Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 15/10/2009
Vraag om uitleg van de heer Erik Tack tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de toenemende vraag tot het afleveren van attesten voor het innemen van medicatie door leerlingen op school
De voorzitter : De heer Tack heeft het woord.
De heer Erik Tack : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collegas, het lijkt een nieuwe mode: als ouders bij de huisarts op bezoek komen, vragen ze attesten die voorschrijven dat hun kind op een bepaald uur een bepaald medicijn moet innemen. Dat gebeurt blijkbaar op verzoek van de scholen. Dat lijkt nu voor alle Vlaamse scholen de gewoonte te zijn. Dat kan toch geen toeval zijn. Is er een advies in die zin aan de scholen gegeven? Is dat ergens besproken?
Twee van mijn collegas hebben u daarover aangeschreven. In elk geval kent u het probleem al een tijdje. Moet het gezond verstand niet primeren? Is het niet al te gek dat steeds opnieuw de huisarts een attest moet afleveren? Huisartsen worden overbelast door papierwerk. Ze ergeren zich aan die groeiende bureaucratisering. Dat lijkt me evident.
Ik heb dus twee vragen. Bent u op de hoogte van deze nieuwe tendens? Ik denk het wel. Hebt u, sinds u dat schrijven hebt ontvangen, reeds initiatieven genomen om de scholen en het onderwijsveld mee te delen dat dit toch enigszins overbodig is en in de toekomst beter niet meer gebeurt?
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collegas, ik was een beetje verbaasd toen ik kennis nam van de vraag van de heer Tack. Men moet de zaken toch ook bekijken door de ogen van een leerkracht en een directie. De school is meer en meer in de maatschappij ingebed. Meer en meer spelen maatschappelijke fenomenen zich op school af. Scholen moeten afwegen wat vereist is en wat niet geoorloofd is. Ik ben ook benieuwd te vernemen of er richtlijnen aan de scholen zijn gegeven. Ik kan me wel goed inbeelden dat men wil weten of de inname van medicatie geoorloofd is. Dat geldt in het bijzonder voor het secundair onderwijs, met in het achterhoofd onze discussies over medicatie-inname in het basisonderwijs, gaande van Rilatine tot andere medicijnen. Dat zorgt voor extra werk voor de artsen, maar de leerkrachten en de scholen moeten een goede afweging kunnen maken.
De voorzitter : De heer Mahassine heeft het woord.
De heer Chokri Mahassine : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collegas, ik sluit me eigenlijk aan: de verantwoordelijkheden worden gelegd bij de leerkrachten, waar ze niet moeten worden gelegd. Dat geldt zeker wat het medische en medicatie betreft. Ik ben me daar vragen over aan het stellen. Zou dat een goede evolutie zijn? Het doet er dan niet toe of het over het secundair onderwijs of het basisonderwijs gaat, en over drugs of ik weet niet nog wat allemaal. In het basisonderwijs worden veel middelen naar kinderen toegestopt. Ik denk dat het niet meer dan op zijn plaats is om daar op een of andere manier een attest tegenover te stellen.
De heer Boudewijn Bouckaert : Ik ben vader van een kleuter, en ik ken dus goed het kleuteronderwijs en het universitair onderwijs. In die kleuterschool kijkt men toch voornamelijk naar de ouders: zij moeten aangeven of het mag of niet.
De voorzitter : Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn : Ik wil verwijzen naar het gezondheidsbeleid dat we van de scholen vragen. Dat ligt wellicht aan de basis van wat u een tendens noemt. Ik denk dat het een goede evolutie is dat scholen daarover nadenken. We moeten er natuurlijk voor zorgen dat er geen administratieve overlast komt, maar dit is toch een delicate zaak.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Mijnheer de voorzitter, collegas, met uitzondering van het schrijven van de twee door u vermelde huisartsen zijn er op mijn kabinet of op de administratie geen meldingen toegekomen van een toenemende tendens tot het afleveren van attesten voor het innemen van medicatie door leerlingen op school. Ik wil wel wijzen op het feit dat vorig schooljaar in het tijdschrift Klasse het dossier De eerste lijn: medicijnen verschenen is. Dit dossier is door Klasse opgesteld in samenwerking met een aantal instanties, zoals de preventieadviseurs van de onderwijskoepels, het Rode Kruis enzovoort. Het probeert directies en leerkrachten een houvast te geven bij het beantwoorden van vragen waarmee ze inzake medicatie op school worden geconfronteerd.
Het gaat niet om strikte regelgeving, maar om adviezen, tips en good practices. De eerste lijn: medicijnen spoort scholen aan tot het creëren van een medicijnenbeleid waardoor iedereen school, ouders en leerlingen duidelijkheid verkrijgt en de school haar rol van goede huisvader kan opnemen. Dat wil zeggen: verantwoordelijkheid opnemen waar dat moet en kan, zonder daarbij onverantwoorde medische handelingen door niet-medici te laten uitvoeren. Als er zich echt problemen zouden voordoen, wil ik over dit thema zeker overleggen met artsenverenigingen om na te gaan hoe we de verstrekte informatie aan scholen nog kunnen verfijnen, zodat er een voor alle partijen haalbare werkwijze kan worden uitgewerkt. Ik zal dat ook aan beide dokters laten weten. Na afronding van dat overleg kunnen we als het nodig is, aan de scholen communiceren via de gebruikelijke kanalen zoals Klasse, School- en Lerarendirect.
Vooral het gezond verstand moet hier spelen, mijnheer Tack. Ik heb niet veel zin om hierover reglementering te gaan uitvaardigen. Ik heb als nieuwe minister als aandachtspunt meegekregen dat men vindt dat er te veel gereglementeerd wordt. Als we dit gaan reglementeren, staat dat haaks op de signalen die we krijgen.
Maar het lijkt me niet zo moeilijk voor een dokter om een extra papiertje te schrijven als er een standaard bestaat. Ik vind dat niet erg. We moeten niet overdrijven. Als er problemen zijn, kunnen we eventueel een softe richtlijn maken.
De voorzitter : De heer Tack heeft het woord.
De heer Erik Tack : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb ook niet gevraagd om een nieuwe reglementering, maar wel om een richtlijn te geven of de scholen te verzoeken om daar op een andere manier tegenaan te kijken.
U mag gerust eens een dag met mij meekomen en een telling maken van het aantal attesten en brieven en papieren en documenten dat wij moeten invullen voor allerlei instellingen. Een aantal daarvan zijn natuurlijk noodzakelijk, maar een aantal zijn gewoon overbodig.
Ik ben vooral verwonderd over de reacties van de collegas hier. U zegt dat we de verantwoordelijkheid moeten leggen waar ze hoort. Wie met een ziek kind naar de arts gaat, komt om een advies te vragen. De arts geeft een advies, en dat is niet meer dan dat. Het is aan de ouders om te bepalen wat ze met dat advies doen. Wat de arts zegt, is geen verplichting. Het is dan ook verwonderlijk dat de arts een document moet opstellen omdat het kind een medicament zou moeten nemen. Het is immers de ouder die beslist of hij/zij dat medicament toedient. U kijkt raar, mijnheer de minister, maar het zou niet de eerste keer zijn dat een ouder verschillende dokters opzoekt om een advies te vragen. Wat de artsen zeggen, is geen dwingende opdracht. Het is uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de ouder om te beslissen en mee te delen aan de school dat het kind op school een medicament zou moeten nemen. Ik vind dat de school aan de ouder een document zou moeten vragen waarin staat dat het kind een medicament moet nemen, zo veel en op dat uur, voortgaande op het advies van de arts. De arts kan onmogelijk de verantwoordelijkheid dragen voor elk kind. Hij geeft gewoon een advies. De ouder moet zelf een document invullen en aan de school overhandigen. Men trekt de paraplu open, maar de verantwoordelijkheid ligt bij de ouders.
De voorzitter : Mevrouw Deckx heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Deckx : Het is belangrijk om niet uit het oog te verliezen wie eigenlijk centraal staat in deze kwestie. Dat is het kind. Het is ontzettend belangrijk dat dat kind de juiste medicatie krijgt en dat de leerkracht daarover de grootst mogelijke duidelijkheid krijgt. Helaas voor u, moet dat door de huisarts gebeuren. Ik zou niet alle ouders te eten willen geven die zich daarin kunnen vergissen en daardoor foute boodschappen doorgeven. De arts is perfect geplaatst om die rol te spelen. Ik weet dat er een enorme administratieve overlast heerst. Dit is een peulschil binnen die overlast. Laat ons kiezen voor de centrale positie van het kind. Laat ons de leerkracht niet opzadelen met een verantwoordelijkheid waar hij niet voor opgeleid is.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Mijnheer Tack, u erkent dat er een attest en informatie voor de school nodig is. De vraag is wie dat moet schrijven. Ik geloof dat u gelijk hebt, mijnheer Tack, dat de ouders de eindverantwoordelijkheid dragen. Ik ga er toch ook van uit dat ouders het advies van de arts serieus nemen. De uitspraken van een dokter wegen wel. Ik wil vooral benadrukken dat het voor de school duidelijk moet zijn dat de medicatie noodzakelijk is. Het is natuurlijk ook mogelijk dat de medicatie ongeoorloofd is zonder dat de ouders het beseffen. Het gezond verstand moet heersen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.