Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 22/10/2009
Vraag om uitleg van de heer Bart Van Malderen tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over discriminatie in uitzendkantoren
De voorzitter : De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collegas, Vlaanderen is deels bevoegd voor alles wat met interimarbeid heeft te maken. We zijn bevoegd voor de inspectie en de erkenning van uitzendkantoren. Het thema discriminatie heeft het parlement al herhaaldelijk beroerd.
Recent is in dit verband de inspectie overgegaan tot controle van een aantal uitzendkantoren, op vraag van een aantal werknemersorganisaties. Drie uitzendkantoren werden gehoord tijdens de zitting van de Adviescommissie Private Arbeidsbemiddeling. Dat is het orgaan dat adviezen uitbrengt over de al dan niet tijdelijke erkenning van uitzendkantoren.
Uit het onderzoeksverslag van de afdeling Inspectie van het Departement Werk en Sociale Economie blijkt dat de betrokken uitzendbureaus zijn ingegaan op de vragen van de klanten-gebruikers om te discrimineren, en ze hebben daarbij verboden selectiecriteria gehanteerd.
Dat zeg ik niet. Het zijn niet de werknemersorganisaties die dat zeggen. Het is de Vlaamse Afdeling Inspectie van het Departement Werk en Sociale Economie die dat zegt. Daarom hebben de vakorganisaties het advies gegeven de betrokken uitzendbureaus een waarschuwing te geven, in overeenstemming met artikel 11 van het decreet met betrekking tot de private arbeidsbemiddeling. Ze gaven ook het advies de erkenning als uitzendbedrijf, waarvan de duur onbepaald is, om te zetten in een erkenning van bepaalde duur voor zes maanden. Na die termijn zou dan opnieuw worden bekeken hoe de situatie evolueert.
De vertegenwoordigers van de werkgevers, daarentegen, waren van oordeel dat de feiten niet zwaarwichtig genoeg waren. Beide partijen konden niet tot een eenparig advies komen. Het werd dus een verdeeld advies, waardoor de eindbeslissing u als bevoegd minister toekomt. Daarin voorziet de procedure.
Mijnheer de minister, bent u op de hoogte van dit onderzoeksverslag van de Afdeling Inspectie van het Departement Werk en Sociale Economie? Hoe reageert u op dit onderzoeksverslag? Wat is uw standpunt in deze drie dossiers? Meer algemeen, hoe staat u tegenover sancties voor die uitzendkantoren? Nog meer algemeen, welk afwegingskader zult u in de toekomst gebruiken om dergelijke dossiers te beoordelen? Ik kan me immers levendig voorstellen dat u in de paritair samengestelde adviescommissie heel regelmatig te maken zult krijgen met verdeelde standpunten, waardoor nogal eens wat dossiers op uw bureau zouden kunnen terechtkomen. Het lijkt me dan ook raadzaam daar een algemeen kader voor op te stellen.
De voorzitter : De heer Watteeuw heeft het woord.
De heer Filip Watteeuw : Ik wil me daar kort bij aansluiten. Dit is een zeer terechte vraag. Als we zien hoe groot de werkloosheid is bij sommige bevolkingsgroepen, is dat ontoelaatbaar. We moeten ter zake een duidelijk signaal geven. De heer Van Malderen vraagt terecht aan de minister wat hij daarmee zal doen. Niets doen is voor mij geen optie. Mocht de minister zeggen dat hij daar niet op ingaat of dat hij geen stappen zet, dan zou dat absoluut een verkeerd signaal zijn naar die werkgevers ik veronderstel dat het een minderheid is die mensen om allerlei ondoordachte en onjuiste redenen geen kans geven.
De voorzitter : De heer Creyelman heeft het woord.
De heer Frank Creyelman : Mevrouw de voorzitter, geachte leden, toen destijds heel het debat over het decreet met betrekking tot de evenredige participatie op de arbeidsmarkt gaande was, hebben we ons al heel sterk gekant tegen het uithollen van het recht van werkgevers om zelf te kiezen welke werknemers ze in dienst willen nemen en welke niet. Dat decreet heeft een hoog surrealistisch gehalte. Het zadelt werkgevers op met begrippen als indirecte discriminatie en leidt eigenlijk tot positieve discriminatie. Het kon toen ook al op zeer weinig waardering van de werkgevers rekenen. Ik vind het erg genoeg dat we, nu het economisch zo slecht gaat, werkgevers nog eens extra gaan lastigvallen met dat soort controles. Moeten we de uitzendkantoren nu echt het leven zuur maken en zelfs bestraffen, terwijl ze ingaan op de vragen van hun klanten? Nu kan men opperen dat die klanten die vragen niet mogen stellen. Voor alle duidelijkheid: ook wij zijn geen voorstanders van discriminatie. Moeten we ons echter de vraag eens niet stellen wat die klanten en die ondernemers ertoe aanzet om autochtonen liever aan het werk te helpen dan allochtonen? Misschien wordt er van hen wel te veel flexibiliteit op de werkvloer verwacht. Omgaan met culturele en sommige religieuze verschillen is nu eenmaal niet zo evident. Discriminatie is verwerpelijk, maar de keuze om al dan niet met iemand samen te werken is mijns inziens toch wel van een andere orde dan discriminatie. Mijnheer de minister, ik hoop dus dat u niet zult ingaan op de vraag van de vakorganisaties om de erkenning van de uitzendkantoren in kwestie om te zetten in een erkenning van bepaalde duur.
De voorzitter : De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel : Het is heel duidelijk dat discriminerende praktijken, als die daadwerkelijk voorkomen, niet door de beugel kunnen. Dat staat als een paal boven water. Mijnheer de minister, ik wil u nog eens heel expliciet vragen hoe u daartegen optreedt. Er moet toch enige proportionaliteit in acht worden genomen met betrekking tot de eventuele overtreding. Dat is onze grote zorg. Discriminerende praktijken zijn ontoelaatbaar, maar wat sancties betreft, moet er de nodige aandacht zijn voor enige proportionaliteit.
Mevrouw Patricia Ceysens : Ik wil daar nog enkele dingen over zeggen. Eerst en vooral wil ik wijzen op het rapport van IDEA Consult dat de minister heeft bekendgemaakt. Daaruit blijkt dat uitzendkantoren eigenlijk dé tewerkstellingspoort zijn voor laaggeschoolden en allochtonen. Dat mag ook wel eens worden gezegd in het voordeel van uitzendkantoren. Niemand doet meer voor de tewerkstelling van allochtonen dan uitzendkantoren. Dat blijkt ook uit de cijfers. Van hun uitzendkrachten is 12 percent allochtoon. Ik denk dat niemand in Vlaanderen hogere cijfers haalt. Persoonlijk vind ik de heksenjacht die soms tegen uitzendkantoren wordt gevoerd, vaak ongepast. Zij bieden kansen op tewerkstelling die weinig anderen in Vlaanderen bieden.
De voorzitter: Mijnheer Van Malderen, ik heb, eerlijk gezegd, wat vragen bij uw concrete vragen in dit dossier. Er zijn de algemene vragen over de houding van de minister tegenover sancties of het afwegingskader dat hij zal hanteren. Dat zijn natuurlijk vragen die u kunt stellen. U noemt echter drie concrete dossiers. Ik voel me op dit moment weinig gewapend om het debat daarover aan te gaan. Ik vind ook dat we dat achter gesloten deuren moeten doen. Het gaat over concrete dossiers. U noemt namen. U hebt blijkbaar inzage gehad in een verslag dat ik vandaag niet heb. Ik zou die vragen achter gesloten deuren willen hernemen met de minister. Dan wil ik kennis kunnen nemen van die feiten. Er wordt hier gesproken over feiten die ik niet ken. Ik voel me daar onbehaaglijk bij. Als we dat doen, dan doen we dat achter gesloten deuren. Dat zal mijn houding zijn. Ik wil immers niet dat er wordt gepraat over feiten die we niet kennen en die dan een eigen leven beginnen te leiden. We moeten met kennis van zaken over die feiten kunnen praten. In dat geval wil ik die feiten ook kennen. Het gaat dan over concrete dossiers. We zullen dan dat deel van vraag hernemen achter gesloten deuren. De meer algemene context waar u naar vraagt, mijnheer Van Malderen, kan in publieke zitting worden verduidelijkt.
Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : De Afdeling Inspectie van het Departement Werk en Sociale Economie doet onderzoek en heeft onderzoek gedaan naar discriminatie bij een aantal uitzendkantoren. Ik wil echter ook wijzen op het geheim van het onderzoek in strafzaken en de rechten van de verdediging. Daarom kan ik over de betrokken dossiers niet meer informatie geven. Ik kan daar ook geen publiek standpunt over innemen. De wettelijk bepaalde procedures moeten worden gevolgd.
In de betrokken dossiers wordt dezelfde werkwijze gevolgd als in andere controledossiers private arbeidsbemiddeling. Dat betekent dat, zodra de inspectie is overgegaan tot verbalisering, het dossier wordt doorgestuurd naar de arbeidsauditeur en naar de Cel Administratieve Geldboeten van het Departement Werk en Sociale Economie. Afhankelijk van de elementen van het dossier en van het verweer kan men dan overgaan tot vervolging of tot het opleggen van een administratieve geldboete. Het is een van de twee. Wanneer er een geldboete wordt opgelegd, kan men niet verder vervolgen en omgekeerd. De dossiers waar u het over hebt, bevinden zich in dat stadium. Ik kan daar nu dan ook niet verder op ingaan.
Naast die twee sancties kan de minister van Werk, wanneer het betrokken bureau niet meer aan de erkenningsvoorwaarden voldoet, op grond van artikel 11 van het decreet van 13 april 1999 inzake private arbeidsbemiddeling, na verzoek van de adviescommissie de lopende erkenning omzetten in een erkenning van bepaalde duur voor zes maanden.
De meeste adviezen van die erkenningscommissie zijn in het verleden in consensus genomen. Nu hebben we er drie gekregen waarin werknemers- en werkgeversorganisaties een andere mening hadden. Ik ga niet automatisch de een of de andere groep volgen. Dat zou niet wijs zijn. Die dossiers moeten worden bekeken en beoordeeld.
Discriminatie is verwerpelijk, iedereen is het daarover eens. Wat mij betreft, gebeurt het omzetten van een erkenning van onbepaalde duur in een erkenning van bepaalde duur niet lichtzinnig. Daar moeten duidelijke feiten voor zijn. Ik vind het nu nog te vroeg om me daar bij voorbaat over uit te spreken. Ik wil eerst weten wat de arbeidsauditeur in dezen doet en wat de administratieve geldboete in dat geval is. Elk dossier moet afzonderlijk worden bekeken. Ik zal geen algemeen kader, zoals u dat noemt, schetsen. Er ligt een algemeen kader vast, met name dat discriminatie niet kan. Dat moet echter wel bewezen kunnen worden voor er maatregelen kunnen worden genomen. Dat hangt af van de vraag of de procedures al dan niet zijn gevolgd, hoeveel maal iets is vastgesteld, wat er precies is vastgesteld en welke zaken daar betrekking op hebben. Ik zal elk dossier individueel bekijken. Ik hoop dat ook de sociale partners, de werkgevers en de vakbonden in de toekomst in consensus overleg zullen plegen.
De voorzitter : De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen : Mevrouw de voorzitter, ik heb geen problemen met het hernemen van een aantal vragen in besloten zitting.
Ik ben blij dat iedereen hier bevestigt dat discriminatie op de werkvloer een erg en verwerpelijk gegeven is. Het is belangrijk dat nog eens te onderstrepen.
Ik heb hier op geen enkele manier geprobeerd een sector te stigmatiseren, integendeel. De sector heeft er alle belang bij dat nestbevuilers hard worden aangepakt. Het probleem met dit soort incidenten is dat elk incident een aantal vooroordelen bevestigt, ook bij de doelgroep van allochtonen. Daar leeft een onterecht vooroordeel dat er op de arbeidsmarkt algemeen gediscrimineerd wordt terwijl er in een aantal gevallen wel degelijk discriminatie is. Het kost heel wat werk en tijd om dat vooroordeel weg te werken maar elk incident draait de klok x tijd terug. Het is dan ook uiterst belangrijk dat deze commissie het signaal geeft dat discriminatie onaanvaardbaar is.
Mijnheer Van den Heuvel merkte fijn op dat het heel erg is wanneer iets effectief zo is. Ik wil erop wijzen dat het arbeidshof van Brussel in een heel bekend arrest heeft gezegd dat alleen al het voornemen om te discrimineren in se fout is. Zo niet moet men aantonen dat er in de feiten gediscrimineerd is terwijl er in de administratieve afhandeling van dossiers al een voornemen tot discriminatie ingebakken kan zijn. Alleen al dat voornemen is strijdig met de arbeidswetgeving.
Mijnheer de minister, mijn vraag naar een afwegingskader is ingegeven door het feit dat er een zekere proportionaliteit moet worden gezocht. U zegt dat u dat kader niet zult geven maar impliciet doet u het wel. U wijst immers naar een frequentie van feiten en een ernstgraad. Er bestaat een relatief recent kader. Het lijkt me nuttig om die proportionaliteit in alle transparantie te gaan zoeken.
De voorzitter : Het incident is gesloten.