Commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie
Vergadering van 23/04/2009
Interpellatie van de heer Kris Van Dijck tot de heer Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over het akkoord op het Overlegcomité om de leerplicht te verlagen naar 5 jaar
Interpellatie van mevrouw An Michiels tot de heer Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over de verlaging van de leerplicht naar 5 jaar en het standpunt ter zake van de Vlaamse Regering op het Overlegcomité
De voorzitter: De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, we hebben kennis genomen van het akkoord in het Overlegcomité. Men zegt dat dat in het federale regeerakkoord staat.
De verlaging van de leerplichtleeftijd naar 5 jaar is al langer een eis van de Franstaligen. Wij dragen het geweer op een andere schouder aangezien we onlangs een ontwerp van decreet hebben goedgekeurd in verband met kleuterparticipatie. Hier gaat het niet over het belang van kleuterparticipatie. Ongeacht een federale wetswijziging ter zake hebben wij initiatieven genomen. Op basis van uw ontwerp van decreet slagen we erin een hoge kleuterparticipatie te realiseren.
Op 24 maart 2005 stelde mevrouw Michiels een vraag om uitleg. In uw antwoord gaf u cijfers waaruit de hoge kleuterparticipatie bleek. Als er een federale wet komt die de leerplichtleeftijd verlaagt naar 5 jaar - dat wordt dan een leerplichtperiode van 13 jaar - en men koppelt dat aan de Financieringswet, dan levert dat nadelige gevolgen op voor Vlaanderen.
Wat de discussie over de leerplichtverlaging betreft, wil ik erop wijzen dat de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) hierover in het verleden al een paar adviezen heeft geleverd. Ik citeer het advies van 21 april 2004:?De raad basisonderwijs oordeelt dat het federale wetsvoorstel tot verlaging van de leerplichtleeftijd van 6 naar 5 jaar als geïsoleerde maatregel onvoldoende garanties biedt?,?De raad pleit voor een geïntegreerde aanpak, waarbij minstens gelijktijdig op het Vlaams niveau ondersteunende en stimulerende maatregelen van kracht worden? en?De raad roept alle betrokkenen op om de problematiek vanuit dit brede perspectief te benaderen?. We zouden de decretale maatregelen als de hierin bedoelde ondersteunende maatregelen kunnen beschouwen. Het gevolg van deze fundamentele inhoudelijke en financiële bemerkingen is in elk geval dat we hebben besloten niet bij de pakken te blijven zitten.
Tot zover het goede nieuws. Ik kom nu bij de notulen van het Overlegcomité van 5 maart 2009. Daarin staat te lezen dat de vertegenwoordigers van de Vlaamse Gemeenschap, de vertegenwoordigers van het kabinet van de minister en de vertegenwoordigers van de minister-president instemmen met het voorontwerp van wet houdende de wijziging van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht met het oog op de invoering van een leerplicht vanaf de leeftijd van 5 jaar. Verder staat er dat de vertegenwoordigers van de Franse Gemeenschap?verheugd zijn vast te stellen dat het Vlaamse standpunt pragmatischer wordt.?
Indien het gaat om een interpretatief decreet of om de verplichting een schooltje te financieren, is het nog wachten op een pragmatisch standpunt van de Franstalige politici, maar daarover straks meer.
Gisteren heeft de heer Weyts in de Kamer van Volksvertegenwoordigers minister Laruelle een parlementaire vraag over dit onderwerp gesteld. Dit brengt me terug bij het begin van deze interpellatie. Minister Laruelle heeft verklaard dat dit in het regeerakkoord is opgenomen en dat mijn partij dit dus mee heeft goedgekeurd. Dat klopt. (Opmerkingen van minister Frank Vandenbroucke)
Mijnheer de minister, in mijn ogen was dat wel slim. De federale regering heeft zich over het pakket met Vlaamse en Franstalige eisen gebogen. U hoeft zich, met andere woorden, zeker niet persoonlijk aangesproken te voelen. Het is gewoonweg hemeltergend dat in verband met de Franstalige eis onmiddellijk een wetsvoorstel is voorbereid. Ik vraag me af waar de pragmatische houding schuilt. In het kader van de dialoog, van de staatshervorming en van de discussie over Brussel-Halle-Vilvoorde had dit in maart 2008 als een enkel pakket kunnen worden behandeld. Nu zijn de Vlaamse eisen niet behandeld. Als de Franstaligen iets vragen, komt de wagen op gang. Voor ons blijft het wachten op Godot.
Aangezien ik dit vreemd vind, zou ik de minister een concrete vraag willen stellen. De Vlaamse Regering heeft dit eigenlijk mee goedgekeurd. Ik vraag me af waarom. Wat andere zaken betreft, blijven we met een status quo zitten. Omwille van welke argumenten heeft de Vlaamse Regering zich akkoord verklaard met een federaal voorstel tot verlaging van de leerplicht?
De voorzitter: Mevrouw Michiels heeft het woord.
Mevrouw An Michiels: Mevrouw de voorzitter, we hebben in deze commissie al vaak en lang over dit onderwerp gediscussieerd. Ik denk dat we het erover eens kunnen zijn dat vooral de Franstalige partijen een verlaging van de leerplicht tot 5 jaar vragen. In het federale regeerakkoord duikt die vraag opnieuw op. In de notulen van het Overlegcomité van 18 maart 2009 staat te lezen dat?het comité akkoord gaat met de voorstellen van beslissing die in de nota van de federale ministers stonden, weliswaar onder voorbehoud van een akkoord over de financiële aspecten van de nota tussen de federale overheid en de gemeenschappen voor de inwerkingtreding van de vooropgestelde wetswijziging.?
Ik moet eerlijk toegeven dat ik niet helemaal meer kan volgen. Ik heb de minister hierover al meermaals vragen gesteld. Hij heeft steeds laten verstaan dat Vlaanderen niets te winnen heeft bij een leerplichtverlaging. Dit zou ons enkel veel geld kosten. Op 24 maart 2005 heeft de minister laten weten dat een dergelijke verlaging in Vlaanderen niet aan de orde is. Aangezien de kleuterparticipatie hier reeds zeer hoog ligt, zou die maatregel ons veel geld kosten. Op 18 maart 2008 heb ik hierover opnieuw een vraag om uitleg gesteld. De minister heeft toen verklaard?een koele minnaar te zijn van het initiatief tot verlaging van de leerplicht?.
Hij heeft toen ook verklaard dat Vlaanderen een veel krachtiger beleid zou ontwikkelen. Door de voorwaarde te stellen dat wie zich in het eerste leerjaar van het Nederlandstalig basisonderwijs wil inschrijven eerst een jaar Nederlandstalig kleuteronderwijs moet hebben gevolgd, heeft hij zonder enige wetswijziging in feite een verlaging van de leerplicht in Vlaanderen doorgevoerd. We hebben tijdens de bespreking van en de stemming over het ontwerp van decreet gemerkt dat de meerderheid de redenering van de minister heeft gevolgd.
Het is duidelijk dat Wallonië meent iets te kunnen winnen bij een leerplichtverlaging. De minister heeft vorig jaar al toegegeven dat de Waalse politici op bijkomende middelen hopen. Volgens de minister is dit ijdele hoop, aangezien?de federale regering zo arm is als Job?.
Ik heb echter vastgesteld dat het Overlegcomité, waarin de Vlaamse Regering ook is afgevaardigd, met dit voorontwerp heeft ingestemd. Het is dus duidelijk - en ook de heer Van Dijck heeft dat al geschetst - dat Vlaanderen weer eens plooit voor de verzuchtingen aan Franstalige kant. Ik zal niet alles herhalen wat hij heeft gezegd, maar ik wil me erbij aansluiten. Ook van Vlaamse zijde zijn er eisen, maar die dossiers laat men maar aanslepen. Ik noem er twee die u rechtstreeks aanbelangen. Er is het eindeloze verhaal van het Franstalig faciliteitenonderwijs. Ondertussen loopt ter zake het derde belangenconflict bijna ten einde. Er is ook de wettelijke verplichting van de financiering van het Vlaamse schooltje in Komen, die de Franstaligen gewoon naast zich neerleggen. Die eisen worden dus ofwel geblokkeerd door belangenconflicten, of genegeerd door de Franstaligen, en dat laten de Vlaamse meerderheidspartijen, zowel op federaal als op Vlaams niveau, zomaar gebeuren.
Mijnheer de minister, waarom wordt nu wel ingegaan op de Franstalige vraag naar een verlaging van de leerplicht, hoewel Vlaanderen hiervoor al een goede oplossing heeft bedacht? Hoe ver staat het ondertussen met het akkoord dat werd geciteerd in die notulen tussen de federale overheid en de gemeenschappen over de financiële aspecten van die leerplichtverlaging? Hoe zult u de financiële implicaties van die leerplichtverlaging, zoals u die al hebt geschetst in uw antwoord van 2005, opvangen? Welke maatregelen zal Vlaanderen nemen om de twee voornoemde kwesties, die u rechtstreeks aanbelangen omdat ze tot uw beleidsdomein behoren, nog voor de verkiezingen van 7 juni op te lossen?
De voorzitter: De heer Schoofs heeft het woord.
De heer Hans Schoofs: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, geachte leden, ik wil me ter zake aansluiten, niet omdat ik de vraag wil herformuleren of omdat ik de gedachtegang deel, maar omdat ik het probleem mee aan de kaak wil stellen. Ik ben het helemaal niet eens met de vorige spreker. Gisteren nog hebben we een heel interessant debat gehad in de plenaire vergadering. Daar werd duidelijk nog eens herhaald dat er werk moet worden gemaakt van het Jaar van de Kleuter. Mevrouw de voorzitter, er is een heel grote stap gezet. Dat hebt u zelf ook nog eens duidelijk in de verf gezet.
Kleuters zijn inderdaad massaal aanwezig in kleuterscholen. Die aanwezigheid neemt nog elke dag toe. Ik heb dat gisteren zelf ook nog eens gemeld. Het zijn echter precies die leerlingen die niet aanwezig zijn in ons kleuteronderwijs, die nood hebben aan dat kleuteronderwijs. Het zijn net kansarme gezinnen die niet altijd de discipline hebben om kleuters naar school te brengen. Net voor die kleuters uit die doelgroep is de verlaging van de schoolplicht noodzakelijk, om die kleuters structuur aan te leren, opdat die kleuters, die dat nodig hebben, Nederlands zouden leren in de kleuterschool. Ik richt me dan specifiek tot mevrouw Michiels, die toch uit een partij komt die de Nederlandse taal zeer genegen is. Het is noodzakelijk, opdat het onderwijs enigszins een compensatie zou bieden voor de ontwikkeling die kinderen ontberen in - vaak ontwrichte - gezinnen.
Kinderen met minder kansen uit achtergestelde gezinnen, wordt momenteel die kansen ontnomen, doordat ze gewoon niet aanwezig zijn in kleuterscholen. Ik vind het dus jammer dat communautaire beweegredenen worden aangehaald om die kansen teniet te doen. Ik vind de toon van de vraag dus zeer zorgwekkend, en ik ben zeer benieuwd naar het antwoord van de minister.
De voorzitter: De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck: Mevrouw de voorzitter, mijn excuses. Ik was een belangrijk aspect vergeten, dat ook een van mijn bekommernissen is, mijnheer Schoofs. Ik wil daar geen communautaire kwestie van maken. Het gaat over 200 of 300 kleuters, maar het gaat wel over een aanzienlijk financieel verlies voor de Vlaamse Gemeenschap. Dat verlies wordt geraamd op 50 miljoen euro. Daarmee kunnen we die kleuters nogal in de watten leggen. Daar maak ik me zorgen over. Ik zou dat debat inderdaad niet willen voeren over die enkele kleuters waarvoor dit inderdaad belangrijk is. We hebben hier echter ook een sterk decreet goedgekeurd om die kleuterparticipatie te vergroten. Ook mijn fractie heeft dat ten volle gesteund. Door wat nu federaal gebeurt, zullen we onze opdracht moeten vervullen met 50 miljoen euro minder. Hoe gaan we dat verlies aan inkomsten rechtzetten? Waar zullen we dat geld halen om die opdracht, die ook u heel belangrijk vindt, te vervullen?
De voorzitter: Mevrouw Michiels heeft het woord.
Mevrouw An Michiels: Ik wil me enigszins aansluiten bij wat de heer Van Dijck zegt. Wij maken hier niet echt een communautaire kwestie van. De meerderheid heeft steeds gezegd dat het decreet dat hier is aangenomen met betrekking tot die kleuterparticipatie, over die verplichting van een jaar in de Nederlandstalige kleuterklas, zou werken. Mijnheer Schoofs, u stelt dat nu al opnieuw in vraag door te stellen dat het u zorgen baart dat dit communautair wordt gespeeld. Dan betwijfel ik of u het er wel mee eens was dat dit een sterk decreet was.
De voorzitter: Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer de voorzitter, geachte collega´s, zoals de heer Schoofs al opmerkte, is gisteren in de plenaire vergadering expliciet gediscussieerd over kleuterparticipatie. Ik ga niet op de inhoudelijke discussie terugkomen, en evenmin zal ik het opnieuw uitgebreid hebben over de verlaging van de leerplichtleeftijd en de wijze waarop die te realiseren.
Over de verlaging van de leerplicht is regelmatig overlegd tussen het kabinet van minister Laruelle en de bevoegde kabinetten van de verschillende gemeenschappen. Mijn standpunt is in het hele overleg ongewijzigd gebleven. Ik heb me altijd, zoals mevrouw Michiels trouwens correct zegt, opgesteld als een eerder koele minnaar van de verlaging van de leerplicht. De liefde is nog steeds niet ontvlamd. Waarom?
Enerzijds ben ik een verlaging gunstig gezind, want het zou het maatschappelijke signaal geven dat we een vroege onderwijsparticipatie belangrijk vinden. Op dat vlak heeft de verlaging een zekere symboolwaarde. Anderzijds weten we dat een verlaging van de leerplicht nooit hetzelfde effect kan genereren als wat we op Vlaams niveau via de introductie van een inschrijvingsplicht hebben gerealiseerd. De verlaging van de leerplicht dwingt de ouders immers op geen enkele manier om hun kind vroeger naar school te sturen. In de memorie van toelichting van het wetsontwerp staat zelfs letterlijk dat het niet de bedoeling is om de ouders te beperken in de vrije keuze om hun kinderen al dan niet naar de kleuterschool te sturen.
Het is inderdaad zo dat men gemakkelijk aan de verlaging van de leerplicht kan ontsnappen door voor een vijfjarige kleuter te kiezen voor huisonderwijs. Ik daag iedereen trouwens uit om voor een vijfjarig kind vast te leggen wat dit wel mag betekenen. Bovendien heeft een verlaging van de leerplicht tot gevolg dat, op basis van artikel 24 van de Grondwet, de vijfjarigen recht zouden hebben op onderricht in een levensbeschouwelijk vak, iets wat volgens mijn zeer bescheiden mening geen maatschappelijke vraag is maar wel zeer belangrijke budgettaire consequenties heeft. Ik ben dus een koele minnaar, en ik heb dat altijd gezegd.
In elk overleg heb ik dus steeds hetzelfde standpunt verdedigd: principieel ben ik niet gekant tegen een verlaging van de leerplicht, maar de mogelijke gevolgen van zo´n verlaging moeten eerst worden besproken. De pragmatische opstelling waar de heer Van Dijck naar verwijst slaat enkel op het feit dat we langs Vlaamse zijde geen voorwaarden hebben gesteld met betrekking tot het forum waarop het uitklaren van de modaliteiten diende te gebeuren, zolang de gemeenschappen maar betrokken partij waren.
Als u de notificatie van het Overlegcomité goed hebt gelezen, dan zal u vaststellen dat het Overlegcomité akkoord gaat met de door de verschillende partijen bereikte overeenkomst aangaande het principe van de verlaging van de leerplicht, maar dat de toepassingsmodaliteiten en de financiële aspecten het voorwerp moeten uitmaken van een akkoord tussen de federale overheid en de gemeenschappen vooraleer de wetswijziging in werking kan treden. Concreet betekent dit volgens mij dat de federale overheid de volle bevoegdheid heeft om de leerplichtleeftijd te verlagen, maar dat we nu tot een akkoord zijn gekomen dat die verlaging er niet kan komen zonder dat er een akkoord met de gemeenschappen over de toepassingsmodaliteiten is. Ik mag hopen dat de voltallige commissie dat een zeer goede, ferme afspraak vindt.
Ik begrijp dus niet dat ik zou hebben toegegeven aan Franstalige eisen. We zullen het hebben over de toepassingsmodaliteiten en de budgettaire impact, en daarover moet een akkoord worden bereikt vooraleer het federale ontwerp, mocht het ooit worden goedgekeurd, in werking kan treden. Ik vind dus dat we een stevige positie hebben ingenomen. Ik kan wel meedelen dat de gesprekken nog niet van start zijn gegaan. Ik wil het niet opnieuw hebben over het federale regeerakkoord. Ik was daar niet bij. Maar u kent het gezegde: vertrouwen is goed, maar controle is nog beter.
Mijnheer Van Dijck, bij gebrek aan een rotsvast, onwankelbaar vertrouwen in de Vlaamse regeringspartijen die ook federaal aan het roer staan, heb ik dus verkregen dat de Vlaamse Regering - waar ik vooralsnog tot 7 juni vertrouwen in heb - een stevige voet tussen de deur heeft. U zou dat moeten toejuichen.
De voorzitter: De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck: Mijnheer de minister, het belangrijkste dat ik tijdens deze interpellatie heb geleerd, is dat ik meer argwaan moet hebben tegenover de heer Schoofs.
Wat dat betreft moet ik met angst volgen wat de federale regering ervan maakt. Het is ook een extra reden om zeer ambitieus in de volgende legislatuur ervoor te zorgen dat die voet tussen de deur blijft zitten.
De voorzitter: Mevrouw Michiels heeft het woord.
Mevrouw An Michiels: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega´s, we kunnen uw redenering inzake de leerplichtverlaging volgen. Ik heb u dat nog al gezegd. Ik stel vast dat u akkoord gaat mits er een akkoord is; dat er van dat laatste vooralsnog niets in huis is gekomen en dat dit laatste wellicht op de zeer lange baan zal worden geschoven. Ik vroeg me ook af wat Vlaanderen nog zal ondernemen om twee andere belangrijke dossiers te deblokkeren. Eentje komt straks nog aan bod, in een interpellatie van de heer Van Dijck. Zal Vlaanderen bij de pakken blijven zitten en gewoon afwachten?
De voorzitter: De heer Schoofs heeft het woord.
De heer Hans Schoofs: Bij wijze van slotbeschouwing kan ik de heer Van Dijck geruststellen: de deur is niet dichtgeklapt. De voet zit ertussen. En het is ferm van de minister dat hij dat met zoveel woorden ook zegt. Ik heb trouwens in mijn betoog over deze zaak met geen woord gerept. De stand van zaken is wat hij is. Ik pleit ervoor dat de minister geen koele minnaar blijft, maar een minnaar wordt die voluit gaat voor zijn toekomstige bruid: de leerplicht op 5 jaar.
Met redenen omklede moties
De voorzitter: Door de heer Van Dijck en mevrouw Michiels werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.