. Dat laatste is ook gebeurd. Ik heb daar enkele bedenkingen bij. Een: belastinggeld dient toch voor iets anders? Twee: hoe wilt u garanderen dat alle sporters een identieke behandeling krijgen? Er zijn nog andere sporters die al twee kruisjes achter hun naam hebben. Drie: er is de scheiding der machten. Moeten wij de rechterlijke macht vertellen wat die moet doen? Ik ben geen advocaat, maar heb daar toch vragen bij.
Als er iets is dat ik de afgelopen weken heb geleerd, dan is het wel dat we niet over individuele dossiers moeten spreken. We kennen die dossiers niet. We weten enkel wat er in de kranten staat, en de kranten slaan geregeld de bal mis. Wat me verder verbaast, is dat uw voorganger u afkeurt. Als mijn informatie juist is, is de procedure opgestart onder zijn bewind. Wat verwijt de heer Anciaux u eigenlijk? Welke fouten zou u hebben begaan? De heer Anciaux wist wat er zou gebeuren, maar hij trekt een paraplu open en zijn hele toenmalige kabinet kruipt eronder. Hij schuift de hete aardappel gewoon door.
In plaats van al deze vragen hier te stellen en te beantwoorden, is een grondige discussie over het decreet Medisch Verantwoord Sporten misschien nuttiger, om het decreet te verbeteren en zo de rechten van de elitesporters te verbeteren. Zoals gezegd, er dreigen nog andere gevallen op te duiken, er moet dus snel werk van worden gemaakt. U zei ook dat u in eigen land een beroepsmogelijkheid wilt aanbieden. Hoe wilt u dat decretaal verankeren? Enkele parlementsleden hebben ter zake een voorstel van resolutie en een voorstel van decreet ingediend. Ook LDD heeft dat gedaan.
Misschien hebt u onze tekst wel gelezen. Wij willen tijdens de opbouw van een administratief dossier het vermelden van die streepjes de mogelijkheid bieden om een administratief beroep aan te tekenen. Wij bepleiten zo meer communicatie: een tussentijds debat over wat er verkeerd loopt en hoe eraan kan worden geremedieerd. Dat moet dan wel bij de disciplinaire commissie gebeuren, want zodra men drie streepjes heeft, wordt het dossier een dopingdossier, met alle gevolgen van dien.
Als de tuchtrechtelijke vervolging is ingezet, kan de sporter bij het VDT een beroep aantekenen, in eigen land en in eigen taal. Dat is toch een goed idee. De procedure zou gelijkaardig zijn aan deze die in Nederland wordt gevolgd. We hebben daar ons licht opgestoken en er de inspiratie voor deze tussenstap gehaald. Dat leidt ginder niet tot problemen. Pas na dit eerste beroep zou dan de mogelijkheid bestaan om bij het TAS een beroep aan te tekenen. We mogen immers niet riskeren dat Vlaanderen op internationale wedstrijden en evenementen buitenspel wordt gezet.
Ten slotte wil ik benadrukken dat we inzake doping voor een nultolerantie zijn. Een strenge reglementering is dus absoluut nodig. Maar de rechten van de elitesporters moeten maximaal worden gegarandeerd. Een moordenaar heeft recht op een beroepsprocedure in eigen land: ik vind dat de topsporters, waar we zo trots op zijn, dat ook verdienen. Laat ons dringend aan de slag gaan om een derde, vierde of vijfde schorsing op ons geweten te vermijden.
De voorzitter : De heer Gysbrechts heeft het woord.
De heer Peter Gysbrechts : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collegas, inmiddels is al veel gebeurd, gezegd en geschreven. Er zijn procedures in kortgeding opgestart. Er volgen er nog zeven andere. Deze interpellaties zijn dus een beetje gedateerd.
Ik wist trouwens niet dat de agendering van de interpellaties op vraag van mevrouw Werbrouck was uitgesteld. Ik betwijfel eigenlijk of dat wel zo is. Het is echter wel jammer dat er inmiddels zo veel tijd is overgegaan. In die periode hebben zowel pers als publiek zich verontwaardigd uitgelaten over de buitensporige straf voor Malisse en Wickmayer. In navolging van de sportwereld heeft ook de politiek gereageerd op de werkwijze bij de Vlaamse sportadministratie en het VDT, en op het huidige decreet.
In sommige pleidooien daarom niet hier hoor ik dat de whereabouts een inbreuk zijn op de privacy en best gewoon afgeschaft worden. In dat geval kunnen we beter geen antidopingbeleid voeren. In de WADA-code staat dat drie keer niet de juiste whereabouts doorgegeven gelijk staat met een anti-doping rule violation. Dat is vrij duidelijk. Als we dopingcontroles willen, dan willen we ook dopingcontroles buiten competitie. Controles buiten competitie houden in dat men moet weten waar de atleten zijn. Weten waar atleten zijn, leidt natuurlijk naar de whereabouts. Daar kunnen we niet omheen. We moeten daar dan ook aan vasthouden.
Ook het voorstel van een getrapt systeem van bestraffing is volgens ons niet veel beter. Als gepleit wordt om voor administratieve fouten minder zwaar te straffen, wil ik toch verwijzen naar het voorbeeld met wielrenner Rasmussen. Dat is ook een probleem. Op die manier zetten we het hele antidopingbeleid op de helling. Ik pleit er dan ook voor vast te houden aan die regeling van de whereabouts. Die regeling is simpelweg een noodzakelijk kwaad om, zoals ik daarnet zei, tot een dopingvrije sport te komen. Wel moet er een aanvulling komen via de door ons voorgestelde aanpassingen van het decreet en ons voorstel van resolutie. Ik zal daar dadelijk wat dieper op ingaan.
Ondertussen zijn er al een aantal voorstellen geweest. Mevrouw Werbrouck heeft er gisteren ook een ingediend. We zullen de basis ervan zeker ondersteunen en er mee werk van maken. Het voorstel dat we nog steeds missen, is dat van mevrouw Gennez, die vanaf de eerste dag zei dat er een reparatiedecreet zou komen en dat de zaak snel zou zijn opgelost. Ondertussen hebben we daar niets meer van gehoord. Dat is een beetje jammer. We laten tijd voorbij gaan. De volgende ongelukken komen op ons af. Ondertussen zijn er al verscheidene atleten met streepjes achter hun naam. We moeten er snel werk van maken. We hebben nu het derde dossier dat klaarligt. Maar ik denk of vrees dat er nog meer zullen volgen als we ondertussen niets doen.
Ook de minister lanceerde op zijn beurt een voorstel waar ik mijn bedenkingen bij had. Mijnheer de minister, u zei bereid te zijn om de procedurekosten te betalen. We hopen dat dat een iets te enthousiaste reactie van u was. Ik ben benieuwd naar uw antwoord daarop. Het is duidelijk: een procedurekost betalen tegen een vonnis van het eigen tribunaal, dat is toch wel wat de wereld op zijn kop, ongeacht de goede bedoelingen die daaraan ten grondslag liggen. Een beroepsprocedure moet mogelijk zijn. De zaak moet ook herbekeken worden. Het lijkt ons aangewezen als tussenstap een Vlaamse beroepsmogelijkheid in te stellen, ook al zal dat geen oplossing bieden voor iedere dopingzaak. Die beroepsprocedure zal ook niet zomaar het gebrek aan communicatie oplossen. Aan die beroepsmogelijkheid is ook nog werk om de topatleten doorheen hun administratieve verantwoordelijkheden te loodsen. Die zaken moeten volgens ons dringend worden aangepakt.
Mijnheer de minister, welke maatregelen wilt u nemen om het antidopingbeleid in Vlaanderen te optimaliseren? Wilt u het systeem van de whereabouts evalueren? Zult u uw administratie aansporen om in de toekomst spontaan informatie en begeleiding te verstrekken aan topsporters met betrekking tot het antidopingbeleid? Bent u bereid om op korte termijn de werkwijze van de administratie om topsporters te informeren en te begeleiden te evalueren en te moderniseren? Blijft u vasthouden aan uw voorstel om de procedurekosten voor Malisse en Wickmayer te betalen? In mijn ingediende tekst stond ook de vraag wat u bij het WADA zou bepleiten. Ondertussen is er al een gesprek geweest naar aanleiding van de actie die het WADA zelf had aangekondigd. Kunt u daar enige feedback over geven? Bent u er voorstander van om een getrapt systeem van bestraffing in te voeren? Hoe zult u dit juridisch laten aansluiten bij de WADA-regelgeving?
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb getracht het te houden bij deze interpellatie. Ondertussen hebben we natuurlijk ons voorstel van decreet om in een beroepsprocedure te voorzien en ons voorstel van resolutie, waarin we drie belangrijke zaken voorstellen: het nemen van maatregelen zodat de elitesporters die hun verblijfsgegevens moeten beginnen door te geven een inloopperiode krijgen en tijdens die periode intensief begeleid worden, ervoor zorgen dat we alle mogelijke communicatiemiddelen gebruiken, de sportfederaties responsabiliseren zodat ze zorgen dat de zaak wordt opgevolgd en ook tonen dat ze die zaken opvolgen. Ik kijk ernaar uit om het voorstel van decreet en het voorstel van resolutie te bespreken in de commissie. Ik denk dat we daarmee inhoudelijk veel meer kunnen doen voor dit probleem. Ik roep nogmaals op om daar niet te lang mee te wachten.
De voorzitter : De heer Sauwens heeft het woord.
De heer Johan Sauwens : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, wij hebben geen interpellatie ingediend omdat we geen enkel politiek probleem zien. Mijnheer de minister, wij steunen uw beleid ter zake. We vinden uw standpunt zoals u dat ook de zondag na de feiten hebt weergegeven tijdens een woelige mediastorm, zeer correct. Dat u wat empathie betoonde, nemen we u helemaal niet kwalijk.
Ik zou me willen richten tot een aantal collegas en tot de buitenwereld, die een toch wel bijzonder eigenaardige houding hebben aangenomen. Zoals de heer Gysbrechts daarnet ook heeft aangehaald: het is het een of het ander. De dopingstrijd is moeilijk en complex. Iedereen die ermee te maken heeft, weet dat. Ik kan verwijzen naar het geval van atlete Marion Jones, die tientallen keren gecontroleerd en nooit betrapt werd. Uiteindelijk heeft ze zelf bekend dat ze vrijwel altijd gedopeerd aan sport heeft gedaan. Rasmussen is twee jaar geleden uit de Tour gehaald omdat hij zijn whereabouts niet correct had ingevuld.
Controle buiten competitie bij verrassing is de enige manier om na te gaan of er doping genomen wordt of niet. Ofwel schakelt Vlaanderen zich in in de wereldwijde actie tegen doping, ofwel niet. Als we dat niet doen, kunnen onze topsporters niet meedoen in de grote internationale competities. Men moet weten wat men wil.
De controle buiten competitie is nodig om het systeem sluitend te houden. Het is een regel die bij de sport hoort, zoals op tijd zijn aan de start van de rit. In een kleine gemeente in Vlaanderen hebben bijvoorbeeld geen gemeenteraadsverkiezingen plaatsgevonden omdat de tweede lijst een uur te laat werd ingediend. Daardoor was er maar één lijst en men hoefde dus geen verkiezingen te houden. Het is een regel zoals de regel die bepaalt dat men in het tennis bij de opslag binnen het vak moet slaan. Het hoort bij de sport en bij het systeem.
We doen dat onder meer op vraag van de internationale sportwereld. Ik verwijs naar Jacques Rogge van het IOC, een Vlaming die misschien in eigen land weinig geëerd wordt, maar wereldwijd een sterke reputatie heeft. Hij zegt dat hij, ook al is er vandaag geen wereldregering, de internationale sport zuiver wil maken. Hij bouwt dat stap voor stap op. Het punt is dat hij de regeringen nodig heeft als dekking, naast de eigen afspraken van de sportwereld. Dat is de WADA-reglementering.
Vlaanderen heeft van in de jaren negentig een duidelijke, vooruitstrevende rol vervuld in de antidopingbeweging. Als het de bedoeling is van enkele collegas die hier vandaag het woord hebben gevoerd om dat af te bouwen, zijn we het daarmee niet eens.
Op een bepaald ogenblik is de WADA-reglementering verstrengd. Een bepaalde collega pleit er zelfs voor dat men zich ervan af zou kunnen maken met een geldboete. Dat is een lachertje. Men mag er geen lachertje van maken. De sportwereld heeft zelf heel strenge regels gevraagd. Men is het niet invullen van de whereabouts even streng gaan bestraffen als dopinggebruik. Het is geen administratief akkefietje. De sanctie is hard, maar rechtvaardig. Het is de enige manier om het systeem sluitend te maken.
Mevrouw Werbrouck heeft gelijk dat het moeilijk is om een individueel geval te bespreken. Ten opzichte van de rechtbaken moeten we ook opletten. U hebt meer feitelijke gegevens dan wij. Er is nogal wat gezegd en geschreven. De mensen van het sporttribunaal zijn belachelijk gemaakt. Dat is een schande. Mevrouw Gennez, ik vind dat een schande. (Opmerkingen van mevrouw Caroline Gennez)
Ik heb gezwegen tot nu. Ik zeg het nu in de besloten ruimtes van deze commissiezaal. Het is wel gebeurd. Wat u hier vandaag zegt, is al wat anders dan wat u publiek hebt gezegd als partijvoorzitter. U plaatst daarmee heel Vlaanderen in een zeer slecht daglicht. Ik neem dat niet.
Mevrouw Caroline Gennez : Mijnheer Sauwens, dat is een persoonlijk feit. Het is zinvol dat we over de grond van de zaak discussiëren en dat er in het systeem verbeteringen kunnen worden aangebracht, waarover unanimiteit bestaat binnen de sportwereld, bij het IOC, in deze commissie en gelukkig ook bij de bevoegde minister. Dat u zich daarbuiten stelt, is uw keuze.
De heer Johan Sauwens : Ik zal het over de feiten hebben.
De voorzitter : Dit is geen besloten vergadering, collegas. Alle commissievergaderingen zijn openbaar.
De heer Johan Sauwens : We mogen toch nog reageren op een bepaald soort populisme.
Mijnheer de minister, is het juist dat mevrouw Wickmayer in 2008 gedurende een aantal maanden haar whereabouts via het WADA-systeem heeft ingevuld? En dat zij dat in 2009 niet meer gedaan heeft? Is het juist dat zij tien aangetekende brieven heeft gekregen op voorhand en bij iedere vaststelling opnieuw? Ik heb dat opgevangen. Indien dat juist is, laadt zij een vermoeden van schuld op zich en plaatst ze zich in de categorie van Rasmussen en anderen. Dan zijn haar tranen krokodillentranen.
Hoeveel van de 713 of 731 atleten die in Vlaanderen onder het systeem vallen, volgens het decreet en volgens de beslissingen van de vorige minister, zijn betrokken in een procedure? Hoeveel houden zich aan het systeem? Ik heb heel wat topsporters, vooral uit de wieler- en de atletiekwereld, horen zeggen dat ze dit al jaren doen zonder problemen. Ze kijken wat meewarig neer op heel de discussie, de heisa en de zogenaamde collectieve verbijstering, die overigens niet zo collectief is als sommigen denken.
De wijze waarop het WADA en de Internationale Tennisfederatie de Vlaamse sanctie meteen hebben overgenomen, bewijst trouwens dat het hier gaat over internationale afspraken. Mevrouw Gennez, u was fractieleider toen we dat hier eenparig hebben beslist. In 2007 hebben we de WADA-code geratificeerd. Dat was een unanieme beslissing. Ik meen dat we het ontwerp van decreet ook unaniem hebben goedgekeurd. Dat zijn de feiten.
Hoe zijn die reacties, hoe is die mediastorm er gekomen? Mijnheer de minister, laten we duidelijk zijn: die is er gekomen omdat de vader van het decreet, uw voorganger, voormalig minister Anciaux, en diens rechtstreekse adviseur in dat soort zaken, dokter Chris Goossens, de eersten zijn geweest om die beslissing onrechtvaardig te noemen. Zij zijn onmiddellijk in de aanval gegaan. Ze hebben verklaard dat dit niet kon, dat het niet naar de geest was en dergelijke. Ze werden daarin gesteund door partijvoorzitters en door bepaalde fractieleden.
Ik herinner me nog de persconferentie waarop minister Anciaux destijds verklaarde dat de overheid streng zou zijn en dat diegenen die zich niet hielden aan het systeem, in een diepe kuil zouden belanden. De dag dat er iemand belandt in de kuil die hij heeft gegraven, komt diezelfde persoon dan zeggen dat het een schande is en dat hij dat niet heeft bedoeld. Dat is een Pontius Pilatushouding die ik nog niet vaak heb gezien. Dat de mediastorm zich daarna dan zo heeft ontwikkeld, is toch de logica zelf? De mensen die het ontwerp van decreet hebben gemaakt, hebben meteen die houding aangenomen. Ze hebben daarmee heel Vlaanderen en de Vlaamse regelgeving op een belangrijk maatschappelijk domein onrecht aangedaan. Ik vind het een laffe houding en ik neem dat niet terug ten opzichte van de eigen Vlaamse administratie, ten opzichte van de dokters, die die moeilijke en onpopulaire, maar noodzakelijke wetgeving toepassen. Zo heeft men zijn eigen medewerkers en zijn eigen administratie in de steek gelaten.
Mijnheer de voorzitter, wij doen daar niet aan mee. Mijnheer de minister, wij zijn bereid om samen met u, in overeenstemming met het regeerakkoord, mee te denken over een evaluatie van het Dopingdecreet. Dat is aangekondigd. We laten ons daarbij niet opjagen door één of twee feiten die zich vandaag voordoen. We willen dat op een correcte wijze mee steunen. Ik wil u wel enkele vragen stellen.
Velen zeggen dat de straf in de verhouding moet zijn. Is volgens de huidige WADA-code een mildere straf mogelijk? Bij bepaalde sportjournalisten was er een gebrek aan dossierkennis, maar de betere sportjournalisten hebben zich goed geïnformeerd en hebben niet meegehuild met de wolven in het bos. Zij hebben correcte informatie gegeven. Ik kan daar heel wat voorbeelden van geven. Een aantal mensen zijn op het verkeerde been gezet door de stelling dat de aanklager een mildere straf of een verwittiging voldoende zou hebben gevonden.
Ik heb via de media vernomen dat u op 7 december over dit dossier overleg zou voeren met uw Waalse, Duitstalige en Brusselse collegas. Ik had graag de resultaten gekend van dat overleg. Op welke wijze heeft dat geleid tot afspraken waarmee wij straks misschien te maken zullen hebben, decretaal of via een regeringsbeslissing?
U hebt op een bepaald ogenblik gezegd dat u bij het WADA zou pleiten voor een lichtere straf voor Wickmayer en Malisse. Ik schrijf dat toe aan de sfeer van die eerste twee dagen. Ik kan dat voor een deel begrijpen. Iedereen heeft ook recht op beroep. Dat is ook duidelijk. Welke instructies hebt u gegeven aan de advocaten die de Vlaamse Gemeenschap verdedigen in de diverse procedures, onder meer in de procedure van het kortgeding?
Enkele leden hebben er al naar verwezen. Meester Maesschalck en de verdediging van de twee sportlui zouden een juridische argumentatie ontwikkelen. We bevinden ons in een systeem dat pas is opgestart. Er is het TAS als beroepsinstantie, dat vrij ver van de mensen staat, ook letterlijk. Er is de fundamentele vraag in welke mate de privacy niet sterk wordt geschonden. Indien de burgerlijke rechtbanken of Europese hoven die stelling ondersteunen dat dit zo ver gaat dat het niet door de beugel kan, kan het internationale antidopingbeleid niet meer worden voortgezet. Het is dus de vraag in welke mate die privacywetgeving kan worden gekoppeld aan die whereaboutsregeling.
Wat die strafrechtbanken betreft, een aantal juristen onderschrijven dat Vlaanderen dit niet alleen kan, dat er daarvoor misschien federale beslissingen nodig zijn. Ik denk dus dat u een evaluatie van het decreet moet afwachten, zodat u juridische inlichtingen kunt nemen en bekijken of u misschien federaal een aantal stappen kunt zetten.
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : Mijnheer de voorzitter, ik kan al veel weglaten. Er is hier al veel gevraagd. Toch wil ik enkele nuances aanbrengen. Je moet weten wat je wilt: wil je een dopingvrije sport, dan moet je de kwalijke praktijken uitroeien. En daar zijn de whereabouts nu eenmaal een noodzakelijk kwaad bij, ook al is het lastig om een deel van je privacy te moeten opgeven. Ik wil toch even meegeven, collegas, dat de whereabouts in de eerste ronde veel ruimer waren dan in de huidige regeling. Nu moet je één uur per dag opgeven, in het begin moest je een hele dag opgeven. Je moest bijna je volledige privacy op straat gooien. Er is dus al veel gemilderd.
Ik herinner me, collegas, dat we destijds in deze commissiezaal het ontwerp van decreet goedgekeurd hebben, en dat we in de commissiezaal hiernaast een brief van het WADA, die op diezelfde dag was aangekomen, nog omgezet hebben in een beperkt aantal amendementen, om helemaal aan de WADA-code tegemoet te komen. Ik herinner me zelfs dat ik toen heb moeten bemiddelen, omdat er wat spanningen waren over interpretatieve zaken, zoals de grenzen van strafmaten en dergelijke meer. Uiteindelijk zijn we daar doorgeraakt met unanimiteit.
We willen de doping bestrijden, en dat is lastig. Je moet strenge straffen toepassen, die relatief overeenkomen met de overtreding. Een administratieve fout, namelijk het niet ingeven van de whereabouts, wordt gelijkgesteld met een eerste dopingovertreding. Dat is wat er nu gebeurt, en de vraag is of je daar milder in moet zijn of niet.
Wat de discussie over eerste en tweede aanleg betreft, wil ik u erop wijzen, collegas, dat de organisatie van de procedure van het dopingtribunaal door de sportwereld zelf gebeurt, en niet door de overheid. Dat is nog een vraag geweest van de sportwereld, en WADA laat dat toe. De sportwereld kan het overlaten aan de overheid, maar kan het ook zelf doen. Men heeft ervoor gekozen om dat zelf te doen. En dus is het verwijt dat er geen tweede aanleg is, een verwijt in de wind. Niets verbiedt de sportwereld immers om de tweede aanleg zelf te organiseren. Men had dat al lang kunnen doen. We moeten elkaar en de politiek dus niet zitten te verwijten, collegas. Laat ons elkaar nu ook eens uit de wind zetten. Het is de sportwereld zelf die dat moet organiseren.
Misschien moeten we dat als een voorwaarde in het decreet zetten, collegas. We kunnen het als een voorwaarde aan de sportwereld opleggen dat een tweede aanleg ook moet kunnen. Men mag evenwel niet vergeten dat het TAS altijd de laatste beroepsinstantie is. Ook al stap je eerst naar de burgerlijke rechtbank of nog een aantal andere instanties, als het over sancties in de sport gaat, is de laatste beroepsinstantie altijd het TAS.
Mijnheer de minister, ik was ook geschrokken toen u zei dat u de geschorste atleten wilt steunen bij hun beroep bij het TAS. Maar ergens begrijp ik het wel. Ik zou misschien ook zo vanuit de buik reageren: Wat overkomt die mensen nu? Ik ga ze steunen. Maar deontologisch is het niet helemaal correct. Als overheid ga je het beroep bij het TAS tegen de toepassing van de eigen Vlaamse regelgeving niet steunen. Laat ons eerlijk zijn, mijnheer de minister: ik denk dat u daar een fout heb gemaakt, tenzij u vanuit het gelijkheidsbeginsel voor iedereen die in een dergelijke situatie zou komen, in een regeling zou voorzien ter ondersteuning voor bijvoorbeeld de vertaalkosten van het dossier. Maar ook dat is al op het randje. Ik begrijp echter uw emotionele reactie.
Een aantal van ons, maar ook journalisten, zijn ervan uitgegaan dat topsporters geen fouten maken als ze hun whereabouts niet ingeven. Maar dat zijn wel degelijk fouten, collegas, of je het nu wilt of niet. Je kunt zeggen dat de begeleiding beter moet, en daar ben ik het mee eens, maar het blijven fouten. Iedereen weet allang dat je die whereabouts moet invullen. Ik vind de tranen in dit geval dan ook krokodillentranen. Ik had graag dokter Chris Goossens in ons midden gehad vandaag. Ik vond zijn krokodillentranen in elk geval de dikste. Hij lag immers mee aan de basis van dit decreet. Als begeleider van twee sportsporters ondervindt hij nu zelf wat er gebeurt als je het decreet rechtlijnig en correct toepast. En dat is goed. Dat zal ons misschien helpen om het in de toekomst wat genuanceerder te benaderen, ook in de regelgeving. Maar wat mij betreft is er nog altijd niets verkeerd met wat in dat decreet voorgelegd en vandaag nog altijd geldig is.
Is er een onredelijke termijn van bestraffing? Is een jaar schorsing onredelijk? Menselijkerwijs vind ik van wel. Maar ik begrijp waarom het gebeurd is, namelijk vanwege de gelijkstelling met een dopingovertreding. Iedereen kent het verhaal van Michael Rasmussen. We mogen daar dus niet op afkorten. Als we die termijn onredelijk vinden, en dat blijkt ook internationaal, dan moet dat mijns inziens internationaal geregeld worden. Dat moet met het WADA bekeken worden. En de drager van die bedenking moet de Europese ministerraad zijn. Ik heb indertijd in Almería samen met een voormalige minister van Sport diezelfde WADA-code mee voorbereid. Als de Europese ministerraad dat kan aanbrengen, denk ik dat er een zekere gradatie van strafmaat kan komen. Vlaanderen moet op dat vlak geen soloslim spelen. De internationale toepassing van het sportrecht moet ons die leidraad geven.
Mijn volgende bedenking betreft een betere begeleiding van de topsporters. Die is nodig, ondanks alle entourage die de sporters nu hebben. Ik denk trouwens dat er op dat vlak een groot verschil is tussen Sugar Jackson en Yanina Wickmayer, om maar een voorbeeld te geven. Ik dacht toch dat ook de sportfederaties hier een verantwoordelijkheid hebben. Waar is de Vlaamse Tennisvereniging in dit debat? Ik weet ook wel uit de praktijk dat als men in de internationale tornooicircuits komt de relaties met die federatie niet meer zo sterk zijn. Men gaat zijn eigen weg met zijn eigen entourage. Dat zijn profsporters. Ik begrijp dat wel. Maar het wijst wel op de noodzaak dat die sportfederaties, die een topsportbudget hebben een aparte subsidiëring voor topsport , in dat budget de verplichting zouden moeten opnemen om hun topsporters goed te begeleiden. Ook onze administratie, mijnheer de minister, maar ook de federaties. Men moet hier geen verstoppertje voor elkaar spelen. Er zijn ook wat dat betreft fouten gemaakt.
Wat is nu de conclusie? Ik heb ook een voorstel van decreet geschreven. Ik heb de drukproef goedgekeurd, maar er moeten nog een aantal zaken mee gebeuren. Ik ben het ermee eens dat we een aantal zaken kunnen verbeteren. Wij moeten decretaal afdwingen dat de sportfederaties in Vlaanderen een tweede aanleg organiseren. Ik geloof niet dat dit ten gronde iets zal veranderen, maar ik geloof wel dat dit voor het vertrouwen van de topsporters iets zal veranderen. Het is vooral een psychologisch gegeven, dat je in eigen land een tweede afweging kunt maken of de strafmaat al dan niet evenwichtig is. Ik hoop dan dat in dezelfde periode ook het WADA een aantal overwegingen maakt en dat een en ander op elkaar kan worden afgestemd. Dan zal allicht de grote stap naar Lausanne voor een aantal van die mensen niet hoeven. Voor Yanina Wickmayer is dat nog het minste, maar voor de topsporters van de kleine sporten, die er niets aan verdienen maar die wel Olympische Spelen halen, is die dure kost, al was het maar voor de vertaling van het dossier, vaak onhaalbaar.
Wij moeten de sportfederaties uitdrukkelijk responsabiliseren in de begeleiding van hun sporters.
Wij moeten ook iets uitdrukkelijker bepalen hoe de Vlaamse overheid de sporters die hun whereabouts moeten invullen maar die daar niet mee in orde zijn, om welke reden dan ook maar ik ga uit van een administratief probleem , daarvan op de hoogte brengt.
Mijnheer de minister, hoe ziet u de verantwoordelijkheid van de sportfederaties in dit dossier? Overweegt u nog steeds om steun te bieden bij de beroepsprocedure bij het TAS? Werden de betrokken sporters verwittigd? Maar dat heeft de heer Sauwens veel uitgebreider gevraagd. Ten slotte: welke internationale stappen zult u zetten bij de Europese ministerraad of rechtstreeks bij het WADA om de strafmaat te bespreken, eventueel om die te verminderen?
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Mijnheer de minister, collegas, mijn eerste reactie op de reacties begin november was verontwaardiging. Ik lees dikwijls in kranten en ik hoor vaak op de radio hoe Vlaanderen en, afgeleid, heel dit land soms gematrakkeerd wordt als het gaat om het niet omzetten in regelgeving van Europese richtlijnen, van internationale afspraken en noem maar op. Wij zijn altijd de slechte leerling van de klas. En als we dan eens, volgens sommigen, wél bij de goede leerlingen van de klas zijn, dan zijn we kneuterig, dan zijn we katholieker dan de paus voor diegenen die problemen hebben met katholieke pausen: dan beschermen we onze sporters niet -, enzovoort. Ook hier zou ik zeggen: van twee dingen één.
Een van de basisproblemen was volgens mij dat dit iets met mentaliteit te maken heeft. Men zegt: ja, hier is een wet of een decreet, en ja, hier zijn afspraken maar zo erg zal het allemaal wel niet zijn. Hier wordt men wel degelijk geconfronteerd met het feit dat er niet mee gelachen wordt en dat het wel degelijk ernstig genomen wordt.
Dan ben ik inderdaad verbaasd als ik de reactie hoor van sommigen en dan heb ik het niet zozeer over politici, maar wel over mensen die altijd hebben gezegd dat ze in de spits speelden als het over dopingbestrijding en dergelijke ging. Want het is inderdaad het een of het ander.
Ik wil geen proces maken over of wij een goed decreet hebben gemaakt. Ik ben ervan overtuigd dat wij een goed decreet hebben. Ik stel een andere vraag. Wij hebben de verantwoordelijkheid om decreten te maken, maar ik ben nu toch benieuwd wat er nadien is gebeurd. Er zijn uitvoeringsbesluiten op gekomen. Hoe is dit decreet in de praktijk geïmplementeerd?
Het is niet mijn bedoeling om naar deze of gene te schieten. Maar is het waar wat sommige sporters zeggen: dat ze het niet wisten? Dat ze informeerden maar dat ze geen inlichtingen kregen? Daarover wil ik een antwoord. Niet om mensen te matrakkeren, maar om te weten of wij alle mogelijke moeite hebben gedaan om dit decreet en de uitvoering ervan voldoende geïmplementeerd te krijgen, om daar vervolgens ook lessen uit te trekken. Want, collegas, ik lees en verneem ook dat de overheid recent, naar aanleiding van deze casus, een informatiesessie heeft georganiseerd voor de sporters. Die werd naar het schijnt druk bijgewoond, hoewel deze regelgeving al een tijdje van kracht is.
Ik stel me de vraag waarom dat nu gebeurt. Hoe is dat vroeger gebeurd? Ik hoorde dokter Goossens op de televisie zeggen dat het bij hem niet waar was geweest. De vraag is dan aan wie het wel ligt: aan de toenmalige minister, aan de huidige minister? Wie de situatie goed kent, leest tussen de lijnen dat het ging over het probleem nadat hij niet meer op het kabinet zat. Dit moet echter niet afhankelijk zijn van mensen die al dan niet op een kabinet werken. Het moet ten gronde zijn. Ik vind dat we ook geen steen moeten werpen naar de overheid of de ambtenarij.
We hebben het hier ook al gehad over de verantwoordelijkheid van de federaties. Wij denken vaak dat sporters goed omringd en omkaderd zijn en goed weten waar ze mee bezig zijn. Volgens mij is binnen die omkadering amateurisme vaak troef. Men wordt niet altijd op een professionele manier begeleid. Daaruit moeten we lessen trekken, zodat de decreten correct kunnen worden uitgevoerd.
Tot slot wil ik het nog even hebben over het al dan niet installeren van bijkomende beroepsprocedures. De vorige sprekers hebben al voldoende nuances en inzichten gegeven. Finaal is het altijd het TAS dat de knoop doorhakt.
Hoewel bijna iedereen de straf nogal zwaar vond dat was trouwens ook mijn eerste reactie hoorde ik dat het WADA ook overwoog om in beroep te gaan. Er waren nochtans mensen binnen het WADA die vonden dat een jaar niet zwaar genoeg was. Het waren de federaties zelf die geen vragende partij waren voor bijkomende beroepsprocedures.
Ik kijk uit naar het antwoord van de minister. Ik vraag dat dit dossier met de nodige discretie, correct en niet op een populistische wijze wordt behandeld. Indien nodig moeten we daar lessen uit trekken. Ik betwijfel of er een decreetwijziging nodig is. Indien dat echter zou blijken, dan ben ik steeds bereid om daarover te praten. Hetzelfde geldt indien zou blijken dat er uitvoeringsbesluiten moeten worden aangepast.
Tot slot is er nog de vraag over welke groep het precies gaat. We hebben de definitie ruim gesteld naar sporters van nationaal niveau. Dat is een keuze die de overheid heeft gemaakt. Als de groep beperkter moet zijn, ga ik er ook van uit dat die kleinere groepen vaker zullen worden gecontroleerd.
Wij zijn bereid hier lessen uit te trekken. We mogen echter het basisgegeven, het bestrijden van doping, nooit vergeten.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Meestal antwoord ik kort en snel. Vandaag is het nodig om dat uitgebreid te doen. Er is heel wat kennis voorhanden in deze commissie, maar toch bestaan er nog heel wat misverstanden.
In 1965 waren we het eerste land ter wereld met een antidopingwetgeving. Ik stap van daar over naar de huidige basis, en dat is het Tourschandaal van 1998. Het IOC heeft toen besloten om samen met de regeringen over te gaan tot de oprichting van een enkel internationaal dopingagentschap, het WADA. Het WADA werd opgericht op 10 november 1999. Het is een private vereniging onder Zwitsers recht. Bijzonder en uniek aan dit agentschap is dat het paritair samengesteld is uit enerzijds afgevaardigden van de sporters en internationale sportfederaties en anderzijds afgevaardigden van de publieke overheden. Om die reden is het ook geen internationale organisatie die publieke overheden direct kan binden.
Het WADA heeft een code en vijf internationale standaarden. Om het juridisch te binden werd in 2005 onder auspiciën van de UNESCO de Internationale Conventie tegen het Dopinggebruik in de Sport unaniem goedgekeurd. De Conventie zorgde voor het wettelijke kader waarbinnen alle regeringen maatregelen kunnen nemen om doping uit de sport te bannen. België ratificeerde deze conventie die voor België in werking trad op 1 augustus 2008. U weet dat dit in België een Vlaamse bevoegdheid is. Daarom kreeg de antidopingreglementering in Vlaanderen vorm in het decreet van 13 juli 2007, in het uitvoeringsbesluit van 20 juni 2008 en een nieuw decreet van 21 november 2008.
Het team Medisch Verantwoord Sporten van het departement is belast met het toezicht op de naleving ervan. Zij vervult de rol van NADO, dat is: van een nationale antidopingorganisatie. Als NADO heeft de Vlaamse Gemeenschap, vertegenwoordigd door de toenmalige minister, zich privaatrechtelijk verbonden verklaard door de code. NADO Vlaanderen heeft bijgevolg als opdracht dopingcontroles te organiseren in overeenstemming met de code en de standaarden en is ook verantwoordelijk voor het plannen van de spreiding van de tests.
De dopingcontroles hebben enkel zin als ze ook onaangekondigd, buiten wedstrijdverband, kunnen gebeuren. Ze zijn onontbeerlijk voor een efficiënt dopingbeleid. Om deze controles te kunnen uitvoeren moet de antidopingorganisatie weten waar en wanneer de sporter regelmatig verblijft en bereikbaar is. De antidopingorganisatie moet dus op de hoogte zijn van zijn zogenaamde whereabouts. Een selecte groep topsporters, elitesporters genoemd, moeten daarom hun verblijfsgegevens of whereabouts meedelen. Ik wil daar even bij stilstaan.
De selectie van deze elitesporters gebeurt door de internationale federatie en de nationale antidopingorganisatie. De internationale federaties duiden een aantal atleten als topsporters aan. Zo ontvingen we gisteren nog een brief waarin staat dat Clijsters en Wickmayer worden beschouwd als topsporters. Verder zijn er de sporters die worden aangeduid op basis van artikel 46 van het uitvoeringsbesluit van 20 juni 2008, dat bepaalt dat alle elitesporters die op het hoogste nationale niveau veldrijden, veldlopen, triatlon, duatlon of een Olympische of paralympische discipline beoefenen, aan het systeem van de whereabouts zijn onderworpen. Dat laatste is een Vlaamse beslissing. Op 8 december 2009 waren in totaal 660 sporters aan de reglementering onderworpen. Dat is het totale aantal elitesporters, maar er is een verschil in de procedures die gelden voor de nationaal en de international aangeduide topsporters. Ik kom daar nog op terug.
De andere gemeenschappen van dit land hebben tot op heden nog geen uitvoering gegeven aan de verplichting tot het selecteren van elitesporters van nationaal niveau. Volgens de WADA-code en het decreet dat deze code concretiseert, en met inachtneming van de Grondwet, worden vandaag drie inbreuken op de whereabouts-verplichtingen in een periode van achttien maanden gelijkgesteld met het nemen van doping.
De whereabouts-verplichtingen volgens de WADA-code houden in dat de sporter voor elke dag van het volgende kwartaal een aantal verblijfsgegevens moet opgeven: de naam en het adres van elke locatie waar hij zal overnachten, trainen, wedstrijden spelen of een andere regelmatige activiteit uitoefenen, zoals een job uitoefenen. Verder moeten sporters ook een locatie opgeven waar zij gedurende één uur per dag voor een dopingcontrole beschikbaar zijn. Dat is het zogenaamde time slot. Als de sporter nog niet precies weet waar hij het komende kwartaal zal verblijven, moet hij de verwachte verblijfsgegevens opgeven en deze gegevens vervolgens actualiseren zodra hij de juiste verblijfsgegevens kent.
Een inbreuk tegen de whereabouts-meldingsplicht kan twee vormen aannemen. Een aangifteverzuim, of het verzuim om tijdig juiste en volledige verblijfsgegevens te verstrekken; en een gemiste controle, of het verzuim zich beschikbaar te stellen voor een dopingcontrole op de plaats en tijdens het uur waarop de sporter verklaarde beschikbaar te zijn.
Het feit dat een elitesporter per dag 60 minuten of één uur moet opgeven gedurende hetwelk hij beschikbaar is voor een dopingcontrole, betekent echter niet dat hij op andere momenten een dopingcontrole mag weigeren. Het houdt wel in dat de sporter er zich toe verbindt gedurende dat uur op de door hem aangegeven plaats onmiddellijk bereikbaar te zijn voor een onaangekondigde dopingcontrole. Het verplichte onaangekondigde karakter van deze controle betekent dat de sporter niet op de hoogte mag worden gebracht van de controle tot op het ogenblik hij onder het rechtstreekse toezicht van de controlearts staat. Op die manier moet lastminute fraude worden vermeden. Het maskeren van dopinggebruik vergt doorgaans immers niet meer dan één minuut.
Als de sporter tijdens zijn time slot op de door hem aangegeven plaats niet bereikbaar is voor een onaangekondigde dopingcontrole, wordt tegen hem of haar, tenzij in geval van overmacht, een gemiste controle geregistreerd. De elitesporter kan ook onderworpen worden aan een onaangekondigde dopingcontrole buiten deze opgegeven 60 minuten. Als hij buiten het time slot echter niet bereikbaar is op de door hem aangegeven plaats, zal hij niet in overtreding zijn als het gaat om een uitzonderlijke en onverwachte afwijking van de door hem opgegeven verblijfplaats. Gaat het om een regelmatige of geplande afwijking, dan zal tegen hem eventueel wel een aangifteverzuim geregistreerd worden.
De verblijfsgegevens moeten door de sporter ingevuld en aangepast worden in de databank ADAMS (Anti-doping administration management system). Dat is een beveiligde website, ontwikkeld door het WADA en beschikbaar in het Nederlands. Het systeem is vergelijkbaar met het systeem van de bank, waar de klant een eigen login en paswoord heeft. Als drie keer het verkeerde paswoord wordt ingetikt, dan wordt de kaart geblokkeerd. Het aanpassen van de verblijfsgegevens kan daar altijd gebeuren. Dat kan ook gebeuren via sms. Iemand die om welke reden dan ook niet is waar hij had gezegd te zijn, kan per sms of na het inloggen de gegevens laten wijzigen.
Wat is nu de procedure voor de whereabouts? Ik wil daar toch heel duidelijk op ingaan. Ik heb de indruk dat daarover heel veel vergissingen bestaan. Vooraleer een elitesporter zal worden beschuldigd van een dopingpraktijk moeten er drie inbreuken zijn binnen de achttien maanden. Elk van de drie inbreuken die voor de totstandkoming van deze dopingpraktijk noodzakelijk zijn, moeten vastgesteld en geregistreerd zijn volgens de procedure die het WADA naar voren brengt. Wat is die procedure? Eerst is er de vaststelling. De controlearts stelt een schijnbaar aangifteverzuim of gemiste controle vast. De administratie gaat na of de voorwaarden vervuld zijn om die inbreuk als een aangifteverzuim of gemiste controle te kwalificeren. Als de administratie meent dat de vaststellingen van de controlearts juist zijn, dan is er een eerste kennisgeving aan de sporter, binnen twee weken na vaststelling. Die kennisgeving van het aangifteverzuim of die gemiste controle en mededeling van de mogelijkheid tot betwisting worden dus binnen de twee weken overgemaakt.
De sporter kan dat betwisten. Die betwisting wordt ontvangen en beoordeeld door de administratie. Indien de administratie van oordeel is dat die niet gerechtvaardigd is, volgt er een tweede kennisgeving. Ook als de sporter op de eerste niet ingaat, volgt er een tweede kennisgeving aan de atleet. Die tweede kennisgeving aan de sporter kan tot gevolg hebben dat hij een administratieve herziening vraagt. Dan wordt het dossier beoordeeld door een onafhankelijke derde. Het is een magistraat die is aangesteld door de minister, die op dat moment opnieuw het geheel bekijkt en nagaat of de vaststellingen gerechtvaardigd zijn, of er verzachtende omstandigheden zijn, of er overmacht is of wat dan ook.
Als er een uitspraak is van die magistraat, wordt die opnieuw aan de sporter meegedeeld: de derde kennisgeving aan de atleet. Ook als de sporter niet reageert op de tweede, volgt er een derde kennisgeving aan de sporter dat de overtreding is geregistreerd als een aangifteverzuim of gemiste controle omdat er geen administratieve herziening is aangevraagd of gebeurd. Ook de nationale en internationale federatie en het WADA ontvangen die laatste kennisgeving.
Als er dus binnen achttien maanden drie inbreuken zijn vastgesteld en elke inbreuk geregistreerd is in overeenstemming met deze strikte procedure, wordt het dossier bezorgd aan het disciplinaire orgaan van de sportvereniging van de sporter. Vooraleer een sporter dus disciplinair vervolgd zal worden voor een inbreuk op de whereabouts, zal hij negen waarschuwingen en kennisgevingen ontvangen hebben voor zijn dossier wordt overgemaakt.
Hoe gebeurt nu de disciplinaire afhandeling? Het decreet Medisch Verantwoord Sporten verplicht de sportverenigingen om zélf hun elitesporters te bestraffen voor dopingpraktijken. De rol van de sportverenigingen is dus effectief zeer belangrijk en is sinds het decreet naar de sportvereniging overgebracht. De sportverenigingen zijn volledig geresponsabiliseerd op disciplinair vlak voor hun elitesporters. Enkel niet-elitesporters kunnen nog gesanctioneerd worden door de Vlaamse Gemeenschap.
Ik zal er meteen nog een punt bijvoegen over de rol van de sportfederaties. Die sportfederaties werden hierdoor zeer goed geïnformeerd, en ze kunnen op informatie blijven rekenen van de administratie. Bij de sportfederaties, maar ook per ploeg is er een verantwoordelijke die kan inzien of zijn sporters whereabouts invullen of niet. Ze kunnen die niet overnemen, wel nazien. Ze kunnen de sporters dus op gelijk welke manier verwittigen als de gegevens niet conform zouden zijn ingevuld. De sportverenigingen werden dus duidelijk geresponsabiliseerd en kunnen hun sporters inlichtingen geven, hen wijzen op gebreken enzovoort. Dat is toch wel een heel belangrijke rol die ze daarin hebben.
Om een eerlijk proces voor de elitesporter te waarborgen, legt het decreet de sportverenigingen wel een aantal minimumvereisten op waaraan hun disciplinaire procedure moet voldoen. Die zijn opgesomd in artikel 35 van het decreet. Het gaat vooral om de rechten van de verdediging, die gevrijwaard moeten worden. Daarnaast worden de sportverenigingen verplicht de sancties uit de WADA-code over te nemen. Als ze dat niet doen, straffen ze uiteindelijk de sporters. Die kunnen dan niet meedoen aan de internationale wedstrijden.
Enkel het tuchtreglement van de sportvereniging die aan al die voorwaarden voldoet, zal de decretaal vereiste erkenning verkrijgen van de minister. Deze erkenning is voor alle duidelijkheid niet vereist voor de toepasselijkheid van het tuchtreglement, maar moet meer beschouwd worden als een kwaliteitscertificaat. De erkenning geeft immers aan dat het tuchtreglement van de sportvereniging in overeenstemming is met het decreet en de WADA-code. De sportvereniging die deze verplichtingen niet naleeft, en bijvoorbeeld een niet-WADA-conform tuchtreglement behoudt, kan zowel door de Vlaamse overheid als de internationale federatie gesanctioneerd worden. De verplichting ligt bij de sportvereniging.
Het disciplinaire orgaan kan een orgaan zijn van de sportvereniging zelf of het gezamenlijk disciplinair orgaan voor elitesporters. Tot op vandaag heeft de Wielerbond een eigen tribunaal, maar ziet wel na of dat wordt behouden of er ook wordt overgestapt. De andere hebben zich aangesloten bij het gezamenlijk disciplinair orgaan, het VDT. Deze vzw is belast met het organiseren van de disciplinaire procedure voor dopingpraktijken van haar elitesporters.
De vzw VDT is dus, voor alle duidelijkheid, geen onderdeel van mijn administratie noch op enige andere manier verbonden met de Vlaamse Gemeenschap. Het is een 100 percent private rechtspersoon die werd opgericht en wordt bestuurd door een aantal Vlaamse sportfederaties met elitesporters, die ook bijdragen betalen aan de VDT.
Voor sportverenigingen zoals de VTV die het VDT belast hebben met de afhandeling van dopingpraktijken van hun elitesporters, zal het VDT als lasthebber, in naam en voor rekening van die sportvereniging, het tuchtreglement van de sportvereniging toepassen op de elitesporters van die sportvereniging. Het VDT heeft geen tuchtreglement, het past enkel het tuchtreglement toe van de verschillende sportverenigingen die zijn aangesloten. In het geval van Malisse en Wickmayer geldt dus het tuchtreglement van de VTV.
Het bevoegde disciplinair orgaan moet de sporter oproepen en horen en, indien het van oordeel is dat elk van de drie inbreuken gekwalificeerd moet worden als een aangifteverzuim of gemiste controle, moet het de sporter de sanctie opleggen die bepaald is in het tuchtreglement, conform de WADA-code.
Ik ga even dieper in op de zaken Malisse en Wickmayer. Ik ben nooit op de zaken zelf ingegaan. Ik heb nooit gezegd welke overtredingen wel of niet zijn gemaakt. Het lijkt me wel goed dat ik er hier dieper op inga, zonder elk detail naar buiten te brengen.
De tennissers Xavier Malisse en Yanina Wickmayer werden door NADO Vlaanderen verplicht hun whereabouts op te geven omdat zij in hun Olympische sport op het hoogste nationaal niveau staan. Tot gisteren waren Malisse en Wickmayer nationale sporters, niet onderworpen aan de internationale elitesport.
In de loop van dit jaar heeft NADO Vlaanderen vastgesteld dat beiden binnen een periode van achttien maanden driemaal hun whereabouts-verplichtingen hebben geschonden. De sporters werden via drie opeenvolgende aangetekende brieven in kennis gesteld van elke inbreuk. De meeste van deze aangetekende brieven werden inderdaad niet afgehaald, maar het is de verantwoordelijkheid van de sporter om bereikbaar te zijn op zijn postadres. Zij wisten ook wat de gevolgen waren. Praktisch is het overigens heel eenvoudig om gelijk wie een volmacht te geven om de aangetekende brieven af te halen. De verblijfsgegevens moeten door de sporter worden ingediend.
Tegen Xavier Malisse werden twee aangifteverzuimen, waarbij er tweemaal werd vastgesteld dat hij zijn verblijfsgegevens niet had opgegeven, en één gemiste controle geregistreerd. Voor Yanina Wickmayer ging het over drie aangifteverzuimen. Haar eerste aangifteverzuim werd trouwens vastgesteld meer dan een maand nadat de sportster ook per e-mail in kennis werd gesteld van haar verplichtingen. Ook al had Yanina Wickmayer dus geen enkele aangetekende brief afgehaald, ze was wel op de hoogte van haar verplichtingen voor werd vastgesteld dat ze deze niet naleefde.
Mijnheer Sauwens, het is juist dat mevrouw Wickmayer in de loop van 2008 al als proefpersoon heeft meegedraaid in ADAMS en dat er toen geen problemen zijn vastgesteld. (zie bijlage voor bijkomende informatie die de minister verstrekte na afloop van de commissievergadering).
De sportvereniging van deze elitesporters, de VTV, had het VDT intussen belast met de disciplinaire afhandeling. Volgens de code en het decreet zijn drie inbreuken tegen de whereabouts een dopingpraktijk. Een WADA-conforme sanctie voor drie inbreuken tegen de whereabouts is dan ook volledig in overeenstemming met de letter en de geest van het decreet. Dat drie inbreuken tegen de whereabouts als een dopingpraktijk beschouwd worden, betekent niet dat vermoed wordt dat de sporter doping genomen heeft, wel dat hij de antidopingregels heeft overtreden.
Het tuchtreglement van de VTV is volledig conform de WADA-code en werd dus ook erkend. Het VDT en alleen het VDT heeft, in naam en voor rekening van de VTV, geoordeeld dat de sporter inderdaad schuldig was aan de door NADO Vlaanderen vastgestelde dopingpraktijk van drie inbreuken tegen whereabouts. Vervolgens is het VDT nagegaan wat het VTV-tuchtreglement voorziet voor een dergelijke dopingpraktijk. Artikel 4 paragraaf 4 derde lid van het VTV-tuchtreglement voor elitesporters legt voor overtredingen als vermeld in artikel 3 een periode van uitsluiting van minimaal één jaar en maximaal twee jaar op, zoals de WADA-code bepaalt. In dit geval heeft de rechter de minimumstraf van één jaar opgelegd.
Een principiële bestraffing, zoals een voorwaardelijke schorsing of een vermaning, is niet mogelijk. Op basis van welke regel de procureur daarom heeft verzocht, is mij een raadsel. Volgens artikel 7 van het VTV-tuchtreglement., dat overeenkomt met artikel 13.1 van de code, blijft de uitsluiting van kracht tot het beroepsorgaan er anders over beslist. Overeenkomstig artikel 6 van het tuchtreglement is beroep enkel mogelijk bij het Internationaal Sporttribunaal in Lausanne. Volgens de code kon voor elitesporters van nationaal niveau de VTV ook een beroepsinstantie hebben opgericht, op voorwaarde dat elke disciplinaire sanctie door de internationale federatie en het WADA kan worden aangevochten bij het TAS. Voor de nationale sporters had de VTV dus kunnen kiezen voor een beroepsinstantie in Vlaanderen. Voor internationale sporters is dat niet het geval: daar gaat het automatisch naar het TAS. Maar of het nu moet worden opgelegd of niet, ook nationale sporters kunnen zich nadien nog altijd tot het TAS wenden. Voor zover ik heb begrepen, willen de meeste verenigingen vermijden dat die hele procedure zou worden verlengd, en zwaarder en duurder gemaakt. Er moet ook een tribunaal zijn voor het beroep. Dat kost de federaties ook geld. Voor alle duidelijkheid: het is nu nog mogelijk om, door een eenvoudige wijziging aan het eigen reglement, een beroepsinstantie op te richten in eigen land. Daarna kan iedereen echter nog altijd naar het TAS stappen.
De procedure voor het TAS in beroep voor zaken met een nationaal karakter is betalend. De kosten behelzen: 500 Zwitserse frank griffierecht, de administratiekosten voor het TAS en de kosten en erelonen voor arbiters, met een uurtarief van 250 Zwitserse frank. De kosten van de arbiters kunnen uiteraard sterk oplopen, aangezien ze ook hotel-, overnachtings- en vliegtuigkosten behelzen, net als de forfaitaire kosten voor het verblijf, dat doorgaans drie dagen duurt. Voor een arbitrage moeten we al snel op een ereloon van 3000 à 4000 euro per arbiter rekenen. Als er dus drie arbiters zijn, dan is dat 9000 à 12.000 euro. Ik kan het echt niet laten altijd te bewijzen dat ik wel kan tellen. (Gelach)
Een zaak kan dus vrij duur worden, rekening houdend met de kosten en het ereloon. Een nationaal karakter heeft een zaak onder meer als er geen internationale federatie partij is. Een beroep door de sporter tegen de beslissing van de Nationale Antidopingorganisatie (NADO) is nationaal. Wordt de sporter echter vrijgesproken en het WADA of de internationale federatie gaat in beroep, dan krijgt de zaak een internationaal karakter. Dit onderscheid werd ingevoerd in 2004.
De griffier bepaalt de provisie en elke partij moet de helft betalen. Als het een beroep betreft van een sporter tegen een beslissing van het nationale dopingtribunaal, betalen beiden in beginsel de helft van de provisie. Bij gebrek aan betaling kan de zaak niet doorgaan.
Dan is er de procedure voor het TAS en de taal. Ik wil de algemene regel die ik net heb uiteengezet, toch wat nuanceren. In beginsel is de taal, zoals daarnet gezegd, het Frans of het Engels, maar als de partijen akkoord gaan, kan ook een andere taal worden gekozen. Elke partij duidt zijn arbiter aan en de derde arbiter wordt door de voorzitter van de Beroepskamer gekozen. De voorzitter wordt dus in feite niet vrij gekozen door de overige twee arbiters. Als de twee arbiters het Nederlands machtig zijn, is het niet zeker dat de voorzitter Nederlands zal kennen, aangezien het de voorzitter van de Beroepskamer vrij staat een arbiter aan te duiden die Frans of Engels spreekt. De aanstelling van één arbiter is echter ook mogelijk, als beide partijen akkoord gaan. Als men één arbiter aanstelt, wat dus mogelijk is als de beide partijen akkoord gaan, kan men dus perfect een Nederlandstalig arbiter aanstellen. De aanstelling van één arbiter die de taal van de beide partijen spreekt, is dus een middel om de kosten te beperken. Ik heb begrepen dat iedereen daarmee akkoord zou gaan in het geval van deze sporters, als ze dat wensen. Dan kan het zelfs in Brussel gebeuren, in het Nederlands en met één arbiter. Dat geeft een totaal ander kostenplaatje dan de 8000 à 12.000 euro die ik daarnet heb genoemd. De griffiekosten van 500 Zwitserse frank blijven, maar de kosten van de arbiters worden daardoor sterk verlaagd.
Ik wil letterlijk herhalen wat ik in De Zevende Dag heb gezegd. Toen was er sprake van drie sporters met drie streepjes. De derde was Sugar Jackson. Ook was er alleen sprake van 8000 à 12.000 euro. De procedure in Vlaanderen was nog niet gekend. Ik heb daarom het volgende verklaard: mocht iemand niet de financiële middelen hebben om in beroep te gaan in Lausanne, dan wil ik bekijken hoe en of ik die persoon kan ondersteunen, want ik vind dat iedereen een kans op beroep moet hebben. Malisse en Wickmayer spannen zeven rechtszaken aan, op diverse plaatsen. Ik ga er dus van uit dat er financieel geen enkel probleem is. Mocht iemand een probleem hebben gehad, dan wou ik wel bekijken of en hoe dat kon worden geregeld. Overigens, in het verleden is dat ook gebeurd. Deze procedure kan in Brussel gebeuren, met één arbiter. Dan denk ik niet dat die noodzaak er is. Zoals ik al zei, de plaats van de arbitrage is in principe Lausanne, maar de arbitrage kan ook elders gebeuren.
Over de aanwezigheid van een beroepsprocedure in Vlaanderen heb ik het eigenlijk al uitvoerig gehad. De VTV heeft de disciplinaire afhandeling van dopingpraktijken van haar elitesporters toevertrouwd aan het Vlaams Doping Tribunaal (VDT). Artikel 6 en 7 van dit tuchtreglement bepalen dat beroep tegen de uitspraken van dit orgaan alleen mogelijk is bij het TAS, maar dat het beroep niet opschortend is. Het is de algemene regel dat het orgaan waar men in beroep gaat, beslist of men in afwachting van een proces wel of niet kan spelen. De VTV heeft in haar tuchtreglement gezegd dat voor haar sporters het beroep niet opschortend is. De VTV en elke andere federatie kunnen dit wijzigen door een eenvoudige wijziging van het tuchtreglement.
Het VDT is een door de Vlaamse sportfederaties opgerichte vzw, wier voornaamste activiteit het inrichten van een disciplinair orgaan in eerste aanleg is. Voor de VTV is er geen andere beroepsmogelijkheid dan het TAS. Decretaal is een beroepsprocedure voor elitesporters in Vlaanderen echter nu al perfect mogelijk. Immers, artikel 35 van het decreet dat de minimumvoorwaarden vastlegt waaraan de disciplinaire procedures van de sportverenigingen moeten voldoen, verplicht geen beroepsinstantie, maar verbiedt er ook geen. Het is dus aan elke sportvereniging zelf om het te doen, ook al omdat ze zelf voor de financiering moeten zorgen.
Tot op heden heeft geen enkele sportvereniging dit gedaan, maar niets belet hen om dit alsnog te doen, via het wijzigen van de statuten van het VDT, of door het oprichten van een eigen beroepsinstantie. De enige voorwaarde hierbij is dat elke disciplinaire beslissing vatbaar moet zijn voor beroep bij het TAS omdat dit vereist is door de WADA-code.
Ik vat nog even samen. Decretaal is dus een beroepsprocedure voor elitesporters in Vlaanderen nu al perfect mogelijk, maar tot op heden heeft geen enkele sportvereniging dit gedaan, maar niets belet hen om dit alsnog te doen, via het wijzigen van de statuten van het VDT of door het oprichten van een eigen beroepsinstantie. Er zijn wel drie randvoorwaarden. Er kan geen beroepsinstantie opgericht worden die zich kan uitspreken over de sanctie die wordt opgelegd aan elitesporters van internationaal niveau. Tegen elke beslissing van dit beroepsorgaan moet het WADA en de internationale federatie in beroep kunnen gaan bij het TAS en het WADA kan, als enige, niet verplicht worden beroep in te stellen bij deze nationale beroepsinstantie, maar moet tegen de uitspraak in eerste aanleg meteen in beroep kunnen gaan bij het TAS. Er is dus een duidelijk onderscheid tussen nationale en internationale sporters. Voor internationale sporters zal het WADA onmiddellijk in beroep moeten kunnen gaan in Lausanne.
De VTV heeft de disciplinaire afhandeling van de dopingpraktijken van haar elitesporters toevertrouwd aan het disciplinair orgaan van het VDT. Artikel 6 en 7 zeggen dat er geen beroep mogelijk is en dat het beroep niet opschortend werkt. Vandaar ook de verwarring. De persoon van het TAS zei dat men aan hem perfect kon vragen of het beroep opschortend is of niet. Dat is juist. Maar het tuchtreglement van de VTV zegt dat het niet mag, en dit tuchtreglement staat hoger.
Het VDT is een door Vlaamse sportfederaties opgerichte vzw, wier voornaamste activiteit het inrichten van een disciplinair orgaan in eerste aanleg is. Als er dus iets moet worden gewijzigd, dan moeten de statuten worden gewijzigd. Indien de VTV dus een beroepsinstantie wenst in te richten voor haar elitesporters van nationaal niveau, zal ze het ofwel zelf moeten oprichten ofwel bij het VDT aandringen om hun statuten te wijzigen.
Over opschorting ben ik al heel duidelijk geweest. Volgens de code blijft de beslissing in eerste aanleg van kracht tijdens de beroepsprocedure, tenzij het beroepsorgaan er anders over beslist. Maar een tuchtreglement van de vereniging, zoals bij de VTV, kan strenger zijn.
Om te besluiten ben ik vooreerst van mening dat de procedure in de zaken Malisse en Wickmayer correct is verlopen. Alle sporters werden door mijn administratie tijdig en conform de geldende procedures op de hoogte gebracht van hun nieuwe verplichtingen. Ze kregen de nodige, zelfs persoonlijke, begeleiding aangeboden, en de overgrote meerderheid van de groep elitesporters heeft zich zonder noemenswaardige problemen kunnen inschakelen in het whereabouts-systeem.
De informatievergaderingen van november en december zijn dezelfde informatievergaderingen die ook vroeger al hebben plaatsgevonden. Dit is niet nieuw, alleen krijgen ze nu media-aandacht. Er waren telkens ongeveer 60 mensen aanwezig. De informatie over de whereabouts voor de sporters is zeer uitgebreid.
Vandaag moeten 680 sporters aan de whereabouts voldoen. Drie sporters hebben drie streepjes. Acht hebben er twee. 144 sporters hebben één streepje. Er zijn er dus 525 zonder streepje, die dus voldoen aan de whereabouts. Bij de sporters met één streepje valt dit streepje binnen de achttien maanden weg als ze er geen nieuw krijgen. Dus ook voor de mensen met twee streepjes, geldt dat als binnen de achttien maanden het eerste wegvalt, ze er nog maar één over hebben.
De betrokkenen met twee streepjes zijn aangesloten bij een club. Ik wil daarover duidelijk stellen dat die clubs een verantwoordelijke hebben die volledig inzicht heeft in wie zijn whereabouts wel of wie ze niet invult. De clubverantwoordelijke kan van elk van die sporters, voetballers in dit geval, zeggen of ze wel of niet hun whereabouts hebben ingevuld, hij kan de spelers op de vingers tikken, hij kan ze opvolgen, hij kan alles wat u wilt.
Voor alle duidelijkheid wil ik zeggen dat ik geen klachten heb bij het beleid van mijn voorganger, hoewel ik de recente uitspraken over de letter en de geest betreur. Ik heb vooral gereageerd op uitspraken van de voormalige entourage van Bert Anciaux zoals op de uitspraak van dokter Goossens: Mocht mijn minister nog minister zijn, hij had desnoods zelf een telefoon gepakt om ze op de hoogte te brengen. Ik heb alleen kunnen vaststellen dat mijn voorganger dat niet heeft gedaan, want alle overtredingen zijn gebeurd tijdens zijn ministerschap. Dat was mijn enige vaststelling. Ik herinner me dat ik een interview heb gegeven voor Q-Music, voor JOEfm en voor andere zenders en dat men me vroeg: U moet uw voorganger toch vreselijk vervloeken, want waarmee zadelt hij u op?. Dat is niet het geval, want het systeem dat werd opgesteld en dat unaniem werd goedgekeurd in het parlement, vecht ik niet aan. Ik wil dit heel duidelijk stellen. Alleen een aantal uitspraken vond ik wat minder goed.
Dit gezegd zijnde, ben ik echter niet blind voor mogelijke problemen met het systeem. Om die reden heb ik aan alle sporters een brief en een mail gestuurd met de vraag om van hen feedback te krijgen na een jaar werken. Tegen het einde van het jaar krijg ik die feedback en daarmee wil ik drie dingen doen. Ten eerste wil ik bekijken wat de conclusies zijn die ik eruit kan trekken en wat ik kan doorgeven aan de federaties, want zij hebben een hele grote rol. Ten tweede wil ik bekijken of die opmerkingen en bemerkingen, indien we ze nuttig vinden, aanleiding geven tot een wijziging van het uitvoeringsbesluit of van het decreet. Ten derde wil ik de dingen die de essentie van de zaak, met name de WADA-code, aanbelangen, bij het WADA aankaarten wanneer ik opnieuw contact heb met die mensen. Dat wil ik plannen en ik wil vanuit het veld bekijken wat er kan gebeuren.
Tot slot wens ik, zoals aangekondigd in mijn beleidsnota Sport 2009-2014, ook het decreet in zijn geheel aan een eerste evaluatie te onderwerpen, onder meer op basis van die reacties, en de samenwerking tussen de gemeenschappen en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie te verbeteren met het oog op een gecoördineerde en eenvormige toepassing van de antidopingregelgeving in heel België. Op maandag 7 december heb ik een gesprek gehad met de collegas van de Duitstalige Gemeenschap, het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en de Franse Gemeenschap met de bedoeling te komen tot meer coördinatie en meer afspraken, zonder dat iemand zijn eigen bevoegdheid daarbij weggeeft aan een coördinatieorgaan.
Ik wil nog snel de vragen overlopen die werden gesteld, om er zeker van te zijn dat ik iedereen van antwoord heb gediend.
De vraag over de minimumstraf van één jaar heb ik, naar ik meen, voldoende beantwoord.
Het kan effectief niet dat een procureur een principiële sanctie vraagt. Ook de vermaning kan niet. Het was de rechter die kon beoordelen of de streepjes gerechtvaardigd waren. Het was het tribunaal dat effectief kon zeggen dat één van die streepjes niet gerechtvaardigd was en dat het weggenomen zou zijn, maar de rechter heeft geoordeeld op basis van alle gegevens die hij had, dus ook op basis van reacties of van het gebrek aan reacties op vaststellingen van overtredingen.
Er zijn eigenlijk geen kinderziektes. De ADAMS-procedure bestaat al vier jaar internationaal en heeft ook proefgedraaid in 2008, onder meer met alle sporters die naar de Olympische Spelen zijn gegaan. Er was voldoende kennis en ook het aanbod van informatieoverdracht voldeed. Ik wil hierbij ook de rol van de federaties opnieuw benadrukken.
Over uw vraag over het getrapt systeem, wil ik heel duidelijk zijn. Eén jaar voor administratieve procedures vind ik veel te zwaar, maar ik heb hier vrijdag ook met het WADA over gesproken en ik begrijp de redenering van het WADA, maar we zullen daar nog verder over discussiëren. De redenering van het WADA is dat het zich verschuilen voor een controle indien men weet dat men doping heeft genomen, niet minder mag worden bestraft dan de doping zelf, maar dat de kans wordt geboden om dit toch twee keer te doen. Ik stel het nu heel negatief, maar iemand die doping neemt, mag de facto twee keer de onverwachte controle weigeren door niet op te dagen of door niet thuis te geven. Twee keer mag dat. Dat is de redenering van het WADA en ik begrijp die, maar ik blijf erbij dat ineens één jaar in een aantal sporten toch wel zwaar is.
Een tweede reactie van het WADA kwam er op mijn bemerking dat ik het toch wel opvallend vond dat het enkele uitzonderingen niet te na gesproken zoals een zwemster uit Venezuela, een loopster uit Groot-Brittannië en Rasmussen , twee Vlamingen zijn en ik vroeg of dat wou zeggen dat het systeem bij ons anders wordt toegepast dan elders. Het WADA zei dat Vlaanderen snel is geweest, maar het heeft weet van nieuwe dopinggevallen, ook in andere landen, die zullen leiden tot straffen.
Ik heb aan het WADA gevraagd of het klopt dat het voor Malisse en Wickmayer twee jaar zou vragen. De reactie van de mensen van WADA was dat ze alleen in het rechtsgeding zijn gestapt omdat de advocaten van Malisse en Wickmayer van oordeel waren dat ze niet alleen individuele gevallen moesten verdedigen, maar ook het principe zouden aanvechten. Het WADA wil antwoord kunnen geven op de essentie van de dopingcontrole, zoals de whereabouts. Iemand vroeg hier of het hele systeem hierdoor kan worden onderuitgehaald. Om dat te voorkomen is het WADA mee in het proces gestapt. Wat ze als straf zullen vragen voor Malisse en Wickmayer, hebben ze vandaag absoluut nog niet bepaald.
Het WADA doet een evaluatie van de procedures, niet van de code op zich. In januari 2010 wordt dat opgestart. De gegevens die ik van onze sporters zal krijgen, is een mooie voorafname van de oefening die ze willen maken. Ik zal hun die dan ook overbrengen.
Het is vandaag niet mogelijk om getrapte procedures of wat ook te doen, zonder dat dat internationaal wordt gevalideerd. Een land alleen kan dat zeker niet doen. Wat ik bij het WADA ga bepleiten, heb ik al gezegd. Ik heb ook duidelijk geantwoord op de vraag of ik Malisse en Wickmayer financieel blijf ondersteunen. Beroep aantekenen in eigen land kan binnen het WADA. Als de sporters dat wensen, zal ik helemaal akkoord gaan om het in Brussel, in het Nederlands en met één arbiter te doen. Het is goedkoper voor ons, want dat kost belastinggeld, en ook voor hen.
Kan het decreet worden aangepast zodat het beroep opschortend wordt? Neen, het beroep kan nooit onmiddellijk opschortend zijn. Het is de beroepsinstantie, TAS, die eventueel kan bepalen of het beroep opschortend is. De mogelijkheid om het TAS dat te laten bepalen, kan in de tuchtreglementen van de verenigingen worden ingeschreven. Daar is zelfs geen decretaal werk voor nodig.
Waarom heeft Vlaanderen strengere regels dan Wallonië? Ik heb dat al uitgelegd: ze hebben hun nationale elitesporters nog niet aangeduid.
Het vrijwaren van het systeem, het toepassen van het decreet en de voorziene procedures, welwillendheid vragen voor de sporters in de mate dat dit binnen de wetgeving en de reglementering mogelijk is: dat is de instructie die de advocaat heeft gekregen.
De voorzitter : Mijnheer de minister, u sprak over een evaluatie van de procedure zowel door het WADA als op ons niveau, en dat dit zou starten in januari 2010. Hebt u er zicht op wanneer daar een substantieel resultaat zal uit voortvloeien? Ik vraag dat omdat sommige leden hebben gewezen op initiatieven die ze hebben genomen. Dit zal in deze commissie dus nog een vervolg krijgen, en het zal beter kunnen als we ook die elementen mee in overweging kunnen nemen.
Anderzijds begrijp ik dat de leden op hun honger blijven als er teksten zijn ingediend van welke aard ook.
Minister Philippe Muyters : De termijn waarbinnen het WADA zal evalueren, is me niet bekend. De reactie van de Vlaamse sporters zal ik in de loop van januari krijgen. Dan kan ik de commissie daarover briefen.
We moeten niet wachten tot ons voorzitterschap. We hebben een triumviraat. Op 1 januari 2010 wordt Spanje voorzitter. In de tweede helft van 2010 is het aan België, met Vlaanderen als voorzitter. Zes maanden later is het aan Hongarije. Met die drie stellen we samen een agenda op. Ik heb al contact gehad met mijn Spaanse collega, en ik heb het hele dopingverhaal en de filosofie van het WADA mee op de agenda gezet. Vanaf het voorzitterschap van Spanje, dat start op 1 januari 2010, zal ik dat met mijn Spaanse en Hongaarse collegas bespreken. Ik wacht niet tot ik voorzitter word.
De voorzitter : In Spanje zijn er veel ervaringsdeskundigen en kennen ze de materie.
Mijnheer de minister, mag ik vragen dat uw administratie contact neemt met het WADA om te weten binnen welke termijn resultaten worden verwacht, zodat we in de regeling van de werkzaamheden een timing voor de behandeling van de initiatieven van de leden en een eventueel gemeenschappelijk initiatief kunnen opstellen?
Mevrouw Caroline Gennez : Ik dank u voor uw omstandig antwoord, mijnheer de minister. Ik betreur dat sommige collegas een afrekening maken met het verleden. Alle bijdragen van mijn partij onder meer via een vraag om uitleg hebben vanaf dag één nog vóór de uitspraken van het Vlaams Doping Tribunaal slecht één doelstelling gehad: de werking van het tribunaal, de dopingbestrijding en de whereabouts met enig comfort voor de sporters optimaliseren. Ik ben zeer blij dat de minister die bijdragen erg ter harte neemt. Ik ben blij dat er eensgezindheid en bereidheid bestaat over de grenzen van meerderheid en oppositie heen. Laten we naar de toekomst kijken en aan de verbetering van het systeem werken.
Ik heb begrepen dat zowel het opschortend maken van het beroep als het getrapt maken van de strafmaat als de beroepsmogelijkheid in eigen land drie verbeterpunten zijn. De minister zal die ook ter harte nemen. We hebben deze punten vanaf dag één ter discussie gesteld. Ze zijn zeer zinvol. Mijnheer de minister, misschien kunt u overleg aangaan met de sportbonden en -federaties die zich verenigd hebben in het Vlaams Doping Tribunaal, met inbegrip van de Wielerbond. Daarvan weten we dat die overweegt om zich aan te sluiten. Op dat overleg zou u kunnen nagaan waar in de verschillende tuchtreglementen aanpassingen mogelijk zijn. Het zou voor ons als leden van de commissie ook interessant zijn om daarbij betrokken te worden, zodat we de aanpassingen die we overwegen maximaal gedragen maken in de commissie en bij de sporters zelf.
Op de dag van de uitspraak, op 6 november, vroeg de Atletencommissie van het BOIC zelf naar overleg om de procedures te uniformiseren over de verschillende sporttakken heen en binnen onze landsgrenzen. De Wielerbond sloot zich daarbij aan. De internationale sporters en de Olympisch erkende sporten vinden meestal plaats met dezelfde ploegen en binnen dezelfde wedstrijden. De Atletencommissie vindt dat men niet met twee maten en gewichten mag werken. Wij vinden overleg tussen alle betrokkenen positief.
Ik herhaal de vraag om de opleiding voor de invulling van de whereabouts nog consequenter te doen, niet alleen voor de atleten, maar ook voor de bonden en clubs. Blijkbaar is er nog een gebrek aan interesse. Misschien zijn er afspraken mogelijk. Als wij ons engageren om een aantal elementen verder te onderzoeken, kunnen we het engagement van de sportfederaties inwachten om mee te werken aan die opleiding.
Zoals de heer Caron zegt, zou men beroep kunnen aantekenen in eigen land door de oprichting van een nieuwe structuur in de schoot van het Vlaams Doping Tribunaal. Wij hadden het idee om de beroepsmogelijkheid via de gewone rechtbank decretaal te verankeren. Op die manier zouden we voorkomen dat de rechtbank van eerste aanleg zich onbevoegd verklaart omdat er geen decretale verankering was. We willen het ook niet nodeloos ingewikkeld maken met nóg een nieuwe structuur die weer extra geld kost. Misschien moeten we dat idee van een nationale beroepsmogelijkheid bij de gewone rechtbank verder onderzoeken in overleg met de federaties en het Vlaams Doping Tribunaal. Misschien is dat eenvoudiger en minder duur.
Mijnheer de minister, hebt u na uw contacten met het WADA enig zicht op de uitspraak door het TAS? Kunt u daar verder naar informeren? Dat lijkt me zinvol omdat de mensen die nu al gesanctioneerd zijn zo snel mogelijk opnieuw kunnen sporten, als er geen dopinginbreuk is natuurlijk.
Het belangrijkste is dat we het geheel van afspraken evalueren. Er is bereidheid om de drie voornoemde verbeterpunten te onderzoeken in overleg met de betrokkenen. Ik hoop dat iedereen eensgezind naar de toekomst kijkt: de sporters en de politici, meerderheid en oppositie.
De heer Johan Deckmyn : Ik wil op mijn beurt de minister danken voor het bijzonder uitgebreid antwoord. Het heeft alvast de verdienste sommige misverstanden uit de weg te ruimen. Het Vlaams Belang vindt dat Vlaanderen zich moet blijven inschrijven in de WADA-code. We stellen ook het systeem van de whereabouts niet in vraag en blijven hameren op een streng antidopingbeleid.
Onze vragen zijn bijna allemaal beantwoord, namelijk inzake de beroepsmogelijkheid en inzake de decretale initiatieven ter zake. We hadden kritiek op de financiële tussenkomst en de beroepsprocedure en ook op een eventuele tussenkomst van de minister inzake particuliere dossiers. Daar heeft de minister een antwoord op geformuleerd.
We hebben ook een standpunt gevraagd over de juridische argumentatie die in de processen wordt aangevoerd inzake ongrondwettelijkheid en dergelijke meer. Daar heb ik niet echt een antwoord op gehoord. De minister heeft aangehaald dat er negen verwittigingen zijn geweest aan de sporters die drie strepen hebben gehaald. Hij heeft duidelijk geschetst dat er aangetekende brieven waren verstuurd die konden worden afgehaald. Er is ook sprake geweest van topsporters die in 2008 proefgedraaid hebben alsook van het feit dat het beroep bij het TAS en de kosten daarbij zouden kunnen meevallen, zeker als alles in Brussel zou plaatsvinden. Dat wist u volgens mij ook wel toen u zich nogal emotioneel engageerde om die topsporters te ondersteunen. Daarom vind ik de houding die u toen hebt aangehouden, nog altijd een fout signaal.
Er is nog een onduidelijkheid in verband met de beroepsprocedures. U hebt dat vrij goed en duidelijk proberen uitleggen. Ik heb begrepen dat de nationale beroepsprocedure bij de federatie mogelijk is indien dat wordt georganiseerd. De internationale beroepsprocedure gebeurt onmiddellijk bij het TAS. Misschien moeten hieromtrent decretale initiatieven worden genomen.
Minister Philippe Muyters : De beroepsprocedure doet het WADA.
De heer Johan Deckmyn : Dan is dat maar zo.
De minister heeft ook duidelijk gezegd dat het decreet geen beroepsmogelijkheid verplicht, maar het verbiedt het ook niet. Daar liggen mogelijkheden voor de federaties om zelf te handelen. Dat impliceert dat hij zegt dat we niet veel aan het decreet moeten wijzigen, terwijl vele kritieken er de aandacht op vestigen dat we het decreet toch wel moeten evalueren en desnoods enigszins wijzigen. Ik besluit uit de hele discussie dat we zeker ten aanzien van beroepsmogelijkheden de zaak moeten proberen te stroomlijnen. Ik denk dat dat kan gebeuren in het kader van een decreetswijziging, maar dan, zoals ik al heb gezegd, liefst niet te snel. Daarom is het goed dat de minister al initiatieven heeft genomen om aan de federaties te vragen de whereabouts te evalueren. De voorzitter heeft al een voorzet gegeven: we moeten afwachten tot de evaluatie is gemaakt en dan eventueel alle initiatieven samen behandelen om op die manier niet te snel te gaan.
Ik kondig een met redenen omklede motie aan.
De voorzitter : Mevrouw Werbrouck heeft het woord.
Mevrouw Ulla Werbrouck : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord. De whereabouts zijn inderdaad nodig, out-of-competioncontroles zijn absoluut nodig. We willen dat niet afbouwen, maar we willen dat er een streng en rechtvaardig systeem is. Ik ben er ook van overtuigd dat dat er is, maar er moet nog meer communicatie over zijn. Naar wat ik heb vernomen, kun je alleen schriftelijk protesteren. Ik zou liever hebben dat er een debat wordt georganiseerd. Dat is gemakkelijker dan een brief te schrijven. Sporters en brieven schrijven gaat niet goed samen, want ze zijn nogal gemakzuchtig.
Ik wil heel graag nog eens aandringen op een beroep in eigen land. Wij hebben ons licht opgestoken in Nederland, waar wel een beroepsprocedure mogelijk is. Kunnen wij de sportverenigingen in de federaties niet verplichten om in tweede aanleg dat te gaan installeren? Als we daar een beroepsprocedure hebben, dan weten we misschien al dat we niet naar het TAS moeten gaan omdat dat enorm veel geld kost.
Minister Philippe Muyters : Als je in een situatie bent dat je een negatieve beoordeling hebt in beroep, dan moet je nog eens naar het TAS kunnen gaan, ook de federatie. Degene die verliest, kan twee keer in beroep gaan.
Mevrouw Ulla Werbrouck : Ik vind dat er toch iets moet zijn waar je als sporter bij in beroep kunt gaan, in België, in je eigen taal. Als je je straf aanvaardt, dan moet je die dure procedure in het TAS niet doen. Het blijft gewoon bestaan, want het TAS blijft de enige laatste procedure. Het WADA kan terug in beroep gaan.
Minister Philippe Muyters : Het WADA kan altijd gaan en de sporter kan altijd gaan. U hebt daarstraks over belastinggeld gesproken. Door een hele procedure toe te voegen, gaat het wel om veel belastinggeld.
Mevrouw Ulla Werbrouck : Ik denk aan de rechten van de verdediging van de sporters. Dit zou in eigen land moeten kunnen gebeuren. Hierover valt natuurlijk te discussiëren. In Nederland kan het. Ik vraag me af waarom het dan in België niet zou kunnen. We zouden dit de federaties moeten opleggen.
Minister Philippe Muyters : We mogen ook niet naïef zijn. De sporters kunnen beroep aantekenen tegen hun eerste en tegen hun tweede streepje. In het tweede geval wordt het beroep door een magistraat behandeld. Ze kunnen steeds worden gehoord. Momenteel gaat het om een schriftelijke procedure. Indien mensen zich daar vragen bij stellen, wil ik wel eens nakijken in welke mate we dit kunnen aanpassen. Dat is zeker bespreekbaar. Voor het overige stel ik voor te wachten op de voorstellen.
Mevrouw Ulla Werbrouck : Momenteel is de procedure bij het TAS het eindresultaat. Er is echter veel goodwill nodig om het TAS naar België te krijgen. We kunnen altijd stellen dat we slechts een rechter nodig hebben. Voor hetzelfde geld blijft het TAS echter in Zwitserland en wordt de zaak toch door drie rechters behandeld. De uitspraak volgt dan, zelfs als het om een Belgische zaak gaat, het Zwitsers recht.
Yanina Wickmayer heeft een internationale bekendheid. Ik vraag me af wat er met totaal onbekenden zou gebeuren. Ik veronderstel dat ik een aantal van die 680 topsporters ook niet ken. Indien het om twee onbekenden zou gaan, zou het TAS misschien niet de goodwill hebben getoond om naar België te komen. Ik stel me hier alvast vragen bij. Er is nog veel te bespreken.
De federaties hebben ook een taak te vervullen. Ze kunnen aanpassen en bijsturen in functie van de atleten. De topsporters moeten hun verantwoordelijkheid nemen. Ze kunnen een blog bijhouden, mails lezen en zich met Twitter bezighouden. Dat betekent dat ze ook hun whereabouts kunnen bekendmaken. Ik ben voorstander van de nultolerantie. We moeten hen op hun rechten wijzen. Ze wisten op voorhand wat er zou gebeuren en wat ze verkeerd hadden gedaan. Ze moeten het resultaat aanvaarden. In dat opzicht bevinden we ons hier op een lijn. Ik pleit enkel voor een beroepsmogelijkheid in eigen land. Dit kan misschien tijdens een latere vergadering aan bod komen.
De voorzitter : De heer Gysbrechts heeft het woord.
De heer Peter Gysbrechts : Ik dank de minister voor zijn antwoord. Het gaat hier in elk geval om een interessante discussie. Ik wil me hier tot enkele korte bemerkingen beperken.
Daarnet is vermeld dat de informatie ook door middel van een sms kan worden doorgegeven. Ik heb vernomen dat daartoe eerst het nummer moet worden geregistreerd. Niet alle sporters zijn hiervan op de hoogte. Dat laatste wil ik nog in het midden laten. We moeten de sporters in elk geval beter informeren.
We mogen ons niet tot aangetekende brieven beperken. Dat is hier al aan bod gekomen. Iemand anders kan aangetekende brieven afhalen. Als die persoon niet in hetzelfde huis woont, zal die echter niet snel de brievenbus lichten. Het is dan ook niet allemaal even vanzelfsprekend. We moeten alle beschikbare middelen gebruiken. Ik beweer niet dat het onmogelijk is. Indien de sporters goed zouden opletten en hun verantwoordelijkheid zouden nemen, zouden dergelijke gebeurtenissen nooit plaatsvinden. Soms gebeurt het echter toch.
Op een bepaald ogenblik heeft de minister verklaard dat er in het verleden al interventies in beroepsprocedures zijn geweest. Deze mededeling heeft mijn interesse gewekt. Wat bedoelt de minister daar precies mee? Over welke zaak of zaken gaat het dan?
Een federatie kan de opschorting in de beroepsprocedure inschrijven. We hebben in dit verband een voorstel van decreet ingediend. Het huidige decreet laat de federaties al toe om dit op te richten. Ik wil gerust, zoals de voorzitter heeft gesuggereerd, wachten op alle adviezen voor we de bespreking van het voorstel van decreet aanvatten. Ik heb er geen probleem mee hiervoor nog wat tijd te nemen.
Het WADA kan geen mildere straf uitspreken. Het minimum is duidelijk een jaar. Dit is correct verlopen.
De heer Caron heeft verklaard dat de federaties aanvankelijk geen voorstander van de beroepsprocedure waren. Ze beschikken over de mogelijkheid. Gezien de feiten zouden we die beroepsprocedure beter opleggen. Dit zou een aantal voordelen hebben.
Ik heb, tot mijn plezier, vastgesteld dat zowat iedereen ons voorstel van resolutie heeft verdedigd en uitgelegd. Alle erin vermelde punten zijn hier opgesomd. Volgens mij hoeven we voor de behandeling van dit voorstel van resolutie niet eens op de adviezen te wachten. Nu ik iedereen heb gehoord, kunnen we dit voorstel van resolutie bij wijze van spreken vandaag al unaniem goedkeuren. Alles wat erin staat, is hier al vermeld. Ik denk dan aan de maatregelen bij de start, de begeleiding, het gebruik van alle mogelijke communicatiemiddelen en de responsabilisering van de sportfederaties. Iedereen is het daarmee eens. De consensus hierover is in feite groter dan de consensus binnen de meerderheid. Ik ben in elk geval blij te vernemen dat er een consensus is. Binnen de meerderheid was dat nog niet zo duidelijk. Ik hoop dat de rest niet vastloopt. Ik ben er immers van overtuigd dat we allemaal dezelfde intentie hebben. Daarom hoop ik dat we daarmee kunnen doorgaan, na die adviezen, met onze eventuele decretale aanvullingen. We moeten het voorstel van resolutie dus zo snel mogelijk goedkeuren, want dat kan alleen maar nuttig zijn om nog meer ongelukken te voorkomen.
Ik wil tot slot nog eens duidelijk stellen dat wij absoluut voorstander zijn van een antidopingbeleid, zoals iedereen. Iedereen wil een antidopingbeleid, iedereen wil controles buiten competitie. Voor controles buiten competitie moet je weten waar de atleten zijn, en om te weten waar ze zijn, zijn er whereabouts nodig.
De voorzitter : De heer Sauwens heeft het woord.
De heer Johan Sauwens : Ik vond het antwoord van de minister heel duidelijk. Het betekent ook dat een aantal aangekondigde initiatieven niet onmiddellijk nodig zijn. Onze fractie is bereid om daaraan mee te werken en om mee te zoeken naar oplossingen. Wij zijn bereid om de voorstellen van resolutie en de voorstellen van decreet te behandelen.
We moeten volgens mij ook eens het advies van de sportwereld zelf vragen. Het Vlaams Doping Tribunaal bestaat uit 38 federaties. Wat is bijvoorbeeld de ervaring van de Wielerbond? Die is daar ook heel intensief mee bezig. Laat ons aan hen eens vragen of zij vragende partij zijn.
Ik begrijp het systeem wel. Er moet heel sterke, uniforme rechtspraak zijn, anders valt het systeem in elkaar. Als men in pakweg Italië of Zanzibar een heel soepele regelgeving heeft en de beroepsmogelijkheid opschortend maakt en dergelijke meer, dan vervalt dit systeem. Het is erop gericht om de competitievervalsing in de internationale competities onmogelijk te maken. En dus moet je een heel streng systeem hebben. In deze discussie hoor je vaak zeggen dat het toch jammer is dat zon sympathieke sporter gestraft wordt. Ik ben zelf ook een grote supporter van Yanina. Maar zo zou ieder land zelf zijn eigen vergoelijkend systeem kunnen ontwikkelen. Dat kan natuurlijk niet.
Wij zijn bereid om mee te zoeken, maar dat moet niet overhaast gebeuren. Dat zou immers de indruk wekken dat we fout zijn geweest. Uit het antwoord van de minister blijkt dat Vlaanderen niets fout heeft gedaan. We moeten alleen zorgen dat de anderen snel mee op de kar zitten, voor zover dat nog niet het geval is. In die zin moet de internationale WADA-aanpak gesteund worden.
Met alle sympathie voor iedereen die heel snel een beroepsprocedure in een eigen land wil, maar met alles wat ik vandaag gehoord heb, vrees ik dat Yanina Wickmayer in beroep nog strenger gestraft zal worden. We horen nu dat zij in 2008 heeft meegedraaid in een proefsysteem, zonder problemen. Op 7 december verklaarde ze nochtans het volgende: Negen jaar heb ik gewerkt om zover te geraken. Ik was zo fier op mezelf. En dan wordt het mij allemaal afgepakt, zomaar. Begin dit jaar was ik pas achttien, en niet eens op de hoogte van het systeem. Ik moest het horen van een collega. Uitleg heb ik nooit gekregen. Als ik vandaag van de minister hoor, zonder enige tegenspraak, dat zij in 2008 gedurende maanden heeft meegedraaid in een proefproject, dan heeft mevrouw Wickmayer ons iets voorgelogen en heeft zij heel de goegemeente op het verkeerde been gezet.
Als ik verontwaardigd ben, mevrouw Gennez, is dat omdat een aantal mensen hun afrekening met Vlaanderen hebben willen maken. Ik heb Herman De Croo op RTL horen spreken over de Vlaamse reglementitis. Er waren duidelijke anti-Vlaamse gevoelens. Hugo Camps schreef Vlaanderen, fuck you naar aanleiding van dit verhaal. U hebt zelf ook gezegd dat Vlaanderen zich belachelijk heeft gemaakt in het buitenland.
Wij zijn bereid om mee te zoeken naar oplossingen. Wij moeten in de eerste plaats veel korter op de bal spelen met ons communicatiebeleid, mijnheer de minister. Men wist perfect dat dit er zou aankomen. Men had de storm die een heel weekend heeft geduurd, eerder moeten intomen. U hebt dat op zondag een beetje kunnen corrigeren, maar indien men korter op de bal had gespeeld, had dat nooit de proporties aangenomen die het vandaag heeft.
We moeten op een rustige en degelijke manier het dopingbeleid samen verder uitbouwen. In dat verband wil ik een motie van de meerderheid aankondigen.
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : Mijnheer de minister, ik dank u voor het degelijke en uitgebreide antwoord. Ik kan u over de hele lijn volgen, al blijf ik met een aantal vragen zitten. Een aantal zaken worden in de komende maanden al besproken, en misschien kunnen we daar dan ook in deze commissie op gepaste wijze op terugkomen.
Ik blijf vooral zitten met vragen over de rol van de federaties. Niet dat uw antwoord mij niet bevredigt, maar ik wil wel eens van henzelf horen hoe zij daartegenover staan. Ik heb een beetje een dubbel gevoel tegenover de federaties. Hebben zij een grotere verantwoordelijkheid te nemen? Coachen ze hun atleten voldoende? Steken zij niet een beetje hun kop in het zand? Of percipieer ik dat verkeerd? Er moet een samenspel zijn van alle actoren om hier een goed verhaal van te maken.
Ik ga ermee akkoord, mijnheer de voorzitter, om nog een tijdje de adem in te houden in de discussie of er in Vlaanderen een tweede aanleg mogelijk moet zijn. Het kan psychologisch zinvol zijn, maar ik wil het eens horen van de federaties zelf. Wat Vlaanderen beslist heeft en de weg die het heeft afgelegd, is op zich correct. We mogen ons inderdaad niet laten verleiden door het vedettisme dat dan vaak het gelijk aan zijn kant krijgt in de populaire pers. Dat is hier immers gebeurd. Een sereen beleid ter zake moet voorop blijven staan.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collegas, ik heb één kritische bemerking bij het al dan niet instellen van bijkomende beroepsprocedures. Ik denk dat diegene die het echt kunnen betalen in dit geval is dat het WADA zelf finaal altijd tot het eindstation zullen gaan om zijn gelijk te krijgen. Ik verklaar mij nader: als een sporter bij een beroepsprocedure in eigen land gelijk haalt, ben ik er quasi van overtuigd dat het WADA doorgaat tot Lausanne. De vraag is dan of de Sugar Jacksons van deze wereld ook in Lausanne geraken. De Wickmayers misschien wel. Dat is de open vraag die ik hier naar voren wil blijven brengen.
Ik sluit mij in ieder geval aan bij de ambitie van mevrouw Gennez en de heer Sauwens om samen met hen een pracht van een motie in te dienen.
Mevrouw Ulla Werbrouck : Ik kondig ook een motie aan.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Ik reageer nog heel kort op de vragen.
Mevrouw Gennez vroeg het al: na de bevraging wil ik een gesprek met de federaties om na te gaan wat zij kunnen aanpassen. Ik zal de federaties, de clubs en de bonden ondervragen over hun ervaring en daar rekening mee houden. De procedures aanpassen en ze meer conform maken? Prima, maar de procedures zijn vandaag vrij conform aangezien ze allemaal WADA-conform zijn. Er is qua procedures niet veel verschil van bond tot bond.
Mevrouw Gennez had het een paar keer over een getrapte straf. Die kan niet alleen voor Vlaanderen.
Mevrouw Gennez vroeg ook hoe snel het TAS zich zal uitspreken. Ik wijs erop dat Yanina Wickmayer en Xavier Malisse het uitstel van de bespreking van hun zaak bij het TAS hebben gevraagd omwille van de andere procedures die ze hebben lopen. Zolang zij uitstel vragen, is er geen procedure.
De gerechtelijke procedures die nu lopen, kan ik moeilijk als verdediging inroepen. Dat zijn gerechtelijke procedures.
En met betrekking tot de communicatie naar de sporters: ten eerste moet je voor communiceren met twee zijn, en ten tweede is er al veel communicatie naar de sporters. Er is informatie en er zijn meldingen, per e-mail, per telefoon, via de website. Er zijn persoonlijke sessies. Er is communicatie naar de ploegen, naar de individuele sporters, naar de federaties. Er zijn contacten met de federaties en met de ploegen. Smsen moeten uiteraard geregistreerd worden, anders zou u een sms kunnen sturen in naam van Xavier Malisse om te zeggen dat hij ergens anders is. Ik zou denken dat dat niet nodig is. Elke sporter is persoonlijk op de hoogte gebracht van hoe die registratie moet gebeuren. Er zijn daarover weinig excuses mogelijk.
Een deel van de kosten voor het in beroep gaan van Rutger Beke is terugbetaald: niet door mij, maar door mijn voorganger.
Ten slotte is er de communicatie met de pers, waarover de heer Sauwens het had. Ik heb er uitdrukkelijk voor gekozen om even te wachten, om niet te emotioneel te reageren, en ik heb de punten die de sporters zelf zouden kunnen schaden uitdrukkelijk nooit in de pers gebracht. Het tribunaal moet dat beoordelen. Ik ging dat proces niet opnieuw voeren in de pers.
Men heeft mij zeer zwaar, gedurende drie kwartier tot een uur, ondervraagd op ATV. Ik ben nooit op de details ingegaan, hoe duidelijk ze ook zijn. Ik vond dat wij niet opnieuw het proces moesten voeren. Ik ben altijd de regels blijven verdedigen, ik ben altijd mijn administratie en mijn controleorgaan blijven verdedigen. Ik heb nergens een toegeving gedaan. En ik heb emotie getoond voor de sporters omdat ik snap dat die straf zwaar is. Maar ik heb hun fouten nooit publiek gemaakt omdat ik vind dat dat daar niet thuishoort. Ik heb aan jullie meer informatie gegeven. Ik zou u nog veel meer informatie kunnen geven, waardoor er nog veel meer begrip zou zijn. Maar ik vind dat we hun proces hier niet opnieuw moeten voeren.
Met redenen omklede moties
De voorzitter : Door de heren Sauwens en Van Dijck en mevrouw Gennez, door de heren Deckmyn en Wienen, en door mevrouw Werbrouck werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.
BIJLAGE
Bijkomende informatie van de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport bij zijn antwoord van 10 december 2009 op de interpellaties van mevrouw Caroline Gennez, de heer Johan Deckmyn, mevrouw Ulla Werbrouck en de heer Peter Gysbrechts.
Tijdens de commissievergadering van vandaag kwam de vraag aan bod of mevrouw Yanina Wickmayer reeds eerder dan januari 2009 met het whereabouts-systeem in aanraking kwam. Op basis van de informatie aangereikt vanuit de administratie, bevestigde de minister dat dit inderdaad zo was.
Om de goede naam van Yanina Wickmayer niet te beschadigen, wenst de minister thans bijkomende informatie over deze verklaring te verschaffen.
In augustus 2008 ontving de Vlaamse Tennisvereniging (VTV) de vraag om de namen van haar nationale elitesporters op te geven. Yanina Wickmayer was een van de namen die aan de administratie werden bezorgd. Voor deze personen werd een account aangemaakt in ADAMS waarin verblijfsgegevens (whereabouts) konden worden ingevoerd. Bij het aanmaken van dit account werden een aantal gegevens, waaronder de verblijfplaats, vanuit de administratie ingevuld. Yanina Wickmayer heeft op dat ogenblik evenwel niet zelf gegevens ingevuld of gewijzigd en was daar ook geenszins toe verplicht. De vraag of Yanina Wickmayer zelf reeds eerder dan 2009 gebruik maakte van het whereabouts-systeem moet dus negatief worden beantwoord.
De minister betreurt dat de informatie die hij hierover gaf de indruk wekte dat Yanina Wickmayer zelf reeds in 2008 met het systeem gewerkt heeft. Omwille van het belang van de goede naam van deze elitesporter wenste de minister deze bijkomende informatie zo snel als mogelijk te bezorgen aan de leden van de commissie Sport.