Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 12/11/2009
Vraag om uitleg van mevrouw Gerda Van Steenberge tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over initiatieven inzake de studiekeuze en studiekeuzebegeleiding
De voorzitter : Mevrouw Van Steenberge heeft het woord.
Mevrouw Gerda Van Steenberge : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collegas, mijn vraag volgt op ons actualiteitsdebat over de niet-bindende oriënteringsproef. Toen was iedereen het erover eens dat initiatieven met betrekking tot studiekeuze en studiekeuzebegeleiding op zich heel belangrijk zijn.
Toen ik naar aanleiding van dit actualiteitsdebat eerdere vragen in deze commissie nalas, was ik op zijn zachtst gezegd verwonderd over de traagheid niet de helaasheid der dingen. Vragen over dit onderwerp worden al gesteld sinds 2006. Ik ben zeker niet de kenner. Enkele leden hier stellen hierover al vragen sinds 2006. Ik denk zelfs dat het project voor de optimalisatie van de overgang van het secundair naar het hoger onderwijs, het zogenaamde SOHO-project, is gestart onder minister Vanderpoorten. Zo lang zijn we al bezig.
Iedereen is het erover eens dat studenten op het einde van het secundair onderwijs een goede studiekeuze zouden moeten kunnen maken en dat aandacht voor studieoriëntering en studiebegeleiding heel belangrijk is. Momenteel bestaan er verschillende initiatieven waarbij het Departement Onderwijs en Vorming is betrokken die deze oriëntering, begeleiding en informatie moeten ondersteunen, bijvoorbeeld het project Mijn loopbaan, de jaarlijkse provinciale studie-informatiedagen (SID-in) en het SOHO-project. Een van de beweegredenen voor deze initiatieven was dat, indien deze initiatieven op een goede manier toegepast zouden worden, een al dan niet bindende oriënteringsproef overbodig zou zijn.
Het SOHO-project werd al in september 2002 opgestart. De doelstelling van het project is om de overgang van het secundair naar het hoger onderwijs te optimaliseren via de versterking van de keuzebekwaamheid van de leerlingen. Met het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB), de pedagogische begeleidingsdiensten en de ouders werden studie- en beroepskeuzetrajecten en -begeleiding op maat van de leerlingen uitgewerkt. Op basis van de geconsolideerde resultaten zouden wetenschappelijk onderbouwde conclusies worden opgesteld, resulterend in goede modellen van studiekeuzedossiers voor secundaire scholen.
Mijnheer de minister, al sinds 2006 wordt de vraag gesteld hoe het zit met de opvolging van dit project. Elke keer was het antwoord: We zijn ermee bezig. We werken verder. Drie jaar later stel ik de vraag aan u.
Zijn de wetenschappelijk onderbouwde conclusies die getrokken zijn naar aanleiding van het SOHO-project beschikbaar en zo ja, welk gevolg is er gegeven aan deze conclusies? Zijn er goede modellen van studiekeuzedossiers voor secundaire scholen opgesteld en zijn die al ter beschikking van alle secundaire scholen? Hoe worden deze goede modellen door de scholen ervaren? Is er al een evaluatie gebeurd van deze modellen? Zo ja, wat is de conclusie? Zo nee, wanneer zal er een evaluatie gebeuren? Komt er een vervolg van het SOHO-project?
Wat betreft de SID-in: deze dagen zijn zeker doeltreffend, zeker voor leerlingen die al een studiekeuze voor het hoger onderwijs hebben gemaakt. Maar we moeten vaststellen dat de SID-in door verschillende scholen anders wordt geïnterpreteerd. Sommige scholen gaan naar de dagen buiten de uren, en dan zijn het meestal leerlingen die geïnteresseerd zijn en al een keuze voor het hoger onderwijs hebben gemaakt die meegaan. Maar nu blijkt dat vooral de doelgroep uit de boot valt, namelijk die leerlingen die hun studiekeuze nog moeten bepalen. Worden deze infodagen geëvalueerd op hun effectiviteit? Zo ja, wat zijn de bevindingen?
De voorzitter : Mevrouw De Knop heeft het woord.
Mevrouw Irina De Knop : Ik sluit me aan bij deze vraag wanneer het gaat over het belang van studiekeuzebegeleiding. Ik ga even niet verder in op het belang van de studiekeuze van jongeren die uit het secundair onderwijs komen en een keuze moeten maken voor een opleiding in het hoger onderwijs of aan de universiteit. Ik wil van de minister wel de nodige aandacht vragen voor studiekeuzebegeleiding van jongeren die nog in het secundair onderwijs zitten en die een bepaalde cyclus hebben afgerond. Blijven zij binnen een aso-richting of moeten/willen zij kiezen voor een tso- of bso-richting?
Ik ken het project eigenlijk niet. Het dateert al van een tijdje geleden. Dergelijke projecten en vooral de resultaten daarvan zijn wel heel boeiend om te evalueren. Wie het secundair onderwijs verlaat, moet een keuze maken. Nog belangrijker is dat leerlingen die uit het basisonderwijs komen of leerlingen die al een eerste cyclus hebben afgewerkt in het secundair onderwijs, op een positieve manier keuzes maken waardoor schoolmoeheid kan worden vermeden.
Ik zag op de website van, als ik me niet vergis, het KA Lyceum in Mechelen dat die school heeft voortgewerkt aan dat SOHO-project. Zij nemen jaarlijks een aantal initiatieven zoals het samenstellen van keuzedossiers, gesprekken met professionals, begeleide bezoeken aan bedrijven. Dat lijken me allemaal relevante zaken die blijkbaar in navolging van het SOHO-project plaatsvinden. Mijnheer de minister, hoe kunnen we ervoor zorgen dat dergelijke zaken afdwingbaar of structureel worden en dus niet afhangen van een individuele leerkracht die zich daartoe engageert?
De voorzitter : Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Ik had een gelijkaardige vraag gesteld, maar die is onontvankelijk verklaard omdat de problematiek al aan bod was geweest in het actualiteitsdebat en omdat de minister in zijn beleidsnota aankondigt dat er een nieuw decreet Leerlingenbegeleiding aankomt.
De voorzitter : Mevrouw Meuleman, de vraag van mevrouw Van Steenberge is binnengekomen nog voor ik de beleidsnota van de minister had ontvangen. Daarom heb ik die vraag ontvankelijk verklaard. Toen ik uw vraag ontving, had ik de beleidsnota al. Het leek me beter om de discussie te laten plaatsvinden naar aanleiding van de bespreking van de beleidsnota.
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Mijn vraag ging over een project dat loopt aan de Arteveldehogeschool, met name Leernetwerk. Men wil ervoor zorgen dat de oriëntatie van studenten beter verloopt. Men wil dat niet doen via een oriëntatieproef omdat men vreest dat via zon test de tweede democratiseringsgolf in het gedrang zou komen. Men is dus op zoek naar andere mogelijkheden en projecten die de studiekeuze wel beter kunnen doen verlopen.
De Arteveldehogeschool heeft het Leernetwerk opgestart. Het gaat om een samenwerkingsverband tussen de secundaire scholen en de hogeschool zelf. Er moet worden nagegaan welke competenties en taalcompetenties nodig zijn. Studiekeuze, reflectie en vaardigheden moeten worden onderzocht. Leerkrachten moeten beter worden opgeleid en begeleid.
Mijnheer de minister, bent u op de hoogte van dit initiatief van de Arteveldehogeschool? Wat is uw standpunt daarover? Bestaan er gelijkaardige projecten waarvan de effectiviteit al is bewezen?
De voorzitter : Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Helsen : Ik heb tijdens de vorige legislatuur al verschillende vragen gesteld over dit onderwerp. Wij waren immers nieuwsgierig naar de resultaten van de evaluatie van de SOHO-projecten. Het antwoord was toen telkens dat de evaluatie in opmaak was en dat het rapport nog niet ter beschikking was. Zodra het rapport zou worden vrijgegeven, kon het ter beschikking van de commissie worden gesteld, aldus het antwoord van de minister. Vandaar opnieuw mijn vraag: kan het rapport, zodra het wordt vrijgegeven, ter beschikking worden gesteld van deze commissie? Het is belangrijk te weten wat de conclusies daarvan zijn.
De vraag is verder ook hoe daarmee wordt omgegaan in het volledige domein van studiekeuzebegeleiding. Er is al terecht verwezen naar de beleidsnota en het regeerakkoord, waarin duidelijk staat dat een decreet Leerlingenbegeleiding zal worden opgemaakt. Ik vind het belangrijk om de studiekeuzebegeleiding in haar geheel te bekijken en niet enkel met betrekking tot de SOHO-projecten. Er moet ook worden nagegaan wie het best welke rol opneemt in het kader van de studiekeuzebegeleiding.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Mijnheer de voorzitter, het wetenschappelijk onderzoek is ter beschikking en eigenlijk staat het al sinds 1 december 2008 op de website Onderwijskundig beleids- en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek ( OBPWO) van het Departement Onderwijs en Vorming: http://www.ond.vlaanderen.be/OBPWO.
Het onderzoeksrapport is een vrij technisch rapport, maar in het laatste hoofdstuk is een samenvatting van de belangrijkste resultaten opgenomen, die de moeite van het lezen waard zijn. Ik zal u hier niet onderhouden met het voorlezen van de onderzoeksconclusies, die u op de website kunt vinden, maar me toespitsen op mijn plannen in het kader van een geïnformeerde studie- en beroepskeuze die overigens ook zijn opgenomen in mijn beleidsnota. Het spreekt voor zich dat bij het uitwerken van die plannen rekening is gehouden met het onderzoeksrapport en de aanbevelingen die de onderzoekers formuleerden.
Belangrijk aandachtspunt in mijn beleidsnota is het streven naar een versterkte begeleiding van leerlingen bij hun studie- en beroepskeuze. Het stimuleren van initiatieven inzake studiekeuzebegeleiding is ook de centrale beleidsaanbeveling die het onderzoeksteam formuleerde in zijn rapport. Uit de onderzoeksresultaten blijkt immers dat meer aandacht voor studiekeuzebegeleiding leidt tot een hoger keuzeontwikkelingsprofiel op het einde van het secundair onderwijs. Dit leidt vervolgens tot een betere integratie en tevredenheid in het hoger onderwijs.
De CLBs vervullen momenteel hun opdracht inzake studie- en beroepskeuze binnen het begeleidingsdomein onderwijsloopbaan. Omdat binnen dit domein ook nog andere partners actief zijn, zoals de school, de scholengemeenschappen en de pedagogische begeleidingsdiensten, zal op basis van grondig overleg uitgeklaard worden wie welke rol en verantwoordelijkheid opneemt. Voor de CLBs wordt daarbij maximaal vertrokken vanuit de operationele doelstellingen die voor de centra in de regelgeving werden vastgelegd. U weet dat er tijdens deze legislatuur een nieuw decreet Leerlingenbegeleiding zal komen.
Een duurzame samenwerking tussen Onderwijs, Vorming en Werk is noodzakelijk in het kader van de loopbaanbegeleiding, om leerlingen voor te bereiden op een succesvolle start op de arbeidsmarkt. Ook al is onderwijs meer dan leerlingen voorbereiden op de arbeidsmarkt, toch is dat een belangrijk onderdeel daarvan. Hiervoor zal ik met de Vlaamse minister bevoegd voor werk en vorming een protocol afsluiten.
Op deze manier kunnen de genomen engagementen ten aanzien van studie- en beroepskeuze in de Competentieagenda verder uitgevoerd worden. De werkzaamheden van de taskforce VDAB-CLB worden voortgezet, waarbij onder andere het begeleidingsinstrumentarium wordt afgestemd. In overleg met de Vlaamse minister bevoegd voor werk zal een gedeelde beleidsvisie worden uitgewerkt met de bedoeling tot afspraken te komen over de verantwoordelijkheden van de actoren in de loopbaanbegeleiding.
Over de instroom- en uitstroomcompetenties in de verschillende onderwijsniveaus, van basisonderwijs over secundair onderwijs tot hoger onderwijs, is overleg nodig. Er moet worden ingezet op de professionalisering van leerkrachten, CLB-medewerkers en andere actoren die actief zijn in de studie- en beroepskeuzebegeleiding.
Aansluitend bij deze plannen uit mijn beleidsnota, verwijs ik ook naar een plan binnen de administratie om een webapplicatie te ontwikkelen zodat jongeren vanuit hun talenten en interesses een doordachte studiekeuze kunnen maken. We gaan samen bekijken op welke wijze dit plan verder vorm kan krijgen.
In verband met de vraag over concrete modellen over studiekeuze, verwijs ik naar de inventaris van bestaande instrumenten en initiatieven die recent gemaakt is door het Supportteam Onderwijsloopbaanbegeleiding (STOLB), een netoverschrijdende samenwerking binnen de CLB-sector. Deze oplijsting van good practices staat reeds enkele maanden op de websites van de CLB-koepels. Wat de ervaringen hiermee zijn in de scholen is ons niet bekend.
Mevrouw Van Steenberge, u stelde mij ook een vraag over de effectiviteit van de studie-informatiedagen, de SID-ins. Wel, ik meen dat je de effectiviteit van zon infodag niet zomaar kunt evalueren. SID-in is immers geen alleenstaand gebeuren, maar slechts een schakel in het studiekeuzeproces. Je kunt dus niet zomaar meten of de participatie aan zon infodag heeft bijgedragen tot een betere studiekeuze. Dat betekent uiteraard niet dat we niets kunnen zeggen over die SID-ins.
Jaarlijks worden de participatiecijfers aan de SID-ins in kaart gebracht. Afhankelijk van de provincie bezoeken tussen 71 en 92 percent van de scholen de SID-in in klassikaal verband. Dit is toch niet niets. Scholen worden trouwens aangemoedigd om de SID-ins klassikaal te bezoeken. Ik hoop dat vandaag ook een aantal GO!-leerlingen bij u op bezoek zijn geweest. Degenen die ik heb mogen ontvangen, waren allemaal aan het uitkijken. Enkelen moesten nog kiezen, ze wisten nog niet wat ze zouden doen, ook al moeten ze over een paar maanden een keuze maken. Die SID-ins bleken toch een heel belangrijk moment om hun keuze te maken. Dit is een anekdotisch verhaal, maar soms tonen anekdotes wel aan wat er op het terrein gebeurt.
Het klassikaal bezoek neemt doorheen de jaren zeker niet af. Bovendien vragen de meeste onderwijsinstellingen uit het hoger onderwijs bij de inschrijving van nieuwe studenten hoe ze bij hun instelling of studierichting terechtkwamen. Uit contacten met deze instellingen blijkt dat daar geregeld de SID-in als eerste kennismaking wordt vermeld.
Het pilootproject SOHO liep vier schooljaren en werd op 31 augustus 2006 beëindigd. Er zijn geen plannen om een vervolg op dit pilootproject op te starten. De bedoeling van pilootprojecten is om daar lessen uit te leren. Dat doen we ook, want we nemen dit op in de integrale benadering van de onderwijsloopbaanbegeleiding, zoals in mijn beleidsnota staat.
De voorzitter : Mevrouw Van Steenberge heeft het woord.
Mevrouw Gerda Van Steenberge : Mijnheer de minister, mijn vragen zijn opgesteld in tempore non suspecto: er was nog geen sprake van een beleidsnota. Het was een vervolg op de discussie over de niet-bindende oriënteringsproef. Het verwondert me dat uw conclusie beschikbaar is vanaf 1 december 2008. Zelfs bij de bespreking van de beleidsbrief Onderwijs midden december vorig jaar, heeft mijn collega een vraag gesteld aan uw voorganger. Toen was het antwoord dat men eraan bezig was. U moet me niet kwalijk nemen dat ik ernaar vraag. We weten echt nergens van.
Minister Pascal Smet : Mevrouw Van Steenberge, ik neem u niets kwalijk. Soms misschien wel, maar nu nog niet.
Mevrouw Gerda Van Steenberge : Mijnheer de minister, het is wederzijds, dat is dus geen probleem.
Wat me ook verwondert, is dat u bijna tien jaar nodig hebt om de conclusies die u tot nu toe naar voren schuift, te maken. Op één jaar tijd kan ik al bedenken dat dit de conclusies zullen zijn, maar we zullen zien. Ik zal de technische conclusies lezen.
Ik wil eindigen met een positieve noot. Ik ben blij dat ik me vergis in mijn vraag over de SID-in-dagen. Als u zegt dat tussen 71 en 92 percent van de leerlingen daar klassikaal naartoe gaat, en dat er zoveel mensen op reageren en hun studiekeuze op basis daarvan maken, dan verheugt me dat.
De voorzitter : Mevrouw De Knop heeft het woord.
Mevrouw Irina De Knop : Mijnheer de minister, ik heb u horen verwijzen naar een webapplicatie. Ik heb de context daarvan niet helemaal begrepen. Bedoelt u een webapplicatie die zal gaan over studiekeuze en waarbij leerlingen actief hun interesse kunnen inputten, en dat er dan een output komt met de richtingen waarvoor ze in aanmerking komen? Moet ik me daar zoiets bij voorstellen?
Minister Pascal Smet : De bedoeling is dat wij niet voor hen kiezen. We gaan niet zon doe-de-stemtest-achtige keuzewebsite maken. We zullen dit nog verder uitwerken. De idee ligt op tafel en we gaan met alle koepels en betrokkenen, de hogescholen en universiteiten samen nagaan hoe we dit kunnen invullen. We willen de leerlingen ondersteunen.
Als jongeren talenten of interesses invoeren, krijgen ze een eerste richting zonder dat die dwingend is. Het moet een middel zijn om tot een doordachte studiekeuze te komen. De concrete uitwerking zullen we in de komende maanden doen.
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Het Leernetwerkproject wil een gelijkaardige website uitwerken in samenwerking met de Koning Boudewijnstichting. Is dat hetzelfde project waarover we praten?
Minister Pascal Smet : We werken goed samen met de Koning Boudewijnstichting.
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Het zou jammer zijn om dubbel werk te doen.
Minister Pascal Smet : Het is niet onze gewoonte om dubbel werk te verrichten. Wat al bestaat en goed is, gebruiken we. We kunnen dat veralgemenen als de resultaten goed zijn. We gaan niet opnieuw het warm water uitvinden.
De voorzitter : Het incident is gesloten.