Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 07/10/2009
Interpellatie van de heer Dirk Van Mechelen tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de verdere uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en de verdere afhandeling van de uitvoeringsbesluiten
De voorzitter : De heer Van Mechelen heeft het woord.
De heer Dirk Van Mechelen : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collegas, ik vermoed dat we in deze commissie niet voor de eerste keer maar ook niet voor de laatste keer samen zullen zitten om een boompje op te zetten over de uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en vooral over de gefaseerde inwerkingtreding van dit toch vrij omvangrijke decreet of deze decreten, want het Grond- en Pandendecreet is hier ook mee verbonden.
U zult ongetwijfeld begrijpen dat ik niet de ambitie had om na tien jaar ministerschap van Ruimtelijke Ordening hier in de arena te treden om te interpelleren of vragen te stellen. Ik ben trouwens maar een bescheiden opvolger in deze commissie. Maar de aanleiding tot deze interpellatie was de rechtstreekse uitzending van het Radio 1-programma Peeters & Pichal en de daaropvolgende VRT-nieuwsbulletins die op vrijdag 18 september ruime aandacht gaven aan het uitblijven van het uitvoeringsbesluit rond de meldingsplicht en de mogelijke oorzaken daarvan.
Dit uitvoeringsbesluit maakt deel uit van de grootschalige herziening van het decreet Ruimtelijke Ordening dat in het voorjaar na zeer intensieve debatten door het Vlaams Parlement werd goedgekeurd. Ik nodig de minister dan ook uit om misschien eens kennis te nemen van de verslagen en van de hoorzittingen die verrijkend kunnen zijn. Het is steeds de bedoeling geweest van dit parlement dat het aangepaste decreet en de uitvoeringsbesluiten in werking zouden treden op 1 september 2009. 1 september was een datum die minutieus werd gekozen. U herinnert zich allicht nog de debatten waarbij een evenwicht werd gezocht tussen de fundis en de believers die het heel snel in werking wilden doen treden de datum van 1 juli werd gesuggereerd en diegenen die toch wat voorzichtigheid aan de dag wilden leggen en opteerden voor 1 oktober. Uiteindelijk is na een gedegen debat 1 september door het Vlaams Parlement goedgekeurd.
Het was de bedoeling dat de tijdsbuffer van ongeveer vijf en halve maand na goedkeuring door het parlement u moet wel weten dat de teksten bij het indienen in de commissie bekend waren bij iedereen die maar met ruimtelijke ordening te maken had voldoende ruim gerekend was om het aangepaste decreet, naast meer rechtszekerheid en eenduidige regels, ook administratieve ingang te doen vinden. Met dit decreet werden ook heel wat administratieve lastenverlagingen voor burgers, bedrijven, maar ook voor de overheid, beoogd. Mochten die u niet onmiddellijk duidelijk zijn, dan kan de administratie u ongetwijfeld wegwijs helpen.
Laat me ook duidelijk zeggen dat dit decreet, na heel wat voorbereiding, ook voor een stuk een evolutie of je kunt zelfs in beperkte mate spreken van een revolutie inhield op het vlak van vergunningen. Ruimtelijke ordening bestaat uit plannen, vergunnen en handhaven. Voor het luik vergunnen werd, naast de twee klassieke procedures namelijk werken die vergunningsplichtig zijn en daarnaast de mogelijkheid om via een lijst werken aan te duiden die werden vrijgesteld van een vergunning, een derde categorie ingevoerd, namelijk de meldingsplicht.
Die meldingsplicht had eigenlijk tot ambitie om de goede kanten van de twee met elkaar te verzoenen. Vergunnen zorgt natuurlijk voor maximale rechtszekerheid. Vrijgesteld zijn van vergunning betekent dat men een aantal handelingen mag stellen zonder daarom te weten of men goed bezig is. Melden probeerde de twee goede kanten van beide samen te voegen en had bovendien het grote voordeel dat een ander belangrijk instrument in het decreet Ruimtelijke Ordening, namelijk de vergunningenregisters, op een optimale manier werd verzoend met de nieuwe procedure. Ik bedoel hiermee dat meldingsplichtige werken vanzelfsprekend na de melding worden geregistreerd in het vergunningenregister, waardoor zij ook bij het afleveren van attesten door notarissen bij verkoop, onomstotelijk kunnen aantonen dat deze in een vergunningenregister zijn geregistreerd en eigenlijk gelijkgesteld zijn met vergunde werken.
Het is ook de bedoeling om een sterke administratieve lastenverlaging door te voeren. Optimale berekeningen van de administratie wezen toen uit dat het ging om ongeveer 30 percent van de vergunningsplichtige werken die in de toekomst, wanneer het decreet en het uitvoeringsbesluit op volle snelheid zouden komen, zouden verschuiven van vergunnen naar melden. Melden is natuurlijk een fundamenteel kortere procedure waarbij een heel eenvoudige registratie kan gebeuren en burgers na 20 dagen de werken kunnen aanvatten. Het systeem van de meldingsplicht heeft de bedoeling om kleinschalige constructies zoals carports, hokken voor dieren enzovoort, zonder administratieve procedures op te zetten. Maar het ging natuurlijk ook veel verder.
Dat het uitvoeringsbesluit, in tegenstelling tot vele andere, nog niet in werking was getreden op de datum van 1 september 2009, heb ik zelf als burgemeester kunnen vaststellen. Maar ik moet eerlijk zeggen dat mijn verbazing groot was toen ik uw woordvoerder op de radio hoorde verklaren dat de reden daarvoor moest worden gezocht in een te opportunistische timing van de voormalige minister en dat het betreffende uitvoeringsbesluit pas in april 2010 van kracht kon worden. Eigenlijk zei uw woordvoerder dat het een goedkope verkiezingsstunt was van de toenmalige minister van Ruimtelijke Ordening. U weet dat ik niet snel boos word omdat dat niet in mijn genen zit, maar ik vond dit toch wel een opmerkelijke uitspraak. Zoals u zult leren, zijn de uitspraken van uw woordvoerder de uitspraken van de minister en krijgt u de eer om dit te komen toelichten.
Mijnheer de minister, dit decreet heeft drie jaar voorbereiding gekost. Na de regeerperiode 1999-2004, toen we het toenmalig decreet van 18 mei 1999 een twintigtal keren hebben moeten wijzigen voor zonevrije woningen en zonevrije bedrijven, hadden we met de vorige meerderheid beslist om één grondige herziening door te voeren om op die manier maximale rechtszekerheid op het terrein te kunnen garanderen. Er is drie jaar aan gewerkt door de administratie, door juristen, door de toenmalige volksvertegenwoordigers uit de commissie voor Ruimtelijke Ordening. Zonder blikken of blozen durf ik stellen dat dit decreet, evenals de uitvoeringsbesluiten, minutieus werd voorbereid. Wij hadden ook een coördinatieartikel ingeschreven waarbij we het complete decreet zouden herschrijven. Tot mijn vreugde heb ik kunnen vaststellen dat het goedgekeurde coördinatiebesluit intussen ook is uitgegeven door de administratie. Mijnheer de voorzitter, het is misschien een tip om dit document ook aan alle commissieleden te bezorgen omdat het het werk alleen maar gemakkelijker maakt.
Het uitvoeringsbesluit over de meldingsplicht had perfect in werking kunnen treden op 1 september. Het uitvoeringsbesluit voor de implementatie van de meldingsplicht werd op 3 april 2009 goedgekeurd door de Vlaamse Regering en, zoals het hoort, na andere adviezen voorgelegd voor advies aan de Raad van State. In zijn verslag maakte de Raad van State, op uitzondering van drie kleine ik zou zelfs zeggen pietluttige opmerkingen, geen enkel bezwaar. Het advies van de Raad van State werd op 6 juli 2009 gefaxt naar het kabinet van de toenmalige minister. Zoals u weet was de regering er een van lopende zaken en had ik niet de kans om dit voor te leggen aan de Vlaamse Regering. Sinds de installatie van de nieuwe regering op 13 juli 2009 ligt het uitvoeringsbesluit, met een gunstig advies van de Raad van State, op uw kabinet klaar voor agendering bij de Vlaamse Regering. Ik kan alleen maar vaststellen dat er al diverse ministerraden zijn geweest. Ik vraag me dus af waarom dit bij u bleef liggen en waarom uw woordvoerder stelde dat de timing van de vorige minister te optimistisch was.
De bekrachtiging van dit uitvoeringsbesluit bleef dus liggen. Ik stel vast dat dit slechts een van de elementen is in de uitvoering van de codex. Ik heb de indruk dat men bezig is met een tempoverlaging. Als dat niet bewust gebeurt, kan ik enkel vaststellen dat de uitvoering erg mank verloopt.
Mijnheer de minister, dit uitvoeringsbesluit lag sinds uw aantreden klaar voor ondertekening. Waarom hebt u de bekrachtiging van dit besluit niet geagendeerd op de ministerraad?
De meldingsplicht omvat veel meer dan wat op de radio werd geïnsinueerd door uw woordvoerder, met name het melden van het plaatsen van hokken voor dieren, tuinhuisjes, garages, carports, serres, verandas, overdekte terrassen enzovoort. Het is ook steeds de bedoeling geweest om de meldingsplicht op termijn te gebruiken voor het bouwen van een woning binnen een goedgekeurde verkaveling waarvoor duidelijke, niet-interpreteerbare voorschriften voorhanden zijn.
Ook niet-vrijgestelde afbraakwerken van vrijstaande constructies of constructies boven de 30 vierkante meter vallen voortaan onder de meldingsplicht. Bovendien komt de meldingsplicht ook tegemoet aan de vraag van familieleden die hun hulpbehoevende ouders willen opvangen in de eigen woonst, en binnen het bestaande bouwvolume aanpassingswerken willen uitvoeren zonder een loodzware vergunningsprocedure. Op deze manier wilden we het zorgwonen vrijstellen van vergunningen waardoor het conflict tussen eengezinswoningen en meergezinswoningen kon worden ontmijnd.
De meerwaarde van deze procedure is vrij omvangrijk, en ik vind het dan ook jammer dat dit nog niet geagendeerd en van kracht is, tenzij u van plan bent om het goedgekeurde besluit van de Vlaamse Regering inhoudelijk te wijzigen. In dat geval was de radiocommunicatie van uw woordvoerder bijzonder gebrekkig en zelfs insinuerend.
Het uitvoeringsbesluit inzake de meldingsplicht is niet het enige dat nog steeds niet werd bekrachtigd door de nieuwe regering. Er zijn ook nog andere voorbeelden. Een besluit van 3 april 2009 tot bepaling van de vergunningsplichtige functiewijzigingen en van de werken, handelingen en wijzigingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is, kortom het erg belangrijke vrijstellingsbesluit, blijkt nog niet te zijn bekrachtigd. Waarom is dat nog niet gebeurd? Overweegt u ook hier inhoudelijke aanpassingen?
Ik heb het hoofdstuk over de ruimtelijke ordening in het regeerakkoord nog eens nagelezen. Daarin staat onder meer: als eerste actiepunt wordt door de administratie Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed (RWO) nog voor 1 september een telefonische helpdesk opgericht waar de lokale besturen terechtkunnen met al hun vragen over de nieuwe decreten. Werd deze helpdesk al opgericht? Zo ja, sinds wanneer is die dan operationeel? Wie bemant deze helpdesk? Hoe is die georganiseerd en gestructureerd? Hoe hebt u de lokale besturen op de hoogte gebracht van het feit dat er een helpdesk is?
Op het zogenaamde Atrium van 10 september 2009, een forum dat we zelf hebben gecreëerd en dat een overlegmoment is voor stedenbouwkundige ambtenaren, werd tot mijn stomme verbazing meegedeeld dat het niet langer volstaat om enkel het bericht over de toekenning of weigering van een vergunning uit te hangen of openbaar bekend te maken. Uw administratie stelde dat de hele beslissing, inclusief bijlagen, moet worden uitgehangen. Nochtans wordt in de codex enkel gewag gemaakt van het beschikkende gedeelte, naar analogie met de milieuvergunningen. Vanwaar deze interpretatie van deze bepaling in de codex? We moeten ervoor zorgen dat er zo weinig mogelijk begripsverwarring kan ontstaan. Iedereen weet dat de oefening omvangrijk en moeilijk is. Het lijkt me dan ook gepast dat de minister, zijn woordvoerder en zijn administratie die in goede banen leiden en niet zelf chaos creëren.
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Met groeiende verbazing heb ik de interpellatie van de heer Van Mechelen beluisterd. Als gewezen minister kent hij het dossier als geen ander. Mijns inziens voert hij hier een doorzichtig politiek spelletje op. Hij zegt: ik heb als minister alles tot in de puntjes voorbereid, het kon na het aantreden van de nieuwe regering in een handomdraai operationeel worden gemaakt, maar deze regering, deze minister Muyters, slaagt daar niet in en stelt de dingen uit.
Hoe doorzichtig kan men zijn? Mijn nieuwe decreet RO is perfect, mijn Vlaamse Codex RO is perfect, dus alles wat nu misloopt, is de schuld van de nieuwe minister. De heer Van Mechelen weet nochtans zeer goed dat de realiteit iets ingewikkelder is. De realiteit is dat het nieuwe decreet dat N-VA trouwens mee heeft goedgekeurd, verre van perfect is. Het bevat zelfs een aantal elementen die ik persoonlijk nog steeds een schande vind, bijvoorbeeld de verjaring van de bouwmisdrijven. Dat is echter een ander verhaal.
De heer Van Mechelen heeft voldoende voeling met de decentrale, lokale bestuursniveaus om te weten dat de gemeenten de grootste moeite hebben om het decreet te implementeren. Hij weet perfect dat de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) niet alleen al herhaaldelijk heeft gewezen op zwakke punten in het decreet, maar ook uitstel vraagt. Als de regering ingaat op die vraag, als de minister begrip opbrengt voor de gemeenten, dan siert dat de minister volgens ons, en mag dat geen reden zijn om de regering ervan te beschuldigen de zaken onnodig uit te stellen.
Ook in haar recentste schrijven over het decreet RO van 28 september 2009, herhaalt de VVSG dat de gemeenten niet klaar zijn. Ik citeer: De VVSG wees er in een eerder advies op dat een voldoende voorbereidingstijd noodzakelijk is voor het welslagen van de regelgeving. In de praktijk was deze voorbereidingstijd veel te kort. Gemeenten hebben nauwelijks voorafgaandelijk de kans gekregen om zich in te werken of vorming gehad.
Wat de meldingsplicht en de as-builtattesten betreft, staat verder in de brief: De VVSG vraagt om deze regelgeving vooraf te testen in een aantal pilootgemeenten. Men is dus niet klaar, en de ondersteunende informaticacentra zoals het Centrum voor Informatica (Cevi) waren ook niet klaar. Bij die meldingsplicht hebben trouwens ook de Vereniging van de Vlaamse Provincies (VVP), de Milieu- en Natuurraad Vlaanderen en vele andere vragen.
De VVSG wijst nog op een probleem waar ik als schepen van RO de voorbije legislatuur vaak luidop over gevloekt heb, namelijk de gekleurde, onvolledige en onjuiste informatie. Hoe vaak stonden mensen in de voorbije legislatuur niet aan mijn deur met een krantenknipsel in de hand en de melding dat de minister gezegd had dat ze geen bouwvergunning meer nodig hadden voor een tuinhuis, voor houten schuttingen enzovoort. Het stond in de krant, de minister had het gezegd. Wat de minister er niet bij had gezegd, is dat deze vrijstellingen niet gelden als er een afwijking wordt gevraagd op een verkaveling, een bijzonder plan van aanleg, een ruimtelijke uitvoeringsplan enzovoort.
Ik hoop dat de nieuwe minister zich niet zal bezondigen aan dit soort van wancommunicatie of bedrieglijke reclame. Met de meldingsplicht loert dat gevaar opnieuw om de hoek. Mensen krijgen de indruk dat ze voor heel veel zaken geen vergunning meer nodig hebben, en dat een eenvoudige melding volstaat. Ook hier zullen ze zich vaak vergissen, al dan niet met opzet.
Het melden bestaat er trouwens in dat men een dossier indient bij de gemeente. Het is niet zo dat men een simpel briefje schrijft, een telefoontje pleegt of naar de balie gaat. Er blijft een heus dossier nodig, vergelijkbaar met een bouwdossier. Alleen wordt de termijn korter.
Wat me bijzonder ergert, is het beeld dat de partij van federaal minister Van Quickenborne graag van zichzelf ophangt, als zouden zij de hoeders zijn van de administratieve vereenvoudiging. Ook met betrekking tot het nieuwe decreet Ruimtelijke Ordening wordt dat beeld opgehangen. Welnu, collegas, niets is minder waar, vrees ik. Ik verwijs opnieuw naar de recentste brief van de VVSG, die uitentreuren herhaalt dat de administratieve last voor de gemeenten, en als afgeleide ook voor het Vlaamse niveau, toeneemt. Ik citeer het gedeelte waar de VVSG het heeft over de sociale kavels, de registers en de heffingen op onbebouwde percelen. Dit brengt heel wat onnodige administratieve rompslomp met zich mee voor zowel de gemeenten als voor Vlaanderen.
In verband met de Hoge Raad voor Handhavingsbeleid wijst de VVSG erop dat de gemeenten heel wat inspanningen moeten leveren om tot een goedgekeurde herstelvordering te komen omdat de raad een dossier al te gemakkelijk niet eensluidend of volledig verklaart zonder zelf onderzoek te doen. Dat betekent weer werk voor de decentrale besturen. Reeds in eerdere adviezen waarschuwde de VVSG voor de talrijke bijkomende taken voor steden en gemeenten. (...) Al met al weegt de balans door naar meer werk.
Ik noem een paar voorbeelden: volgens de VVSG wijzigt in de registers 30 percent van de in te vullen velden door het nieuwe decreet; het aanplakken van de vergunningsaanvraag te attesteren door de burgemeester na controle door de diensten, wat onbegonnen werk is; de meldingsplicht met 6 of 7 nieuwe formulieren; het as-builtattest enzovoort. Dat is allesbehalve administratieve vereenvoudiging. Niemand wordt daar beter van, ook de mensen niet.
De heer Van Mechelen vraagt zich ook af of de nieuwe minister van plan is inhoudelijke wijzigingen aan te brengen aan bepaalde uitvoeringsbesluiten. Wij leggen ons als fractie neer bij het door het vorige parlement goedgekeurde decreet, maar persoonlijk zou ik er helemaal niet rouwig om zijn als er een flinke reparatie zou gebeuren aan een decreet dat hier en daar krakkemikkig is. De VVSG en anderen landmeters, architecten, planologen, juristen somden de voorbije maanden al heel wat concrete punten op die voor verbetering vatbaar zijn.
Als de uitvoering van het decreet Ruimtelijke Ordening, zoals trouwens aangekondigd in het regeerakkoord, op bepaalde punten iets trager gaat dan sommigen hadden gehoopt, dan is dat een uitstekende zaak voor de decentrale, lokale besturen die dat vragen en zich op die manier beter kunnen voorbereiden. Als ik minister was, zou ik van de gelegenheid gebruik maken om eens te kijken of er hier en daar geen kleine reparatie mogelijk is. De waarheid is, mijnheer Van Mechelen, dat u de nieuwe minister een vehikel hebt nagelaten met een lekke band, een verstopte carburator en een kapotte koplamp, en dat u hem nu verwijt dat hij er voorzichtig mee rijdt. In zijn plaats zou ik hetzelfde doen, en u ongetwijfeld ook.
De voorzitter : De heer Ceyssens heeft het woord.
De heer Lode Ceyssens : Mijnheer de voorzitter, ik wil de discussie niet openen over de houding van een ex-minister en de onthouding van commentaar gedurende het eerste jaar als parlementslid. Ik stel vast dat hij het niet doet. (Opmerkingen van de heer Dirk Van Mechelen)
Goed, ik stel alleen vast. Ik geef geen verder commentaar.
Ik wil zeker en vast niet het decreet Ruimtelijke Ordening van de vorige legislatuur volledig in vraag gaan stellen. Verre van zelfs. Ik wil niet zeggen dat we niet al het mogelijke in het werk moeten stellen om dat decreet zo snel mogelijk uit te voeren. Toch vind ik dat hier vandaag erg kort door de bocht gegaan wordt als de volledige verantwoordelijkheid bij de nieuwe minister van Ruimtelijke Ordening wordt gelegd voor het feit dat een aantal zaken wordt uitgesteld.
Als vrij nieuw parlementslid zeg ik met enige schroom: als ik grasduin in de recente geschiedenis van het decreet, dan komt altijd de vraag naar boven of we klaar zijn om het uit te voeren. Op het einde van de vorige legislatuur was daar heel veel bezorgdheid rond. Er werden veel vragen gesteld aan de minister. CD&V heeft nog ter verdediging van de minister gezegd dat de minister een informatie- en sensibilisatiecampagne voor de ambtenaren zou voeren. Het zijn zeker niet alleen de gemeentelijke ambtenaren die het decreet niet of onvoldoende kennen, maar ook de gewestelijke. Misschien hebben wij onze vraag niet duidelijk genoeg gesteld. De minister heeft einde mei, begin juni een campagne gevoerd, maar niet voor de ambtenaren. De helpdesk is opgericht, maar de ambtenaren zijn vandaag nog niet in staat om de correcte antwoorden te formuleren. Ik vind het niet kies om de verantwoordelijkheid daarvoor bij uw opvolger te leggen.
Mijnheer de minister, hoe ziet u de verdere fasering van de uitvoering van het decreet Ruimtelijke Ordening? Op 24 juli hebt u gezegd dat u het as-builtattest gaat inhouden in functie van de samenvoeging met het EPB (energieprestatie en binnenklimaat), een terechte samenvoeging. Hoe evolueert dat? Wat is de stand van zaken?
De voorzitter : Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde : Mijnheer de minister, ik wil ook even stilstaan bij de gevolgen van het uitblijven en eventueel wijzigen van de ontwerpbesluiten in negatieve zin. De vorige minister van Ruimtelijke Ordening kondigde voor een hele hoop handelingen soepele bouwregels aan. Daar was het Vlaams Belang zeer tevreden mee. Men zou geen vergunning meer nodig hebben voor de bouw van een volière, een duiventil, een tuinhuisje, garage, carport, overdekte terrassen, verandas enzovoort. Dat waren belangrijke ingrepen voor de gewone burger.
Voor het bouwen binnen een verkaveling waarvoor duidelijke en niet-interpreteerbare voorschriften voorhanden zijn en afbraakwerken van vrijstaande constructies of constructies binnen de 30 vierkante meter zal men geen vergunning meer nodig hebben. Dat zou allemaal worden vervangen door een eenvoudige meldingsplicht. De vorige regering beloofde om voor handelingen waarvoor de beoordelingsmogelijkheid van de overheid zo goed als nul is, de vergunningsplicht te vervangen door een meldingsplicht zodat de burger binnen de twintig dagen na de melding van start zou kunnen gaan met zijn werken.
Men beloofde aan de burger een administratieve vereenvoudiging die in werking zou treden op 1 september 2009. Die datum is ondertussen al een maand gepasseerd. De administratieve vereenvoudiging is dus niet in werking getreden. In het regeerakkoord kondigde de regering al aan dat de inwerkingtreding zou worden verlaat naar 1 januari 2010. En nu recent, kondigde u in de media aan, mijnheer de minister, dat men geen vereenvoudiging moet verwachten voor 1 april 2010. Dat betekent nog een half jaar wachten, terwijl iedereen al zo lang wacht.
De reden die u geeft voor dat uitstel, is dat de gemeenten niet klaar zijn. Mijnheer de minister, alle uitvoeringsbesluiten waren klaar. Ze moesten enkel nog maar bekrachtigd worden. De inhoud van de besluiten was ook al geruime tijd gekend zodat iedereen voldoende tijd had om zich voor te bereiden. Dat is volgens mij een zwak argument. Ik hoop straks een beter argument te horen.
Ik ben van mening dat dit manoeuvre van u, als nieuw Vlaams minister van Ruimtelijke Ordening, voor heel wat twijfel en onzekerheid heeft gezorgd bij de burger. Gaat wat beloofd werd nu wel worden uitgevoerd? Ik denk dat het vertouwen van de burger bij uw eerste aantreden al ernstig geschokt is. Gaat u de lijst van handelingen waarvoor de vergunningsplicht volgens het ontwerpbesluit van 3 april 2009 zou worden vervangen, aanpassen? Gaat u deze lijst beperken of uitbreiden? U zou op zn minst ook beter kunnen communiceren met de burger. De onzekerheid die gecreëerd werd bij de burger, moet absoluut worden weggenomen.
De voorzitter : Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Mevrouw Valerie Taeldeman : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collegas, het is misschien leuk om te weten dat de bal aan het rollen is gegaan door een inwoner van mijn gemeente Maldegem. Hij had gehoord dat er beslist is dat een carport niet langer stedenbouwkundig moet worden aangevraagd, en dat die nu onder de meldingsplicht valt. Die man kwam keurig zijn carport melden bij onze stedenbouwkundige dienst, waar hem werd gemeld dat de uitvoeringsbesluiten nog niet klaar waren. Daarop heeft de boze inwoner naar het Radio 1-programma Peeters & Pichal gebeld, en zo is de bal aan het rollen gegaan. Dat ter informatie, collegas.
De codex is in werking getreden op 1 september 2009. Ik wil even een beeld schetsen van het werkveld. Onze stedenbouwkundige diensten hebben afgelopen zomer een drietal uiteenzettingen gekregen van de administratie over de krachtlijnen van de nieuwe codex. Ik leg de nadruk op het woord krachtlijnen, omdat ik zelf ervaren heb dat men niet kon antwoorden op heel concrete vragen die leven op het werkveld. Ik stel vast dat onze diensten roeien met de riemen die ze hebben en dat ze vooral zelf alles hebben moeten uitpluizen.
Het is zeer betreurenswaardig dat een dergelijk nieuw en omvangrijk decreet op de ruimtelijke ordening niet gepaard is gegaan met een grootschalige informatiecampagne, gericht op de stedenbouwkundige diensten, de burgers en de architecten. Het zijn tenslotte die mensen die de informatie moeten verstrekken en komen opvragen.
De meldingsplicht en het as-builtattest zijn opnieuw grote veranderingen voor de diensten, de burgers en de architecten. Onze diensten hebben enorm veel tijd en energie gestopt in het instuderen van de codex, al blijven veel vragen nog altijd onbeantwoord. Mochten de meldingsplicht en het as built er nog eens bijgekomen zijn op 1 september, dan hadden onze diensten het heel moeilijk gehad om alles tijdig te kunnen verwerken.
Ik wil aan de minister en zijn diensten vragen om de meldingsplicht en het as built zeer minutieus voor te bereiden en om de invoering gepaard te laten gaan met een grootschalige informatiecampagne voor de stedenbouwkundige diensten, de burgers en de architecten.
De voorzitter : Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Mevrouw Mercedes Van Volcem : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collegas, nieuwe wetgeving geeft altijd wel aanleiding tot wat tegenkanting, maar in mijn stad Brugge, toch de derde stad van Vlaanderen, heeft dit tot een hefboomeffect geleid. Jarenlang hadden wij te kampen met vergunningen die lang op zich lieten wachten. Mijn administratie, zon 60 man sterk, heeft nu alle krachten gebundeld. Die mensen hebben zich in de maanden juli en augustus voorbereid op het decreet Ruimtelijke Ordening. Ook de Vlaamse overheid en de diensten die onder de bevoegdheid van de minister vallen, kennen die wetgeving zeer goed. Ik organiseer zelf ook maandelijks een driepartijenoverleg met mijn diensten over problemen inzake interpretatie en met de hogere overheid. Daar wordt zeer constructief rond gewerkt.
De invoering van het decreet is alleszins een hefboom voor de steden en gemeenten die nog niet ontvoogd zijn. De registers waar de heer Vandaele naar verwees, moet je hebben om tot ontvoogding te kunnen komen. Het decreet zegt nu inderdaad dat je binnen de 105 dagen je vergunning moet afleveren. Dat heeft tot een mentaliteitswijziging geleid bij de administratie, die er zeer proactief heeft op ingespeeld en een heel systeem van ontvankelijkheidsvoorwaarden heeft vooropgesteld. We zijn nu een maand ver en we hebben nog geen enkele weigering genoteerd. Alles wordt tijdig afgeleverd. Er kan met andere woorden worden overgegaan tot een professionalisering van een kerntaak van een stad.
Ik zou zeggen: goed voorbereiden, goed coachen, goed motiveren. Ik neem het echt op voor de administratie, zowel van mijn stad als van de Vlaamse overheid. Zij zijn mijns inziens zeer goed ingelicht en weten echt wel hoe het decreet moet worden toegepast. Ik neem het niet langer dat men de administratie niet klantvriendelijk noemt en beweert dat zij de wetten die worden goedgekeurd, niet kennen.
Mijn mensen wachten op het vervolg. Dat is zeer belangrijk. Ik hoop dat u tijdig zult aankondigen wanneer het ingaat, zodat we daar opnieuw proactief kunnen op inschrijven.
De heer Van Mechelen verwees ook naar de aanplakking. Men ziet daar echter niet altijd het nut van in om hele beslissingen aan te plakken. Ik zou op dit vlak willen aansturen op een vereenvoudiging en u vragen om over de interpretatie van het artikel en het beschikkend gedeelte te communiceren met uw overheid en de steden en gemeenten.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Mijnheer de voorzitter, dames en heren commissieleden, ik zal in mijn antwoord enkel ingaan op het inhoudelijke, en niet op de geuite politieke insinuaties. Het is belangrijk dat ik u inhoudelijk antwoord op de vragen die zijn gesteld.
De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening is in werking getreden op 1 september 2009. We zijn het er allemaal over eens dat het een huzarenstukje is geweest om de codex ingang te doen vinden. Het aantal uitvoeringsbesluiten dat in de laatste maanden van de vorige legislatuur is geproduceerd, is zeker niet gering. Als ik goed ben ingelicht, zijn er een twintigtal uitvoeringsbesluiten definitief goedgekeurd, en een tiental principieel.
De heer Dirk Van Mechelen : Negenendertig!
Minister Philippe Muyters : Er zijn mensen die mij andere informatie hebben gegeven. Maar ook met de nieuwe regering blijven we werken aan de uitvoering. Recent hebben we bijvoorbeeld de uitvoeringsbesluiten met betrekking tot de werken van algemeen belang en inzake het openbare onderzoek op de agenda geplaatst. Dit maakt in elk geval dat de inwerkingtreding van de codex al bij al vrij vlot is gebeurd.
Voor de gemeenten zijn er echter heel wat nieuwigheden, inzake grond- en pandenbeleid, planning en handhaving. Maar de grootste nieuwigheden bevinden zich zonder twijfel op het vlak van de vergunningen, waar de codex het decreet van 1999 en het coördinatiedecreet van 1996 vervangen heeft. Er is een volledig nieuwe vergunningsprocedure, met in alle gemeenten dwingende afhandelingstermijnen. Dat vergt uiteraard een hele aanpassing. We moeten ervoor zorgen dat iedereen voldoende is voorbereid op die aanpassingen en dat gebeurlijke onduidelijkheden voldoende zijn uitgeklaard. Misverstanden en het verkeerd begrijpen van de nieuwe regeling moeten we proactief aanpakken.
Ik geef een voorbeeld van een dergelijk misverstand. Rond 1 september was er in de pers nogal wat heibel over een reactie van een lid van de Vlaamse Architectenorganisatie (NAV), dat beweerde dat burgers met talrijke stilzwijgende weigeringen zouden worden geconfronteerd. Dat zou tot tijdverlies en buitensporige kosten leiden, beweerde de betrokkene, omdat men, door het gebrek aan beslissing, telkens opnieuw een aanvraag zou moeten indienen. Zowel de heer Van Mechelen als ikzelf hebben daarop gereageerd, om duidelijk te maken dat het een misverstand betrof en dat het een verkeerde toelichting was van wat er in de codex staat. De bindende beslissingstermijnen maken immers juist dat men weet of men in beroep kan gaan, en zo tot een beslissing kan komen, hetzij positief, hetzij negatief. Het nieuwe decreet verandert dus zeker, zoals in dit voorbeeld, een aantal fundamentele zaken ten goede.
Voldoende communiceren en verduidelijken is inderdaad belangrijk. Maar zaken die onvoldoende duidelijk zijn, moeten we durven te herbekijken vooraleer we ze definitief invoeren. De veranderingen in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening hebben veel van de gemeenten gevraagd. Het kost de gemeenten wat tijd om voldoende vertrouwd te worden met de bepalingen van het nieuwe decreet, en daarom heeft de Vlaamse Regering ervoor geopteerd om de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening gefaseerd in werking te stellen. In het regeerakkoord staat bijvoorbeeld dat de besluiten over de vrijstelling van vergunning, het declaratief attest weekendverblijven, de meldingsplicht en de projectvergaderingen naar later verschoven worden: ze treden niet in werking vóór 1 januari 2010.
Daarmee geef ik een antwoord op de vraag waarom de besluiten werden uitgesteld. Ik wil vooreerst beklemtonen dat ik voor de inwerkingtreding van de nog niet van toepassing zijnde bepalingen, mik op 1 april 2010. Het is dus een uitstel, maar zeker geen afstel. Het klopt dat de Raad van State ten aanzien van de bewuste besluiten al bij al slechts detailopmerkingen had geformuleerd, maar mijn administratie stelde een aantal knelpunten in de besluiten vast. Niet in het minst bleek ook uit reacties van de buitenwereld dat er hier en daar nog wat aan schortte.
Ik wil hier een aantal knelpunten naar voren brengen en een aantal tekortkomingen toelichten. Een eerste probleem betreft de vraag wat er gebeurt met van vergunning vrijgestelde werken die strijdig zijn met stedenbouwkundige voorschriften van een verkaveling of een ruimtelijk uitvoeringsplan. De Raad van State had hier een opmerking over gemaakt. Het kan in concreto gaan over bijvoorbeeld zonnepanelen die strijdig zijn met verkavelingsvoorschriften, of een tuinhuis bij een zonevreemde woning in agrarisch gebied. In de codex heeft men iets ingeschreven over de afschaffing van de strafbaarheid van dergelijke handelingen, maar dat is niet hetzelfde als deze werken toelaatbaar maken. We moeten er dus over nadenken hoe we een en ander kunnen verduidelijken. In de ruimtelijk kwetsbare gebieden gelden de vrijstellingen waarin het ontwerp van besluit voorziet, niet. Dit betekent bijvoorbeeld dat zonnepanelen op het dak van een woning in een natuurgebied vergunningsplichtig worden, en ik denk niet dat dat de bedoeling was.
Een tweede probleem is de relatieve complexiteit van de besluiten. Het is niet steeds voldoende precies wat vergunningsvrij, wat meldingsplichtig en wat vergunningsplichtig zou worden. We moeten de zaken dus wat scherper durven te formuleren vanuit een streven naar maximale administratieve vereenvoudiging u hebt dit zelf aangehaald, mijnheer Van Mechelen en duidelijkheid ten aanzien van de burger. Bijvoorbeeld ten aanzien van het verschuiven van de vergunningsplicht binnen verkavelingen naar de meldingsplicht, moeten we goed formuleren welke verkavelingen we daaronder verstaan. Het verschil tussen een verkaveling die onder de vergunningsplicht blijft vallen, en één waar de meldingsplicht kan gelden, moet voldoende duidelijk zijn. Kan een melding in alle verkavelingen, of enkel in de recente? Er moet een zo eenduidig mogelijke regeling worden opgemaakt.
Een derde probleem dat mij werd gesignaleerd, komt van de leidingenbeheerders. Ondergrondse huisaansluitingen op nutsvoorzieningen werden in het ontwerp van besluit meldingsplichtig gemaakt, nu zijn ze vrijgesteld van vergunning. Dat betekent concreet dat als u nog geen telefoonaansluiting of kabeldistributie heeft, u eerst een melding zal moeten doen alvorens u die in uw woning mag aansluiten. Dit lijkt mij een onnodige administratieve overlast.
Wat de meldingsplicht betreft, is er reeds één meldingsmogelijkheid in werking getreden sedert 1 september 2009, rechtstreeks vanuit de bepalingen van de codex zelf. Voor zorgwonen werd er immers decretaal in voorzien dat het maken van een zorgwoning binnen het bestaande bouwvolume en zonder constructieve werken, vrijgesteld is van de vergunningsplicht. Gaat dit gepaard met constructieve werken, dan wordt de vergunningsplicht van rechtswege omgezet in de meldingsplicht.
Ik kan u geruststellen, het is niet mijn bedoeling om de zaken die onder de meldingsplicht kunnen vallen, te gaan inperken. Integendeel, ik wil streven naar een zo eenvoudig mogelijke administratieve procedure voor zoveel mogelijk werken en handelingen, maar het moet wel helder en duidelijk zijn, zodat de burger niet het slachtoffer wordt van onduidelijke regelgeving.
U stelde ook een vraag over de helpdesk bij de administratie. De helpdesk is opgericht en operationeel. Sinds maandag 3 augustus dus duidelijk nog vóór 1 september kunnen alle lokale besturen met vragen over de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, terecht bij de provinciale afdelingen van het Agentschap Ruimtelijke Ordening Vlaanderen. De telefoonnummers en e-mailadressen werden aan de gemeenten doorgestuurd, meer bepaald met de brief van 23 juli 2009, die terug te vinden is op www.ruimtelijkeordening.be onder de rubriek info voor professionelen.
In een afzonderlijk schrijven aan de gemeentebesturen werden de coördinaten doorgegeven van de zogenaamde frontoffice voor vragen met betrekking tot plannings- of vergunningsaspecten. Tevens zijn coördinaten doorgegeven voor vragen met betrekking tot het grond- en pandenbeleid. Gebeurlijke knelpunten worden door de frontoffice geëscaleerd naar de centrale afdeling van het agentschap in Brussel, de zogenaamde backoffice, die de definitieve antwoorden formuleert, al dan niet in samenspraak met het departement. Op die manier wordt snel en efficiënt geantwoord op vragen. Op www.rwo.be vindt u daarnaast een lijst terug met veelgestelde vragen en de antwoorden.
U acht het vreemd dat de interpretatie gehanteerd wordt dat de hele vergunning op de werf moet worden uitgehangen en u vraagt vanwaar die interpretatie komt. Ik begrijp uw verwarring. Die stamt wellicht uit de verschillen die aan te wijzen zijn in de betreffende regelgeving en de tussentijdse versies van het nieuwe decreet. Voorheen volstond de aanplakking door de aanvrager van een mededeling dat er een vergunning was afgeven. Dat was namelijk de tekst van de Stedenbouwwet van 1962 en van artikel 52, paragraaf 4 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996.
Bij de opmaak van de huidige codex stond ook in de voorlopige versie iets gelijkaardigs. Meer bepaald werd in de eerste versie van het wijzigingsdecreet het volgende bepaald in artikel 133/48: De aanvrager plakt de kennisgeving van de beslissing uiterlijk de derde dag na de dag van de betekening aan op de plaats waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft.
In de definitieve codex wordt de aanplakking van een uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissing in eerste aanleg geregeld in artikel 4.7.19, paragraaf 2. Voor alle duidelijkheid citeer ik dit artikel: Op bevel van de bevoegde burgemeester wordt de uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissing gedurende een periode van dertig dagen aangeplakt op de plaats waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft. De bevoegde burgemeester waakt erover dat tot aanplakking wordt overgegaan binnen een termijn van tien dagen te rekenen vanaf de datum van de beslissing van het college van burgemeester en schepenen. De burgemeester of zijn gemachtigde attesteert de aanplakking. Op eenvoudig verzoek levert het gemeentebestuur een gewaarmerkt afschrift van dit attest af.
In de beroepsprocedure geldt een analoge aanplakregeling in artikel 4.7.23, paragraaf 4. In de Memorie van Toelichting staat te lezen dat de aanplakregeling als praktische nieuwigheid wordt ingevoerd om een eenduidig en kenbaar uitgangspunt te hebben om de beroepstermijn in hoofde van derden te berekenen. In de oude regelgeving was immers als startpunt voorzien in de overschrijving van de beslissing in het vergunningenregister, wat tot heel wat onduidelijkheid leidde. Dit is dus de ratio voor het invoeren van de aanplakking.
Bij de totstandkoming van het nieuwe decreet werd inzake de aanplakking lange tijd niet gesproken over analogie met de milieuvergunningen. De parallel met de milieuvergunning komt maar ter sprake naar aanleiding van een amendement, nummer 82, dat drie wijzigingen voor ogen had van het oorspronkelijke artikel 133/48 van het wijzigingsdecreet. Ook stilzwijgende weigeringen moeten ter kennis worden gebracht en dit om daar ook een vertrekpunt te hebben van de beroepstermijn voor derden. Met het oog op de rechtszekerheid moet het systeem van aanplakking beter worden gewaarborgd. Hier moet worden verwezen naar het kennisgevingssysteem in milieuvergunningen, waarbij de burgemeester de aanplakking attesteert, weliswaar met een delegatiebevoegdheid. Ten derde moet de beroepstermijn worden verlengd.
Om aan de tweede bekommernis tegemoet te komen werd de tekst over de kennisgeving in het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning integraal overgenomen. Het gevolg is dat er in de tekst nog uitsluitend sprake is van beslissing en niet meer van een kennisgeving van de beslissing. Er is dus duidelijk een verschil tussen de vroegere en de huidige tekst. Het woord beslissing op zich laat geen interpretatiemarge toe om daaruit af te leiden dat een aanplakking van een mededeling of een kennisgeving zoals die vroeger gold, zou volstaan. Dat is de reden waarom een uitdrukkelijk standpunt werd ingenomen, dat bovendien op de website wordt uiteengezet.
Een bijkomende reden is nog dat de onregelmatigheid in de aanplakking verregaande gevolgen heeft voor het procedureverloop. De sanctie voor een onvolledige aanplakking is dat de beroepstermijn van dertig dagen geen aanvang neemt. Bij een niet-correcte aanplakking zou een derde dus onbepaald in tijd vergunde werken kunnen betwisten. Daarom werd een duidelijk standpunt ingenomen ten aanzien van de gemeenten, die deze bepaling sinds 1 september moeten toepassen.
Ik ben er me ten volle van bewust dat deze aanplakregeling, zoals die thans is opgenomen in de codex, voor praktische problemen zorgt, zeker als de vergunningsbeslissingen uitvoerig zijn gemotiveerd en er dus vele bladzijden moeten worden aangeplakt. Ik zal dan ook de nodige aanpassingen voorbereiden, in functie van duidelijkheid en administratieve vereenvoudiging, en we zullen die snel finaliseren. Ze zullen de rechtszekerheid voor burgers en bedrijven ten goede komen.
De voorzitter : De heer Van Mechelen heeft het woord.
De heer Dirk Van Mechelen : Mijnheer de voorzitter, zoals gesteld in mijn inleiding vrees ik inderdaad dat we hier nog vaak over zullen discussiëren. Ik heb ook akte genomen van wat u hebt gezegd, mijnheer Vandaele. Na 22 jaar kan ik daar wel mee leven. Toch hebt u me bezorgd gemaakt, als lid van de meerderheid, van de N-VA, van de partij van deze minister. U zegt onder meer dat de verjaring in het decreet een schande is. U hebt ook een aantal andere zaken gesuggereerd met betrekking tot dit decreet. De geschiedenis oordeelt natuurlijk over de daden van het verleden, en ik leg me neer bij de geschiedschrijving. Iedereen zal daar wel zijn of haar plaats krijgen, in de juiste proporties. Eén ding wil ik u echter wel zeggen, mijnheer Vandaele: bij dit decreet is men niet over één nacht ijs gegaan. Ik was trouwens ook bijzonder tevreden dat, hoewel uw partij toen in de oppositie zat, de N-VA dit decreet wel degelijk mee heeft goedgekeurd. U moet dus schieten op de juiste persoon, indien u dat wilt doen.
De implementatie van een dergelijk decreet is natuurlijk ontzettend complex. Dat heb ik ook gesteld in mijn toelichting. Vanzelfsprekend moet dat oordeelkundig gebeuren. Ik wil er echter toch uw aandacht op vestigen dat het besluit met betrekking tot de meldingsplicht, dat de regering had goedgekeurd, op 6 juli een advies van de Raad van State heeft gekregen. De aanleiding van deze interpellatie was de toelichting van de woordvoerder van de minister, waarin die stelde dat het maar over wat verkiezingspraat ging. Het besluit had perfect voor 1 september kunnen worden goedgekeurd. De regeling zou echter pas in werking treden op 1 januari 2010. Zo stond het ook in het besluit. We hadden de gemeenten zo nog een vijftal maanden soelaas gegeven om dat rustig voor te bereiden en in te voeren. Ik houd deze interpellatie dan ook om de minister nadrukkelijk te vragen dit besluit op 1 januari in werking te doen treden, hoofdzakelijk in het belang van de burgers die hiervan gebruik kunnen maken.
Ik zal ter zake ook een motie indienen, zodat het parlement zich daarover kan uitspreken.
Tot slot wil ik nog iets zeggen over de informatiesessies. De perfectie is niet van deze wereld: wie ben ik om dat te betwisten? Mijnheer de minister, ik zal een schriftelijke vraag stellen om te weten wat ter zake nu allemaal is gebeurd. In ieder geval waren de instructies wel degelijk gegeven om erover te waken dat er zo veel mogelijk en voldoende informatiesessies zouden plaatsvinden, niet alleen met de stedenbouwkundig ambtenaar van het agentschap, maar zeker met onze belangrijkste stakeholders in dit debat, namelijk onze gemeentebesturen. Zoals u weet, worden zij met dit decreet en het is een stap na 18 mei 1999 nog voor een veel groter deel verantwoordelijk voor het beleid inzake ruimtelijke ordening. Het is echter bij mijn weten gedurende de voorbije vijftien jaar de permanente beleidskeuze geweest van dit parlement om die richting in te slaan. Vanzelfsprekend moet dat gebeuren met checks and balances, om nieuwe anomalieën te voorkomen.
Over de aanplakking van de vergunningen heb ik zo veel mogelijk genoteerd. Ik neem aan dat ik, zeker wat dat betreft, de tekst van uw antwoord mag krijgen. De juristen die aan dit decreet hebben meegewerkt, betwisten dat immers.
Mijnheer de voorzitter, ik weet dat het amendement is ingevoerd naar aanleiding van de hoorzittingen. Bij die hoorzittingen zijn enkele eminente juristen de draagwijdte van het Verdrag van Aarhus komen toelichten. Zij stelden dat we dat beter op die manier zouden formuleren in het decreet, om ervoor te zorgen dat we niet kwetsbaar zouden zijn voor prejudiciële vragen of procedures bij de rechtbanken met betrekking tot verleende vergunningen. Op basis van die teksten van die juristen is dat zo in het decreet opgenomen. Dat herinner ik me. Mijnheer de minister, wat het volledig aanplakken van de vergunning en de interpretatie van de administratie betreft, ik zou zeggen: slaap er nog eens een nacht over, maar ik zou dat alleszins overrulen.
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Mijnheer de voorzitter, ik heb bij een aantal dingen die ik heb gezegd, duidelijk gesteld dat ik dat in eigen naam zei. Dat heb ik voldoende beklemtoond. Mijnheer Van Mechelen, ik heb ook beklemtoond dat de N-VA dat ontwerp van decreet mee heeft goedgekeurd en dat we er onze verantwoordelijkheid voor hebben genomen en dat we die zullen blijven nemen. Dat lijkt me duidelijk.
Ik vind inderdaad nog steeds dat de verjaring een slecht signaal is, zeker als dat wordt gecombineerd met een meldingsplicht die in de communicatie als iets heel eenvoudigs wordt verkocht: men moet dit alleen maar melden, en men is ervan af. Ik vrees, de mensen kennend, dat sommigen misschien zullen vergeten dit te melden, in de wetenschap dat ze na vijf jaar, of tien jaar in kwetsbare gebieden, hun bouwmisdrijf als het een misdrijf is verjaard zien. Ik vind dit dus enigszins een slecht signaal. Het is ook een terugfluiten van die ambtenaren en politici die jarenlang hebben geprobeerd op een consequente wijze de ruimtelijke ordening toe te passen.
De voorzitter : Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb er begrip voor dat de diensten voor ruimtelijke ordening in de gemeenten nu veel wijzigingen moesten verwerken, maar ik heb begrepen dat vele gemeenten wel klaar waren om deze nieuwe regels toe te passen.
Ik blijf erbij dat een vereenvoudiging, door die uitvoeringsbesluiten vanaf 1 september 2009 in werking te laten treden, voor vele Vlamingen van heel groot belang was. Moeten al die mensen die plannen hadden voor het plaatsen voor een carport voor de winter, of die nog een tuinhuisje wilden bouwen om er hun zomerspullen in onder te brengen, wachten tot 1 april 2010? Of moeten ze nu toch maar die administratieve rompslomp doorlopen en een bouwvergunning aanvragen? Dat vergt toch ook wel enige tijd. Ik ben alleszins van mening dat de politiek met dit debacle opnieuw een ferme deuk heeft gekregen.
Het Vlaams Belang zal ter zake een motie indienen.
De voorzitter : Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Mevrouw Mercedes Van Volcem : Mijnheer de minister, ik zou er gewoon op willen aandringen dat het punt van die aanplakking zo spoedig mogelijk wordt opgelost. Voor de mensen, en ook voor de diensten, is dat immers toch wel enigszins een doorn in het oog.
De voorzitter : Mevrouw Homans heeft het woord.
Mevrouw Liesbeth Homans : Ik wil meedelen dat de meerderheid ter zake een motie zal indienen.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Ik zal niet opnieuw ingaan op de meeste dingen. Ik heb weinig nieuwe elementen gehoord. Ik heb aangekondigd dat ik er op een rechtszekere manier voor zal zorgen dat die beslissing niet meer volledig moet worden aangeplakt. Ik zal ervoor zorgen dat dit op een juridisch correcte wijze gebeurt, zodat het niet meer zorgt voor extra rompslomp en moeilijkheden, zeker voor die gemotiveerde beslissingen, maar het ook niet kan worden aangegrepen om ervoor te zorgen dat om het even wie op om het even welk moment beroep kan aantekenen.
De andere punten die zijn aangekaart, lijken me herhalingen van de oorspronkelijke vraag. Ik denk dat ik daar meer dan voldoende antwoord op heb gegeven.
Met redenen omklede moties
De voorzitter : Door de heer Van Mechelen, door mevrouw Van den Eynde en door mevrouw Homans werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.