Commissie voor Algemeen Beleid, Financi?n en Begroting Vergadering van 24/03/2009
Vraag om uitleg van de heer Eric Van Rompuy tot de heer Dirk Van Mechelen, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, over de toepassing van de wetgeving inzake overheidsopdrachten bij de aanduiding van gerechtsdeurwaarders door de Vlaamse Belastingdienst (VLABEL)
De voorzitter: De heer Van Rompuy heeft het woord.
De heer Eric Van Rompuy: Mijnheer de voorzitter, ik heb mijn vraag om uitleg heel uitvoerig neergeschreven, maar ik ga ze mondeling verkort stellen. Het gaat over de discussie over de aanduiding van gerechtsdeurwaarders door de Vlaamse Belastingdienst (VLABEL), die instaat voor de invordering van een aantal heffingen en belastingen in naam van en voor rekening van het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap.
Enige tijd terug besliste de Vlaamse Regering om een samenwerkingsprotocol te onderschrijven op basis waarvan de organisatie van de aanmaningen en de dwangbevelen zou worden toevertrouwd aan de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders. Die zou op haar beurt gerechtsdeurwaarders aanstellen, enerzijds voor het centraliseren van de invorderingen en anderzijds voor de eigenlijke betekening van de dwangbevelen. De centralisatieopdracht is aanzienlijk, nu deze gerechtsdeurwaarder zal instaan voor het centraliseren van alle opdrachten tot invordering, het doorlopen van de minnelijke fase van de aanmaningen en finaal, desgevallend, voor het voorbereiden en doorgeven van een opdracht voor het betekenen van een dwangbevel aan een andere gerechtsdeurwaarder.
Recent hebben een aantal grote Vlaamse gerechtsdeurwaarderskantoren procedures opgestart om de werkwijze van VLABEL samen met de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders alsook de uiteindelijke beslissing van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders tot aanduiding van de centraliserende gerechtsdeurwaarders aan te vechten. Die vorderingen zouden zijn ingegeven door onder meer de schending van de wetgeving inzake de overheidsopdrachten en de onverenigbaarheid met de taken van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders.
Er is inmiddels kennelijk meermaals komen vast te staan dat VLABEL inbreuken heeft gepleegd op de wetgeving op de overheidsopdrachten bij de aanduiding van de gerechtsdeurwaarders. Meer in het bijzonder blijkt de Raad van State de beslissing van de nationale kamer tot aanduiding van de kantoren Brackeva en De Wilde & Baele als centraliserend gerechtsdeurwaarder te hebben geschorst. De Raad van State heeft, blijkens het inmiddels gepubliceerde arrest nummer 189.847, tot die schorsing beslist in essentie wegens miskenning van de wetgeving op de overheidsopdrachten.
Bovendien was er in het kader van de procedures klaarblijkelijk ook sprake van een vonnis in een eerder dossier, met name de invorderingen in de zorgverzekering. Ook daar zou in het verleden zonder naleving van de wetgeving op de overheidsopdrachten een gerechtsdeurwaarderskantoor zijn aangeduid.
Dat doet een aantal vragen rijzen. Het gaat niet alleen over de onroerende voorheffing en de leegstandsheffing, maar er is ook discussie over de invordering van de zorgverzekering.
Mijnheer de minister, welk gevolg is gegeven aan de procedures inzake voorliggende overheidsopdrachten? Welke contracten zijn gesloten met de nationale kamer?
Hoe wordt desgevallend, in afwachting van een overheidsopdrachtenprocedure, vandaag opdracht gegeven voor de aanmaningen en invorderingen door gerechtsdeurwaarders in opdracht van VLABEL?
Wat is de impact van de in het verleden onwettig afgesloten overeenkomst in het kader van de zorgverzekering? In de commissie voor Welzijn is daar ook een hele discussie over. Ook de boetes hangen daarmee samen. Wie zal die innen, en hoe worden die geïnd? Ik denk dat daar ook discussie over is.
Blijkbaar werd het protocol van samenwerking met de nationale kamer nog gewijzigd nadat de Vlaamse Regering het had goedgekeurd. Waarom werd ook die wijziging niet ter goedkeuring voorgelegd aan heel de Vlaamse Regering? Acht u de voorgestelde samenwerking met de nationale kamer optimaal?
Daarbij heb ik ook een aantal heel concrete vragen, maar die overlappen met wat ik al heb gezegd.
Mijnheer de voorzitter, tot daar mijn vragen in verband met de wetgeving op de overheidsopdrachten bij de aanduiding van gerechtsdeurwaarders.
De voorzitter: De heer Sannen heeft het woord.
De heer Ludo Sannen: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik wil ook even stilstaan bij de wetgeving op de overheidsopdrachten.
Mijnheer de minister, ik sluit me voor een deel aan bij de vragen van de heer Van Rompuy en kijk uit naar uw antwoord. Maar voorafgaand aan deze procedure was er bijvoorbeeld in het kader van de inning van de zorgverzekering en het inschakelen van een kantoor van gerechtsdeurwaarders al een beslissing van de Vlaamse Regering die werd aangevochten, en de Vlaamse Regering werd in eerste aanleg veroordeeld. Op dit moment is de Vlaamse Regering in beroep gegaan. De auditeur van de Raad van State geeft de Vlaamse Regering uiteindelijk ongelijk in haar interpretatie dat de wet op de overheidsopdrachten hier niet van toepassing zou zijn.
Het gaat hier om een ontzettend groot bedrag van invorderingen. Op wat de inkomsten kunnen zijn voor het kantoor dat de invordering kan doen, heb ik geen zicht. Maar de eerste fundamentele vraag is of de wet op de overheidsopdrachten van toepassing is.
Mijnheer de minister, als ik het goed voorheb, is er een nota gekomen van u, ter voorbereiding van de beslissing om de invordering van de zorgverzekering toe te wijzen aan het kantoor Brackeva. In de nota aan de regering stelde de Inspectie van Financiën telkens opnieuw de vraag of de wetgeving op de overheidsopdrachten nageleefd moest worden.
Blijkbaar zou er een advies zijn van de Afdeling Overheidsopdrachten, dat stelt dat die regelgeving in deze niet van toepassing was. Dat advies lijkt me een cruciaal gegeven, want het bepaalt dat de beslissing die de regering en de minister van Financiën hebben genomen als correct kon worden beschouwd - ongeacht wat de rechtbank van eerste aanleg achteraf nog zou beslissen.
Mijnheer de minister, is het mogelijk om over het advies van de Afdeling Overheidsopdrachten te beschikken? Zo zouden we de argumenten kennen die werden aangehaald waarom de wetgeving op de overheidsopdrachten niet van toepassing was, los van het feit dat de rechtbank van eerste aanleg en de auditeur van de Raad van State de regering in het ongelijk stelden en meenden dat dat wel het geval was.
Er wordt ook naar verwezen dat andere objectieve criteria gehanteerd zouden worden voor de toewijzing van de inning van de zorgverzekering. Wat zijn die andere objectieve criteria?
Voor zover ik weet, is er sprake van slechts één brief die naar het kantoor Brackeva is gestuurd over de toezegging dat men de inning kon doen. Zijn er nog andere afspraken? Bestaan daar ook stukken over of is alles gebaseerd op die ene brief waar tijdens de zitting van de rechtbank van eerste aanleg naar verwezen werd?
In de nota van de Vlaamse Regering is er geen sprake van de manier waarop de deurwaarder wordt vergoed. Welke prijs moet worden betaald aan de deurwaarder voor het leveren van zijn prestaties? Het gaat hier toch om de inning van ettelijke miljoenen euro. Ik denk dat het belangrijk is om daar enig zicht op te krijgen.
De voorzitter: Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van Rompuy, u hebt uw vraag enigszins samengevat. U had nogal wat detailvragen. Ze lijken sterk op de conclusies die zijn neergelegd bij de rechtbank in een lopend juridisch geschil. Ik wil uiteraard niets afdoen aan de beoordelingsvrijheid van de rechter in deze discussies en procedures. Ik pleit daarom voor een zekere zorgvuldigheid. We moeten de rechter recht laten spreken.
U herhaalt bijna letterlijk een vraag van de advocaat van de eiser: ?U bent overeengekomen met de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders dat die dat zouden doen. Zou de Orde van Advocaten dat ook doen?? Laat ons dit aan de wijsheid van de rechter overlaten.
De discussie gaat over de centralisatie van inning en de stelling van het agentschap dat centralisatie efficiënter is dan verspreiding. De ervaring van onze Vlaamse Belastingdienst, VLABEL, leert dat een verspreiding van de invorderings- en geschillendossiers over bijna alle gerechtsdeurwaarderskantoren in Vlaanderen geen efficiënte werkwijze is. Dat komt beheer en stroomlijning van de invorderingsdossiers niet ten goede. Van 1999 tot eind 2008 werkte de Vlaams fiscale administratie samen met ongeveer 124 gerechtsdeurwaarders. Dit bleek niet efficiënt en niet effectief, want het leidde tot een diversiteit bij de dossierafhandeling, en verhoogde de communicatie- en verwerkingskosten.
Een samenwerking met één of enkele centraliserende deurwaarders die fungeren als doorgeefluik - vergeet vooral dat laatste niet - van de dossiers naar lokale confraters is beter en efficiënter, zo leert ons de ervaring.
Centralisatie biedt voordelen voor de Vlaamse Belastingdienst. Die laatste krijgt een beter overzicht. De dienst kan de dossiers op een uniforme en gestroomlijnde manier afhandelen. Hij vindt in de persoon van de centraliserende deurwaarder een uniek aanspreekpunt, die bovendien de communicatie en afhandelingskosten kan reduceren. De dienst wordt ontlast van het toezicht en de co?rdinatie van de dossiers. Die taken worden overgenomen door de centraliserende deurwaarderskantoren.
Centralisatie biedt voordelen voor de deurwaarder. Het is voor een deurwaarder niet echt interessant om van VLABEL slechts sporadisch dossiertjes te ontvangen, want dan zijn zijn investeringen zoals een digitale communicatielijn met de opdrachtgever niet rendabel.
Centralisatie biedt ook voordelen voor de belastingplichtige. VLABEL kan de belastingplichtige sneller en accurater informatie verschaffen over zijn dossier. De centraliserende deurwaarder kan invorderingsdossiers lastens één belastingplichtige bundelen, waardoor deurwaarderskosten kunnen worden gereduceerd of zelfs uitgespaard.
Tot daar mijn inleidende beschouwingen. Ik zal nu concreet ingaan op het wedervaren van VLABEL in deze dossiers, om te beginnen in de zorgverzekering. Iedereen die aangesloten is bij de Vlaamse zorgverzekering moet jaarlijks een bijdrage betalen. Wie gedurende drie jaar zijn bijdrage niet betaalt, loopt een administratieve boete op die kan oplopen tot 250 euro. Als de boete en de achterstallige bijdragen niet spontaan worden betaald, zal worden overgegaan tot de gedwongen invordering. De Vlaamse Regering besliste dat het Vlaams Zorgfonds hiervoor een beroep kan doen op de zogenaamde Centrale Invorderingscel (CIC) binnen het Agentschap Vlaamse Belastingdienst. Die beschikt op dat vlak over heel wat ervaring en expertise. Decretaal is voorgeschreven dat een dwangbevel moet worden betekend door een gerechtsdeurwaarder aan de in gebreke gebleven schuldenaar.
Het dossier van de zorgverzekering bood zich dus aan als een eerste gelegenheid om - in het kader van een nieuwe invorderingsstroom die op gang werd gebracht door VLABEL - een gecentraliseerde samenwerkingsvorm op poten te zetten. In plaats van tienduizenden dossiers over diverse deurwaarderskantoren in Vlaanderen te spreiden, heeft de Vlaamse Regering op 15 december 2006 geopteerd voor een samenwerking met één centraliserend deurwaarderskantoor. Deze centraliserende deurwaarder verspreidt de opdrachten tot betekening op zijn beurt onder zijn collega´s. Een gerechtsdeurwaarder kan immers enkel binnen zijn eigen arrondissement dwangbevelen betekenen. Hij kan nooit zelf de inningen doen in andere arrondissementen in Vlaanderen. Hij kan een aantal co?rdinerende taken kosteloos van de administratie overnemen, wat resulteert in een aanzienlijke kostenbesparing voor VLABEL.
Ik heb deze werkwijze op aangeven van VLABEL voorgesteld aan de Vlaamse Regering. De overwegingen die hebben geleid tot de goedkeuring van dit voorstel van de Vlaamse Regering op 15 december 2006 luiden onder meer als volgt. ?De keuze om het proces van de gedwongen invordering geco?rdineerd via één gerechtsdeurwaarder te laten verlopen, kan bovendien worden verantwoord door het feit dat het hier een groot aantal dossiers betreft met betrekking tot eenzelfde materie, dat alle bestanden vanuit het Zorgfonds elektronisch worden aangeleverd en dat de administratie zich slechts tot één enkel aanspreekpunt dient te wenden. Tot slot dient ook het kostenbesparend aspect - minder personeel nodig door het feit dat de gerechtsdeurwaarder bereid is een groot deel van de voorbereidende taken die normaal door het CIC gebeuren, zelf uit te voeren - niet uit het oog verloren te worden.?
Er was een vraag over de keuze van de centralisator. Hierover staat in de nota van de Vlaamse Regering het volgende. ?Bij de aanduiding van de gerechtsdeurwaarder zal met een aantal objectieve criteria rekening worden gehouden, namelijk de mate waarin de gerechtsdeurwaarder vertrouwd is met de verwerking van grote aantallen; beschikt over een voldoende uitgebreid netwerk van collega´s-correspondenten om de gedwongen invordering over het ganse Vlaamse grondgebied te laten verlopen volgens de instructies opgelegd door de administratie; bereid is om de gedwongen invordering te organiseren volgens de instructies van de administratie en daarover ook op regelmatige basis te rapporteren en bereid is taken die niet door de administratie worden ingevuld, te vervullen tegen de wettelijk voorziene tarieven.?
Op basis van deze criteria werd een deurwaarderskantoor aangesteld dat voldeed aan de gestelde criteria en bereid bleek bijkomend een aantal taken kosteloos van de administratie over te nemen. Deze wijze van samenwerking heeft ondertussen haar merites bewezen.
Intussen werd deze werkwijze betwist. Ik zou niet willen spreken over een ´guerre de huissiers de justice´ maar het is inderdaad zo dat de aanwijzing van het centraliserende kantoor door een ander gerechtsdeurwaarderskantoor werd aangevochten voor de rechtbank. Voor zover mij bekend is er slechts één kantoor dat een reeks rechtszaken heeft ingeleid. In kort geding werd de vordering van de tegenpartij afgewezen; ten gronde werd de vordering van de tegenpartij ten dele ingewilligd. Tegen deze uitspraak werd hoger beroep aangetekend door VLABEL. Ook heeft de tegenpartij een verzoekschrift ingediend bij de Raad van State. Er is dus nog geen definitieve uitspraak in dit dossier. Momenteel zijn er twee zaken hangende: één voor het hof van beroep te Brussel en één voor de Raad van State, namelijk een verzoek tot nietigverklaring.
De samenwerking met het centraliserende kantoor werd beëindigd op 31 december 2008, niet omwille van de rechterlijke uitspraken, want daartegen heeft VLABEL beroep aangetekend, maar wel omwille van het feit dat deze opdracht vanaf 1 januari 2009 onder het samenwerkingsprotocol werd gebracht.
Het tweede deel van uw vraag gaat over het samenwerkingsprotocol met de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders. Ik geef eerst een stand van zaken. De samenwerking met de deurwaarders verliep in het dossier van de zorgverzekering uitstekend. VLABEL had de intentie deze werkwijze uit te breiden tot andere dossiers. VLABEL verzorgt ook de invordering van de onroerende voorheffing, de leegstandsheffing, en weldra ook de verkeersbelasting. Ook de deurwaarders zelf waren en zijn nog steeds overtuigd van de voordelen van een gecentraliseerde invorderingswijze.
De Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders - en ik benadruk uitdrukkelijk dat het initiatief door de kamer zelf werd genomen - stelde een concrete samenwerkingsvorm voor, die zou worden uitgeschreven in een protocol. Daarover werd langdurig en uitgebreid met VLABEL van gedachten gewisseld. Concreet werd een methodiek uitgewerkt waarbij VLABEL invorderingsdossiers toevertrouwt aan de nationale kamer, die op haar beurt die opdrachten toevertrouwt aan een of meer centraliserende deurwaarders, die op hun beurt opdrachten aan participerende deurwaarders kunnen doorgeven. Die werkwijze werd door de Vlaamse Regering goedgekeurd op 18 juli 2008.
De voornaamste elementen van het protocol zijn de volgende. De kamer duidt de centraliserende en instrumenterende gerechtsdeurwaarders aan die vanaf 1 januari 2009 de invorderingstaken voor VLABEL zullen uitvoeren. De invorderingen verlopen volgens de richtlijnen, opgemaakt door VLABEL, die bij het protocol zijn gevoegd. De kamer stelt zich borg voor de stipte uitvoering van die instructies door de participerende deurwaarders. De kamer vrijwaart de Vlaamse overheid voor alle schadeclaims van haar leden naar aanleiding van de toepassing van het protocol.
Dit lijkt mij een goede formule met tal van voordelen voor de Vlaamse administratie. Het is de kamer die zorgt voor een interne kwaliteitsbewaking van het werk van de participerende deurwaarders. De kamer vrijwaart de Vlaamse overheid voor geschillen. De kamer fungeert voor VLABEL als enig aanspreekpunt, wat de communicatie met de uitvoerende deurwaarders vergemakkelijkt, bijvoorbeeld wanneer instructies of werkwijzen worden aangepast. De kamer waarborgt de continuïteit van de dienstverlening, zij zorgt voor een tijdige aanstelling van de centralisatoren en, indien nodig, voor een tijdige vervanging. De kamer biedt die diensten kosteloos aan, waardoor de Vlaamse overheid een besparing realiseert.
De Inspectie Financiën verleende een gunstig advies bij het voorstel. Na de goedkeuring van het protocol heeft de nationale kamer een selectieprocedure voor de aanwijzing van de centralisatoren georganiseerd. VLABEL heeft zich, voor alle duidelijkheid, niet gemengd in die procedure.
Op 14 november 2008 heb ik aan de Vlaamse Regering meegedeeld dat het door mij ondertekende protocol licht afweek van de versie die door de Vlaamse Regering op 18 juli 2008 werd goedgekeurd. Ik heb de verschilpunten aangeduid, toegelicht en gemotiveerd. Het ging enkel om enkele terminologische correcties en om een aanpassing van enkele data die door het tijdsverloop of de tijdsdoorstroming achterhaald bleken. De collega´s in de Vlaamse Regering hebben daar kennis van kunnen nemen in de klassieke procedure van de mededelingen.
Nog voor de nationale kamer centraliserende gerechtsdeurwaarders kon aanduiden, volgde er op 14 november 2008 een dagvaarding in kort geding, een initiatief van hetzelfde kantoor dat zich ook in het dossier van de zorgverzekering had gemanifesteerd. Nadien volgde nog een reeks rechtszaken, ingeleid bij de burgerlijke rechtbank en bij de Raad van State, steeds ingezet door hetzelfde kantoor, al heeft zich daar nu wel een tweede kantoor bij aangesloten.
Een aantal van die procedures werd niet ingesteld tegen de Vlaamse overheid, maar enkel tegen de nationale kamer. De Vlaamse overheid is bij die geschillen dus niet betrokken.
De procedures voor de burgerlijke rechtbank zijn nog niet afgerond. Er is wel een uitspraak van de Raad van State van 27 januari 2009, die noodzaakt tot de stopzetting van de aanwijzingsprocedure door de nationale kamer. De kamer heeft zich ondertussen tot het Hof van Cassatie gewend, omdat ze zich niet kan vinden in de uitspraak van de Raad van State. Er kan op dit ogenblik dan ook geen verdere uitvoering worden gegeven aan het protocol.
Het debat wordt op dit ogenblik dus meer dan ooit voor de rechtbank gevoerd. Het lijkt mij dan ook gepast dat we de rechterlijke macht haar werk laten doen en het eindoordeel afwachten. Ik wil op dit ogenblik geen definitieve stelling innemen of conclusies trekken. Ik blijf alleszins de werkwijze waarvoor VLABEL heeft gekozen, een goede keuze vinden. Ik betreur formeel dat binnen de beroepsgroep blijkbaar niet alle neuzen in één richting wijzen om tot een adequate invordering te kunnen overgaan.
Sinds het schorsingsarrest van 27 januari is er sprake van een vacu?m. Momenteel onderzoekt VLABEL samen met de afdeling Overheidsopdrachten en onze raadsvrouw op welke manier de invorderingen kunnen worden hervat. Verschillende pistes worden daarvoor bekeken door VLABEL.
Ik heb het advies van de afdeling Overheidsopdrachten niet bij me, mijnheer Sannen. Ik zal het opvragen en bij het verslag van deze vergadering laten voegen. De Vlaamse Regering was er in elk geval in eer en geweten van overtuigd dat werken via de nationale kamer, die op haar beurt centraliserende deurwaarders zou aanstellen, die dan de communicatie en de verdeling van de dossiers naar de verschillende arrondissementen zou doen, een zeer aanbevelenswaardige procedure was.
Zoals wel meer gebeurt bij overheidsopdrachten, zijn we in een betwisting terechtgekomen. De rechter zal zich daar uiteindelijk over uitspreken. Wij zullen ons daar dan vanzelfsprekend zo snel mogelijk aan conformeren, om een en ander opnieuw efficiënt te laten verlopen.
De voorzitter: De heer Sannen heeft het woord.
De heer Ludo Sannen: Voor alle duidelijkheid: ik hoop dat het over het advies gaat waarbij niet de kamer, maar wel één kantoor werd aangesproken om de inning voor de zorgverzekering te doen. Er is eerst een beslissing genomen door de Vlaamse Regering om niet langs de kamer te gaan, maar de centralisering toe te wijzen aan één kantoor. Daar is de wetgeving van de overheidsopdrachten niet op toegepast, terwijl het hier toch over een omvangrijke opdracht gaat. U hebt wel een aantal objectieve criteria gehanteerd waaraan een dergelijk kantoor moet voldoen. Maar op een bepaald moment hebt u toch een selectie moeten maken, en als ik me niet vergis, is die selectie gebeurd zonder mededinging. Dat is net het grote probleem dat wordt aangekaart.
De Vlaamse Regering zal nu de weg via de nationale kamer bewandelen, waardoor ze natuurlijk de kamer aanspreekt om die centralisatie te realiseren. Misschien is dat een goede weg om te volgen via een protocol. Maar hoe hebben we dan zicht op de gehanteerde criteria en de manier waarop de mededinging is georganiseerd binnen de nationale kamer? Ook dat lijkt me hier nogal relevant. Dat is ook wat op dit moment juridisch wordt betwist. Niet de intentie die er bij de overheid was, wordt betwist, maar wel de toewijzing. De Raad van State zegt ook dat de toewijzing om de centralisatie te regelen bij de nationale kamer niet kan, vandaar die opschorting.
Hoe gebeurt de toewijzing? Waarom is de mededinging hier niet van toepassing?
Minister Dirk Van Mechelen: De nationale kamer heeft een bureau aangesteld om net die selectieprocedure te begeleiden. Daarbij onderzoekt men een aantal componenten, zoals ICT-capaciteiten, om, in een aantal gevallen, die grote massa dossiers te kunnen verwerken.
De heer Ludo Sannen: Los van al die zaken is de essentiële vraag: hoe wordt de mededinging georganiseerd?
Minister Dirk Van Mechelen: Ik heb de vraag begrepen.
De voorzitter: Het incident is gesloten