Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vergadering van 08/10/2009
Vraag om uitleg van de heer Wilfried Vandaele tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over de Vlaams-Nederlandse Prijs voor Culturele Samenwerking
De voorzitter : Mevrouw de minister, welkom in onze commissie, we zijn blij u hier te zien. We zullen elkaar hier de komende weken en maanden, onder meer in het kader van uw beleidsnota en de begroting, veelvuldig en intens zien. We hopen op een constructieve samenwerking.
Minister Joke Schauvliege : Mijnheer de voorzitter, collegas, ik kijk eveneens uit naar een goede samenwerking in het belang van de cultuursector.
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Mevrouw de minister, op 28 juni 2009 werd in Diest de eerste Vlaams-Nederlandse Prijs voor Culturele Samenwerking uitgereikt aan de heren Jozef Deleu en Jeroen Brouwers. Beide heren ontvingen 25.000 euro.
Dat de laureaten verdienstelijk zijn, staat buiten kijf. De heer Deleu is zonder meer een monument op het gebied van de Nederlands-Vlaamse samenwerking en de heer Brouwers had blijkbaar in de ogen van sommigen nog iets te goed nadat hij in 2007 de Prijs der Nederlandse Letteren weigerde omdat hij het bedrag te laag vond. Het bedrag is inmiddels verhoogd, maar de Nederlandse Taalunie oordeelde dat de heer Brouwers niet meer in aanmerking komt om de prijs alsnog te krijgen wegens zijn eerdere weigering. Dat lijkt me een verstandig standpunt van de Taalunie, maar voor de heer Brouwers was het een reden om het vloekschrift Sisyphus bakens te schrijven, waarin hij de prijs, die de meest prestigieuze is in het Nederlands taalgebied, en de Taalunie afbrandt.
De heer Brouwers kreeg dus samen met de heer Deleu de eerste Vlaams-Nederlandse Prijs voor Culturele Samenwerking. Over de nieuwe prijs rijzen vele vragen. Om te beginnen is het allesbehalve een Vlaams-Nederlandse prijs. Het initiatief kwam immers van toenmalig Vlaams cultuurminister Anciaux, die de prijs zonder overleg met Nederland in het leven riep. Nederland blijkt niet betrokken te zijn geweest bij de formule van de prijs: noch bij de keuze van de laureaten, noch bij de financiering van de prijs. De prijs is dus geen uiting van Nederlands-Vlaamse samenwerking maar juist het tegenovergestelde. Het is een eenzijdig Vlaams initiatief dat bij de Nederlandse overheden heel wat kwaad bloed heeft gezet.
Het Vlaams Parlement heeft door de jaren heen verschillende instrumenten in het leven geroepen om de Nederlands-Vlaamse samenwerking te ondersteunen. De belangrijkste zijn De Nederlandse Taalunie en het Cultureel Verdrag. Die beide instanties zijn op geen enkel ogenblik geraadpleegd over de nieuwe Vlaams-Nederlandse prijs.
Mevrouw de minister, ik weet dat u niet persoonlijk verantwoordelijk bent in deze onderneming, maar ik wil u toch een aantal vragen voorleggen. Het was de bedoeling van uw voorganger om de prijs tweejaarlijks uit te reiken. Bent u dat eveneens van plan? Bent u van plan over het initiatief alsnog van gedachten te wisselen met uw Nederlandse collegas? Lijkt het u niet voor de hand te liggen dat Vlaams-Nederlandse prijzen ingebed worden in bestaande verdragsinstellingen?
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : De vraag van de heer Vandaele is zeker legitiem. Hij stelt vragen bij de grond, de zin, de toekomst van die prijs. Ik wil een kort voorstel doen waarbij ik abstractie maak van de keuze, het moment en de persoon aan wie de prijs wordt uitgereikt. Op zich is de idee van een Vlaams-Nederlandse prijs die de Vlaams-Nederlandse samenwerking bevordert, wel zinvol. Die prijs zou in het verlengde kunnen liggen van het verdrag dat die samenwerking bevordert. Er zijn momenten nodig om die samenwerking in het licht te stellen. Het moet dan wel effectief om een Vlaams-Nederlandse prijs gaan die gezamenlijk wordt georganiseerd, betaald en uitgereikt. Het zou een zinvolle aanvulling kunnen zijn en het zou het gemeenschappelijke culturele erfgoed onderstrepen.
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : De Vlaams-Nederlandse prijs voor Culturele Samenwerking is een tweejaarlijkse prijs waarbij tweemaal 25.000 euro wordt uitgereikt aan fysieke personen uit Vlaanderen en Nederland. De bedoeling is dat die personen zich gedurende minstens tien jaar hebben ingezet om de culturele betrekkingen tussen Nederland en Vlaanderen te bevorderen. De leden van de jury waren Joop Daalmeijer, Stefaan De Ruyck, Bart Dirks, Chantal Pattyn, Saïda Sakali, Karl van den Broeck, Guido Wevers en Dorian van der Brempt. Ik heb het juryrapport van de laatste prijs bij me, voor het geval dat iemand zou interesseren.
Mijnheer Vandaele, u vraagt naar mijn intenties voor de komende jaren. Op dat vlak moet ik u nog even op uw honger laten. U zult die in mijn beleidsnota terugvinden. Wat ik wel kan zeggen, is dat ik wel een inventarisatie en een evaluatie wil maken van alle modaliteiten en van de periodiciteit van alle uitgereikte prijzen in de cultuursector. Op die manier kan een betere afstemming worden bereikt.
Indien er een aanpassing komt van die prijs, zal dat in overleg met mijn Nederlandse collega gebeuren. Dat spreekt voor zich. Het is inderdaad aangewezen om dit meer in te bedden in de bestaande verdragsinstellingen.
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Mevrouw de minister, in uw beleidsnota zal dus een uitvoerig hoofdstuk gewijd worden aan de Nederlandse-Vlaamse prijzen. Ik wil gerust nog wat geduld oefenen. Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag of het blijft bestaan en in welke vorm. Ik geef u daar wat tijd voor.
Mijnheer Caron, uiteraard heb ik niets tegen zon prijs, integendeel. Wanneer het echter een Nederlands-Vlaamse prijs is, dan volstaat het niet om die uit te reiken vanuit Vlaanderen aan een Nederlander of aan een Vlaming. Dan moet dat volledig in samenwerking met Nederland gebeuren.
De heer Bart Caron : Ik neem aan dat het betreffende hoofdstuk in uw beleidsnota vooral over de Vlaams-Nederlandse samenwerking zal gaan. Prijzen zijn maar uitingen van zaken die gebeuren. De uitingen van creativiteit en samenwerking belonen we met prijzen.
Er is in het verleden een ruime sanering gebeurd van het aantal cultuurprijzen. Maar ik ben het idee niet ongenegen om daar nog meer in te kunnen wieden. Het grote probleem is dat veel van die prijzen niet door de overheid worden gestuurd, maar door al dan niet commerciële of private organisaties. De overheid moet de ambitie hebben om voldoende selectief te zijn met haar eigen prijzen, opdat die prijzen ook het meeste morele gezag zouden hebben in de samenleving. Als je zon prijs krijgt, betekent dat iets in je leven en je artistieke of andere culturele loopbaan. Die ambitie moeten we nastreven.
Mijnheer de voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Collegas, ik heb zeker niets tegen het uitreiken van prijzen, integendeel. Maar het is goed om eens alles op te lijsten en te bekijken wie wat doet, zodat we alles beter op elkaar kunnen afstemmen. Als het een Vlaams-Nederlandse prijs betreft, moeten we inderdaad bekijken of er voldoende betrokkenheid is van iedereen in het veld.
De voorzitter : Het incident is gesloten.