Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vergadering van 17/03/2009
Interpellatie van mevrouw Helga Stevens tot mevrouw Veerle Heeren, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de vaccinatie tegen baarmoederhalskanker
Vraag om uitleg van mevrouw Kathleen Helsen tot mevrouw Veerle Heeren, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over het toedienen van het vaccin tegen baarmoederhalskanker door CLB´s
De voorzitter: Mevrouw Stevens heeft het woord.
Mevrouw Helga Stevens: Mevrouw de minister, beste collega´s, Vlaanderen is al enkele jaren vragende partij om een algemene vaccinatiecampagne tegen baarmoederhalskanker op te zetten. De Hoge Gezondheidsraad raadde al in 2007 aan om jaarlijks een jaarcohorte van meisjes tussen tien en dertien jaar te vaccineren tegen het humaan papillomavirus (HPV), het virus dat baarmoederhalskanker veroorzaakt. De Vlaamse overheid had plannen om vanaf het schooljaar 2008-2009, dit schooljaar dus, te starten met de inenting van alle twaalfjarige meisjes.
Jammer genoeg is die vaccinatie nog niet gebeurd. Zij zou in die visie in het basispakket hebben gezeten waarbij de federale overheid in twee derde en de gemeenschappen in één derde van de benodigde middelen voorzien. De federale overheid wou de vaccinatie ook veralgemenen, op voorwaarde van medewerking van de deelstaten. Maar het voorstel stootte op een Franstalig ´non´, en daardoor kwam een algemeen vaccinatieprogramma via de scholen maar niet van de grond.
Gevraagd naar een stand van zaken in dit dossier verklaarde federaal minister Onkelinx recent nog dat de vaccinatie ?besproken zou worden in drie werkgroepen en er misschien in 2010 zou komen?. Begin maart 2009 gaf minister Onkelinx dan uiteindelijk en na lang aandringen toe: ze verklaarde zich akkoord met een asymmetrische overeenkomst tussen de federale overheid en de Vlaamse Gemeenschap.
U kondigde terecht trots aan dat de Vlaamse meisjes nu wel gevaccineerd zullen worden vanaf 2010. Hoewel het vaccin al in 2008 voor Vlaanderen is beloofd, zullen de Vlaamse meisjes dus nog minstens een jaar moeten wachten. De echte beslissing wordt eigenlijk doorgeschoven naar de volgende regering. Bovendien wordt enkel geld vrijgemaakt voor de vaccinatie van twaalfjarige meisjes, waardoor de dan dertien- en veertienjarige meisjes uit de boot vallen.
Dit uitstel voorstellen als een overwinning of doorbraak is weinig gepast. Het is wel positief dat wij in Vlaanderen een eigen beleid kunnen voeren in het belang van onze burgers, maar opnieuw heeft het te lang geduurd.
Mevrouw de minister, waarom start de vaccinatiecampagne pas in 2010? Waarom schuift u dit door naar een volgende Vlaamse regering, en waarom beslist u niet zelf? Welke garantie hebt u dat de vaccinatiecampagne in 2010 effectief zal starten? Heeft Vlaanderen garanties gekregen van federaal minister Onkelinx, en hoe sluitend zijn die?
Wat heeft de federale minister nu wel over de streep getrokken? Werd een tegenbelofte gedaan ten opzichte van de Franse Gemeenschap? Waarom is enkel de vaccinatie van twaalfjarigen gepland? Wat met de meisjes die uit de boot vallen, de op dat ogenblik dertien- of veertienjarige meisjes?
Welke aanpak, via scholen, Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB) of huisarts, zal worden gehanteerd? Hoe wordt dit in Brussel georganiseerd? Hoe wordt dit alles gefinancierd?
Uitstrijkjes blijven nog steeds de beste preventie, en het beleid mag op dat vlak dus zeker niet gewijzigd worden. Welke initiatieven plant u op dat vlak en doen zich daar geen nieuwe opportuniteiten voor, aangezien er federaal ook stemmen opgingen om het aantal terugbetalingen door het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) van uitstrijkjes te verminderen?
De voorzitter: Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Helsen: Mevrouw de minister, ik wil de inleiding van mevrouw Stevens niet herhalen. Zij heeft duidelijk aangegeven waarover het gaat. Ik wil wel enkele bijkomende vragen stellen over CLB´s, want dat is een puur Vlaamse aangelegenheid.
In het verleden werd altijd gesteld dat aan de CLB´s zou worden gevraagd om de vaccinatie uit te voeren. Bent u van plan om het overleg daarover met de CLB´s te starten? Wanneer bent u dat van plan?
Er was het bericht van de belangrijke doorbraak. Hopelijk wordt de wetswijziging zo snel mogelijk uitgevoerd. Door die doorbraak vroeg de sector zich meteen af wanneer zij dit zou moeten toepassen. Er is nog geen overleg geweest. Het is toch belangrijk dat het overleg kan plaatsvinden, want wij willen spreken over de manier waarop dit moet worden toegepast. U kent de CLB-sector zeer goed. Deze mensen hebben hopen werk en zitten aan hun plafond. Zij vragen zich af of het gesprek over mankracht en middelen kan worden gevoerd als de bijkomende vaccinatie door de CLB´s moet worden uitgevoerd.
Is het overleg met de CLB-sector gepland? Wanneer? Is in bijkomende personele en materiële middelen voorzien voor de sector? Wanneer moet de CLB-sector zich voorbereiden om de vaccinatie effectief uit te voeren?
De voorzitter: Mevrouw Roex heeft het woord.
Mevrouw Elke Roex: Ik besef maar al te goed dat de discussie over de vaccinatie heel gevoelig ligt. Velen beschouwden een vaccinatie tegen kanker tot voor kort als iets onwerkelijks. Mensen willen maar al te graag voorkomen dat ze ooit in hun leven met kanker worden geconfronteerd.
Het grote verschil tussen het vaccin en het uitstrijkje of tussen het vaccin en bijvoorbeeld de borstkankerscreening is dat we hier spreken over een instrument dat kanker kan voorkomen. Bij een uitstrijkje of bij borstkankerscreening ontdek je kanker. Het is voor de mensen veel moeilijker om daaraan deel te nemen dan een vaccin te laten toedienen. Daarvoor staan ze in de rij.
Ik wil waarschuwen voor overmoed daarin. Dat komt in de discussie altijd naar boven. Het vaccin beschermt niet tegen alle vormen van HPV. Het vaccin beschermt dus niet tegen alle vormen van baarmoederhalskanker. Meer nog, er bestaan op dit ogenblik geen langetermijnstudies die uitwijzen dat het vaccin wel degelijk op heel lange termijn een effect zou sorteren. We spreken hier over een gigantische investering van de maatschappij in iets onzekers. We kunnen het gerechtvaardigd vinden dat die investering gebeurt, maar tegelijk moeten we goed beseffen dat we de inspanningen op de andere vlakken van de preventie zeker niet mogen verminderen of laten varen. Het is zelfs omgekeerd: we moeten de inspanningen om bijvoorbeeld een driejaarlijks uitstrijkje te doen intensifiëren omdat het des te belangrijker is, als de mensen een vals gevoel van veiligheid hebben, om aan die andere vormen van preventie mee te doen - zelfs al zijn die vormen veel moeilijker verkoopbaar.
Als Vlaamse Gemeenschap hebben we er resoluut voor gekozen om dat vaccin op grote schaal toe te dienen. De Franse Gemeenschap kiest veeleer voor de uitstrijkjes. Mijns inziens is de enige correcte houding die waarbij we de beide mogelijkheden op gelijkwaardige basis promoten. Mevrouw de minister, daarom zou ik graag van u vernemen welke inspanningen u al hebt gedaan om ook die mogelijkheid van de driejaarlijkse uitstrijkjes te promoten. Hoe zult u omgaan met dat valse gevoel van veiligheid dat in onze maatschappij ontstaat door de vaccinatie? Hoe zult u ervoor zorgen dat die driejaarlijkse uitstrijkjes gratis kunnen worden en dat deelname eraan zeer sterk wordt aangemoedigd, zodat we ook daar een deelnemingspercentage zouden halen dat een rijke regio als Vlaanderen waardig is?
De heer Luc Martens: Ik neem aan dat u het belangrijker vindt dat iedereen eraan deelneemt en dat het gratisaspect dus geen doel op zich is. Het klonk enigszins zo. Ik zeg dit licht plagend, maar ik meen het wel. Ik neem aan dat het tweede belangrijker is dan het eerste.
Mevrouw Elke Roex: Ik denk dat de beide even belangrijk zijn. We bieden een vaccin gratis aan aan meisjes van twaalf jaar. De kostprijs van het gratis aanbieden van de screening die het uitstrijkje eigenlijk is, ligt veel lager dan de kostprijs van het aanbieden van een vaccin.
We moeten blijven pleiten voor de beide opties. Ik weet dat dit niet rechtstreeks een bevoegdheid van de minister is. Dat moet federaal worden geregeld. Net als de terugbetaling van de borstkankerscreening geregeld is via een protocolakkoord tussen de gemeenschappen en de federale overheid, moet er een protocolakkoord komen voor de uitstrijkjes.
Laten we duidelijk zijn: het is heel moeilijk om mensen te overtuigen en een erg hoog screeningspercentage te halen, als we die dienst niet kosteloos kunnen aanbieden aan de mensen. We moeten daarvoor blijven strijden. We mogen de aandacht ter zake niet laten verslappen, naast die voor de vaccinatie, waarbij we, zoals ik zei, nog altijd veel vragen kunnen blijven stellen. Ik zou willen dat die vragen niet moesten worden gesteld en dat we zeker zouden zijn dat het werkt en beschermt tegen allerlei vormen van kanker. Helaas moeten we er vandaag altijd bij zeggen dat dit niet zo is.
De voorzitter: De heer Tack heeft het woord.
De heer Erik Tack: Er is iets dat ik nog niet heb gehoord van de mensen van de meerderheid. Mevrouw de minister, het klinkt misschien vreemd van de oppositie, maar eerst en vooral wil ik u feliciteren omdat u erin bent geslaagd een asymmetrische manier van werken te verkrijgen, zodat we dat vaccin kunnen aanbieden aan onze Vlaamse meisjes. Hoe dan ook mogen we natuurlijk niet te snel victorie kraaien en moeten we u een aantal vragen stellen.
Hoe komt het dat dit vaccin slechts voor de twaalfjarigen gratis zal worden aangeboden, via het systeem van twee derde en een derde? Komt dat omdat de federale regering niet meer geld wil besteden om in een overgangsfase ook de dertien- en veertienjarigen hierbij te betrekken? Of komt het omdat Vlaanderen onvoldoende geld heeft? Of komt het omdat de Franse Gemeenschap haar veto stelt? Zij zou het immers kunnen beschouwen als een transfer van Wallonië naar Vlaanderen. Als we kijken naar het geld, zal dat waarschijnlijk niet echt zo zijn, maar het zou zo kunnen lijken, op het eerste gezicht.
Blijft de federale terugbetaling in categorie B, ondanks het gratis ter beschikking stellen voor de twaalfjarigen, voor de twaalf- tot achttienjarigen bestaan, of zal er sprake zijn van een terugbetaling voor dertien- tot achttienjarigen in Vlaanderen en van een terugbetaling voor twaalf- tot achttienjarigen in Wallonië? Dat lijkt me weinig waarschijnlijk, want in principe moet dat federaal gelijk blijven voor de drie gewesten, ondanks de taalgrens.
De vraag werd gesteld of er overleg is geweest met de CLB-sector over het geven van die vaccins. Er werd gevraagd of er voldoende mankracht zal zijn. Ik wil echter ook weten of er overleg is geweest met de huisartsen. Zullen ook de huisartsen de mogelijkheid hebben om dat vaccin gratis ter beschikking te stellen van de twaalfjarigen?
Ik woon net op de taalgrens. Wat gebeurt er met Vlaamse twaalfjarige meisjes wier ouders om God weet welke reden net over de taalgrens zijn gaan wonen en die in Vlaanderen schoollopen? Ze behoren eigenlijk strikt genomen niet tot de Vlaamse Gemeenschap, want ze wonen niet op het territorium van Vlaanderen. Zullen zij ook kunnen beschikken over dat gratis vaccin, met het geld van de Vlaamse Gemeenschap?
Ten slotte kom ik nog even terug op de opmerking van mevrouw Roex. Ze heeft gelijk. Dit is deels preventie, maar ik blijf al vijf jaar op mijn honger inzake preventie die gericht is op het individu. Ik zal daarop blijven hameren. De Vlaamse Gemeenschap organiseert zeer veel qua gemeenschapsgestuurde preventie, maar op de individugestuurde preventie wacht ik nog altijd. Uw voorganger, minister Vanackere, heeft een preventiebonus voorgesteld. Als ik me niet vergis, loopt er nu wel een proefproject ter zake, maar verder weet ik daar niets over en zie ik ook niets ter zake. Als we tot een veel uitgebreidere screening willen komen, van borstkanker, van baarmoederhalskanker via uitstrijkjes en ook nog van andere zaken, dan zullen we daar nog lang op moeten wachten, als de Vlaamse Gemeenschap niet op een ernstige manier een samenwerking organiseert met de huisartsenverenigingen. We bereiken natuurlijk nooit iedereen, maar in dat geval zullen we nooit een groot deel van de Vlaamse bevolking bereiken met die preventieacties. Daar zullen we nog lang op moeten wachten.
De voorzitter: Mevrouw Claes heeft het woord.
Mevrouw Sonja Claes: Wat is precies het statuut van het akkoord met de federale regering? Is dat een mondeling of een schriftelijk akkoord? Er is immers sprake van erg veel zeer gedetailleerde vragen. Is dat een volledig uitgewerkt akkoord, of moeten er nog aanpassingen en bijsturingen gebeuren?
De voorzitter: Mevrouw Van Linter heeft het woord.
Mevrouw Greet Van Linter: Ik wil me vooral aansluiten bij de vijfde vraag van mevrouw Stevens. Mijn collega is al uitvoerig ingegaan op de rest.
In Brussel kampen we inderdaad met het probleem dat Vlaanderen enkel bevoegd is voor de instellingen, en niet voor personen. Mevrouw de minister, de vraag welke aanpak u daar zult hanteren, is dus terecht. Vlaanderen is immers eigenlijk niet bevoegd voor preventie en huisartsen. We kampen ook met een groot tekort aan huisartsen. De preventieaanpak van Vlaanderen is in Brussel vrijwel onbestaande. Ik vrees dus dat u wat dat betreft alleen via de CLB´s zult kunnen gaan en dat sommigen misschien uit de boot zullen vallen. U zult misschien niet dezelfde werkwijze als in Vlaanderen kunnen bewerkstelligen, als u daar via de huisartsen gaat. Hebt u daar een andere oplossing voor?
De voorzitter: Minister Heeren heeft het woord.
Minister Veerle Heeren: Mijnheer de voorzitter, dat zoveel leden een uiteenzetting hebben gehouden, betekent dat iedereen de vaccinatie tegen baarmoederhalskanker een zeer belangrijke aangelegenheid vindt. We waren dan ook bijzonder tevreden dat we tijdens die interministeriële conferentie onze slag hebben kunnen thuishalen.
Mevrouw Claes heeft gevraagd of dit een schriftelijk akkoord is. Alles ter zake is alleszins genotuleerd. Het is dus een genotuleerd akkoord, alleen moet de Gezondheidswet daartoe worden gewijzigd. We hebben afgesproken op de interministeriële conferentie dat dit het voorwerp zal uitmaken van een interkabinettenwerkgroep. De volgende vergadering van de conferentie vindt, als ik me niet vergis, op 28 september plaats. Tegen die tijd zou dat eigenlijk zo goed als rond moeten zijn. Dat iedereen het daarover eens was, is uniek aan dit dossier. Voor het eerst is er een asymmetrisch akkoord gesloten.
Ik zal nu even in detail ingaan op de diverse vragen van mevrouw Stevens. Mevrouw Stevens, ik dank u voor die vragen. U vroeg waarom die campagne pas volgend jaar start, waarom ik dat doorschuif naar een volgende Vlaamse Regering en waarom ik niet zelf beslis. Er zijn diverse redenen waarom ik vandaag jammer genoeg niet zomaar kan beginnen met die HPV-vaccinatie. Om een vaccinatiecampagne te kunnen organiseren, moet er om te beginnen een medefinanciering door de federale overheid zijn. Daarvoor is het nodig dat er een wijziging komt in de federale Gezondheidswet. Zolang die er niet is, kan ik natuurlijk ook geen overheidsopdracht geven met garanties op medefinanciering en dat is toch wel belangrijk, want het gaat over heel veel geld.
Een tweede reden is dat er om de HPV-vaccinatie in het basisvaccinatieschema op te nemen, moet worden bekeken hoe dit het beste kan worden geïmplementeerd. Om een hoge vaccinatiedekkingsgraad te bereiken, moeten alle vaccinatoren kunnen meewerken, ook de CLB´s. Voor een volledige vaccinatie tegen HPV moeten drie vaccinaties toegediend worden in een periode van 7 à 8 maanden. Het gaat dus niet om één vaccinatie, maar om drie, en daarom wordt er best gevaccineerd op basis van het schooljaar in plaats van op basis van het kalenderjaar. Het vaccin wordt het best ter beschikking gesteld voor de vaccinatie van een schooljaarcohorte. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren in het eerste jaar van het secundair onderwijs, naar analogie van de vaccinatie tegen hepatitis B. De praktische modaliteiten moeten nog worden afgesproken met de CLB´s, de sector en de huisartsen.
Een derde reden waarom ik er niet onmiddellijk mee van start kan gaan, is dat voor het leveren van de vaccins een overheidsopdracht moet worden uitgeschreven via de procedure van algemene offerteaanvragen. Er zijn immers twee vaccins op de markt die hiervoor in aanmerking komen. Hierbij moet niet alleen rekening gehouden worden met de Belgische, maar ook met de Europese regelgeving ter zake. Dat is een tijdrovende procedure, en het zou niet correct zijn van mij te zeggen dat alles tegen september van dit jaar rond kan zijn, want het is niet haalbaar om al in september of oktober 2009 te starten. Ik ben van mening dat we dit beter heel goed voorbereiden en starten in 2010.
Tijdens de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid van maandag 2 maart 2009 heeft federaal minister Onkelinx haar principieel akkoord gegeven om de federale wetgeving aan te passen zodat het RIZIV overeenkomsten zou kunnen afsluiten met één enkele gemeenschap, in het geval van de HPV-vaccinatie met de Vlaamse Gemeenschap. De beslissing is heel rationeel onderbouwd, want op langere termijn is, door het beperken van het aantal gevallen met baarmoederhalskanker, een HPV-vaccinatieprogramma positief voor de federale gezondheidsuitgaven.
Ik treed mevrouw Roex bij dat er geen 100 percent zekerheid is: wetenschappelijk werd bewezen dat het om 70 percent gaat. Het is daarom een en-enverhaal: vaccineren en screenen. Ze staan niet los van elkaar, maar moeten beide worden uitgevoerd.
Ik ga ervan uit dat als minister Onkelinx haar akkoord geeft tijdens een Interministeriële Conferentie Volksgezondheid, waar alle niveaus aanwezig zijn, zij zich engageert om in de federale regering en het federale parlement met bekwame spoed de Gezondheidswet aan te passen die de RlZIV-cofinanciering mogelijk maakt van een vaccinatieprogramma dat opstart in één gemeenschap. Zowel mijn kabinetsmedewerkers als de medewerkers van de administratie hebben zelf al concrete suggesties voor een wetswijziging gedaan, en die suggesties zijn al aan bod gekomen tijdens een interkabinettenwerkgroep.
Indien men juridische bezwaren zou opperen, dan mag men mij of mijn opvolger eens komen uitleggen hoe het komt dat het juridisch wel mogelijk is om een veralgemeende screening in één gemeenschap mee te financieren, maar dat dit niet mogelijk is voor een vaccinatieprogramma in een andere gemeenschap. Ik ben iemand die positief denkt en optimistisch is, en ik ga er op dit ogenblik van uit dat ik het volle vertrouwen heb van minister Onkelinx, dat een gegeven woord een gegeven woord is en dat een afspraak die werd gemaakt en genotuleerd tijdens een niet onbelangrijke vergadering, ook gehonoreerd zal worden.
Ik wil hier toch nog even heel duidelijk stellen - en ik dank de heer Tack voor zijn uiteenzetting - dat het principeakkoord inderdaad over een asymmetrische cofinanciering door het RIZIV gaat. Dit gebeurt voor de eerste keer en betekent een omwenteling in onze Belgische geschiedenis. We krijgen immers de toelating om in één landsdeel, in één deelstaat, iets te doen dat niet gebeurt in een andere deelstaat. De reden daarvoor is dat mijn collega van de Franse Gemeenschap, mevrouw Fonck, niet gelooft in een dergelijk vaccinatieprogramma - wat haar volste recht is - en dat ze er in het dossier van darmkankerscreening een andere mening op nahoudt dan wij.
De structuren zijn in beweging gezet in de richting van een gezondheidsbeleid dat steeds meer rekening moet houden met regionale diversiteit en accenten. Ik kan dit alleen maar toejuichen. Ik heb dit als volgt geïnterpreteerd: het is de eerste keer dat dit gebeurd is, maar het is ook bijzonder positief dat we als deelstaat ons eigen preventiebeleid kunnen uitstippelen. Mijnheer Tack, ik ga ervan uit dat uw partij daar evenmin echt rouwig om is.
Ik kan u voor 200 percent verzekeren dat er zowel door mijn voorganger, Steven Vanackere, als door mezelf en mijn medewerkers heel wat druk werd uitgeoefend op de federale overheid om de cofinanciering van het HPV-vaccin mogelijk te maken. Het alternatief is dat een deel van de RIZIV-middelen overgedragen worden aan de gemeenschappen om hun preventiebeleid te voeren.
U weet ook dat minister Onkelinx in het federale parlement al herhaaldelijk geïnterpelleerd werd - ik meen ook door mensen van uw partij - over het uitblijven van een overeenkomst met de gemeenschappen om de HPV-vaccinatie voor ieder meisje uit de doelgroep te organiseren. Minister Onkelinx werd als voogdijminister geconfronteerd met een erg ongeduldige Vlaamse overheid die zo snel mogelijk wou en wil starten met de veralgemeende HPV-vaccinatie en met een principieel afwijzende Franse Gemeenschap. De Franse Gemeenschap wil zo snel mogelijk starten met een veralgemeende darmkankerscreening, terwijl wij ter zake in drie Antwerpse gemeenten bezig zijn met een proefproject waarvan we de resultaten afwachten. We willen lessen trekken uit het proefproject en bekijken hoe we dit kankeropsporingsprogramma zo kosteneffectief mogelijk kunnen realiseren. Het Federaal Kenniscentrum adviseerde trouwens om vooraf te starten met een proefproject, en dat hebben wij gedaan. U merkt dat er grote verschillen zijn tussen de deelstaten. Dit is een mooi voorbeeld van hoe elke deelstaat omgaat met deze dossiers.
Er is hoe dan ook een principeakkoord, en ik ga ervan uit dat het niet verbroken wordt. Als minister Onkelinx het wil verbreken, dan zou dat op een volgende interministeriële conferentie moeten gebeuren, maar zoiets is nog nooit eerder gebeurd. Dat ze heeft ingestemd met dit punt, is voor ons voldoende.
Voor het preventieve gezondheidsbeleid in Vlaanderen in het algemeen en voor het vaccinatiebeleid in het bijzonder, baseer ik mij, net zoals mijn voorganger, op wetenschappelijke aanbevelingen. Het wetenschappelijke advies van de Hoge Gezondheidsraad (HGR) stelt voor dat één cohorte meisjes systematisch gevaccineerd wordt, liefst voor de leeftijd dat ze seksueel actief zijn. Deze optie werd ook gevolgd in het advies van de Vlaamse werkgroep ´preventie van baarmoederhalskanker´, en daarom hebben we gekozen voor een cohorte meisjes van ongeveer twaalf jaar. Dat was ook zo voor de vaccinatie tegen hepatitis B. Voor uitbreiding met oudere leeftijdsgroepen stelt het advies van de HGR dat hiervoor in feite bijkomende kosteneffectiviteitstudies zouden moeten gebeuren. We laten ons hierin volledig adviseren door de HGR.
Momenteel is er in een gedeeltelijke terugbetaling voorzien door het RIZIV voor alle meisjes van twaalf tot en met achttien jaar, wat in feite niet echt conform de wetenschappelijke aanbevelingen is en wellicht meer kost dan de systematische vaccinatie van een cohorte waarbij een hoge vaccinatiegraad bereikt wordt. De terugbetalingsmodaliteiten voor de meisjes tussen twaalf en achttien jaar blijven dus het best bestaan totdat de cohorte die op twaalfjarige leeftijd het HPV-vaccin via het nieuwe vaccinatieprogramma kreeg aangeboden, de leeftijd van achttien jaar bereikt hebben. Niemand valt dus echt uit de boot, maar je moet ergens beginnen en de volledige doelgroep van twaalf tot achttien jaar zal niet op hetzelfde moment een kosteloos vaccin aangeboden krijgen. Ik sluit me volledig aan bij de wetenschappelijke aanbevelingen van de HGR en andere experts.
Zoals bij alle andere jongerenvaccinaties, en vergelijkbaar met de vaccinatie tegen hepatitis B, zullen alle bekende vaccinatoren deze vaccins kunnen bestellen. Het gaat hier om de georganiseerde preventie via de CLB´s, de huisartsen en de kinderartsen. Voor Brussel betekent dit dat meisjes die Nederlandstalig onderwijs volgen in scholen verbonden aan een CLB, zullen kunnen genieten van de gratis vaccinatie. Momenteel maken ook een aantal vaccinatoren in Brussel gebruik van de vaccins die door de Vlaamse overheid ter beschikking worden gesteld. Het aandeel van de gemeenschappen voor de aankoop van deze vaccins wordt dan door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) aan de Vlaamse overheid terugbetaald. Indien de GGC beslist deze vaccinatie ook mee te financieren, dan kan dit. Hierover kan specifiek met de GGC worden onderhandeld.
Ik geef u gelijk, mevrouw Stevens, dat het uitstrijkje de beste preventie blijft. In augustus 2008 ontving mijn voorganger, de heer Vanackere, het advies van de Vlaamse werkgroep voor de preventie van baarmoederhalskanker over het voorkomen en vroegtijdig opsporen van baarmoederhalskanker. Dat advies stelt in aanbeveling in punt 4: ?Zelfs bij de introductie van HPV-vaccinatie blijft de baarmoederhalskankeropsporing zowel bij de niet-gevaccineerde als bij de gevaccineerde vrouwen nodig.?
Dat ligt volkomen in de lijn van het advies van de Hoge Gezondheidsraad over HPV-vaccinatie. Ik volg dat advies. We nemen het initiatief om de vaccinatie op te starten in de wetenschap dat ze nooit 100 percent dekking zal geven. Het is wetenschappelijk bewezen dat de dekking 70 percent bedraagt. Het is een en-enverhaal. De screening moet worden voortgezet.
Momenteel werkt de Vlaamse werkgroep voor de preventie van baarmoederhalskanker aan een voorstel van door de Vlaamse overheid georganiseerd bevolkingsonderzoek, waarin rekening wordt gehouden met randvoorwaarden zoals een uitnodigingssysteem, registratie, kwaliteitsbewaking en evaluatie. Tegen midden april 2009 verwacht ik dat voorstel van de werkgroep. Tot dan kan ik nog geen inzicht geven in de organisatie van het bevolkingsonderzoek. Ik kan u wel verzekeren dat er een bevolkingsonderzoek komt. U moet de voorstellen voor het wijzigen van de terugbetaling van uitstrijkjes via het RIZIV niet zien als een vermindering. Sommige vrouwen krijgen veel te vaak een uitstrijkje en andere veel te weinig of nooit. Het is precies de bedoeling om de terugbetaling te doen voor uitstrijkjes met een frequentie die de wetenschappelijke aanbevelingen volgt.
Mevrouw Helsen, voor de implementatie van het vaccinatiebeleid in Vlaanderen wordt een aantal modaliteiten en problemen besproken in de Vlaamse Vaccinatiekoepel. Naast vertegenwoordigers van de andere vaccinatoren zijn hierbij ook drie vertegenwoordigers aanwezig van de verschillende CLB-koepels, namelijk iemand voor de vrije CLB´s, iemand voor de CLB´s van het gemeenschapsonderwijs en een vertegenwoordiger van de stedelijke en provinciale CLB´s. In het verleden werd de mogelijkheid van de implementatie van de HPV-vaccinatie er al besproken zonder dat er fundamentele bezwaren geopperd werden.
Bij het oprichten van de CLB´s in 2000 is een gedeelte financiële middelen overgegaan van de budgetten van gezondheidszorg naar het onderwijsdepartement. Personele en materiële middelen voor de CLB´s vallen eigenlijk niet echt onder mijn eigen bevoegdheid. Wel zal ik uiteraard de nodige financiële middelen vrijmaken om de vaccins te kunnen laten leveren bij alle betrokken vaccinatoren en dus ook bij de CLB´s. Van 2002 tot en met 2004 werden de CLB´s ook ingeschakeld in de vaccinatiecampagne tegen meningokokken serogroep C vanwege de beginnende epidemie in 2001. Mede dankzij de medewerking van de CLB´s kon deze epidemie snel worden beheerst. Deze campagne is nu al een hele tijd achter de rug. Velen zullen ze zich niet meer herinneren.
Vaccinatie tegen HPV kan op hetzelfde moment worden toegediend als de vaccinatie tegen hepatitis B, zij het alleen bij meisjes. Organisatie van extra vaccinatiemomenten is dus niet nodig. Ondertussen is het aantal voor hepatitis B te vaccineren personen in die cohorte ook aan het dalen, omdat steeds meer kinderen uit de doelgroep het vaccin als zuigeling al gekregen hebben. Voor deze doelgroep van het secundair onderwijs werd zeker al rekening gehouden met de impact op de CLB´s. Zo werd voor de nieuwe overheidsopdracht voor het leveren van vaccins tegen hepatitis B vanaf dit jaar geopteerd voor een vaccinatieschema waarin maar twee dosissen meer gegeven worden in plaats van drie voor deze doelgroep. Samen met het verminderde aantal te vaccineren leerlingen kan dit meehelpen de werkdruk te verlagen en de implementatie van HPV-vaccinatie te faciliteren.
Mijn medewerkers zijn betrokken bij de denkoefening die door de minister van Onderwijs is gestart om de opdrachten van de CLB´s in het kader van de preventieve gezondheidszorg te analyseren en waar nodig te heroriënteren. De vaccinatieopdracht zal van het grootste belang blijven. Ik wil niet vooruitlopen op het onderzoek, maar het is best mogelijk dat andere deelopdrachten wat minder tijd zullen opslorpen. Vrij recent had ik de mogelijkheid om een evaluatie te maken van vaccinatie. Daaruit blijkt dat Vlaanderen - mede dankzij de medewerking van de CLB´s - bijzonder goed scoort. We halen een vaccinatiegraad van 95 percent.
Om vaccinatie tegen HPV goed te kunnen organiseren met participatie van de CLB´s lijkt het mij evident dat we starten bij het begin van een schooljaar. Zo kan de vaccinatie volledig worden afgerond in de loop van één schooljaar. Het is dan ook realistisch om te starten vanaf september 2010. Ik had uiteraard liever al volgend schooljaar, in september 2009, kunnen beginnen, maar dat is praktisch niet haalbaar vanwege de regelgeving in verband met overheidsopdrachten. Het is niet zo dat ik het wil doorschuiven naar een volgende regering, integendeel, maar de uitvoerende instantie moet het realisme aan de dag leggen om het zeer goed te kunnen organiseren.
Ik heb het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid dan ook gevraagd de nodige middelen in te schrijven in de begroting voor 2010. Ik ben ervan overtuigd dat we dat hier in het najaar van 2009 kunnen goedkeuren bij de begrotingsbespreking voor 2010.
De voorzitter: De heer Tack heeft het woord.
De heer Erik Tack: Ik denk dat ik geen antwoord gekregen heb op mijn laatste vraag. Kunnen kinderen die in Wallonië wonen, maar in Vlaanderen schoollopen, aanspraak maken op het vaccin?
Minister Veerle Heeren: Voor hen geldt hetzelfde als voor Brussel.
U had nog een vraag over preventie gericht op individuen. Er loopt een project in de Zuiderkempen. Dat wordt afgerond in 2010, en dan kunnen we het evalueren.
Mevrouw Helga Stevens: Mevrouw de minister, bedankt voor uw duidelijke en uitgebreide
antwoord. Dat er een asymmetrisch akkoord werd bereikt, is uniek in de geschiedenis van
België. Ik hoop dat het gehonoreerd zal worden en dat we niet opnieuw afhankelijk worden
van het federale niveau. Ik vertrouw op uw woord. U bent zeker dat mevrouw Onkelinx
woord zal houden. Er moet nog wel een wetsontwerp worden ingediend in de Kamer om de
Gezondheidswet te wijzigen. Dan kan de procedure starten. Dat is de achilleshiel. Als de
Gezondheidswet om de een of andere reden niet gewijzigd wordt, valt het hele verhaal in
duigen. Ik hoop dat dit het begin is van een goede evolutie en dat de rest zal volgen.
Ik begrijp dat het tijd vraagt om het vaccinatieprogramma te organiseren. Er is ook sprake van
een openbare aanbesteding. We willen niet te lang wachten, maar ik aanvaard dat er tijd voor
nodig is.
Er werd beslist om de twaalfjarigen te vaccineren en de dertien- en veertienjarigen niet, omdat die kunnen rekenen op de terugbetaling van het RIZIV en zich dus individueel kunnen
laten vaccineren door de huisdokter. Het is weliswaar een tijdelijk probleem, maar toch. Hoeveel van die meisjes die nu uit de boot vallen zullen zich bewust zijn van die
mogelijkheid? Ik kan mij voorstellen dat meisjes van dertien of veertien niet echt wakker liggen van de nood om zich te laten vaccineren. De ouders van die meisjes moeten ook
gesensibiliseerd worden. Hun kind heeft er alle belang bij om langs te gaan bij de huisarts.
Het is een erg kwetsbaar punt in het verhaal: die meisjes moeten worden aangemoedigd om
zich te laten vaccineren.
Meisjes uit kansarme milieus en uit allochtone gezinnen zijn niet echt geneigd om bij de
huisarts langs te gaan. Het is immers duur om dat bedrag voor te schieten. Dat krijg je wel
terugbetaald, maar toch. Voor gezinnen die in armoede leven is het wikken en wegen: betaal
ik deze week het eten of een vaccin? Ik vraag bijzondere aandacht voor het bereiken van de
verschillende doelgroepen.
Ik ben blij dat u op hetzelfde moment aan preventie wilt doen. We mogen het preventieve
uitstrijkje niet verwaarlozen. U gaat voor een en-enverhaal, waarbij u inzet op vaccinatie en
op de uitstrijkjes. We moeten aan iedereen duidelijk maken dat het vaccin kan helpen, maar
niet garandeert dat je gezond blijft. Eens volwassen moeten ze nog steeds een uitstrijkje laten doen. Ik ben blij dat het niet de bedoeling is om de uitstrijkjes te verminderen, maar wel de
overconsumptie van die uitstrijkjes bij bepaalde vrouwen tegen te gaan en andere vrouwen net
aan te moedigen om meer uitstrijkjes te laten doen.
Ik ben blij dat u gaat voor een volledig verhaal, en ik ben benieuwd of de federale overheid
echt zal meewerken en hoe spoedig alles zal verlopen.
Minister Veerle Heeren: Mevrouw Stevens, u hebt gelijk dat we ook oog moeten hebben voor kansarme en kwetsbare mensen in onze samenleving. Die jonge vrouwen moeten zeker ook gebruik kunnen maken van het vaccin. Daarom is het ook zo belangrijk dat we onze CLB´s inschakelen. Via de CLB´s en de scholen en zo via het jaarlijkse medische schooltoezicht kun je het preventieve gezondheidsbeleid verankeren. In eerste instantie beogen we daarmee precies die doelgroep waar u het over hebt.
Mevrouw Kathleen Helsen: Mevrouw de minister, bedankt voor het antwoord. U verwijst naar een overleg. Ik ken het overleg zelf niet. Ik kan niet oordelen over welke items aan bod komen en of de concrete toepassing en de haalbaarheid ervan binnen de CLB´s voldoende getoetst wordt. Ik kan u wel zeggen dat de CLB´s er geen probleem mee hebben om de vaccins toe te kennen. Er is geen probleem om die opdracht op te nemen, maar zij hebben wel een terechte opmerking.
U verwijst naar de middelen die overgedragen zijn bij de hervorming van de centra voor Medisch Schooltoezicht naar de CLB´s. Het deel dat toen thuishoorde bij het departement Welzijn en Gezondheid is Onderwijs geworden. Die overdracht is gebeurd. Het lijkt me logisch dat de middelen ook zijn overgedragen. Door de jaren heen hebben de CLB´s echter steeds meer opdrachten gekregen, maar zijn de middelen in verhouding niet mee verhoogd. De CLB´s trekken nu aan de alarmbel of willen een stopmoment inroepen om te bekijken wat de impact daarvan zal zijn.
Ik ben blij dat u bezig bent met het herbekijken van de opdracht. Het is belangrijk dat dat gebeurt. Binnen enkele dagen is er een conferentie over leerlingbegeleiding waar grondig bekeken wordt wie in Vlaanderen welke opdracht heeft met betrekking tot leerlingbegeleiding. Ook de medische discipline is daarvan een belangrijk onderdeel. Het is essentieel dat we durven nadenken over de opdracht van die medische discipline.
Vandaag heeft de medische discipline te weinig tijd en ruimte om zijn opdracht naar behoren te vervullen. Hij zit qua werking nog zeer sterk in het vroegere model omdat hij te weinig ruimte heeft om in die vernieuwing mee te gaan. Andere disciplines verwachten dat zij ten volle mee kunnen stappen in de multidisciplinaire werking, wat meer is dan het uitvoeren van een aantal medische onderzoeken en het toedienen van een aantal vaccins. Indien dat puur medische takenpakket, vaccins en onderzoeken, te sterk verhoogt, wordt de ruimte en de tijd om mee te draaien in het multidisciplinaire werk nog beperkter. Dat moet grondig worden bekeken in het geheel van de opdracht van de CLB´s.
Ik hoor graag dat u er werk van maakt en dat er aandacht is voor het overleg met de CLB´s, ook al komt dat misschien niet tot uiting op dat overleg. Ik kan dat moeilijk inschatten. Ik zal het signaal geven dat er bij u een andere indruk leeft met betrekking tot de nieuwe opdracht. Wij moeten voldoende aandacht hebben voor het signaal dat zij willen uitzenden.
De voorzitter: Het incident is gesloten.