Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vergadering van 31/03/2009
Interpellatie van mevrouw Marijke Dillen tot mevrouw Veerle Heeren, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de blijvende problematiek van de wachtlijsten in de sector van personen met een handicap
De voorzitter: Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen: Mijnheer de voorzitter, het is een goede zaak dat dit onderwerp is losgekoppeld van de voorstelling van de Meerjarenanalyse vorige week. Ik heb deze interpellatie ingediend naar aanleiding van een aantal merkwaardige uitspraken van de minister-president naar aanleiding van de zogenaamde donorconferentie van de vzw Opvang Tekort.
Binnen het beleidsdomein Welzijn is het wegwerken van de wachtlijsten in de sector van personen met een handicap een van de grote beleidsdoelstellingen van het Vlaams regeerakkoord. Het Vlaams regeerakkoord stelt uitdrukkelijk dat de noden via de instellingen en het persoonlijk assistentiebudget (PAB) tegen het einde van de legislatuur zouden zijn gelenigd. Die stelling is trouwens nadrukkelijk overgenomen in de beleidsnota Welzijn 2004-2009. In die beleidsnota staat terecht dat het belangrijk is op elke zorgvraag een passend antwoord te geven, op het juiste niveau en in de juiste verhouding tot de behoeften.
Spijtig genoeg, moeten we vaststellen dat de wachtlijsten in de loop van deze legislatuur niet zijn gekrompen. Ondanks de inspanningen van de Vlaamse Regering, zijn de wachtlijsten nog gegroeid. Ik beklemtoon steeds dat de Vlaamse Regering inspanningen heeft geleverd. Het is zeker niet mijn bedoeling als lid van de oppositie te beweren dat de Vlaamse Regering ter zake niets heeft gedaan. Indien ik het goed heb begrepen, is het budget met 46 percent gestegen. Dat is op zich een behoorlijke inspanning. Het aantal personen met een dringende zorgvraag op de wachtlijsten is blijven stijgen. Het gaat om een stijging met 60 percent, tot meer dan 10.500 personen.
In juni 2006 heeft toenmalig minister-president Leterme beloofd dat er een tweede inhaalplan zou komen, om de doelstellingen van het Vlaamse regeerakkoord daadwerkelijk voor het einde van de legislatuur te realiseren. Tot op heden is er echter nog steeds geen sprake van de realisatie van dit tweede inhaalplan. Integendeel, minister-president Peeters heeft naar aanleiding van de donorconferentie van vzw Opvang Tekort van 12 maart 2009 uitdrukkelijk verklaard dat er voor 2009 geen extra middelen ter beschikking zijn. Het zal u uiteraard niet verbazen dat die mensen erg ontgoocheld waren. Nochtans denk ik dat er niet alleen dringend werk moet worden gemaakt van dat meerjarenperspectief, want dat zullen we over drie weken bekijken, maar zeker ook van een bijkomend inhaalplan met waterdichte garanties qua budgetten en met een duidelijk engagement op lange termijn.
Vzw Opvang Tekort heeft niet stilgezeten. Die middag heeft de organisatie een tijdelijke oplossing aangeboden. Er werd uitgerekend dat met 200 miljoen euro de meest dringende vragen tijdelijk voor drie jaar een oplossing kunnen krijgen, in afwachting van een reguliere plaats en een definitieve oplossing. Mevrouw de minister, het lijkt me dan ook belangrijk en eigenlijk de plicht van uw Vlaamse Regering om vooralsnog inspanningen te doen om de toch zo belangrijke belofte uit het Vlaamse regeerakkoord te verwezenlijken en solidair geld vrij te maken, zodat de gebruikers in afwachting een overbruggingszorg kunnen krijgen. Ik neem aan dat de minister-president u dat voorstel heeft gegeven. Alle fracties waren die ochtend trouwens aanwezig. Ze hebben allemaal dat plan gekregen. Het lijkt me een realistisch en betaalbaar voorstel. Indien die overbruggingszorg wordt gegarandeerd, zullen de wachtlijsten met ongeveer 5000 zorgvragen dalen, zo wordt gesteld. Er werd een gedetailleerde financiële analyse gegeven. Mijnheer de voorzitter, ik ga die niet lezen. Alle fracties hebben daar kennis van kunnen nemen. Uit de analyse blijkt dat, met een eenmalig fonds voor dringende overbruggingszorg ten bedrage van 200 miljoen euro, dit voorstel echt haalbaar is. Er werden zelfs diverse alternatieven gegeven om geld vrij te maken. Dat zou kunnen via het Financieringsfonds voor Schuldafbouw en Eenmalige Investeringsuitgaven (FFEU), via de begrotingsoverschotten 2008 of via het Toekomstfonds.
Ik denk dat we het er allen over eens zijn dat het onaanvaardbaar is dat er vandaag nog zo veel dringende zorgvragen onbeantwoord blijven. Mevrouw de minister, u zult het met me eens zijn dat permanente aandacht voor de zwaksten in onze samenleving bijzonder belangrijk is. Het recht op opvang moeten we hier beklemtonen. Ik durf er dan ook op aan te dringen dat deze Vlaamse Regering vooralsnog inspanningen zou doen om in extremis deze belangrijke doelstelling van het regeerakkoord te realiseren. Mensen met een zorgbehoefte en hun familie leven vandaag immers helaas al veel te lang in onzekerheid. Ik verwijs dan naar de zeer aangrijpende getuigenissen waarvan de diverse fracties hier getuige zijn geweest tijdens die conferentie. Eruit is duidelijk gebleken dat voor velen die al zeer lang hun gehandicapt kind opvangen, de grens echt is bereikt en dat er dringend nood is aan gewaarborgde zorgzekerheid, aan een erkend recht op zorg dat wordt gewaarborgd door de Vlaamse overheid. Het is een overbruggingsoplossing, die in tijd beperkt is. Het gaat over drie jaar, in afwachting van een definitieve opvang, en dat om zorgcontinuïteit te bieden en ook meteen hulp te bieden bij crisissituaties, wanneer het voor ouders werkelijk onmogelijk is geworden.
Mevrouw de minister, vorige week hebben we de Meerjarenanalyse gehad van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH). We zullen dat over enkele weken bespreken, maar dat lijkt me nog niet voldoende om de wachtlijsten volledig weg te werken. Ik hoop dan ook dat u in extremis toch nog de politieke wil en moed hebt om toch nog de gevraagde kredieten ter beschikking te stellen en de realistische planning op korte termijn uit te werken. Dan gaat het niet alleen over u. Het ligt niet alleen in uw handen, maar in de handen van de hele Vlaamse Regering.
Mevrouw de minister, het definitief wegwerken van de wachtlijsten was een van de grote beloften. Ondanks een aantal initiatieven en ondanks het feit dat er al veel geld is vrijgemaakt, slaagt het huidige beleid er niet in die beleidsdoelstelling te realiseren. Integendeel, het aantal mensen dat wacht op dringende zorg, blijft toenemen. Zult u nog bij hoogdringendheid initiatieven nemen om te waarborgen dat tegen het einde van de legislatuur alle noden vooralsnog effectief beantwoord zijn?
In de zomer van 2006 heeft toenmalig minister-president Leterme uitdrukkelijk beloofd dat er een tweede inhaalplan zou worden gerealiseerd voor het einde van de legislatuur. Dat plan komt er niet. Wat is de oorzaak daarvan? Als zelfs een minister-president zich ter zake engageert, mogen de mensen er immers toch van uitgaan dat die belofte ook daadwerkelijk wordt nageleefd.
Ik heb verwezen naar het overbruggingsvoorstel dat tijdens de donorconferentie werd gedaan. Er werd uitgerekend dat met 200 miljoen euro de meest dringende vragen voor drie jaar - dus niet definitief, maar tijdelijk - een oplossing kunnen krijgen, in afwachting van een reguliere plaats. Er werd een realistisch en gedetailleerd plan voor een snelle overbrugging voorgesteld, gekoppeld, zoals ik al zei, aan een financiële analyse en alternatieven om de noodzakelijke financiële middelen vrij te maken. Wat is uw standpunt ter zake? Bent u nog bereid dat voorstel van een eenmalig overbruggingsfonds te realiseren?
Om tot een definitieve oplossing te komen, moet worden afgeweken van de klassieke vormen van opvang en moet er meer creativiteit in het beleid komen, om een zo groot mogelijke diversiteit aan dienstverlening te kunnen aanbieden. Daarbij zijn het recht op zorg en de zorgzekerheid cruciaal. Hebt u al initiatieven genomen om meer zorggradatie in te bouwen, waardoor aan de zorgvrager de zekerheid van een gepast zorgaanbod kan worden geboden?
De voorzitter: Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw Vera Jans: Mijnheer de voorzitter, in deze interpellatie werd verwezen naar het Vlaamse regeerakkoord. Dat gebeurt wel vaker als het gaat over het beleidsdomein van de personen met een handicap. Op bladzijde 34 van het regeerakkoord lezen we: ?We komen de aangegane engagementen na en realiseren de voorziene uitbreiding aan investeringsinspanningen en ondersteuningsmiddelen voor personen met een handicap. Op die manier zijn tegen het einde van de legislatuur de noden effectief beantwoord, en dit zowel via de instellingen als via het PAB. We onderzoeken de doelmatigheid van het PGB.? Dit verwijst dus zeer duidelijk naar het meerjarenplan 2003-2007. We stellen in het regeerakkoord dat we die aangegane engagementen nakomen en dat we de geplande uitbreidingen verwezenlijken.
Sinds vorige week weten we allen zeer duidelijk dat het meerjarenplan is gerealiseerd. Op sommige vlakken is er zelfs meer dan dat gebeurd. Ondertussen weten we ook allen dat het meerjarenplan was gebaseerd op de noden zoals die toen bekend waren en op de prognoses zoals die toen wetenschappelijk berekend waren. Dat heeft niet geleid tot de verwachte daling. Ook de redenen daarvoor worden uitgebreid opgesomd en toegelicht in de Meerjarenanalyse. Vorige week werden ze ook uitgebreid toegelicht door de mensen van het VAPH.
Ik heb een aantal malen verwezen naar de Meerjarenanalyse, ook omdat ik het toch wel moeilijk vind het onderscheid te maken tussen de analyse, de toelichting tijdens de interpellatie en de hoorzitting van de commissievergadering erop. Ik ben trouwens ook heel erg benieuwd naar de inbreng van de sector wat deze Meerjarenanalyse betreft.
Mevrouw Dillen, de hier aanwezige parlementsleden waren bijna allemaal aanwezig op de donorconferentie van vzw Opvang Tekort. Die vzw is een zeer vurig pleitbezorger voor opvang voor personen met een mentale handicap. Ik heb daar ook zeer veel bewondering voor. Net als iedereen was ik onder de indruk van de getuigenissen die werden afgelegd. Toch lijkt het me erg belangrijk altijd na te gaan welke oplossingen goed ogen op papier. Toen we dat voorstel daar toegelicht kregen, leek het zo eenvoudig en gemakkelijk, maar het is mijn ervaring dat het in de praktijk toch altijd een tikkeltje moeilijker is om een zo groot probleem binnen zo´n korte termijn weg te werken. Ik weet bijna zeker dat ook u ervaringrijk genoeg bent om dat te beseffen.
Dat betekent niet dat dit niet onze doelstelling moet blijven. Ik denk ook wel dat er ondertussen bij alle partijen een algemene consensus bestaat over de noodzaak van een nieuwe visie en een voortzetting van het beleid. Ik denk echter dat in deze legislatuur de zorg voor personen met een handicap een uitgesproken prioriteit is geweest. Dat blijkt dan ook uit de simpele cijfers van de geïnvesteerde middelen. Ondanks de problemen die er momenteel nog zijn - en we beginnen allemaal in te zien dat die er volgend jaar misschien nog zullen zijn - mogen we toch ook benadrukken welke inspanningen er zijn gebeurd. Ik wil ter zake niet alleen het regeerakkoord juist citeren, maar ook nog eens de aandacht daarop vestigen.
De voorzitter: Minister Heeren heeft het woord.
Minister Veerle Heeren: Ik dank de leden voor de vragen. Vorige week hebben we inderdaad de toelichting gehad van de Meerjarenanalyse met betrekking tot personen met een handicap. Ik ben blij met de uiteenzetting van mevrouw Jans over datgene waartoe we ons deze legislatuur hadden verbonden. Naar aanleiding van deze interpellatie wil ik toch nog eens even in de kijker plaatsen dat er 128 miljoen euro is geïnvesteerd, dat er sprake is van 16.000 afgesloten en opgeloste zorgvragen, dat er vandaag 4650 extra plaatsen in de zorg in natura en 1600 bijkomende PAB-budgethouders zijn.
Het uitbreidingsbeleid dat op 1 september 2008 van start is gegaan, zal pas in 2009 zijn volle budgettaire gevolgen hebben. Er wordt natuurlijk voortgewerkt aan het toekennen van de investeringssubsidies, in het kader van de zogenaamde VIPA-buffer 2008. De bedoeling is dat een aantal voorzieningen in Vlaanderen dit jaar de mogelijkheid hebben om bijkomende capaciteit te realiseren. Voor heel Vlaanderen gaat het dus om 154 bijkomende residentiële plaatsen: 104 nursingtehuizen, 48 bezigheidshuizen en 2 plaatsen voor kortverblijf. Daarbovenop komen nog 35 bijkomende semiresidentiële plaatsen, namelijk 13 semi-internaten voor niet-schoolgaanden en 22 dagcentrumplaatsen. Dat is wat we deze legislatuur hebben gedaan.
Mevrouw Dillen, ik moet u ontgoochelen: toen ik minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin ben geworden, heb ik jammer genoeg geen spaarpot gevonden met geld dat nog onbenut was. De begroting 2009 is door dit parlement goedgekeurd. Ook al zou ik maar al te graag willen - en wie zou dat nu niet willen - die begroting geeft me geen bijkomend geld om in 2009 nog bijkomende zaken te doen.
Dan was er de vraag naar het tweede inhaalplan. Ik zal hier het debat niet voeren dat de heer Bursens hier vorige week heel uitgebreid heeft gebracht, over de instroom en de uitstroom en de vraag wanneer er een knik zal komen. Het is alleszins zo dat de volgende jaren de vraag naar bijkomende plaatsen alleen maar zal toenemen, en dat de vraag nog altijd veel groter zal zijn dan het aanbod.
We kunnen natuurlijk niet om de realiteit heen. Mijn voorganger heeft heel duidelijk aan het VAPH gevraagd om een omgevingsanalyse te maken, om ook een aantal paradoxen aan het licht te brengen, om daar heel uitvoerig op in te gaan. Ik steun dat volledig. Anders zouden we hier ook niet met de meerjarenanalyse zijn gekomen. Het document is hier vorige week voorgelegd. Ik hoop dat er een meerderheid kan worden gevonden in Vlaanderen en in dit parlement om op de ene of andere wijze iets te verankeren, in de vorm van een aanbeveling. Dat is echter aan het parlement zelf. Het is sowieso een interessant werkstuk, dat een leidraad zal kunnen zijn voor de volgende legislatuur.
Mevrouw Dillen, ik heb de reactie van minister-president Peeters gelezen op zijn Facebook. Ik was niet aanwezig op de bijeenkomst van de heer Van Gestel. Hij heeft gezegd dat de mogelijkheden moesten worden onderzocht binnen de budgettaire contouren die dan aanwezig zullen zijn. En dat is ook juist. Wij wachten op voorstellen en zullen ook zelf proberen creatief te zijn om nog meer middelen vrij te maken voor de sector, maar de gouden jaren, zoals we ze de voorbije jaren hebben gekend, zijn voorbij.
Wat de inspanningen van deze legislatuur betreft, kunnen we mijns inziens fier zijn op wat we kunnen voorleggen. Ik hoop dat er ook in de volgende legislatuur een draagvlak zal zijn om binnen de budgettaire contouren, die zeer krap zullen zijn, opnieuw keuzes te maken voor personen met een handicap, maar ook keuzes voor alle mensen binnen dit departement: ouderen, jongeren enzovoort. Dat moet een hoofditem kunnen zijn.
De heer Van Gestel had op zijn donorconferentie de oplossing gevonden door te zeggen dat met 200 miljoen euro eenmalige middelen alle mensen met een dringende zorgvraag een antwoord kunnen krijgen. Spijtig genoeg moet ik dat tegenspreken, want je kunt dat niet doen met eenmalige middelen. Dat kan alleen met recurrente middelen. Een eenmalige injectie van 200 miljoen euro helpt ons niet vooruit: als je een voorziening creëert voor een persoon in het ene jaar, en je hebt in het volgende jaar de middelen niet meer om die plaats te financieren, dan is dat een stap achteruit.
Bovendien heb ik die 200 miljoen euro vandaag niet. Ik kan ze ook niet uit mijn hoed toveren. Bij het begin van de legislatuur zijn er keuzes maakt. Er is toen onder meer de keuze gemaakt om het meerjarenplan uit te voeren binnen de budgettaire contouren van toen. Ik wil dan ook geen valse verwachtingen creëren door te zeggen dat wij voor die 200 miljoen euro gaan zorgen, terwijl ik, als puntje bij paaltje komt, moet erkennen dat die middelen er niet zijn. Dat geld is er vandaag niet, maar ik ben er wel van overtuigd dat de meerjarenanalyse een heel goede aanzet kan zijn tot debat en in een volgende legislatuur een draagvlak kan vormen om een bewuste keuze voor zorg te kunnen maken.
In de analyse is naast de behoefte aan uitbreidingsplaatsen ook de bewuste keuze die je moet maken voor de toekomst aan bod gekomen. Ik denk persoonlijk dat het realiseren van de integrale toepassing van zorggradatie cruciaal is. Het is weliswaar een ander debat, maar ook in het verhaal rond de centra voor algemeen welzijnswerk had je een aantal scheeftrekkingen. Er waren nogal wat centra die veel meer middelen kregen ten opzichte van andere, die ondervertegenwoordigd waren. We hebben dat gelijk proberen te trekken. De uitdaging voor de toekomst zal zijn om aan die voorzieningen die meer middelen hebben dan andere voorzieningen, die vandaag in zeer moeilijke omstandigheden moeten werken, de terechte vraag te stellen om ook personen met een zwaardere handicap op te nemen, in functie van de zorggradatie.
Er moet geen sprake zijn van afbouw, maar een gelijkschakeling voor de hele sector, waarbij zorggradatie een element kan zijn, zal de volgende jaren in ieder geval aan de orde zijn.
De voorzitter: Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen: Mevrouw de minister, uw antwoord ontgoochelt mij, al stelt u wel terecht dat u geen valse verwachtingen mag creëren.
Mevrouw Jans was zo pedant om er de tekst van het regeerakkoord bij te nemen. Ik ken die ondertussen van buiten. Ik ben er geregeld op tussengekomen. Ik wil u erop wijzen, mevrouw Jans, en u was daar als medewerkster van uw fractie getuige van, dat in een vorige legislatuur uw collega Sonja Becq bijna maandelijks de toenmalige ministers - eerst mevrouw Vogels, dan mevrouw Byttebier - heeft aangevallen naar aanleiding van de meerjarenanalyse in 2003, op basis waarvan dit Vlaamse regeerakkoord een aantal beloftes heeft gedaan. Mevrouw Becq heeft die analyse voortdurend aangevallen als onvoldoende. Uw partij wist dus heel goed dat de tekorten veel groter waren.
De heer Luc Martens: Collega´s, ik val even uit mijn rol als voorzitter om een persoonlijke bedenking te maken. Enige ergernis welt in mij op, wanneer ik zie hoe hier de voorbije jaren de term ´wachtlijsten´ is gehanteerd. Dat gegeven wordt benaderd alsof het een soort lijst is waarop mensen zich klaar en eenduidig inschrijven en die alleen maar moet worden ingehaald, een soort gesloten categorie van mensen die zich hebben ingeschreven. Het beleid zou dan gewoon die categorie moeten leegmaken.
Wie vorige week met veel aandacht de analyse heeft beluisterd, heeft gemerkt dat het veel complexer is en dat hier dynamieken spelen die u niet toelaten om het woord ´wachtlijst´ op zo´n statische manier te benaderen. Het is gemakkelijk om dat tegenover het brede publiek te doen, maar ik vind het bijzonder demagogisch om dat te doen. Ik vind het intellectueel niet correct om het begrip op die manier te benaderen.
Mevrouw Marijke Dillen: Mijnheer de voorzitter, als u mij demagogie durft te verwijten, wil ik u verwijzen naar uw eigen fractie in de vorige legislatuur, en met name naar mevrouw Becq, die dit dossier op deze manier benaderd heeft. En terecht overigens. Wij hebben haar daarin ook altijd gesteund. Mevrouw Becq wist zeer goed dat die meerjarenanalyse ontoereikend was. En toch werd die belofte gedaan.
In 2006, toen de legislatuur toch al twee jaar bezig was, werd door de minister-president uitdrukkelijk een tweede inhaalplan beloofd. Dat was op dat ogenblik het uitdrukkelijke engagement van Yves Leterme.
De heer Luc Martens: Het zou kunnen dat de betrokkenen toen de draagwijdte van hun woorden niet zagen.
Mevrouw Marijke Dillen: Van een minister-president mag toch verwacht worden dat hij de draagwijdte van zijn woorden kent.
De heer Luc Martens:? Het verhaal dat het VAPH vorige week naar voren heeft gebracht, maakt nu pas duidelijk hoe complex en multiaspectueel heel die problematiek wel is. Mochten mensen, ook uit mijn eigen politieke familie, in gesloten categorieën hebben gedacht, dan hebben zij zich vergist. Voormalig minister van Welzijn Vanackere heeft daar overigens zelf al op gewezen.
Ik voel ook geen behoefte om mevrouw Becq te gaan ondervragen. Wat mij interesseert, is wat deze regering eraan heeft gedaan. Het resultaat hebben we vorige week gehoord, en ik denk niet dat men daar beschaamd over moet zijn.
Mevrouw Marijke Dillen: Ik moet mevrouw Becq niet ondervragen, mijnheer de voorzitter, dat is niet mijn taak. Ik stel alleen vast dat uw partij zeer goed op de hoogte was van de problematiek.
In dit dossier ben ik de laatste om te zeggen dat het een kwestie is van loutere cijfers. Ik weet ook dat dit een bijzonder ingewikkeld dossier is. Maar als in 2006 de toenmalige minister-president het tweede inhaalplan belooft, mag u het mij niet kwalijk nemen dat ik hier stel dat er verwachtingen zijn gecreëerd bij de sector. (Opmerkingen van mevrouw Vera Jans)
Ik kan veel meer respect opbrengen voor de heer Vanackere, die ten minste de moed van zijn overtuiging had om in een interview toe te geven dat jullie daar absoluut fout in waren. Zeg dat dan ook tegen de sector en doe niet telkens alsof u gedaan hebt wat er beloofd is. Het siert een mens dat hij kan toegeven dat hij fout is. Men zou dat in de politiek beter wat meer doen.
Mevrouw de minister, wanneer zal de regering eens de moed aan de dag leggen om de begroting in haar totaliteit te bekijken, in plaats van ze op te splitsen in hokjes? Ik erken dat het de verdienste is van u en uw voorgangers om het budget voor Welzijn te verhogen. Mocht men de begroting in haar totaliteit bekijken, zou men kunnen nagaan waar er overschotten zijn. In een aantal departementen wordt er immers nog altijd met geld gemorst en wordt er geld besteed aan een aantal projecten waar je je ernstige vragen bij kunt stellen. Als men dan dat geld prioritair zou durven te besteden aan projecten met menselijke noden - en dit dossier is er zo een - dan zouden we al een hele stap verder staan.
Als besluit van deze tussenkomst kondig ik een motie aan, mijnheer de voorzitter.
De voorzitter: De heer Dehaene heeft het woord.
De heer Tom Dehaene: Mevrouw Dillen, ik loop weliswaar het risico in een verkiezingsdebat te belanden maar wil u erop wijzen dat de uitspraken waarnaar u verwijst, er gekomen zijn naar aanleiding van de verkiezingen van 2004, omdat er een meerjarenplan was ingediend waarvan de indieners beweerden dat, als het zou worden uitgevoerd, de wachtlijsten zouden worden weggewerkt. Dat meerjarenplan is uitgevoerd. Meer nog, we hebben meer gedaan.
In 2006 wisten we al dat het niet voldoende zou zijn. In een ander dossier heeft uw fractievoorzitter opgemerkt: ?Het vorige plan is nog niet uitgevoerd, en u bent daar al met een nieuw.? Als we met Vlaanderen in Actie naar voren komen, stelt men dat het Pact van Vilvoorde nog niet is uitgevoerd. In dit dossier zegt u nu dat we in 2006 al wisten dat het onvoldoende zou zijn, en dat we dus een nieuw plan hadden moeten maken. We hebben er bij het begin van de legislatuur echter voor gekozen om het meerjarenplan uit te voeren, toen nog in de veronderstelling dat de wachtlijst grotendeels zou worden weggewerkt. We hebben daarvoor de middelen vrijgemaakt in de onderhandelingen.
U mag gerust de vergelijking maken met alle voorgaande Vlaamse Regeringen, mevrouw Dillen. De inspanningen die in deze legislatuur gebeurd zijn voor het creëren van extra plaatsen in de gehandicaptensector, zijn fenomenaal, zeker als je ze vergelijkt met de vrijgekomen beleidsruimte.
Wij hebben het plan uitgevoerd en hebben aangekondigd dat er een nieuw plan zou komen. Dat plan ligt er nu. Het is nu aan dit parlement en aan de volgende regering om te beslissen wat we met dat meerjarenplan doen. Ik treed de minister in elk geval bij wanneer ze zegt dat we voorzichtig moeten zijn met het creëren van verwachtingen, omdat alle tekenen erop wijzen dat de vrije beleidsruimte in de volgende legislatuur zeer beperkt zal zijn.
U verwijst tot slot nog naar andere beleidsdomeinen. Ik kan u alleen zeggen dat in de beleidsdomeinen waar minister Heeren verantwoordelijk voor is, zij alle verantwoordelijkheid heeft opgenomen en al het mogelijke heeft gedaan om genoeg middelen naar Welzijn, en meer in het bijzonder de gehandicaptensector, te krijgen.
De voorzitter: Mevrouw Roex heeft het woord.
Mevrouw Elke Roex: Ik treed mevrouw Dillen bij, in die zin dat we net als de heer Vanackere inderdaad de intellectuele eerlijkheid moeten hebben om te zeggen dat de CD&V - maar dat geldt ook voor andere partijen - beweerd heeft de ideale oplossing te hebben voor de wachtlijsten. Ik heb er even het CD&V-verkiezingsprogramma van 2004 bij genomen, en dat bevatte wel degelijk een hoofdstuk met als titel ´Personen met een handicap en chronisch zieken: aangepaste zorg zonder wachtlijsten´.
Men heeft de mensen willen doen geloven dat er bij machtsdeelname niet langer wachtlijsten zouden zijn, maar de wachtlijsten werden tijdens deze legislatuur niet opgelost. Ik geef toe dat er belangrijke inspanningen werden geleverd, maar die doelstelling hebben we niet bereikt. We moeten kunnen en durven toegeven dat we zijn tekortgeschoten. We mogen vandaag niet doen alsof er geen wachtlijsten meer zijn - en ik beweer niet dat iemand dat doet. Ik herhaal wat ik heb gezegd tijdens de begrotingsbesprekingen: dat de vorige minister die intellectuele eerlijkheid had, maar dat hij tegelijkertijd in zijn beleidsbrief en bij de uitleg van zijn begroting wel een beetje heeft gegoocheld met cijfers om toch een positief beeld te kunnen ophangen. Er is een positief beeld, er zijn inspanningen gebeurd, maar de inspanningen zijn niet voldoende. Laten we dat met zijn allen toegeven. We mogen geen schroom hebben om dat toe te geven. We moeten verder en daarom zijn we blij dat er een nieuw plan is, maar we moeten tot in de details bekijken of dit plan voor een oplossing kan zorgen - ik meen dat we dat we in de hoorzitting met de sector zullen doen.
Minister Veerle Heeren: Voor alle duidelijkheid: de wachtlijst van 2004 is wel opgelost. Er zijn zelfs al wachtenden van wie de zorgvraag nog niet gekend was in 2004, waarvan het probleem al is opgelost, wachtenden van 2005, 2006, 2007 en 2008. Ik stel me trouwens de vraag of die wachtlijst ooit opgelost zal worden. Ik denk nu even terug aan het debat van vorige week met de heer Bursens. Hij zei dat de instroom ontzettend groot is en zal blijven aangroeien tot op het moment dat we de knik krijgen en de uitstroom begint. Tot op dat ogenblik zal de wachtlijst blijven stijgen.
Wil dat zeggen dat we niets moeten doen? Neen, we moeten blijven investeren. Zullen we morgen 600 miljoen euro vinden in één begroting? Eerlijk gezegd, ik weet niet waar we dat bedrag zullen vinden, maar ik nodig iedereen uit om creatief te zoeken om 600 miljoen euro te vinden op basis van die meerjarenanalyse. Bovendien gebiedt de eerlijkheid me om te zeggen dat in de meerjarenanalyse die ingediend is, de maximumformule zegt dat we 600 miljoen euro nodig hebben om de wachtlijst 2010-2014 op te lossen. Is de wachtlijst daarmee dan opgelost? Neen, de zorgvragen zullen nog blijven toenemen gedurende nog eens vijf à zes jaar.
Ik begin me stilaan vragen te stellen bij de definitie van ´wachtlijst´. We moeten alles in de juiste context plaatsen. De uitdaging die er was in 2004, is ingevuld in 2009, maar het probleem is niet opgelost. Zullen we 600 miljoen euro vinden om dat probleem in een volgende legislatuur op te lossen? Niemand zal dat bedrag vinden. En dat wil zeggen dat we creatiever zullen moeten zijn.
De heer Luc Martens: We kunnen misschien ook leren leven met problemen en niet denken dat de overheid altijd alles moet oplossen.
Mevrouw Marijke Dillen: Dat is toch wel heel gemakkelijk gezegd: ?leren leven met problemen?. Mijnheer Martens, het gaat hier niet om futiliteiten. Het gaat over mensen, en er waren er hier verschillende aanwezig die ten einde raad zijn na 25 of 30 jaar. Het gaat om mensen die vertellen dat ze het nu wel nog aankunnen, maar die erop wijzen dat ze ook ouder worden.
De heer Luc Martens: U scheert alles over één kam.
Mevrouw Marijke Dillen: Dat is niet waar.
De heer Luc Martens: Dat is wel waar. U doet alsof elk probleem gelijk is, alsof elk probleem identiek is.
Mevrouw Marijke Dillen: Er is een groot verschil tussen dit probleem en een aantal andere problemen die van ondergeschikte orde zijn.
De heer Luc Martens: Ook in deze sector?
Mevrouw Marijke Dillen: Ook in deze sector zijn er ondergeschikte problemen. Dit probleem is echter absoluut geen ondergeschikt probleem.
Mevrouw Vera Jans: Ik vind dit natuurlijk heel moeilijk: iedereen kent de getuigenissen, iedereen gaat naar de vergaderingen, iedereen doet werkbezoeken en iedereen kent de sector. Maar, op een gegeven moment voeren we hier in de commissie een politiek debat en er wordt gegooid met de term ´intellectuele eerlijkheid´. Ik vind het een heel moeilijk debat worden.
Er wordt gesproken over de wachtlijsten en ik denk dat de heer Martens bedoelt dat we nu weten dat er altijd een wachtlijst zal blijven bestaan. Als de wachtlijst het criterium is voor goed beleid, voor dingen goed doen, dan zullen we nooit dingen goed doen, want er zal altijd een wachtlijst zijn. We moeten ook kijken naar andere criteria - hoeveel investeren we, hoeveel vragen werken we weg, welke dringende zorgvragen lossen we op - want dan zijn we aan het debatteren op een niveau dat het parlement waardig is.
Mevrouw Marijke Dillen: Ik heb van u geen lessen te krijgen. Kijkt u eerst even naar de betogen uit de vorige legislatuur.
De voorzitter: Mevrouw Dillen, ik weet dat u last hebt met tegenspraak, maar mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw Vera Jans: Mevrouw Dillen, wanneer we naar plaatsen gaan waar we kennis kunnen nemen van de problematiek die heerst in de sector, dan is dat niet met de bedoeling om die hier op een foute manier te gebruiken, maar dan moet ze een stimulans zijn om het beleid dat gevoerd is, verder te zetten. Ook u moet erkennen dat als we de gedane inspanningen kunnen voortzetten, we al sterk bezig zijn, want we moeten dit tempo blijven houden. We hebben 16.000 zorgvragen opgelost. We moeten die lijn kunnen doortrekken. De wachtlijst zal niet weg zijn de eerste tien jaar, maar laten we het debat voeren aan de hand van criteria die aantonen wat goed beleid is en laten we niet alleen kijken naar het cijfer dat onderaan rechts bij ´totaal´ staat, want dat geeft niet aan of er al dan niet een goed beleid werd gevoerd. Ik hoop dat u dat ook erkent.
Mevrouw Marijke Dillen: Mevrouw Jans, dit is hier een parlement en hier worden de politieke debatten gevoerd. Dat kunt u mij absoluut niet kwalijk nemen. U moet me niet beschuldigen van demagogie, want dan wil ik wel eens een voorlezing houden van wat hier in deze commissie de vorige legislatuur, vijf jaar lang, werd gezegd - en wellicht kent u, als voormalig medewerker, die betogen goed genoeg. En dan durf ik toch te zeggen dat wat mijn fractie hier deze jaren, vijf jaar lang, heeft gezegd - en we hebben altijd heel constructief meegewerkt - klein bier was in vergelijking met wat mevrouw Vogels en mevrouw Byttebier toen week in, week uit naar hun hoofd geslingerd kregen. Van demagogie moet u mij niet beschuldigen.
De voorzitter: Door mevrouw Dillen werd tot besluit van deze interpellatie een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.