Commissie ad hoc
Vergadering van 14/09/2009
Vraag om uitleg van mevrouw Vera Van der Borght tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de inspectie door Kind en Gezin naar aanleiding van een onthaalmoeder met nazisympathieën
De voorzitter: Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borght: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collegas, de afgelopen week overspoelde een golf van verontwaardiging Vlaanderen, zowel bij de bevolking als de politici, naar aanleiding van de nazi-ideeën van een Hobokense onthaalmoeder.
Kind en Gezin is in deze aangelegenheid duidelijk zwaar in de fout gegaan. Wie de uitzending van TerZake heeft gezien, heeft met mij kunnen vaststellen dat zowel de woordvoerder als de administrateur-generaal van Kind en Gezin het heel moeilijk hadden om duidelijkheid te verschaffen. Niet alleen had deze onthaalmoeder al meerdere keren inspectie over de vloer gekregen, maar er waren in het verleden ook al klachten bij Kind en Gezin ingediend. Kind en Gezin heeft niet gereageerd op deze toch wel ernstige situatie.
De inspectie is al langer problematisch. Ik heb in de vorige legislatuur de problematiek van de inspectie trouwens meermaals aangekaart. Kind en Gezin overstelpt opvanginitiatieven met aanbevelingen zonder juridische waarde die, als ze niet worden nageleefd, aanleiding geven tot opmerkingen in het inspectieverslag. Het gebruik van bedjes, knuffeldieren, de afstand tussen kinderen aan tafel, het zijn die bagatellen die worden gecontroleerd en te lezen zijn in inspectieverslagen. Ondertussen gaan zware inbreuken op het pedagogische kader in opvanginitiatieven voorbij aan de inspectie. Extreme ideologieën die door onze maatschappij om evidente redenen niet worden getolereerd en die overduidelijk aanwezig zijn in de opvangruimtes van de kinderen, kunnen niet anders dan het pedagogische kader aantasten.
Mijnheer de minister, u hebt gereageerd. U zult de wetgeving aanpassen en wilt in het aangekondigde decreet op de kinderopvang een erkenningsvoorwaarde opnemen die hier betrekking op heeft. Open Vld pleit ervoor te kiezen voor een formulering die zich niet vastpint op deze situatie. Een maatschappijvisie laat zich niet vatten in regeltjes. In het verleden hebben we te gemakkelijk wetgeving gemaakt voor specifieke gevallen. Wij pleiten voor een formulering waarbij situaties die het pedagogische klimaat in zijn essentie aantasten, aanleiding kunnen geven tot het intrekken van de erkenning. Op die manier hebben we ook in de toekomst instrumenten als we geconfronteerd worden met andere extreme situaties en ideologieën in de kinderopvang.
Mijnheer de minister, welke maatregelen zult u nemen om de inspectie te hervormen waardoor de inspectie zich focust op de essentie van kinderopvang kwaliteitsvolle kinderopvang bieden in plaats van op de details?
Kind en Gezin heeft een klachtenregeling. Blijkbaar loopt daar toch een aantal zaken mank. Welke maatregelen zult u nemen opdat ingediende klachten met de nodige aandacht worden behandeld?
Bent u het eens met de stelling dat we ons bij een aanpassing van de wetgeving niet uitsluitend moeten vastpinnen op deze zaak, maar dat we moeten gaan naar een formulering die toelaat gepast op te treden bij elke situatie die het pedagogische klimaat in een opvanginitiatief in zijn essentie aantast?
De voorzitter: De heer Bouckaert heeft het woord.
De heer Boudewijn Bouckaert: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collegas, ik sluit me aan bij de commentaren van mevrouw Van der Borght. Ik vind dat ook het verschil in controle tussen de zelfstandige onthaalouders die heel streng en onaangekondigd worden gecontroleerd en de onthaalouders die afhangen van Kind en Gezin, eens mag worden aangekaart. Die controles zouden gelijk moeten worden voor alle actoren in de gezinsopvang.
Wij willen niet dat dit incident aanleiding zou geven tot een zeer extreme regelgeving waarbij de ruimtes waarin kinderen worden opgevangen als het ware volledig worden geneutraliseerd. Waar gaat u de lijn trekken? Een foto van Hitler kan niet, daar ben ik het mee eens. Een foto van Stalin en Mao zal in sommige kringen al minder weerstand oproepen. Mag dat dan? Een foto van Che Guevara zal veel sympathie opwekken, hoewel hij ook een aantal mensen tegen de muur heeft gezet. Mag de IJzertoren in de huiskamer hangen?
We moeten echt opletten voor overregulering. Er moet altijd van worden uitgegaan dat kinderopvang een soort contract is, in eerste instantie tussen de ouders en de onthaalouders. Als de ouders tegen een aantal dingen geen bezwaar hebben wat hier wel het geval was , moet men toch een zekere tolerantie inbouwen. Anders ontstaat er een soort regelneverij die ook de Vlaamse kinderopvang sterk zal belemmeren.
De voorzitter: Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw Lies Jans: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collegas, ook ik was enorm geschokt door het feit dat een onthaalmoeder uit Hoboken openlijk dweept met de nazi-ideologie. Er is al heel wat commotie over geweest, maar ik wil het toch nog eens hebben over de communicatie van Kind en Gezin.
Ik heb chronologisch opgeschreven wat er allemaal is gebeurd, en het heeft mij enorm gestoord. De avond van de reportage kwam een vertegenwoordiger van Kind en Gezin in TerZake melden dat er in het verleden al klachten waren, maar dat er na inspectie geen enkel probleem werd vastgesteld. Een inspecteur had wel een opmerking gemaakt over het portret van Hitler, maar het was blijkbaar geen gegronde reden om erop in te gaan. In het verslag staat dat de integriteit van de kinderen niet in het gevaar zou komen.
De dag daarna stond in de kranten dat er door de ouders wel een klacht werd ingediend tegen de onthaalmoeder, maar zonder verdere gevolgen. Bovendien trad Kind en Gezin ook na de reportage niet onmiddellijk op. Uit de pers kon ik afleiden dat het intrekken van het attest van toezicht slechts gebeurde na uw inmenging, mijnheer de minister. U hebt scherp gereageerd in de pers, wat ik ten zeerste geapprecieerd heb. U hebt ook aangedrongen op een overleg tussen uzelf, Kind en Gezin en de inspectie. Ik wilde van u vernemen of het inderdaad zo is dat Kind en Gezin pas stappen heeft ondernomen nadat u hen rond de tafel hebt geroepen.
Het feit dat Kind en Gezin op een dergelijke manier reageert naar de buitenwereld, vind ik zeer betreurenswaardig, en ik denk dat het raadzaam is dat binnen Kind en Gezin het communicatiebeleid eens grondig wordt bekeken.
Ik sluit me volledig aan bij de vragen van mevrouw Van der Borght. Er zijn twee belangrijke lessen te leren: de inspecties moeten grondig worden bekeken, en de klachtenprocedure moet aan een analyse worden onderworpen. Als ik vaststel dat bij de inspecties vooral de nadruk wordt gelegd op technische aspecten en op de veiligheid van de kinderen in en rond het huis en niet op de pedagogische kwaliteiten van de onthaalouder, stel ik me daar vragen bij. Ook over de klachtenprocedure is in het verleden al veel gediscussieerd. Ik heb in de parlementaire Handelingen gezien dat er al grondig over gedebatteerd is. Toch slaagt men er blijkbaar niet in om klachten op een goede manier op te volgen en er gevolg aan te geven.
U hebt in de pers gezegd dat u stappen zult zetten in het kader van het aangekondigde decreet op de kinderopvang. Ik wil u een suggestie aan de hand doen. Er wordt altijd gekeken naar inspecties en klachtenprocedures, maar ik denk dat het belangrijk is om proactief te werken. Ik wil de suggestie doen om eens na te denken over een evaluatiesysteem waarbij de ouders een evaluatie kunnen opmaken over de onthaalouder. Dat moet niet, zoals de inspecties nu, om de anderhalf of twee jaar gebeuren, maar dat zou bijna halfjaarlijks mogen. Ik zou liefst hebben dat de ouders dat op een anonieme manier kunnen doen. Ik heb gemerkt dat in de praktijk het indienen van een klacht voor veel ouders een probleem is. Het moet een systeem zijn waarbij ze op een vlotte manier hun evaluatie van de onthaalouder aan Kind en Gezin kunnen doorgeven.
Mijnheer de minister, ik ben benieuwd naar uw antwoorden.
De voorzitter: Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Mevrouw Michèle Hostekint: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collegas, iedereen die vorige week de beelden heeft gezien in TerZake van de onthaalmoeder met nazisympathieën, zal gechoqueerd zijn geweest. Iedereen zal het er wel over eens zijn dat mensen die er een dergelijke levensvisie en ideeën op na houden, bijzonder slecht geplaatst zijn om kinderen op te vangen en al zeker in een door Kind en Gezin erkende opvang. De meeste mensen in het parlement zullen het daar wel mee eens zijn.
Nog onthutsender dan de beelden, de feiten op zich en het feit dat de kinderopvang was erkend door Kind en Gezin, is het feit dat Kind en Gezin blijkbaar op de hoogte was van de ideeën die deze onthaalmoeder erop na hield, van het feit dat er fotos van Hitler en dergelijke aan de muur hingen alsook dat er al diverse klachten waren gekomen over deze feiten.
Nog opmerkelijker was dat in eerste instantie Kind en Gezin de zaak nog probeerde te vergoelijken en er eerst een spoedvergadering op het kabinet van de minister nodig was voordat Kind en Gezin tot het besluit kwam dat de erkenning van deze mevrouw beter zou worden ontnomen. Dat doet heel veel vragen rijzen over de manier waarop de inspecties gebeuren en de manier waarop klachten worden behandeld door Kind en Gezin.
Ik kan me aansluiten bij de vraag van mevrouw Van der Borght of een hervorming zich niet ontegensprekelijk opdringt. Ik volg haar vraag hoe de minister denkt dat te zullen aanpakken en welke maatregelen hij denkt te nemen. Ik wil bovendien vandaag nog eens wijzen op de roep van het middenveld om heel dringend werk te maken van het kaderdecreet.
De voorzitter: De heer Dehaene heeft het woord.
De heer Tom Dehaene: Ik sluit me aan bij degenen die zeggen dat iedereen verontwaardigd was toen we de uitzending zagen. Terecht, want dit kan uiteraard niet.
Ik stel ook vast dat een aantal sprekers de zaken door elkaar gooit. Men spreekt over een erkenning door Kind en Gezin. Het gaat hier echter over een attest van toezicht. Mijn eerste vraag aan de minister is om eens duidelijk te schetsen dat er wel degelijk een onderscheid bestaat tussen een erkenning, een attest van toezicht en een gemeld toezicht. Laat ons eerlijk zijn, er zijn zeer veel onthaalouders die zeer goed werk leveren. Dit is een ernstige uitschuiver die we niet kunnen goedpraten, en we moeten daar onze lessen uit trekken zodat dit wordt vermeden in de toekomst. Laat ons ook niet vergeten dat vele duizenden onthaalouders dag in dag uit met zeer veel liefde kindjes opvangen en een antwoord bieden op een zeer grote vraag vanuit de maatschappij naar een huiselijke opvang voor kindjes.
Ik vind het normaal dat Kind en Gezin niet na een eerste klacht iemand gaat schorsen of zijn attest van toezicht gaat ontnemen. Uit ervaring weet ik dat als iemand te horen krijgt dat hij of zij geen kindjes meer mag opvangen met een attest van toezicht, waar het fiscale attest aan is gekoppeld, men dan gewoon begint met een gemeld opvanginitiatief. Dan heb je geen zicht meer op wat er allemaal gebeurt. We hebben er alle belang bij dat als er klachten zijn, er naar een oplossing wordt gezocht samen met de onthaalouder, liever dan na een klacht het attest van toezicht in te trekken.
Hier zijn inderdaad klachten geweest die ook zijn onderzocht door Kind en Gezin. De klacht over het portret van Hitler is onvoldoende onderzocht, zo blijkt. Daar moeten we de nodige lessen uit trekken. Laat ons ook niet vergeten dat men in 2004 de inspectie weggetrokken heeft bij Kind en Gezin. Het was de paarse meerderheid die oordeelde dat de inspectie niet meer bij Kind en Gezin gesitueerd mocht zijn. Misschien moeten we er eens over nadenken of dat wel een goede optie was. Feit blijft dat inspectie nodig is. Het is veel te belangrijk, de kindjes zijn weerloos. We moeten de nodige inspectie-instrumenten hebben, alleen moeten er misschien conclusies worden getrokken na vijf jaar waarin de dienst inspectie buiten Kind en Gezin was. We moeten bekijken of dat wel de juiste optie was en of we eventueel de organisatie van inspectie bij Kind en Gezin moeten bijsturen.
Er is een nieuw decreet aangekondigd. We zullen daar snel werk van moeten maken, en dat staat los van dit incident. Ik treed de sprekers bij die pleiten voor een kaderdecreet, los van dit incident. Laat ons het kind niet met het badwater weggooien.
De voorzitter: De heer Gysbrechts heeft het woord.
De heer Peter Gysbrechts: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collegas, ik sluit me aan bij de vragen. Ik wil nog een aantal dingen overlopen.
Als we deze problematiek bekijken en meer bepaald deze onthaalmoeder, is het duidelijk dat dat niet kan. Het grote probleem ligt natuurlijk bij Kind en Gezin, en niet bij de opvang zelf. Het gaat vooral over de controles van Kind en Gezin. Het valt te betreuren dat bij de aanvang van het incident Kind en Gezin staalhard bleef ontkennen dat er een fout was gebeurd en zich verschuilde achter niet-bestaande regelgeving hieromtrent. Men zou beter toegeven dat het systeem niet heeft gewerkt en dat men heeft nagelaten iets te doen aan dat feit bij die bepaalde onthaalmoeder. We weten dat er klachten kenbaar zijn gemaakt, en men heeft daar geen direct gevolg aan gegeven.
Men heeft het hier over de inspecties. Kind en Gezin werkt inderdaad met een onafhankelijke inspectie. Ik hoor de heer Dehaene zeggen dat in een vroegere legislatuur die inspectie is weggehaald bij Kind en Gezin. Dat is het verhaal omkeren, want de inspecties gebeuren strikt volgens het draaiboek van Kind en Gezin. We hebben de laatste dagen horen zeggen dat men een stukje zal toevoegen zodat de controleurs ook weten dat ze dergelijke dingen kunnen melden en dat men zo er iets aan kan doen. Wat dat betreft, zitten die inspecties heel duidelijk onder een strak regime van Kind en Gezin. Dat moet misschien vanuit dat standpunt worden bekeken. Wie bepaalt wanneer er controle moet gebeuren? Wie maakt de regelgeving op? Wie behandelt de klachten en geeft ze al dan niet door?
Het nieuwe decreet zou niet de bedoeling mogen hebben om nog strengere normen en regels te creëren. De controles zijn nu al streng genoeg en leiden soms tot absurde situaties. Mijnheer de minister, maak dus de controles niet nog strenger maar zorg dat het systeem werkt. We moeten nagaan hoe Kind en Gezin daarmee omgaat en we moeten de inspecties doorlichten.
De voorzitter: Mevrouw Van Steenberge heeft het woord.
Mevrouw Gerda Van Steenberge: De heer Bouckaert heeft daarnet gezegd dat het vooral gaat over een contract tussen ouders en onthaalmoeder. Wanneer dat contract op een of andere manier wordt verstoord, moeten de ouders wel anoniem een klacht kunnen indienen. Bij de bespreking van het aangekondigde kaderdecreet op de kinderopvang moeten de inhoudelijke voorwaarden om onthaalouder te worden, nog eens goed worden bekeken. Mijn kind gaat ook naar een onthaalmoeder. Ik zou het nooit bij een onthaalouder sturen die openlijk sympathiseert met nazitheorieën. Het is voor ouders echter niet altijd gemakkelijk om een klacht in te dienen. Ik geef een voorbeeld. Er worden inspecties gedaan door Kind en Gezin. Zij hebben echter twee bevoegdheden. Zij wijzen ouders een onthaalgezin toe en hebben er dus alle belang bij dat het om een gezin gaat dat verbonden is aan Kind en Gezin. Zij voeren echter ook de inspectie uit. Een van de voorwaarden om onthaalmoeder te worden, is dat er vijf kinderen kunnen worden opgevangen. Ik stelde afgelopen zomer echter vast dat er bij mijn onthaalmoeder negen kinderen aanwezig waren, met toestemming van Kind en Gezin. Ik vind dat gevaarlijk voor de kinderen. We moeten al deze aspecten behandelen bij de bespreking van het kaderdecreet.
De voorzitter: Minister Vandeurzen heeft het woord.
Minister Jo Vandeurzen: Ik wil benadrukken dat ik erg verontwaardigd was over de situatie. Ik heb dan ook onmiddellijk duidelijk gemaakt dat dit voor mij niet kon. Ik stel met tevredenheid vast dat die reactie vanuit de overheid beantwoordt aan die van het parlement.
De vraag is nu of het inspectiesysteem sluitend is en hoe dit soort van situaties in de toekomst kan worden voorkomen. U hebt kennis kunnen nemen van de passages over de kinderopvang zoals die in het Vlaams regeerakkoord zijn opgenomen. Ik zal er twee passages uit citeren. De eerste: Wij werken een kaderdecreet Kinderopvang uit dat de maatschappelijke opdracht, de organisatie, het landschap en de juridische onderbouw voor de Vlaamse voorschoolse kinderopvang in een coherent en vereenvoudigd geheel vastlegt. Het realiseren van voldoende kwaliteitsvolle, toegankelijke en betaalbare kinderopvang is hierbij een uitgangpunt, net als de aandacht voor kostenefficiëntie in de organisatie. Een tweede passage in verband met de kwaliteit: We versterken de kwaliteit van de kinderopvang door het uitwerken van een doordacht en gecoördineerd competentiebeleid. De Vlaamse overheid werkt aan gelijke en gecontroleerde vergunningsvoorwaarden voor alle opvang van kinderen.
Die passages uit het regeerakkoord zijn gebaseerd op de ervaringen uit het uitbreidingsbeleid van de vorige legislatuur. Zo is er enorm ingezet op uitbreiding maar is er absoluut behoefte aan een kaderdecreet waarbij de volledige versnippering in het aanbod en de organisatie, en de voor ouders en kinderen soms moeilijk te verantwoorden verschillen in financiering, kwaliteit en organisatie van kinderopvang kunnen worden geharmoniseerd.
Een beetje ten onrechte wordt soms gesuggereerd dat mijn aankondiging om werk te maken van een kaderdecreet het gevolg zou zijn van dit zeer pijnlijke incident. Dat is natuurlijk niet zo. Het gaat om een thema dat aansluit bij de afspraken uit het Vlaams regeerakkoord.
De reorganisatie van de kinderopvang is een belangrijke opgave voor de volgende vijf jaar. Daarin zal uiteraard veel aandacht moeten gaan naar de situatie van de zelfstandige onthaalouders. In tegenstelling tot de andere onthaalouders zijn zij vaak actief in de huiselijke sfeer. Zij hebben geen collegas met wie ze samenwerken. Er is dan ook niet veel mogelijkheid tot feedback. Er is ook geen omkadering of begeleiding. Bij de opmaak van het kaderdecreet zullen we daar zeker mee geconfronteerd worden.
Ik schets nog even een actueel beeld van de omvang van de kinderopvang in Vlaanderen. Bij de diensten voor onthaalouders zijn 31.258 plaatsen bij 7249 onthaalouders. Dat is 38,8 percent van het aanbod. Bij de gesubsidieerde kinderdagverblijven zijn er 16.085 plaatsen of 19,98 percent. Bij de zelfstandige kinderdagverblijven, meestal kleinschalige initiatieven tussen 14 en 22 plaatsen, zijn er 25.878 plaatsen. Dat is 32,14 percent van het aanbod. Bij de zelfstandige onthaalouders zijn er 7276 plaatsen bij 1166 onthaalouders. Dat is ongeveer 9 percent. In totaal gaat het om 80.497 plaatsen. Ik zal deze cijfers als bijlage bij de Handelingen laten voegen.
Deze cijfers geven aan hoe versnipperd het landschap is. Ze tonen ook aan hoe problematisch de opgave is wanneer we het hebben over controle, inspectie en opvolging. Het gaat over duizenden plaatsen waarin deze heel belangrijke diensten worden aangeboden, gaande van de heel kleinschalige opvang tot de gesubsidieerde kinderdagverblijven. Deze diensten hebben betrekking op de opvoeding en het onthaal van kinderen. We zijn het er allemaal over eens dat het heel belangrijk is dat we daar kwaliteit en zorgvuldigheid kunnen garanderen.
Er is gevraagd welke maatregelen er zijn om de inspecties te hervormen, waardoor die zich kunnen focussen op de essentie van de kinderopvang in plaats van op de details. Niet alleen Kind en Gezin komt daarbij in beeld maar ook het agentschap dat instaat voor de inspecties. Sinds 2006 zijn die inspecties voor het beleidsdomein Welzijn, Gezondheid en Gezin geconcentreerd in het agentschap Inspectie. Dat betekent dat we in het verleden zijn geconfronteerd met een transitieperiode. Ik schets even wat dat betekent aan inspectieopdrachten in het recente verleden.
In 2008 zijn er ongeveer 2300 inspectiebezoeken afgelegd in de kinderopvang. Er zijn ongeveer 3320 mogelijke inspectiepunten. Dat is een van de gevolgen van het feit dat het landschap zo verscheiden is. Van die 2300 inspecties die in 2008 werden uitgevoerd, vonden er 2000 plaats in de zelfstandige opvang. Ik zal die cijfers uiteraard ook overhandigen. Die zullen trouwens ook te vinden zijn in het jaarverslag van het agentschap Inspectie.
Het grootste deel van de inspecties vindt plaats in het kader van een procedure. Dat betekent dat iemand een uitbreiding vraagt, er een verhuis heeft plaatsgevonden, een aanvraag tot erkenning wordt ingediend of een attest van toezicht wordt aangevraagd. Er zijn dus procedurele redenen om een inspectie te organiseren.
Een minderheid van de inspecties is uiteraard het gevolg van klachten. We stellen vast dat het aantal inspecties naar aanleiding van klachten stijgt. In 2005 ging het nog om 183 inspectiebezoeken. In 2008 waren het er al 307. Ongeveer negentig klachten betroffen zelfstandige onthaalouders. Dat heeft in 2008 tot 83 negatieve adviezen geleid. In 23 gevallen ging het om zelfstandige onthaalouders en in 51 gevallen ging het om zelfstandige kinderdagverblijven. In 2008 zijn vier attesten van toezicht voor zelfstandige onthaalouders en zestien attesten van toezicht voor zelfstandige kinderdagverblijven ingetrokken.
De redenen waarom die attesten zijn ingetrokken, hebben vooral te maken met de veiligheid van de accommodatie, de begeleiding van het kind, de bezetting en de personeelsomkadering, de functionaliteit van de accommodatie, en de hygiëne en gezondheid.
Ik vermeld die cijfers omdat ze aantonen dat de inspectie binnen de kinderopvang momenteel zeer actief is. Er wordt wel degelijk geïnspecteerd. Een dergelijk incident mag niet de indruk wekken dat er geen inspecties plaatsvinden. De cijfers tonen nu eenmaal aan dat wel degelijk belangrijke inspecties plaatsvinden.
De vraag is of zich naar aanleiding van het ons bekende incident bijkomende maatregelen opdringen. Moeten bijkomende initiatieven worden genomen? Ik wil allereerst vermelden dat de inspectie al in belangrijke mate is hervormd naar aanleiding van de overgang naar het agentschap Inspectie. Het is natuurlijk de bedoeling van dit agentschap om de kwaliteit te garanderen.
De sector van de kinderopvang breidt uit. Dit betekent dat het agentschap de noodzaak voelt om efficiënter en effectiever te werken. We zullen steeds meer moeten nagaan of inspecties plaatsvinden op plaatsen waar ze nodig zijn. Het agentschap moet aanwezig zijn waar dat noodzakelijk is en minder aanwezig zijn waar het niet nodig of aangewezen is. We moeten in de richting van een soort risicoanalyse evolueren. We moeten nagaan wat prioritair is en waar we ons op moeten focussen. Dit betekent ook dat we de verschillende voorzieningen meer zullen moeten responsabiliseren. Dit zal bij het opstellen van het decreet zeker een issue worden. We moeten een systeem ontwikkelen waarin de tussenliggende instanties worden aangespoord om zelf aandacht voor de kwaliteit en voor de vergunningscriteria te tonen.
Ik wil hier even uitweiden over de problematiek van de diensten. In een systeem met zeer veel te controleren en te inspecteren plaatsen, zullen we de aangesloten diensten die voor de kwaliteit instaan mee moeten responsabiliseren. Zij moeten hier ook de nodige aandacht aan besteden.
De controles zijn op de bestaande regelgeving gebaseerd. Hier zijn een aantal bemerkingen bij gemaakt. Is het niet wat te formalistisch? Verliezen we op deze manier de essentie of het pedagogisch kader niet uit het oog? Focussen we niet te veel op details? Dit is een kritische bemerking die we moeten blijven maken. Daartegenover staat dan weer de vaststelling dat inspecties aan de hand van erkenningsvoorwaarden en van voorwaarden van toezicht moeten gebeuren.
Dit belet ons niet om werk te maken van een juiste regelgeving. Ik wil dit even benadrukken. Ik ben zeer vatbaar voor de bedenkingen dit in dit verband worden geformuleerd. Men kan inspecteren aan de hand van een checklist en denken dat alle problemen zijn opgelost als een aantal puntjes zijn overlopen. We moeten echter goed beseffen dat de juridisering van bepaalde zaken gevolgen hebben. De inspecteurs moeten de nodige juridische kapstokken zoeken om hun beslissingen of adviezen op te baseren. Zowat alles dreigt een juridische vertaling te krijgen. Elke administratieve stelling kan aanleiding geven tot bezwaren en beroepen. Ik heb begrip voor de mensen die inspecties moeten uitvoeren en adviezen moeten formuleren, en voor Kind en Gezin, dat later beslissingen moet nemen. Zij vragen ons het juiste regelgevend kader ter beschikking te stellen. Indien dat niet zou gebeuren, dreigen ze soms terug naar af te moeten. Indien het geheel van appreciaties in de juridische molen terechtkomt, geraken ze er niet meer uit. De regelgeving is dan ook zeer belangrijk.
Daarnaast beschikt het agentschap Inspectie natuurlijk over een aantal wetenschappelijk onderbouwde aanbevelingen en leidraden die worden gebruikt om de inspecties op het terrein een concrete invulling te geven. De boodschap is natuurlijk dat we dit naar zijn juiste waarde moeten schatten. Die leidraden en aanbevelingen zijn in allerlei werkinstrumenten, lijsten en aanbevelingen omgezet. De inspecteurs op het terrein moeten hier gebruik van maken. Dit moet natuurlijk zeer objectief gebeuren. Inspecties mogen niet op de ene plaats zus en op de andere plaats zo gebeuren. Het agentschap Inspectie moet de draagkracht en de objectieve waarde van die aanbevelingen en leidraden kennen. Ze moeten weten waarop ze zich kunnen baseren om adviezen te verstrekken en om beslissingen te nemen. Die adviezen en beslissingen moeten immers een juridische relevantie kunnen krijgen.
We zullen dit naar aanleiding van dit incident verder uitbouwen. Dit is een positief punt. Kind en Gezin en het agentschap Inspectie voeren sinds 2009 overleg. Dit overleg is bedoeld om de consistentie na te gaan. De vraag is wat die aanbevelingen en die leidraden in feite betekenen. Het agentschap Inspectie moet immers overal dezelfde maten en gewichten gebruiken. De vraag is wat Kind en Gezin precies verwacht en hoe relevant de leidraden zijn. De inspecteurs moeten immers aan de hand van de bestaande leidraden ter plaatse tot bepaalde conclusies komen.
Ik zal natuurlijk vragen me een rapport over dat overleg te bezorgen. De problematiek van de infrastructuur moet hier zeker in worden opgenomen. Bepaalde symbolen die zich manifest in een huiskamer bevinden, kunnen haaks staan op wat in de bestaande regelgeving als belangrijk wordt beschreven. De vraag hoe we daar best mee omgaan, moet worden omgezet in een advies voor de inspecteurs.
De inhoud van elke inspectie gaat in hoofdzaak om de fysieke en de psychische integriteit van de betrokkenen. Ik ben zelf geen ervaringsdeskundige. Ik heb me evenwel laten vertellen dat het Vlaams Parlement zich soms aan de punctualiteit van bepaalde inspectiecriteria ergert. Ik kan echter begrip opbrengen voor bepaalde afwegingen die door Kind en Gezin worden gemaakt.
Als het om de preventie van wiegendood gaat, kan het detaillistisch lijken dat inspecteurs de onthaalouder erop attent maken dat aan de fopspenen touwtjes moeten zijn bevestigd. We hebben echter die preventieve opdracht. We weten dat we op dit vlak alert moeten zijn. Nu lijkt dat een detail, maar morgen kan het de oorzaak van veel onheil blijken.
Dat neemt niet weg dat een al te detaillistische inspectie perverse gevolgen kan hebben. Ik heb gevraagd dit op te nemen in het verslag van de lopende besprekingen. Dit kan de geloofwaardigheid van de inspectie aantasten. De betrokken diensten zijn zich ervan bewust dat al te detaillistische optredens moeten worden vermeden. Dat is me ondertussen bevestigd. Het is steeds de bedoeling tot een algemene appreciatie te komen. Hierin moeten een aantal belangrijke issues worden afgewogen.
De kritiek dat het af en toe om details en niet om de essentie gaat, is trouwens niet in dovemansoren gevallen. Vorig jaar heeft het agentschap Inspectie overleg gepleegd met de zelfstandige sector over de vragen en klachten die vanuit de sector over de inspecties zijn geformuleerd. Tijdens dit overleg hebben de betrokken getracht elkaar tegemoet te komen.
Zo is het principe van de tegensprekelijkheid van de inspectieverslagen aanvaard. Dit lijkt me een goede zaak. Het agentschap Inspectie stelt een ontwerp op. De betrokkenen hebben de kans hierop te reageren.
Tegelijkertijd is ook een akkoord over de invoering van een elektronische klantenbevraging gesloten. Uit die bevraging moet blijken of de manier waarop de inspecties plaatsvinden op de juiste manier wordt geapprecieerd. Ik zal de resultaten van deze klantenbevraging aan de commissiesecretaris bezorgen.
Volgens 433 respondenten, waarvan er 372 uit de zelfstandige sector afkomstig zijn, houden de inspecties zich momenteel niet te veel met details bezig. Dat is een belangrijke vaststelling. Uit de rapportering van de externe klantenbevraging door het agentschap Inspectie over de periode juli-december 2008 blijkt onder meer het volgende: voor het item algemene tevredenheid scoort het team voor de inspectie van de Kind en Gezin-voorzieningen als volgt: 33 percent is uiterst of zeer tevreden, 13 percent is niet echt tevreden en 3 percent is helemaal niet tevreden. Van de 13 percent niet echt tevredenen en 3 percent helemaal niet tevredenen, vindt 13 percent dat de inspectie zich te fel focust op details.
Er werd gevraagd of het niet mogelijk is op de een of andere manier de ouders te betrekken bij de appreciatie en het formuleren van aanbevelingen door de inspectie. We zullen zeker rekening houden met dat goede voorstel. We moeten er ons dan echter ook bewust van zijn dat er 80.000 kinderen worden opgevangen. We moeten trachten het haalbare en het wenselijke met elkaar te verzoenen. Ik kan u wel zeggen dat de bevraging van een aantal betrokkenen zeker niet onbespreekbaar is. Integendeel, er is al een deel van de weg afgelegd.
De eerste grote conclusie is dus dat er gestart is met een overleg. Er moet nu worden gezorgd voor een uitbreiding met een aantal aspecten, die ik nadrukkelijk op tafel zal leggen. We moeten de weg van de verdere professionalisering voortzetten. De afgelopen jaren zijn er zeker goede stappen gezet. Het is absoluut noodzakelijk dat we de eenvormigheid, de objectiviteit, de uniformiteit van de inspecties bekijken en dat men leert alert te zijn voor een aantal elementen, zoals de inrichting van de kamers en de infrastructuur. Ik zal daar straks nog op ingaan.
Er was ook een vraag over de klachtenregeling. Blijkbaar loopt daar toch een en ander mank. Zoals u weet, heeft Kind en Gezin inderdaad een klachtenprocedure uitgewerkt, die geïnspireerd is op de geest van het Klachtendecreet van 2001. Zo waren er in 2008 522 ontvankelijke klachten in de sector van de zelfstandige opvang, 395 in de sector van de zelfstandige kinderdagverblijven en 127 bij zelfstandige onthaalouders. De klachten gaan voornamelijk over het pedagogisch functioneren, de veiligheid, de verzorging en hygiëne, de communicatiestijl en de overbezetting. In de huidige stand van de regelgeving is het ook mogelijk om anonieme klachten in te dienen. De klachten kunnen betrekking hebben op de werking van Kind en Gezin zelf of op de werking van het opvanginitiatief. Ze worden op een correcte en consequente manier in behandeling genomen. Voor wat betreft klachten over kinderopvang stelt de klachtendienst op basis van de regelgeving en los van de verwachtingen van de betrokkene zich steeds de vraag wat de gevolgen zijn voor de betrokken kinderen van de situatie waarover wordt geklaagd. Indien door de klacht duidelijk wordt dat een kind gevaar loopt of niet krijgt waar het recht op heeft, dan heeft de klachtendienst daarvoor steeds de nodige stappen ondernomen.
Naar eigen zeggen heeft de klachtendienst van Kind en Gezin inzake de klachten over de zelfstandige onthaalouder uit Hoboken ook steeds gehandeld conform de procedure gebaseerd op het Klachtendecreet. De dienst heeft het initiatief genomen om, via een optreden van de dienst Inspectie, een inspectiebezoek te organiseren om de specifieke klachtinhoud met de betrokken onthaalouder te bespreken. Eén punt dat hierbij verdere aandacht en reflectie verdient, is dat er in 2008 een brief van een ouder is die klaagt over de intrekking van de erkenning van een minicrèche. In die brief vermeldt de ouder op de tweede pagina dat hij verbaasd is dat een onthaalouder met een foto van Hitler aan de muur wel nog een attest heeft gekregen. Ik heb aan Kind en Gezin gevraagd om alerter te reageren. Een ouder heeft hier over een andere beslissing haar ongenoegen geuit. Bij die gelegenheid maakte zij melding van iets dat zij elders heeft zien gebeuren. Zij klaagde daarbij aan dat er niet met dezelfde maten en gewichten werd gewerkt.
Het is niet mogelijk dezelfde aandacht te besteden aan alle verwijzingen of alle vermeldingen in brieven of mails. Dat zou kunnen leiden tot een soort heksenjacht en betekenen dat de deur wagenwijd openstaat om allerlei zaken over anderen mee te delen zonder dat men zelf betrokken partij is. Mijn vraag aan Kind en Gezin was om in dat soort situaties meer aandacht te besteden aan die knipperlichten en na te gaan of men in bepaalde situaties niet moet reageren op de ene of andere wijze. De vraag is dan natuurlijk op welke rechtsgrond dat moet gebeuren. Het gaat immers over een klacht in een zaak waarbij ook informatie wordt gegeven over een andere onthaalouder of -dienst. Het principe van de anonieme klacht is aanvaard. Zeker als het gaat over racisme, xenofobie, discriminatie, themas die tot de essentiële voorwaarden behoren, moet worden nagegaan of er niet moet worden gereageerd.
Ten slotte wil ik ingaan op de stelling of de wetgeving niet moet worden aangepast om te zorgen voor een sluitende aanpak, dan wel of het volstaat om te zorgen voor een algemeen concept dat verwijst naar het pedagogische klimaat in een opvanginitiatief om te ageren. Ik ben de eerste om te zeggen dat een al te detaillistische regelgeving zorgt voor een verdere deresponsabilisering. Het is niet omdat de checklist is afgepunt dat alles in kannen en kruiken is. We mogen echter ook niet blind zijn voor het feit dat onze administraties vaak worden geconfronteerd met beslissingen die het voorwerp zullen uitmaken van de juridische toets. Het is dus nodig dat er een voldoende motivatie en rechtsgrond is om bepaalde beslissingen te onderbouwen indien ze gecontesteerd worden.
De stelling dat er op dit moment nog geen regelgeving zou zijn, is wat te extreem. Er bestaan nu al voorwaarden. Zo mag er in de opvang niet gediscrimineerd worden. De veiligheid van kinderen, zowel fysiek als psychisch, moet gevrijwaard worden. De kinderen moeten benaderd worden in hun eigen ritme. Personen in de opvang moeten pedagogische kwaliteiten hebben. Ze moeten respect hebben voor de fysische en psychische integriteit. Daarnaast zijn er nog heel wat bepalingen die kwaliteit van opvang moeten garanderen. Op zich gaat er dus heel wat aandacht naar het pedagogische klimaat van de opvang.
Als een nieuw kaderdecreet wordt opgesteld, moeten we kijken hoe we een en ander formuleren en hoe we dat vertalen naar de opdrachten die we geven aan de inspecties, rekening houdend met de complexiteit, het aantal plaatsen dat moet worden geïnspecteerd en de verscheidenheid van de opvang die we kennen. Het is niet zinvol een decreet op te stellen met allerlei mooie principes als de overheid niet in staat is die te handhaven. Dat betekent ook dat we bij de opmaak van het decreet rekening zullen houden met de voorwaarden waaronder de inspecties moeten worden georganiseerd om aan de doelstelling van de decreetgever te voldoen. Het heeft geen zin om een geweldig decreet op te stellen als we niet zeker zijn dat we in staat zijn de lat, die wat de competentie en kwaliteit betreft behoorlijk hoog mag liggen, te laten respecteren in het geheel van de diensten die worden aangeboden.
We zullen bij de aan de gang zijnde onderhandelingen tussen Kind en Gezin en het agentschap een aantal bijkomende vragen stellen en vragen ons daarover te rapporteren. We zullen in het nieuwe decreet zoeken naar een consistente mechaniek en een consistent systeem. Ik kan u ook zeggen dat we, naar aanleiding van de incidenten, aan Kind en Gezin suggereren een aanvullende regelgeving op te maken, waardoor het mogelijk wordt gedragingen, symbolen en andere uitingen die blijk kunnen geven van discriminatie of racisme als niet verzoenbaar met de kinderopvang naar voren te schuiven. We zullen nagaan hoe we dat op een heel selectieve manier kunnen opnemen in de regelgeving. Het is aangewezen dat we dat op een omvattende manier benaderen en niet alleen naar aanleiding van deze pijnlijke en onaanvaardbare incidenten.
De voorzitter: Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borght: Ik dank u voor uw uitvoerig antwoord, mijnheer de minister. U gaf heel wat cijfers die heel nuttig kunnen zijn in de verdere werkzaamheden van onze commissie voor Welzijn.
Ik stel met genoegen vast dat u samen met mij en de andere collegas erkent dat heel wat van onze opmerkingen terecht zijn. Ik kijk met veel belangstelling uit naar de verdere uitwerking van de initiatieven die u hier hebt aangekondigd. Ik denk dat er inderdaad rond kinderopvang nog heel wat werk aan de winkel is. Ik hoop met u dat we de goede contouren kunnen trekken en de goede lijnen kunnen uitzetten waarbinnen kinderopvang op een kwaliteitsvolle manier moet functioneren. We mogen inderdaad niet overhellen naar te rigide regels die dan aan de essentie voorbijgaan.
Ik blijf op één punt op mijn honger, namelijk inzake het optreden van Kind en Gezin. Ik geef toe dat ik daar niet specifiek een vraag over heb gesteld, maar ik heb er in mijn betoog allusie op gemaakt. Ik vind de twee optredens van Kind en Gezin in Terzake schrijnend. Die legden de problemen bloot. Ik hoop dat u werk gaat maken van een attitude en reflex die we mogen verwachten van een instelling als Kind en Gezin en van de hoogste ambtenaren daar.
De voorzitter: Het incident is gesloten.
Bijlage bij de vraag om uitleg van mevrouw Vera Van der Borght aan de heer JoVandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de inspectie door Kind en Gezin naar aanleiding van een onthaalmoeder met nazisympathieën