Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Decreetsevaluatie, Inburgering en Toerisme
Vergadering van 06/10/2009
Vraag om uitleg van de heer Jan Verfaillie tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over het aandeel van de gemeenten in de saneringsinspanningen van de Belgische overheid
De voorzitter : De heer Verfaillie heeft het woord.
De heer Jan Verfaillie : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collegas, ik kan vrij kort zijn. R ecent bereikten de verschillende overheden van dit land een akkoord over de saneringsinspanningen die elk van hen de komende jaren zal leveren. Uit dat akkoord blijkt dat de gewesten, de gemeenschappen en de lokale besturen samen 35 percent van die inspanningen op zich zullen nemen. Ik ga niet in op de discussie over het aandeel van Vlaanderen, Wallonië en Brussel. Anderen hebben daarover al duidelijke uitspraken gedaan.
Het is evenwel minder duidelijk welk aandeel van die inspanning de hoger vermelde overheden voor hun rekening zullen nemen. Vooral bij de lokale besturen blijken er dienaangaande vragen te leven, temeer daar zij bij de totstandkoming van dit akkoord op geen enkele manier betrokken waren. Wellicht hebt u meer informatie.
Mijnheer de minister, kloppen de berichten dat de lokale besturen niet betrokken werden bij de onderhandelingen over dit akkoord? Hebt u als minister van Binnenlands Bestuur inmiddels uitleg verschaft aan de lokale besturen of aan de verenigingen die hun belangen behartigen? Zo neen, waarom is dat nog niet gebeurd? Kunt u preciseren welke inspanningen van de lokale besturen in dit kader precies worden verwacht? Dat laatste is erg belangrijk, want de gemeenten werken aan hun meerjarenplanning. Als we nog een aantal zaken willen realiseren, dan is nu het goede moment om te beslissen.
De voorzitter : De heer De Loor heeft het woord.
De heer Kurt De Loor : Ik deel de zorg van de heer Verfaillie, in de eerste plaats omdat de budgetten van de lokale besturen de afgelopen jaren onder druk kwamen te staan, onder meer dankzij het dividendenverhaal en een aantal bijkomende opdrachten. In het verleden is de bekommernis over de lokale financiën al een paar keer aan bod gekomen. Ik ook pleit dus voor maximaal overleg en het maximaal verschaffen van duidelijkheid. Ik sluit me dus helemaal aan bij de vraag van de heer Verfaillie.
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Ik sluit me aan bij de vraag van de heer Verfaillie. Dat de gemeentelijke financiën onder druk staan, is niets nieuws. Tijdens de vorige legislatuur is hier al herhaaldelijk min of meer gevraagd om na te gaan of de werking van het Gemeentefonds en de daarbij gehanteerde criteria niet moeten worden herzien. Ik neem aan dat dit een onderwerp voor de beleidsnota wordt. Of is dat niet het geval? Ik neem alleszins aan dat we daarover duidelijkheid krijgen.
De heer Verfaillie heeft het over een akkoord. Het is geen akkoord, het is een akteneming van de verdeling: 65 voor het federale niveau, 35 voor entiteit 2, waaronder de lokale besturen. In welke mate heeft de Vlaamse Regering intern al een akkoord bereikt over de te leveren inspanning? Is daarover al met de lokale partners overlegd, en dan vooral met de VVSG en de VVP? De gemeenten moeten in principe tegen het jaareinde in de verschillende gemeenteraden hun begroting indienen. Ik neem aan dat ze dus met veel vragen zitten. Het zou toch niet decent zijn dat ze wegens een gebrek aan informatie hun begrotingsopmaak tot begin volgend jaar moeten uitstellen of anders erg veel budgetwijzigingen in 2010 moeten doorvoeren. Ik sluit me dus aan bij de vragen van de twee vorige sprekers.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Mevrouw de voorzitter, collegas, ik dank u voor deze vragen. Ze zijn kort, maar ze vereisen toch een diepgaand antwoord. Ik probeer zo beknopt mogelijk te zijn.
Vooreerst wil ik herinneren aan het Stabiliteits- en Groeipact van 1997. Het is een Europees pact dat alle landen ertoe verplicht om een maximaal financieringstekort van 3 percent van het bbp te hebben. Dat is de norm die ertoe heeft geleid dat ook bij ons stelselmatig inspanningen zijn geleverd om het begrotingstekort te verminderen. Dat is een goede zaak, want het dient het algemeen belang.
De norm slaat op het geheel van de entiteiten. Entiteit 2 zijn de deelstaten en de lokale overheden; de norm is ook op hen van toepassing. Europa kijkt daar kritisch op toe. Het eerste stabiliteitsprogramma van de federale regering dat op 6 mei is ingediend, heeft van Ecofin een onvoldoende gekregen. In een advies wordt gezegd dat het huiswerk moet worden overgedaan. Dat is gebeurd en in het Overlegcomité is daar akte van genomen. In het Vlaams regeerakkoord staat wat we in dat verband zullen doen. U weet wat we zullen doen en wat we niet zullen doen. Onderhandelingen in de strikte zin van het woord zijn er niet gevoerd. Op het Vlaamse luik ga ik hier niet in; er is hier ook niet naar gevraagd en dat is elders al aan bod gekomen.
Ik kan wel zeggen dat daarover met de lokale overheden geen onderhandelingen zijn gevoerd. Voorheen is dat ook nog nooit gebeurd. De inspanningen slaan op het geheel van de entiteiten en eigenlijk blijven de lokale entiteiten tot vandaag een beetje buiten het blikveld. De ESR-problematiek rijst immers - ik kom daar in mijn antwoord op de derde vraag nog op terug. Het INR stelt dat ook de lokale entiteiten inzicht moeten verwerven in de problemen rond het financieringstekort.
Met de lokale overheden zijn dus geen onderhandelingen gevoerd, om de eenvoudige reden dat er geen overeenkomsten zijn gesloten. Wel is het zo dat de VVSG op de hoogte is gebracht van de akteneming van de aanvulling op het stabiliteitsprogramma van 2009-2013 door het Overlegcomité. Dat is op 16 september gebeurd. Ik heb daar geen verdere uitleg verschaft over inspanningen die eventueel van de lokale besturen worden verwacht. Want er zijn in dat verband geen akkoorden; er moet nog worden onderhandeld.
Ik heb me laten informeren. Sinds 1994, toen het eerste Stabiliteitsprogramma is uitgewerkt, zijn de lokale besturen nooit bij de besprekingen in het Overlegcomité en het afsluiten van de akkoorden betrokken. Ik moet eraan toevoegen dat nu de puntjes op de i worden gezet. Dat zal veranderen, zo is toch mijn aanvoelen.
Over mijn derde punt heb ik het al gehad: er moet nog worden onderhandeld. Er is in het Overlegcomité wel afgesproken dat er moet worden gewaakt over de strikte naleving van de toepassing van de ESR95-normen door de lokale besturen. De overheid in haar geheel is daar al lang aan onderhevig. Dat is niet nieuw, dat is zo op Europees niveau afgesproken. Het INR stelt nu dat er klaarheid moet komen. Dat zal ook gebeuren, en de overgangsperiode is 2012-2013. De klaarheid zal er dus zijn bij de aanvang van de volgende bestuursperiode van de steden en gemeenten. Er is wel gezegd dat dit voor de steden en gemeenten niet zal gebeuren op jaarbasis, maar op meerjarige basis. Dat biedt de mogelijkheid om sluitende oplossingen uit te werken. De gemeentelijke bestuursperiode kan dan bijvoorbeeld in acht worden genomen, zodat met de investeringscyclus van de lokale besturen rekening kan worden gehouden.
Dat vereist heel wat denkwerk. Wij zijn volop bezig met het onderzoeken van deze problematiek die trouwens veel te weinig in het blikveld is gekomen. De ESR-problematiek is een macrogegeven. We gaan ervan uit dat ze niet op elke gemeente van toepassing zal zijn. Het betreft ook een meerjarenproblematiek. We zullen daarover met de VVSG in gesprek treden, want het is een moeilijke oefening. Er zijn nu al reacties vanuit de steden en gemeenten. Ik heb aan mijn administratie gevraagd om daarover een impactstudie te maken. Wat is de impact van de ESR-problematiek op de financies van de steden en gemeenten? Dat is belangrijk. We moeten daarover overleggen met alle betrokken partijen. Dat de lokale overheden informatie over de begroting en de boekhouding zullen moeten aanleveren, is niet evident. Dat zal nochtans moeten gebeuren om te kunnen voldoen aan de internationaal opgelegde ESR-rapportering.
De gegevens die het Instituut van de Nationale Rekeningen vandaag ontvangt van de lokale besturen voor de berekening van de ESR-vorderingen kunnen worden verbeterd vanuit de ESR-problematiek. Dat laat het INR ons althans weten.
Ik zal een voorontwerp van besluit aan de Vlaamse Regering voorleggen ter uitvoering van het onderdeel Financiën van het Gemeentedecreet. Dat moet nog uitgevoerd worden met een heel complexe problematiek, zoals u weet. Er zal heel wat denkwerk en creativiteit aan te pas moeten komen. De strikte voorwaarde is dat het uitvoeringsbesluit ertoe leidt dat de lokale overheden de nodige informatie aanreiken zodat de Vlaamse Regering die geacht wordt daarop toe te zien en ervoor verantwoordelijk is, aan de ESR-verplichtingen kan voldoen. Dat zal een taak zijn die ik in overleg met de steden en gemeenten zal uitvoeren.
Het mogelijke drama waar al naar verwezen is, zal niet plaatsgrijpen. Het gaat immers niet om een beoordeling van elke individuele stad of gemeente, maar over de collectiviteit van het hele Vlaamse Gewest.
We zullen het ook over een langere periode, misschien wel de hele bestuursperiode, trachten te spreiden. Hopelijk kunnen we dan tot oplossingen komen die verenigbaar zijn met het Stabiliteits- en Groeipact en met de situatie waarin onze steden en gemeenten verkeren. Onder de ESR-verplichting tot rapportering kunnen we echter niet uit.
De voorzitter : De heer Verfaillie heeft het woord.
De heer Jan Verfaillie : Ik dank de minister voor zijn degelijke antwoord, maar ik zit nog met vele specifieke vragen en bedenkingen. Ik geef wat voorbeelden.
U weet net zo goed als ik, mijnheer de minister, dat een gemeentelijke weg heraanleggen gepaard gaat met een heel complex rioleringsdossier. Het kan jaren aanslepen. Het kan niet de bedoeling zijn dat minister Schauvliege klaar staat met haar subsidies om rioleringwerken uit te voeren en dat het sommige gemeenten verboden zou worden om de rioleringswerken uit te voeren omwille van het Stabiliteitspact. Wij worden nog altijd verplicht om de bovenbouw te betalen, de voetpaden en nog andere zaken.
De Vlaamse overheid moet zorgen dat ze geen tegenstelling creëert met haar eigen bepalingen. Ik geef het voorbeeld van het Lokaal Pact dat engagementen aangaat rond het vermijden van schuldverhoging. Vlaanderen heeft er zich toe verbonden een aantal rioleringswerken versneld uit te voeren. Toenmalig minister Crevits heeft in extra budgetten voorzien, 80 of 100 miljoen euro.
Dat betekent concreet dat in mijn gemeente twee rioleringdossiers door deze maatregel zijn gevat en dus versneld worden uitgevoerd. Dat betekent ook dat wij als lokaal bestuur versneld middelen moeten vrijmaken voor de bovenbouw en de voetpaden. Dat is geen probleem, maar we moeten ervoor opletten dat Vlaanderen niet in tegenspraak komt met zijn eigen bepalingen.
Een ander concreet voorbeeld. Er zijn gemeenten die heel wat geklasseerde monumenten hebben en restauratiepremies moeten aanvragen. Dat duurt jaren. Zullen wij de restauratie dan nog kunnen uitvoeren?
Verder spreekt de minister van een impactstudie. Wanneer zullen de resultaten ervan bekend zijn? Kunnen wij deze resultaten hier in de commissie inzien en bespreken?
De voorzitter : De heer Vanden Bussche heeft het woord.
De heer Marcus Vanden Bussche : Waar staat ESR voor? Europees systeem van nationale en regionale rekeningen. Dat begrip zullen we vast nog dikwijls tegenkomen.
Het gaat echter vooral om een boekhoudkundig probleem. Alle boekhoudingen zullen op elkaar moeten worden afgestemd.
Minister Geert Bourgeois : Het komt erop neer dat men de schuld moet boeken op het moment dat men de verbintenis aangaat. Dat heeft een grote implicatie. Dat is het probleem dat ook de heer Verfaillie aanhaalt. Sommige zaken zijn over een aantal jaren verspreid. Ik kan er nog niet op vooruitlopen. Het gaat om een verplichting waar men niet onderuit kan. Ik weet nog niet hoe we het zullen oplossen. We denken bijvoorbeeld aan de mogelijkheid om een verbintenis te laten meenemen over diverse jaren om zo tot een spreiding te komen.
We moeten ook pragmatisch nagaan of dit verenigbaar is met een verdere investering. Dat is de uitdaging. Het is geen gemakkelijke oefening. Ik kan er niet in detail op antwoorden. De bezorgdheid deel ik echter.
Ik zal zeker met tekst en uitleg komen. Ik moet trouwens met een uitvoeringsbesluit voor de dag komen. Ik stel voor om van zodra de resultaten van de impactstudie bekend zijn, hierover hier met jullie in dialoog te treden. Ik kan nu enkel over de verplichting spreken. Er is ook in een overgangsperiode voorzien. We moeten echter vooruitziend zijn. 2012 en 2013 zullen snel daar zijn. We moeten zoeken naar zo pragmatisch mogelijke oplossingen die rekening houden met alle zorgen.
De voorzitter : De heer Verfaillie heeft het woord.
De heer Jan Verfaillie : Als Vlaanderen naar de lokale besturen gaat met bijkomende regels, moeten wij over de mogelijkheid kunnen beschikken om niet mee te doen, want wij mogen geen extra middelen uitgeven.
De voorzitter : Het incident is gesloten.