Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Bestuurszaken, Institutionele en Bestuurlijke Hervorming en Decreetsevaluatie Vergadering van 17/03/2009
Vraag om uitleg van mevrouw Else De Wachter tot de heer Marino Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, over de interpretatie van artikel 32 van het Gemeentedecreet
De voorzitter: Mevrouw De Wachter heeft het woord.
Mevrouw Else De Wachter: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, overeenkomstig artikel 32 van het Gemeentedecreet hebben de gemeenteraadsleden het recht om de burgemeester en het college van burgemeester en schepenen mondelinge en schriftelijke vragen te stellen. Het recht om vragen te stellen werd zeer algemeen geformuleerd. Het lijkt mij evident dat dit artikel breed moet worden geïnterpreteerd zodat over alle onderwerpen van gemeentelijk belang vragen kunnen worden gesteld.
Het recht om vragen te stellen is een belangrijk instrument voor de raadsleden om hun controletaak over de werking van het bestuur te kunnen vervullen. In die zin is het recht om vragen te stellen, qua draagwijdte, van een zelfde orde als het inzagerecht van artikel 30, paragraaf 1, van het Gemeentedecreet. Niettemin hebben het recht op het stellen van vragen en het recht op inzage elk hun specifieke invulling die hen van elkaar onderscheidt.
Mijn vraag naar de interpretatie van artikel 32 gaat over de invulling van dit recht om vragen te stellen. Mijns inziens moet dit recht om vragen te stellen samen gelezen worden met het recht op inzage. Ik wil aankaarten dat sommige gemeenteraadsleden het recht om vragen te stellen zo interpreteren dat ze de meest extensieve vragen naar informatie kunnen stellen zodat ze geen beroep hoeven te doen op hun recht op inzage.
Een concreet voorbeeld is de vraag naar een overzicht van de betalingen die het gemeentebestuur heeft gedaan aan studie- en tekenbureaus, voor de periode van de laatste vijftien jaar en of het mogelijk is dit te specificeren naar jaar, naam, studie- en tekenbureau, opdracht, bedrag en zo meer. Het kost de betrokken diensten veel tijd en energie om een dergelijke vraag correct te beantwoorden. Het lijkt mij logischer dat in zo´n geval een beroep wordt gedaan op het recht op inzage, en dat naar aanleiding daarvan eventueel een gerichte vraag met betrekking tot een beleidskeuze kan worden gesteld aan het college.
Mijnheer de minister, hoe dient artikel 32 van het Gemeentedecreet geïnterpreteerd te worden?
Kan de gemeenteraad in zijn huishoudelijk reglement, conform artikel 40, punt 5, van het Gemeentedecreet bepalen dat extensieve vragen naar informatie, die via het inzagerecht kunnen worden beantwoord, en die geen beleidsvraag inhouden, onontvankelijk worden verklaard?
De voorzitter: Mevrouw De Lobel heeft het woord.
Mevrouw Hilde De Lobel: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik sluit me aan bij de inleiding en de vragen van mevrouw De Wachter. Het vraagrecht van de raadsleden is inderdaad absoluut en mag niet worden beperkt.
Het voorbeeld dat mevrouw De Wachter gaf, laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Men gaat soms over tot oneigenlijk gebruik van dat recht. Dat moet volgens mij als casus worden aangepakt, eventueel met een behoorlijk gesprek met de betrokkene. Ik sta zeer huiverig tegenover maatregelen van hogerhand die het interpellatie- of vraagrecht van het lid zouden kunnen beperken.
De voorzitter: Minister Keulen heeft het woord.
Minister Marino Keulen: Ik herken dat, ik ervaar dat ook hier. We houden elkaar aan het werk op die manier. Mevrouw De Wachter, ik ben voorzitter van een gemeenteraad. Ik heb twee termijnen in de oppositie gezeten en twee in de meerderheid - ik begin het klappen van de zweep te kennen.
Het vraagrecht van artikel 32 en het inzagerecht van artikel 30, paragraaf 1, zijn absoluut. Men mag dat niet inperken, en ik ben dat geenszins van plan. Trouwens - en dat is zo voor een minister en bij uitbreiding voor een regering, dat is zo voor een burgemeester en bij uitbreiding voor een stad of gemeente -, een kritische oppositie is voor elk college een zegen. Ik heb het nooit erg gevonden om naar het parlement te komen en bevraagd te worden. Ik denk niet dat men gelegenheden kan aanhalen waarin ik vragen uit de weg ging. Men kan daardoor alleen maar groeien. Dat is soms moeilijk op het moment zelf. Ik wil het ongeluk niet uitdagen, maar het is vaak ook een kans.
Zoals u aanhaalt, mevrouw De Wachter, stel ik op vergaderingen van de gemeenteraad dikwijls vast dat een aantal gemeenteraadsleden hun vraagrecht misbruiken om geen tijd te moeten spenderen aan het inzagerecht. Het is een verkapte vorm van luiheid. In plaats van dossiers uit te pluizen stellen ze heel veel vragen en krijgen op die manier het antwoord. Het werk wordt versast naar de administratie. Ik ben voor een absoluut vragen- en inzagerecht, maar ik voel wel dat er soms mistoestanden zijn. Ik heb zo nog vragen bijgewoond over contracten en toewijzingen. Men ging daarbij zelfs terug naar het begin van de fusie van de gemeenten in 1977. De diensten zijn met zulke vragen een volle maand in de weer, en voorts gebeurt er niets met het antwoord. Wat is dan de relevantie van zo´n vraag?
Ik wil niets veranderen aan het Gemeentedecreet. Wel wil ik overleg met de VVSG. Dit sluit aan bij de vraag om uitleg van mevrouw De Lobel. We moeten zoeken naar een vorm van briefing door de intercommunales aan de gemeenteraad. De vertegenwoordigers die in de intercommunales zetelen, moeten doorgeven wat besproken is in de intercommunale en in de raad van bestuur van de intercommunale. Er moet een soort handboek van goede praktijken komen over die briefing.
Het fundamentele vraagrecht moet behouden blijven. Het kan nooit zo zijn dat een meerderheid probeert kritische bevraging tegen te houden of kritische collega´s de mond te snoeren. Er zijn politici die op dit vlak een reputatie hebben ontwikkeld. Ze belasten de administratie nodeloos. Onder de noemer van het vraagrecht proberen ze het inzagerecht te ontlopen zodat ze zelf geen tijd moeten steken in opzoekingswerk. Ik moet niemand zijn rekening maken. Iedereen verdient het voordeel van de twijfel, maar ik aanhoor dat soort vragen soms tenenkrullend. Als men de moeite zou doen om zelf een dossier open te slaan - die mogelijkheid bestaat - en tijd zou nemen om het zelf te lezen, zou men de diensten dat extra werk kunnen besparen en hen het gewone werk laten doen, onder andere hun dienstverlening aan de bevolking.
De principes van het vraag- en inzagerecht moeten overeind blijven. De meerderheid mag de oppositie geen kansen ontnemen. We gaan met de VVSG samen zitten om een houdbare werkwijze te zoeken zonder de fundamentele rechten van elk raadslid te beknotten, te hypothekeren of aan banden te leggen.
De voorzitter: Mevrouw De Wachter heeft het woord.
Mevrouw Else De Wachter: Ik dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister. Ik denk dat iedereen hier - meerderheid en oppositie - het eens is over het belang van het vraag- en het inzagerecht. Het wordt voor de diensten echter soms moeilijk om degelijk werk af te leveren. We moeten op korte termijn duidelijkheid krijgen.
Mevrouw De Lobel, je zou inderdaad een gesprek kunnen hebben met de betrokkenen, maar in dergelijke concrete gevallen lost dat heel weinig op. We moeten iets in handen kunnen hebben waarop we ons kunnen stoelen, vanuit welke visie ook, die van de meerderheid of de oppositie.
Ik ben vol verwachting over de ´code of good practices´, samen met de VVSG. Mijnheer de minister, ik wil u vragen daar zeer snel werk van te maken, want de vragen zijn er en er zullen er nog komen. Zolang we daar geen duidelijkheid over hebben, kunnen we niet anders dan het decreet toepassen zoals we het moeten toepassen, wat de vraag in de praktijk ook betekent.
De voorzitter: Mevrouw De Lobel heeft het woord.
Mevrouw Hilde De Lobel: Ik van mijn kant kijk ook uit naar de ´code of good practices´. Ik zou er echter graag een Nederlandse naam voor hebben.
Ik erken volledig de problematiek zoals mevrouw De Wachter ze schetst. We kennen die allemaal in onze raden. Het omgekeerde gebeurt ook, mevrouw De Wachter, dat weet u ook. Ik kan u voorbeelden geven van gemeentelijke diensten die flagrant weigeren om gegevens digitaal door te geven, hoewel ze worden gevraagd, en die klagen over de prints die ze moeten maken en opsturen. Het is een beetje plagerij die van twee kanten komt. Dat zou door een dergelijke code goed kunnen worden geregeld.
Ik dank de minister voor zijn antwoord.
De voorzitter: Het incident is gesloten.