Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebeleid
Vergadering van 06/10/2009
Vraag om uitleg van mevrouw Vera Van der Borght tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de gevolgen van het subrogatierecht voor voorzieningen in de gehandicaptenzorg
De voorzitter : Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borght : Mijnheer de minister, collegas, het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH ) bracht recentelijk een brochure uit voor personen met een handicap onder de titel Handicap door ongeval (beroepsziekte, medische fout) en de rol van het VAPH. De brochure verstrekt informatie in geval van subrogatie, met andere woorden de situatie waarbij iemand door een ongeval gehandicapt wordt en recht heeft op een vergoeding van een verzekeringsmaatschappij of het Fonds voor Arbeidsongevallen. Aangezien deze schadevergoeding niet gecumuleerd kan worden met een tussenkomst van het VAPH wordt uitgelegd welke procedure de persoon met een handicap precies moet volgen.
Een van de situaties die wordt omschreven door het VAPH, doet toch wel enkele vragen rijzen. Het VAPH stelt: U besluit zelf naar een voorziening te stappen en samen met deze voorziening de kostprijs voor uw verblijf af te spreken. U sluit hierover een overeenkomst af met de voorziening. Het VAPH subsidieert de voorziening dan niet voor de ondersteuning die ze u biedt. U hebt ook geen goedkeuring van het VAPH nodig om in deze voorziening te verblijven. Kreeg u reeds deze goedkeuring van het VAPH, dan wordt de beslissing opgeschort.
De vraag die wij ons stellen, is of het VAPH met zijn brochure er niet goed aan zou doen om er bij de persoon met een handicap op aan te dringen om in elk geval een erkenning bij het VAPH aan te vragen om zo zijn of haar rechten te vrijwaren. Het VAPH voorziet namelijk enkel tussenkomsten voor aanvragers jonger dan 65 jaar. Indien betrokkenen een overeenkomst afsluiten met de voorziening voor hun 65ste jaar en na hun 65ste over onvoldoende middelen beschikken om blijvend hun zorg te financieren, kunnen zij na hun 65ste niet langer een beroep doen op het VAPH. Het is dus belangrijk om personen met een handicap daar met nadruk op te wijzen.
Er rijzen ook enkele vragen naar verduidelijking. Past de overeenkomst die gesloten wordt tussen de persoon met een handicap en de voorziening, zonder dat betrokkene een erkenning heeft van het VAPH, binnen de erkende plaatsen van die voorziening? Binnen de gehandicaptensector moeten immers alle plaatsen van een voorziening erkend zijn. De situatie die het VAPH hier suggereert als mogelijkheid, maakt dat de persoon geen erkenning heeft van het VAPH, maar wel een erkende plaats binnen een voorziening inneemt, waarvan de infrastructuur normaal gezien is gesubsidieerd. Ofwel impliceert dit dat een voorziening ook niet-erkende plaatsen kan aanbieden. In de sector heerst hierover onduidelijkheid. Minstens moet het naar ons aanvoelen gaan om een vergunde plaats zodat er toezicht blijft van de Vlaamse overheid.
Het is ook onduidelijk of de zorgregie van toepassing is op deze mensen, die door hun situatie ook dringend nood aan opvang kunnen hebben. Het decreet dat een subrogatierecht invoerde voor het Vlaams Fonds, had eigenlijk als filosofie dat het Vlaams Agentschap in de rechten zou treden van de persoon met een handicap met als doel de administratieve beslommeringen verbonden aan zon procedure over te nemen en erover te waken dat verzekeringsmaatschappijen de persoon met een handicap een correcte vergoeding zouden uitbetalen. De brochure zoals die nu is opgesteld, geeft niet de indruk dat het VAPH ook effectief die rol opneemt.
Mijnheer de minister, behoort het niet tot de opdrachten van het VAPH om personen met een handicap te informeren zodat zij hun rechten maximaal vrijwaren? In casu zou dit betekenen dat men mensen die een schadevergoeding ontvangen en een overeenkomst sluiten met een instelling, sowieso aanraadt een erkenning aan te vragen bij het VAPH waardoor later, eens de schadevergoeding is opgebruikt, de kosten van het verblijf in een voorziening of de kosten van de persoonlijke assistenten door het VAPH ten laste worden genomen.
Is het, gelet op de onduidelijkheid die heerst in de sector, niet nodig te verduidelijken of de plaats die iemand inneemt die een overeenkomst sluit met een voorziening zonder erkenning van het VAPH, de facto een erkende plaats binnen de voorziening is, dan wel een plaats die valt buiten de erkenning en programmatie?
Is de zorgregie van toepassing op deze mensen?
Treedt het Vlaams Agentschap vandaag ook effectief in de rechten van de personen met een handicap, wat betekent dat zij de administratieve procedure overneemt of begeleidt? Zo niet, waarom niet?
De voorzitter : Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw Vera Jans : Ik sluit me aan bij de zeer punctuele vragen ter verduidelijking van mevrouw Van der Borght. Zowel het vorige als het huidige regeerakkoord maken duidelijk melding van het maximaal benutten van de subrogatiemogelijkheden. Ik heb de brochure waarnaar wordt verwezen, doorgenomen. Het is mij ook niet altijd even duidelijk. Vooral de leeftijdsgrens roept nogal wat verwarring op.
In de brochure wordt ook de mogelijkheid voor een tehuis werkenden beschreven. Ik neem aan dat de regeling geldt voor alle diensten en voorzieningen aangesloten bij het VAPH, zelfs voor alle hulpmiddelen, woonaanpassingen en dergelijke.
Het is mij ook niet altijd duidelijk dat mensen na een ongeval met blijvend letsel, een verkeersongeval of een arbeidsongeval, vaak helemaal niet naar het VAPH stappen. Ze komen terecht bij een voorziening die daar niet bij is aangesloten. Ze revalideren een maand lang. En dan kan er eigenlijk van subrogatie geen sprake zijn.
De voorzitter : Minister Vandeurzen heeft het woord.
Minister Jo Vandeurzen : Dit is een heel belangrijke aangelegenheid waarover we waarschijnlijk in de toekomst nog vaak zullen discussiëren, maar ook een zeer juridisch-technische aangelegenheid. Er kan voor de betrokkene heel wat op het spel staan. Het is ook belangrijk dat iedereen zeer goed mee is. Mevrouw Jans, uw vraag geldt niet enkel voor de genoemde werkvorm.
Behoort het tot de opdrachten van het VAPH om personen met een handicap te informeren? Op pagina 15 van de brochure onder de titel In een notendop geeft het VAPH de te volgen procedure beknopt en duidelijk weer. Zo informeert het VAPH wel degelijk de persoon met een handicap zodat die zijn rechten maximaal kan vrijwaren.
Artikel 14 van het VAPH-oprichtingsdecreet stelt dat de persoon zijn aanspraak op een schadevergoeding door een verzekeringsmaatschappij, fonds of andere partij moet doen gelden. Daarom staat in de procedure In een notendop het aanspreken van de verzekeringsmaatschappij als eerste punt. Zodra er een eerste contact is geweest tussen de persoon met een handicap en de verzekeringsmaatschappij, kan die persoon zich laten erkennen als persoon met een handicap en kan het VAPH in afwachting van de definitieve schaderegeling ook tussenkomsten verlenen. Het VAPH zal de persoon bijstaan voor de verdere onderhandelingen met de verzekeringsmaatschappij.
In casu zijn alle dossiers onder de titel Wettelijke subrogatie dossiers van personen die erkend zijn als personen met een handicap. Het is immers niet verplicht om een beroep te doen op het VAPH. Enkel wanneer de persoon een aanvraag doet tot tussenkomst bij het VAPH, zal er een dossier wettelijke subrogatie geopend worden.
Om te vermijden dat personen die geen of niet tijdig een beroep doen op het VAPH een te kleine schadevergoeding krijgen, voert het VAPH momenteel onderhandelingen met Assuralia. Die zullen resulteren in een overeenkomst waardoor het VAPH op de hoogte gesteld zal worden van nieuwe schadegevallen waarbij er een vermoeden is dat de persoon blijvende nood zal hebben aan ondersteuning door derden of opname in een voorziening. Het VAPH zal die personen dan ook bijstaan om erop toe te zien dat zij een correcte schadevergoeding vragen aan de verzekeringsmaatschappij.
De mogelijkheid om een overeenkomst met een voorziening te sluiten buiten het VAPH om bestaat omdat personen niet gedwongen kunnen worden om een overeenkomst met het VAPH af te sluiten. Zoals ook blijkt uit de brochure zal het VAPH de subsidiëring van de ondersteuning van die persoon stopzetten. Na uitputting van de schadevergoeding kan het VAPH opnieuw subsidiëren. De bewijslast van de uitputting van de schadevergoeding ligt duidelijk bij de persoon. Hij zal dan ook moeten aantonen dat hij de schadevergoeding als een goede huisvader belegd heeft en besteed heeft aan de hulp van derden of opvang in een voorziening. Personen die wel een overeenkomst sluiten met het VAPH zullen dit bewijsprobleem niet hebben. Het VAPH zal immers perfect kunnen inschatten wanneer de schadevergoeding opgebruikt zal zijn en het VAPH opnieuw kan subsidiëren.
Eens een persoon erkend is als persoon met een handicap, kan die blijvend aanspraak maken op ondersteuning, uiteraard voor zover de gevraagde ondersteuning het gevolg is van een door het VAPH voor de leeftijd van 65 jaar erkende handicap, ongeacht of de persoon zijn ondersteuning zelf regelde of een overeenkomst met het VAPH aanging. Personen die geen aanvraag indienen voor de leeftijd van 65 jaar, kunnen net als anderen die ouder zijn dan 65 jaar, een beroep doen op de ouderenverzorging.
Op 28 september 2009 organiseerde het VAPH een infosessie voor de voorzieningen. Deze infosessie had niet tot doel om de volledige sector te informeren. Ze resulteerde in een aantal prangende vragen waarop de voorzieningen een antwoord wensen. Op basis van deze vragen wordt een rondzendbrief opgemaakt, die weldra aan alle voorzieningen wordt overgemaakt. Indien er nadien nog onduidelijkheden zouden zijn, kunnen de voorzieningen contact opnemen met de juridische dienst van het VAPH. Indien uit de reacties zou blijken dat er nog veel onduidelijkheden zijn, engageert het VAPH zich om bijkomende infosessies voor voorzieningen te organiseren.
Het verlenen van vergunningen en erkenningen voor voorzieningen binnen het VAPH is geregeld in een besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 1993 tot vaststelling van de algemene regels inzake het verlenen van vergunningen en erkenningen door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. In artikel 1 van dit besluit wordt bepaald dat het van toepassing is op alle voorzieningen die gesubsidieerd kunnen worden met toepassing van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap.
Organisaties kunnen ervoor opteren om opvang te organiseren die niet subsidieerbaar is door het VAPH, hetzij door de organisatievorm, hetzij door de specifieke financiering. Eerdere juridische analyses bevestigen dat het op basis van dit besluit niet verboden is om buiten de vergunning en erkenning in zorg te voorzien. Het is dus duidelijk dat personen die zelf een overeenkomst sluiten met een voorziening buiten erkenning, ook buiten het toezicht van de Vlaamse overheid vallen. Dat dient in principe buiten de gesubsidieerde infrastructuur te gebeuren, aangezien die gesubsidieerd werd op basis van de erkenning. Een voorziening kan dus niet-erkende plaatsen aanbieden, maar dan wel buiten de gesubsidieerde infrastructuur. Er moet kunnen worden aangetoond dat deze zorg gefinancierd wordt met bijkomende middelen, en dat er geen personeel wordt ingezet dat gefinancierd wordt vanuit de erkenning. Ook hier raadt het VAPH personen met een handicap aan om een overeenkomst met het VAPH af te sluiten, zodat ze ook op het vlak van kwaliteitsbeleid en andere bepalingen dezelfde rechten genieten als personen die opgenomen zijn binnen de erkenning.
Als personen ondersteuning organiseren los van een gesubsidieerde plaats, omdat er bijvoorbeeld een schadevergoeding is, gelden de regels van de zorgregie niet. Op het moment dat de schadevergoeding uitgeput is en er wordt doorgeschoven naar een gesubsidieerde plaats, gelden de regels van de zorgregie wel.
Het VAPH begeleidt de betrokken personen bij het sluiten van de dading met de verzekeringsmaatschappij of in de gerechtelijke procedure. Uiteraard kan deze begeleiding niet verder gaan dan wat de bevoegdheden van het VAPH toelaten. In dezen moet er een onderscheid worden gemaakt tussen de periode voor het sluiten van de definitieve schaderegeling en de periode erna. Het VAPH zal de bijdragen die verleend worden in afwachting van de definitieve schaderegeling recupereren van de verzekeringsmaatschappij op basis van zijn wettelijk subrogatierecht. Het VAPH kan immers slechts in de rechten van de persoon treden en de procedure overnemen voor zover het VAPH bijdragen heeft betaald.
Het sluiten van de definitieve regeling op zich is en blijft de exclusieve bevoegdheid van de betrokken persoon. De definitieve regeling gaat immers over meer dan enkel de bevoegdheden van het VAPH. We denken aan de morele schade, inkomstenverlies enzovoort. Het VAPH zal de persoon wel bijstaan bij de onderhandelingen met de verzekeringsmaatschappij. Dat betekent dus dat het VAPH de advocaat van de persoon zal informeren over de bijstandsvormen waar de persoon nood aan heeft en de kostprijs. Het is immers heel belangrijk dat de vraag of de betrokken persoon nood heeft aan een bepaalde bijstandsvorm opgenomen wordt in de eventuele minnelijke medische expertise.
Onderhandelingen tussen de persoon en de verzekeringsmaatschappij worden op basis van de bevindingen van de experts gevoerd. Ook de rechtbanken zullen zich op een dergelijk deskundig verslag baseren. Indien nodig zal het VAPH een arts afvaardigen om de expertise mee op te volgen. Het VAPH heeft ook al verscheidene malen vrijwillig bemiddeld in gerechtelijke procedures. Op die manier vrijwaart het VAPH niet enkel zijn rechten in het kader van de wet op de subrogatie, maar ook de rechten van de betrokken persoon. Het is immers zeer onwaarschijnlijk dat een persoon die voor het sluiten van de definitieve regeling wel nood heeft aan een bepaalde bijstandsvorm er na het sluiten van de definitieve regeling geen nood meer aan zou hebben. Door toe te zien op de medische expertise en de onderhandelingen garandeert het VAPH onder meer dat de bijstandsvormen waarvan de persoon voor het gebruik van de definitieve regeling gebruik maakt, ook opgenomen worden in de definitieve regeling en dat er dus in een vergoeding wordt voorzien.
Het is wel van het grootste belang dat de persoon met een handicap het VAPH vroeg genoeg in de procedure bij de zaak betrekt. Enkel indien de onderhandelingen nog aan de gang zijn en de medische expertise nog niet heeft plaatsgevonden, kan het VAPH een impact hebben op de definitieve regeling.
De voorzitter : Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borght : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. U zult wel begrijpen dat ik het zin per zin wil ontleden. Het is te belangrijk. Elk woord en elke zin hebben in dit geheel een enorme betekenis voor de personen zelf. Ik heb nog een bijkomende vraag. U verwijst naar een infosessie van 28 september. Dat is vrij recent. Is er op die infosessie iets naar voren gekomen? Heeft de sector daarop gewezen? Is er een verduidelijking geweest? Moet de brochure worden aangepast? Was de zaak uitgeklaard na de verduidelijking door het VAPH?
De voorzitter : Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen : Mijnheer de minister, ik heb met bijzondere belangstelling naar uw antwoord geluisterd. Net zoals mevrouw Van der Borght zal ik het ook nalezen. Er zat een veelheid aan gegevens in. Er zijn een aantal zeer interessante elementen aan bod gekomen. Ik denk aan het feit het VAPH vroeg genoeg in de procedure bij de zaak te betrekken om achteraf nadelige zaken te vermijden. Merkwaardig vond ik dat u zei dat mensen die geen beroep doen op het VAPH vaak een lagere vergoeding krijgen dan mensen die dat wel doen. Waarop baseert u zich?
Een paar zinnen later zei u dat u contact had opgenomen met Assuralia om ter zake meer informatie te krijgen over die dossiers waarover het VAPH nog geen kennis heeft. Ik neem aan dat u bedoelt dat het VAPH die mensen dan zelf benadert. Is Assuralia dan altijd zo accuraat op de hoogte van al die verschillende dossiers? Ik voer zelf toch ook geregeld procedures waarbij een of andere verzekeringsmaatschappij betrokken is. Voor een maatschappij waarvoor men als advocaat optreedt, voor een overkoepelend orgaan zoals Assuralia, is het toch niet altijd evident om op hoogte te zijn van de concrete inhoud van al die dossiers.
Ik heb ook nog een suggestie. Ik heb de brochure niet gelezen. Ik zal dat later wel eens doen. Het is zeer belangrijk het VAPH zo vlug mogelijk tijdens de procedure bij de zaak te betrekken. Het zou nuttig zijn contact op te nemen met de Orde van Vlaamse Balies. Dat kost niets. Met één mail zouden alle advocaten in Vlaanderen van deze problematiek op de hoogte gebracht kunnen worden, zodat ze daar in de toekomst ook aandacht aan besteden. Heel veel advocaten zijn er nu helemaal niet van op de hoogte. Deze suggestie kost geen halve euro. Achteraf kan men wel veel problemen vermijden.
De voorzitter : Minister Vandeurzen heeft het woord.
Minister Jo Vandeurzen : Ik herhaal dat u meer ervaring hebt met de problematiek van de sector. Wat ik ondertussen geleerd heb, is dat subrogatieproblemen altijd zeer complex zijn. Als advocaat kunt u dat zeker onderschrijven. Ik denk aan de mutualiteiten, die subrogeren in rechte, verzekeraars van arbeidsongevallen en allerlei gevallen die subrogatie met zich meebrengen, de vraag naar de tegenstelbaarheid van de dadingen die werden afgesloten enzovoort. Dat is een complexe zaak. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat het VAPH nog maar in een eerste fase zit om dat op een systematische en gestructureerde manier te ontwikkelen. Wanneer is er sprake van subrogatie? Wanneer moet er gesubrogeerd worden? Wanneer moet het VAPH zijn rechten uitputten doordat men geconfronteerd wordt met een situatie waarbij er sprake is van letterlijke subrogatie?
In feite zit het zo dat van zodra de betrokken persoon in de regeling van het VAPH valt en een beroep doet op de voorzieningen en diensten van het VAPH, het VAPH wettelijk gesubrogeerd wordt in de rechten van de betrokkene voor de uitgaven die werden gedaan. Hij kan niet verplicht worden om een beroep te doen op het VAPH. Als een derde aansprakelijk is, kan hij zelf ook een schadeloosstelling onderhandelen of van de rechtbank verkrijgen en daarmee zijn diensten inkopen of een beroep doen op diensten die hij dan met die vergoedingen betaalt. De ervaring leert dat de betrokkenen vaak niet goed inschatten wat de reële omvang is van de kosten die de handicap of het letsel met zich mee zullen brengen. Het is belangrijk dat het VAPH zo snel mogelijk optreedt om aan de betrokkene aan wiens kant de dienst staat, te zeggen wat de kosten in de toekomst zullen zijn. Uw suggestie om mensen alert te maken voor het feit dat iemand, die naar aanleiding van, bijvoorbeeld, een trauma waarvoor een derde mogelijk aansprakelijk is, door het VAPH geholpen zou kunnen worden, is goed. Het is daarbij belangrijk dat men weet dat men contact moet opnemen met het VAPH. Eens dat gedaan is, geniet men van de bijstand van het VAPH bij de afhandeling van de belangen op het vlak van de financiële regeling die men zal afsluiten.
U vraagt naar het waarom van Assuralia. Dat is een gewone manier van werken. Eerst wordt getracht een soort gedragscode af te sluiten met de koepel van de verzekeraars. Het is altijd beter eerst na te gaan of een spontane regeling mogelijk is in plaats van te zorgen voor een wettelijke inpassing. Ik ken een aantal situaties waarbij men afspraken maakt met Assuralia, en dan namens de aangesloten maatschappijen een soort protocol of gedragscode onderschrijft, waarvan men mag verwachten dat alle betrokkenen er zich aan zullen houden. Lukt dat uiteindelijk niet of wordt die gedragscode niet nagekomen, dan zal men misschien moeten zorgen voor wettelijke regels. Toch is het wijs eerst na te gaan of we met de sector niet een soort afspraak kunnen maken.
Op die sessie werden nogal wat vragen gesteld. Wat gebeurt er bijvoorbeeld als er iemand terechtkomt in een gesubsidieerde infrastructuur? Al die vragen werden verzameld. Men heeft zich geëngageerd om er via een circulaire een antwoord op te geven. Als dat niet volstaat en er nog bijkomende juridische vragen zijn, dan worden uiteraard nieuwe infosessies georganiseerd. Het is wel duidelijk dat dit lange tijd geen issue was. Nu zou dat meer en meer tot de normale bedrijfsvoering van het agentschap moeten behoren. U verwijst terecht naar het regeerakkoord. U mag ervan uitgaan dat ik het VAPH zal responsabiliseren. Op dat vlak moet het komen tot een bepaalde systematiek. We mogen niet vergeten dat het vaak om vrij aanzienlijke bedragen gaat. We hebben er alle belang bij dat we samen met de betrokkenen zorgen dat die regeling zo consistent en zo sluitend mogelijk wordt gemaakt.
De voorzitter : Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen : Gelet op het belang van de zaak zou het nuttig zijn om contact op te nemen met de Orde van Vlaamse Balies. U bent ook advocaat geweest. U weet net zo goed als ik dat niet alle advocaten de eerlijkheid aan de dag leggen om alleen die dossiers aan te nemen waarvan ze de inhoud perfect beheersen. Heel wat advocaten nemen alles aan, zelfs zonder dat ze het onderwerp goed onder de knie hebben. Om in de toekomst financiële dramas te voorkomen, is dat misschien nuttig.
Minister Jo Vandeurzen : Dat is een goede suggestie. We zullen daarover contact opnemen met het VAPH. Het gaat niet alleen over de advocatuur, maar ook over de sociale diensten. Een heleboel mensen verlenen in de eerste fase bijstand aan de betrokkene. We moeten die allemaal attent maken op dat feit. We hebben er ook alle belang bij om het VAPH te responsabiliseren. We moeten recupereren wat kan worden gerecupereerd.
De voorzitter : Het incident is gesloten.