Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Decreetsevaluatie, Inburgering en Toerisme
Vergadering van 06/10/2009
Vraag om uitleg van de heer Ward Kennes tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de gevolgen van het algemene hoofddoekverbod in het GO! voor het inburgeringsbeleid
De voorzitter : De heer Kennes heeft het woord.
De heer Ward Kennes : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collegas, de Raad van het Gemeenschapsonderwijs (GO!) voerde op 11 september 2009 met onmiddellijke ingang een verbod in op het dragen van levensbeschouwelijke kentekens in alle instellingen van het GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap.
Een gevolg van het algemene verbod is dat het dragen van levensbeschouwelijke kentekens ook in Centra voor Volwassenenonderwijs (CVO) van het GO! wordt verboden. Die centra verzorgen nochtans een aanbod Nederlands Tweede Taal (NT2) aan nieuwkomers.
Het regeerakkoord ziet inburgering en kennis van het Nederlands terecht als dé hefbomen voor emancipatie en voor het krijgen van kansen in onze samenleving. U hebt gisteren nog, bij een bezoek aan een Huis van het Nederlands, het belang van de Nederlandse taal bevestigd.
Nog een doelstelling uit het regeerakkoord is het verhogen van de deelname aan het volwassenenonderwijs en ik citeer: We willen dat meer anderstalige volwassenen lessen Nederlands volgen in het volwassenenonderwijs.; Iedereen moet de kans krijgen om levenslang te leren. Eventuele drempels die de toegang tot levenslang leren bemoeilijken, worden weggenomen.
Voor wie niet verplicht is een inburgeringtraject te doorlopen, vormt het hoofddoekenverbod mogelijk een drempel voor het volgen van lessen Nederlands. Dit geldt ook voor andere opleidingen in het volwassenenonderwijs.
Momenteel wordt de discussie over het dragen van een hoofddoek vooral gevoerd in een onderwijscontext. Maar eerder werd het debat al gevoerd in het kader van de loketfunctie in een openbare dienst. In elk geval is er telkens een link met het inburgeringsbeleid. Het lijkt mij dan ook noodzakelijk uw standpunt als Vlaams minister bevoegd voor de inburgering te vernemen over een aantal gevolgen van het ingevoerde verbod op het dragen van levensbeschouwelijke kentekens in het algemeen en van een hoofddoek in het bijzonder.
Mijnheer de minister, bent u op enig moment geconsulteerd over de mogelijke gevolgen voor het inburgeringsbeleid van het ingevoerde verbod? En zo ja, welk standpunt hebt u daarbij ingenomen? Erkent u dat dit verbod negatieve gevolgen kan hebben voor de deelname aan de lessen Nederlands en andere opleidingen in het volwassenenonderwijs?
Worden de doelstellingen van taalverwerving en arbeidsparticipatie doorkruist door dit verbod, dat mogelijk een drempel vormt voor het volgen van opleidingen? Vindt u het opportuun dat dit verbod ook geldt voor de volwassen cursisten NT2, die verplicht het inburgeringstraject doorlopen? Ik denk daarbij ook aan voorstellen op het federale niveau van een andere partij om dit hoofddoekenverbod eventueel te beperken tot zestien jaar. Maar dit terzijde.
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Mevrouw de voorzitter, ik zou de heer Kennes eens willen vragen waar zijn partij met betrekking tot deze problematiek in het gemeenschapsonderwijs eigenlijk voorstander van is. Hij stelt de juiste vragen. Die vragen zijn echter het gevolg van een beleid dat op zich tot die vragen en tot bepaalde dilemmas heeft geleid.
Volgens de heer Kennes zou het hoofddoekenverbod de participatie aan het volwassenenonderwijs doorkruisen. Hij moet me dat toch eens uitleggen. Misschien doelt hij op het verschil tussen het leerplichtonderwijs, wat inhoudt dat leerlingen onderwijs moeten volgen, en het volwassenenonderwijs, dat in feite vrijwillig is. Ik begrijp de vraag in elk geval niet zo goed.
De minister zal de vragen van de heer Kennes uiteraard zelf beantwoorden. Ik vraag me gewoon af of de heer Kennes wil te weten komen of de minister een bezwaar tegen een eventueel hoofddoekenverbod in het per definitie facultatieve volwassenenonderwijs wil aantekenen. Indien dit zijn bedoeling is, legt hij de vinger op de wonde.
De partij van de heer Kennes heeft het huidige beleid gedeeltelijk mee vormgegeven. Enerzijds is de diversiteit vastgesteld en zelfs gepromoot. Anderzijds stuiten we nu op de grenzen van die diversiteit. We stellen vast dat die diversiteit in feite tot een segregatie leidt. Dit geldt voor alle maatschappelijke echelons en zeker niet alleen voor het onderwijs. Het gaat om een segregatie in de samenleving zelf. Het onderwijs is belangrijk, maar vormt hier zeker niet het enige onderdeel van.
We zitten met een dilemma. De diversiteit is vastgesteld en op een bepaald ogenblik zelfs als een verrijking gepromoot. We hebben vanuit een bepaalde ideologische hoek moeten vaststellen dat dit beleid niet werkt. De maatregelen die zich opdringen, doorkruisen echter een ander beleid. De vraag van de heer Kennes is dan ook bijzonder interessant. Ik zal met belangstelling naar het antwoord van de minister luisteren.
De immigratie is in verschillende golven verlopen. Het beleid dat in dit verband is gevoerd, heeft ons tot dit dilemma geleid. Het beleid heeft geen antwoorden meer. Het huidig verbod slaat algemene religieuze symbolen in de ban. Volgens mij heeft niemand ooit problemen met een kruisje gehad. Dit is geen uiting van een militante, al dan niet godsdienstige, ideologie. In eerste instantie geldt dit eveneens voor de eerste hoofddoek of voor de tweede hoofddoek. Nu komen we echter tot een andere conclusie. Dit is zeker de bedoeling van het beleid niet geweest. We zien echter meer hoofddoeken op straat dan pakweg vijftien of twintig jaar geleden. Dat is geen goed teken. Dat is precies het tegenovergestelde van integratie, assimilatie of alles daartussenin.
Mijnheer Kennes, uw vraag om uitleg is zeer terecht. Ze getuigt evenwel van een dilemma waarmee onze samenleving wordt geconfronteerd. Dit dilemma is het gevolg van het beleid dat gedurende jaren ten aanzien van het fenomeen immigratie is gevoerd.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Mevrouw de voorzitter, ik begin uiteraard met de eerste vraag. Het gemeenschapsonderwijs heeft me niet geconsulteerd over de mogelijke gevolgen van het algemeen hoofddoekenverbod in het gemeenschapsonderwijs voor het inburgeringsbeleid. Zoals de minister van Onderwijs tijdens de ad-hoccommissie van 14 september 2009 al heeft verklaard, komt het de inrichtende machten toe te beslissen over het dragen van levensbeschouwelijke kentekens.
Ik zal de tweede en de derde vraag gezamenlijk beantwoorden. Strikt genomen vallen deze vragen onder de bevoegdheid van de minister van Onderwijs. Als functioneel bevoegd minister wil ik wel de vragen over de mogelijke impact van dit verbod op het inburgerings- en integratiebeleid beantwoorden.
Er is zeker sprake van een impact. De lessen Nederlands vormen een belangrijk onderdeel van het inburgeringstraject. Dit geldt ook voor nieuwe Vlamingen die niet tot de doelgroep van het inburgeringsbeleid behoren. Zij moeten worden aangemoedigd om Nederlands te leren en om alle nodige opleidingen te volgen om actief aan deze samenleving te kunnen participeren. Dit gebeurt in de eerste plaats door middel van werk. Daar staat tegenover dat ik verwacht dat nieuwe Vlamingen actief participeren, hun verantwoordelijkheid nemen en constructieve oplossingen zoeken voor de knelpunten waarmee we worden geconfronteerd.
Volgens mij zal de impact verschillende vormen aannemen. Een aantal vrouwen die niet verplicht zijn deze cursussen te volgen, zullen afhaken. Ze zullen niet meer komen. Een aantal andere vrouwen zullen ondanks het hoofddoekenverbod verder een inburgeringscursus blijven volgen. Een andere mogelijkheid is dat mensen die met een hoofddoekenverbod worden geconfronteerd naar een andere inrichtende macht zullen stappen en elders cursussen zullen volgen.
Er is, met andere woorden, sprake van een impact. Het gaat hier in grote mate om niet-verplicht onderwijs. We moeten de impact van dit verbod bestuderen. Ik wil het inburgerings- en integratiebeleid absoluut verder vorm blijven geven.
We staan hier voor een dilemma. De mensen die niet verplicht zijn een opleiding te volgen, zouden kunnen afhaken. Op die manier zouden we kansen missen op inburgering, op integratie en op het leren omgaan met de normen, waarden en principes die sinds de Verlichting eigen aan onze samenleving zijn. We moeten de impact van de maatregelen in het gemeenschapsonderwijs in functie van dit dilemma onderzoeken.
Ik ga ervan uit dat iedereen baat heeft bij het volgen van een inburgeringscursus en van taallessen. We zullen de impact in kaart brengen. Indien de impact enorm groot blijkt, zal ik overleg met de minister van Onderwijs plegen.
Ik ben het eens met de stelling dat de hoofddoek in feite een symbool van een onderliggende discussie vormt. Hierdoor hebben lokale inrichtende machten die initieel heel andere standpunten hebben ingenomen de conclusie getrokken dat ze geen keuze meer hadden en dat ze wel een hoofddoekenverbod moesten invoeren. Dat is in Antwerpen gebeurd. Volgens mij was deze maatregel omwille van de grote maatschappelijke impact noodzakelijk geworden.
Er kan op twee manieren een impact op het inburgeringsbeleid zijn. Dit moet nog nader worden bestudeerd. Aan de hand van die resultaten zullen we nagaan welke maatregelen we eventueel kunnen nemen en wat we in overleg met de minister van Onderwijs kunnen doen.
De voorzitter : De heer Kennes heeft het woord.
De heer Ward Kennes : Ik denk dat een aantal mensen terecht op het bestaan van een dilemma hebben gewezen. De vraag is wat we willen bereiken. Vindt men het dan belangrijker dat mensen geen hoofddoek dragen dan dat ze de facultatieve lessen volgen? Bereiken we dan in feite niet minder? (Opmerkingen van de heer Joris Van Hauthem)
Mijnheer Van Hauthem, een aantal mensen ervaart dit allicht niet als een keuze. Ze zijn niet bereid deze prijs te betalen om Nederlands te leren of om een andere opleiding te volgen. Zonder hoofddoek willen ze dit niet doen. Dit is voor hen een gewetenskwestie. Wie ben ik om hen hiervoor te bekritiseren? Ik ben er zeker van dat een aantal mensen zich echt in deze situatie bevinden.
De samenleving zit met een dilemma. De vraag is wat nu het belangrijkste is. Sommige uiterlijke tekens staan voor een onvoldoende of helemaal geen inburgering. Gaan we hier voorrang aan geven, of vinden we het belangrijker dat die mensen toch een cursus volgen en Nederlands leren?
Ik ben blij dat de minister de evolutie van deze problematiek in het oog wil houden. Het is nog te vroeg om conclusies te trekken. We moeten dit bewaken. We moeten nagaan of er grote gevolgen zijn. Ik dank de minister voor zijn voornemen om eventueel met de minister van Onderwijs overleg te plegen over mogelijke maatregelen.
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Ik begrijp dat de minister nu geen pasklaar antwoord kan geven. De heer Kennes heeft terecht gesteld dat we hier voor een dilemma staan. Hoeveel wil onze samenleving tolereren? Hoe ver kunnen we met betrekking tot inburgering en integratie gaan? Dit staat los van de stappen die hiertoe moeten worden gezet.
Het gaat echter ook gedeeltelijk om een eigen keuze. Eerlijk gezegd vind ik dat hiermee misschien wat te weinig rekening wordt gehouden. Die scholen in Antwerpen hebben die beslissing om een bepaalde reden genomen. Misschien is het allemaal wat te ver gegaan. Dit is nooit de bedoeling van ons integratie- en inburgeringsbeleid geweest. We moeten dit in zijn context zien.
Diversiteit en integratie zijn tegelijkertijd gepromoot. Dit lijkt voor sommige mensen een conditio sine qua non. We worden nu geconfronteerd met een gemeenschap die zich steeds meer op zichzelf terugplooit. We zitten in feite met een vraag die we ons tien of vijftien jaar geleden hadden moeten stellen.
Ik heb familie in Brazilië, in Argentinië, in New York en in Spanje. Toen mijn tante en mijn oom in Brazilië toekwamen, was daar geen sprake van inburgerings- of taalcursussen: zij moesten zich op eigen krachten in die samenleving inleven of sociaal verzuipen.
Misschien hebben we hier wat te veel het omgekeerde gedaan. We hebben de immigranten gezegd dat ze zich niet hoefden te integreren en dat we het allemaal wel voor hen zouden doen. Indien ze een hoofddoek wilden dragen, moesten ze dat maar doen. Het gaat nochtans om een uiterlijk symbool van een onderliggende discussie en misschien zelfs van een cultureel en maatschappelijk conflict.
Mijn familieleden in Spanje en in New York hebben zich geïntegreerd en zelfs geassimileerd. Ze hebben zich zo goed geassimileerd dat ik met mijn nichtje zelfs geen Nederlands meer kan spreken.
De vraag is of we hier niet te veel toegevingen aan een compleet andere cultuur hebben gedaan. Nu moeten we vaststellen dat de uiting van die cultuur veel meer dan een religieuze overtuiging inhoudt. Iedereen is het allicht eens met de stelling dat we hier paal en perk aan moeten stellen. Zelfs het gemeenschapsonderwijs heeft de drempel ver overschreden. We hadden dit tien of vijftien jaar geleden duidelijk moeten maken en beheersbaar moeten houden.
De voorzitter : Het incident is gesloten.