Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 05/03/2009
Vraag om uitleg van de heer Rudi Daems tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over een wettelijk kader voor gsm-masten en andere zendinstallaties voor niet-ioniserende straling
De voorzitter: De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik hoop dat u net als bij de uitvoeringsbesluiten inzake het Grinddecreet, die blijkbaar al klaarliggen, ook heel voortvarend zult zijn inzake het decretale werk en de uitvoeringsbesluiten in verband met de gsm-problematiek.
De laatste tijd is er immers een en ander gebeurd, dat weet u. Er is het recente arrest van het Grondwettelijk Hof over de zaak van de federale ministerraad, Belgacom en andere gsm-operatoren tegen de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. De uitspraak van het Grondwettelijk Hof in januari van dit jaar is heel belangwekkend. Een jarenlang debat over wie wel en wie niet bevoegd is voor deze problematiek, werd beslecht: er werd definitief uitgemaakt dat de gewesten bevoegd zijn voor de normering voor niet-ioniserende straling, bekeken door een milieu- en gezondheidsbril. Dit is belangrijk.
Ik heb ook de stukken die bij het arrest horen, gelezen, en het heeft me heel aangenaam verrast dat ook de Vlaamse Regering, die in dezen tussenkomende partij was, heel duidelijk heeft gesteld dat ze de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest steunt. Ze zegt heel duidelijk dat deze ordonnantie rekening houdt met de bijzonder grote wetenschappelijke onzekerheid ter zake en vindt dat de ordonnantie op een oordeelkundige manier het zorgvuldigheidsbeginsel toepast. Dit is een belangrijk statement van de regering in het verloop van de verdere discussie.
Mijnheer de voorzitter, ik wil ook een kopie laten ronddelen van een vrij recent advies van de Hoge Gezondheidsraad, dat bezorgd werd aan mevrouw Onkelinx, de federale minister van Volksgezondheid, in het licht van de debatten in het Overlegcomité. Dit advies is heel erg up-to-date en gaat goed in op de argumenten van de operatoren en in verband met de norm van 3 volt per meter (Hoge Gezondheidsraad, advies nr. 8519 van 4 februari 2009).
In tegenstelling tot het dossier van de Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel (BAM), waar we ons vandaag zelf tussen de politieke agenda moeten wringen, heeft het Vlaams Parlement inzake de gsm-problematiek wel proactief gewerkt. Laat dat duidelijk zijn en laten we een pluim geven aan alle partijen die er constructief aan hebben meegewerkt: CD&V, sp.a, de N-VA en Open Vld. De resolutie werd trouwens kamerbreed goedgekeurd in dit huis (Parl. St. Vl. Parl. 2008-09, nr. 1996/3). Op ons voorstel werd in de onderhandelingen afgestapt van het aandringen op een federale norm en hebben we zelf het initiatief in handen genomen om te gaan naar een norm van 3 volt per meter. Dit was een beetje geïnspireerd op het decreetsvoorstel van 2005 van de heer Glorieux en mezelf.
Ik wil nu even komen tot de situatie waar we voor staan. Door de uitspraak van het Grondwettelijk Hof is de situatie heel dringend geworden. We mogen stellen, en zo staat het ook in het juridisch advies van federaal minister Onkelinx, dat we ons vandaag in een soort juridisch vacuüm bevinden. Wie is nu nog bevoegd voor de uitvoering van de metingen? Tot januari was dat het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie (BIPT). Het BIPT kon op vraag van burgers en van gemeentebesturen de sterkte van een zendmast meten. Door het arrest is het BIPT niet langer bevoegd en ik heb, na een paar telefoontjes, begrepen dat het BIPT niet wenst om verder nog metingen uit te voeren. Tot wie moeten gemeentebesturen die worden geconfronteerd met zo een zendmast, zich nu wenden? Tot wie moeten de burgers zich wenden?
Mevrouw de minister, ik wil aandringen op een snelle politieke actie. Ik weet wel dat de resolutie nog maar pas in januari van dit jaar werd goedgekeurd, maar ik wou u toch vragen of er al een eerste stap is gezet in de uitvoering van de resolutie in haar verschillende onderdelen.
Deelt u mijn analyse dat we vandaag in een soort vacuüm zitten? Tot wie moeten gemeentebesturen zich wenden om te zien of een bepaalde gsm-mast al dan niet boven 3 of 20,6 volt per meter is?
Wat is uw standpunt over het idee van de federale regering om een soort interregionaal samenwerkingsakkoord te maken? Als ik de stukken van het Overlegcomité van 18 februari erop nalees, dan stel ik vast dat het Vlaamse Gewest niet echt happig is om daarin mee te stappen. Op zich heb ik er geen probleem mee, maar van andere samenwerkingsakkoorden is al vaker gebleken dat ze een manier zijn om de vis te verdrinken en om een aantal zaken op de lange baan te schuiven. Ik zou dus willen zeggen aan het Vlaamse Gewest: doe net zoals het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, ga vooruit, kijk niet om. Als er achteraf een interregionaal samenwerkingsakkoord is dat streeft naar harmonisering, dan is dat geen probleem. Iedereen is het er ongeveer over eens. In Brussel werd hierover al in 2007 beslist bij ordonnantie, en ook Wallonië zegt dat het naar 3 volt per meter wil gaan. Iedereen is het dus eens met die norm. Het Vlaamse Gewest voegt daar in haar aanbevelingen bovendien nog een richtwaarde van 0,6 volt aan toe, dat lijkt me interessant voor verder debat.
Tot wie moeten gemeentebesturen en burgers zich wenden? Ik begrijp, na contacten met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, dat er momenteel besprekingen lopende zijn tussen het Brussels Instituut voor Milieubeheer (BIM) en het BIPT voor de overdracht van bevoegdheden, apparatuur en knowhow. Ik hoop dat hetzelfde ook op Vlaams niveau aan de gang is.
Mevrouw de minister, ik mag natuurlijk niet vragen naar uw intenties, maar ik zal het toch proberen. Ik zou graag van u weten welke timing u verbindt aan de geplande beleidsinitiatieven als gevolg van de resolutie.
De heer Patrick Lachaert: Ik wil hier toch even aan toevoegen dat we heel veel werk hebben verzet voor onze resolutie. Deze commissie heeft heel veel uren besteed aan de toelichtingen, zowel in hoorzittingen als tijdens besprekingen van de problematiek. Iedereen heeft er constructief aan meegewerkt en de resolutie werd unaniem goedgekeurd door het parlement.
Dat gebeurde wel pas op 9 januari, we zijn dus nog niet veel verder in de tijd. Ook aan de uitvoerende macht, op wie we dikwijls kritiek leveren, moet de nodige tijd gegeven worden, zowel op het gewestelijke als op het federale niveau, om haar ei te leggen. We hopen natuurlijk dat dat zo snel mogelijk gebeurt, maar het parlement moet ook zo realistisch zijn om de geëigende kanalen daartoe de gelegenheid te bieden.
Mijnheer Daems, het uitgangspunt van de resolutie was eigenlijk dat wij, als stuk van de overheid, wilden weten, op een objectieve en wetenschappelijk onderbouwde basis, wat de problematiek inhoudt en wat de gevaren van de straling zijn. Tien jaar geleden bleek hier in deze commissie dat het helemaal nog niet zeker was dat de straling schadelijk was. Die kwestie was nog aan de grootste discussie onderhevig, vergelijkbaar met de discussie over het klimaat van 15 jaar geleden of met de discussie over asbest. De misschien belangrijkste vaststelling van de commissie op basis van de hoorzittingen en de bespreking, is dat nu wel vaststaat dat de straling schadelijk is. De geleerden en professoren zijn het daarover eens. Over de mate van de schadelijkheid durft men zich nog niet uit te spreken, maar dat sommige zaken schadelijk zijn, dat staat hoe dan ook vast. Zo is iedereen het erover eens dat het gsm-gebruik in een gesloten ruimte door iemand van tien jaar oud, van wie de connecties in de hersenen nog niet volledig voldragen zijn, schadelijk is. Dit is een heel belangrijke evolutie: nu weten wij als overheid dat dat het geval is. Het is voor het eerst dat ik dat hier hoor en ik heb toch het genoegen om hier al 14 jaar zitting te hebben. De overheid moet dus iets doen, ze moet het voorzorgsprincipe hanteren.
De voorzitter: Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Joke Schauvliege: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik kan me aansluiten bij een aantal zaken die hier werden gezegd, maar ik wil de vraag iets verruimen. De vraag gaat specifiek over de gsm-masten, maar tijdens de hoorzittingen is duidelijk gebleken dat het gebruik van de gsm zelf veel schadelijker is dan een mast die ergens wordt ingeplant.
Aan de hand van de hoorzittingen hebben we inderdaad een goede resolutie opgesteld, over meerderheid en oppositie heen, gebaseerd op het voorzichtigheidsprincipe. Ik meen dat er een aantal heel nuttige aanbevelingen voor de Vlaamse Regering in staan, maar gezien de nieuwe omstandigheden en de uitspraak, deel ik een beetje de bezorgdheid van de heer Daems.
Ik weet dat het BIPT heel nuttig werk heeft geleverd. Op de website kan men echt per gsm-mast zien wat de straling is, hoe de mast is ingeplant, wat het bereik ervan is en wat de intensiteit van de straling is. Ik maak heel dikwijls gebruik van de site, wanneer ik vragen krijg van burgers over een gsm-mast in de buurt en de gevolgen ervan voor de buurt. Hoe gaan we er vanaf nu mee om? Het BIPT levert op het federale niveau heel goed werk. Nemen wij dat nu op Vlaams niveau over?
Ik benadruk dat de resolutie ook een aantal aanbevelingen bevat over het vergunningenbeleid, de hoogspanningsleidingen en dergelijke meer. Er is nog een hele weg te gaan om alles in uitvoering te laten gaan door de Vlaamse Regering. Het is onmogelijk om alles nog in deze legislatuur te verwezenlijken en dus moet een flink gedeelte ervan worden opgenomen in het regeerakkoord van de volgende Vlaamse Regering.
De voorzitter: De heer Pieters heeft het woord.
De heer Leo Pieters: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ook ik wil hier graag positief op reageren. Ook wij hebben de resolutie gesteund.
We bespreken dit in deze commissie, maar ook andere ministers komen met deze kwestie in aanraking. Mijn vraag is dan ook of er al overleg gepleegd is. Ik denk aan Onderwijs en Ruimtelijke Ordening. Zijn er reeds contacten geweest? Bij eerdere vragen die ik hierover in andere commissies al heb gesteld, kreeg ik altijd als antwoord dat er nog geen richtlijn is, dat de regering daar nog niet mee bezig is. Mijn vraag is dus in welke mate er op de andere commissies wordt afgestemd.
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, ik ben heel blij want deze resolutie, die inderdaad kamerbreed werd goedgekeurd in het Vlaams Parlement, haalt een aantal belangrijke facetten aan. De heer Daems heeft er nu één facet uit gelicht, maar ik wil in dit antwoord toch eventjes wat dieper ingaan op de vier grote punten die in de resolutie werden omschreven en die vertellen hoe de Vlaamse Regering omgaat met de problematiek.
Dat de resolutie kamerbreed en unaniem werd goedgekeurd door het Vlaams Parlement heeft een groot voordeel, want voor eender wie in de volgende legislatuur zijn verantwoordelijkheid moet opnemen, geldt dat de resolutie altijd kan worden meegenomen voor de facetten die nog niet uitgevoerd zouden zijn. De resolutie gaat over veel meer dan het nemen van één beslissing, maar gaat over het meer onder de aandacht brengen binnen het beleid van de problematiek van de niet-ioniserende straling. Een ander voordeel is dat een resolutie die goedgekeurd is door het Vlaams Parlement, ook op de tafel van de Vlaamse Regering komt. Ook de andere ministers zijn dus op de hoogte, maar een aantal zaken moeten op mijn initiatief verder aangekaart en uitgevoerd worden.
Mijnheer Daems, over de resolutie werd nog niet zo lang geleden gestemd, maar de gesprekken, debatten en hoorzittingen vonden al eerder plaats. Ze werden ook door ons goed opgevolgd waardoor er een heel stuk extra knowhow ontstaan is over de problematiek. Dat is de verdienste van deze commissie en van de initiatieven die hier genomen werden.
In de resolutie wordt in eerste instantie bijzondere aandacht gevraagd voor informatieverstrekking en toelichting. Mevrouw Schauvliege had het al eventjes over het gedrag, over het gsm-gebruik. Het is natuurlijk onmogelijk om een politieagent naast elke gsm-gebruiker te zetten om te kijken hoe en hoe lang er wordt gebeld: een gedragswijziging is iets dat uit de mensen zelf moet komen. Het is van belang dat we voldoende aandacht besteden aan tips, bijvoorbeeld over de manier waarop kan worden vermeden dat kinderen fel worden blootgesteld aan gsm-stralen, of over babyfoons.
Ik kan hiervoor verwijzen naar het prachtige werk dat wordt verricht door de dienst Milieu en Gezondheid van mijn administratie. Die werkt samen met het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.
Er is een MMN, een Medisch Milieukundig Netwerk, en dat neemt ter zake een aantal initiatieven. In de eerste plaats zijn er de Medisch Milieukundigen (MMK's) bij de centra voor Loco-regionaal Gezondheidsoverleg en -Organisatie (LOGO's). Ze spelen een belangrijke rol bij het rechtstreeks verstrekken van informatie aan burgers over gsm's, gsm-masten, UMTS (Universal Mobile Telecommunications System) enzovoort. In dit kader werd reeds een informatiebrochure opgesteld en er werden ook infosessies voor lokale bestuurders georganiseerd. De MMK's, blijven gewoon verder werken, ze kunnen ook aangesproken worden door lokale besturen, door beleidsmakers of door anderen.
Ten tweede is er de afdeling Toezicht Volksgezondheid (ToVo) van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, en die bracht in 2007 een folder uit over gsm-gevaar waarin een aantal tips worden gegeven aan ouders en aan kinderen in verband met het gsm-gebruik. We hebben hier al vaak opgemerkt dat een campagne altijd een 'bubble' genereert, dat is een plotse explosie van aandacht voor een thema. Zo'n bubble verdwijnt echter ook snel en daarom moeten we ervoor zorgen dat de mensen permanent of nu en dan een klik krijgen waardoor ze beseffen dat ze moeten oppassen. De komende jaren, dit blijft dus niet beperkt tot deze legislatuur, zullen we verder aandacht moeten besteden aan hoe met de gsm wordt omgegaan, hoe men voorzichtig kan zijn enzovoort.
Ten slotte is er ook het Steunpunt Milieu en Gezondheid, de derde trap van het Medisch Milieukundig Netwerk, en dat voorziet op de website van zijn literatuurstudies in informatie over gezondheidsrisico's van niet-ioniserende straling.
Daarnaast wordt ook informatie ter beschikking gesteld op de website van Milieurapport Vlaanderen (MIRA), er zijn brochures met praktische tips en ik kan ook verwijzen naar de website van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, want die heeft een brochure gemaakt waar de Vlaamse administraties heel nauw bij betrokken werden - er staan dus geen foute zaken in of zaken die we niet zo geschreven zouden hebben.
Een tweede belangrijke aandachtspunt in de resolutie is het wetenschappelijke onderzoek. Er wordt gevraagd om het wetenschappelijke onderzoek uit te breiden naar de concrete blootstelling in gebouwen, om ook bijzondere aandacht te hebben voor de gevoelige groepen en om aanbevelingen te doen op basis van de studies.
Ook wordt gevraagd dat heel grondig onderzoek wordt gedaan door onder meer het Steunpunt Milieu en Gezondheid.
Sinds 2004 werden al een aantal studies uitgevoerd. In 2004 werd een literatuuroverzicht opgemaakt, in 2005-2006 werd een meetcampagne uitgevoerd en vorig jaar werd onder meer nagegaan wat de blootstelling van kinderen aan elektromagnetische velden is. De literatuurlijst bevat de volgende studies: een studie uit 2002 over gezondheidseffecten in de nabijheid van gsm-masten; een studie uit 2002 over gezondheidseffecten in de nabijheid van hoogspanningskabels; en een studie uit 2005 over gezondheidseffecten van UMTS. Tevens werd in het kader van het tweede generatie steunpunt Milieu en Gezondheid in 2007 een advies gepubliceerd over het gebruik van gsm's door kinderen.
Het is heel belangrijk dat de wetenschappelijke ontwikkelingen verder worden opgevolgd, maar dat het niet om een passieve opvolging gaat, dat er de komende jaren door de beleidsdomeinen Welzijn, Gezondheid en Gezin enerzijds en de dienst Milieu en Gezondheid van mijn eigen administratie anderzijds, verdere onderzoeken worden gedaan, heel specifiek op het vlak van het gedrag en van de blootstelling en de effecten. Dit moet wereldwijd goed worden opgevolgd.
Een derde onderdeel van de resolutie betreft de inplanting van de zendmasten en de controle op de stralingsemissies van de zendantennes. Er wordt gevraagd om een Vlaamse norm in te voeren van 3 volt per meter voor niet-ioniserende straling.
De resolutie werd goedgekeurd en als uitvoerende macht, als Vlaamse overheid, moeten we er natuurlijk uitvoering aan geven.
Mijnheer Daems, u hebt gelijk dat het arrest van 15 januari 2009 daar nu tussen gekomen is. Ik herinner me nog dat toen de resolutie hier in de commissie werd goedgekeurd, we nog een zinnetje aan de tekst hebben laten toevoegen in functie van de vraag wie er nu eigenlijk bevoegd is. (Opmerkingen van de heer Rudi Daems)
U was er toch bij, dat zinnetje is er zelfs gekomen op mijn initiatief. Ik weet dat u het niet graag toegeeft, maar soms doe ik dus eens iets goeds. (Gelach)
Sinds 15 januari 2009 is het heel duidelijk dat de bevoegdheid betreffende de bescherming van het leefmilieu tegen de eventuele schadelijke effecten en hinder van niet-ioniserende stralingen bij de gewesten is komen te liggen. Er is een koninklijk besluit van 10 augustus 2005 waarmee de normering van zendmasten was geregeld. Ik kom daar straks nog op terug. Het is uiteraard de bedoeling dat die zo snel mogelijk door een Vlaamse regelgeving wordt vervangen. Daarbij is het natuurlijk de vraag hoe we dat kunnen doen: maken we er iets aparts van of integreren we het?
Een optie die wordt overwogen, is een opname van zendmasten in VLAREM als niet-ingedeelde inrichting of als meldingsplichtige inrichting. We bekijken wat de randvoorwaarden zijn waaraan voldaan moet worden en gaan na wat de meerwaarde is van elke optie, vooral wat de praktische haalbaarheid, de mogelijkheden voor handhaving en de beperking van administratieve lasten betreft.
Voor het stellen van een norm wordt nog overleg gepleegd met de verschillende betrokken actoren zoals de gsm-operatoren en het BIPT. Daarover heeft al een zeer uitvoerig overleg plaatsgevonden.
Een vierde deel van de resolutie betreft de reductie van de blootstelling aan elektromagnetische golven door hoogspanningslijnen. Mevrouw Schauvliege heeft daar even naar verwezen. In de resolutie wordt erop aangedrongen om die hoogspanningslijnen ondergronds aan te leggen. In het andere geval moeten afstandsregels voor nieuwe bouwvergunningen worden ingevoerd.
Er bestaat een achtergronddocument bij de MIRA. Er zijn twee onderzoeksopdrachten in opdracht van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM). Daaruit is gebleken dat het ondergronds aanleggen van hoogspanningslijnen voordelen biedt voor de vermindering van blootstelling van de bevolking aan elektromagnetische straling, voor de visuele hinder en mogelijk ook voor de vogelsterfte. Er zijn ook een aantal nadelen geïdentificeerd. Een nadeel zijn de hoge kosten. U kunt van mij niet verwachten dat ik in vijf maanden tijd alles ondergronds kan stoppen. Ik verwijs naar de inspanningen van gemeenten om kabels ondergronds te leggen. Dat werk vraagt een beleidsoptie. Er moet over worden nagedacht.
Vandaag ligt ongeveer 30 percent van de hoogspanningslijnen ondergronds in Vlaanderen. Sinds 1991 is er een complete stagnatie van het 380 kilovolt- en 220 kilovolt-luchtlijnennet. Sinds 1997 neemt het 70 kilovolt-luchtlijnennet stelselmatig af terwijl het ondergronds proportioneel toeneemt. Vanaf 2001 zijn er alleen ondergrondse 36 kilovolt-lijnen bij gekomen.
De praktische haalbaarheid van het verder ondergronds aanleggen van hoogspanningslijnen moet nog verder worden bekeken. We houden daarbij rekening met de specifieke Vlaamse situatie. Vlaanderen heeft een heel grote bevolkingsdichtheid. Niet alles kan zomaar onder de grond worden gestopt. Een extra probleem vormt het onderhoud. Daarvoor moet alles telkens opnieuw worden opengegooid. Dit zijn allemaal afwegingen die gemaakt moeten worden.
De problematiek van de afstandsregels tot hoogspanningslijnen moet zorgvuldig worden opgevolgd. Daartoe vindt overleg plaats met de andere beleidsdomeinen binnen de Vlaamse overheid zoals gezondheidszorg en ruimtelijke ordening en met de federale overheid, onder meer vanuit het oogpunt van de productnormering. We moeten dat overleg in stand houden.
Mijnheer Daems, wat het juridisch vacuüm betreft, is er inderdaad een uitspraak gebeurd. Dat betekent echter niet dat het KB van 10 augustus 2005 verdwenen is. Het KB werd wel uitgevaardigd door een overheid die niet bevoegd was. Sinds 1993 heeft de federale overheid geen bevoegdheid meer ter zake. Het KB bevat normen die tot de gewestelijke bevoegdheid behoren en is aldus aangetast door een bevoegdheidsoverschrijding. Op zich wordt het KB daarmee niet vernietigd. Dit belet echter niet dat toekomstige maatregelen genomen op grond van het KB in kwestie vernietigd kunnen worden. Bovendien komt ook de handhaving van het KB van 2005 en van de erop gebaseerde maatregelen in het gedrang.
Dat betekent ook dat operatoren die deze maatregelen niet in acht nemen, voor de burgerlijke of strafrechtbank zouden kunnen beweren dat ze niet gebonden zijn door het KB omdat het onwettig tot stand is gekomen. Zij zouden de rechtbank dan kunnen vragen om met toepassing van artikel 159 van de Grondwet die bepalingen buiten toepassing te laten.
Mijnheer Daems, voor dat probleem moet dringend een oplossing worden gevonden. Op het Overlegcomité van 18 februari heeft al een overleg plaatsgevonden tussen de federale overheid en de gewesten. Verder heeft mijn kabinet ook overleg gepleegd met onze administratie en het BIPT over de verdere aanpak. Dit wordt in de loop van de volgende weken verder uitgeklaard. Het lijkt me perfect mogelijk dat er een akkoord wordt gesloten met het BIPT waarbij het BIPT de zaken nog tijdelijk voor zijn rekening neemt. Op termijn is het wel de bedoeling om de zaken over te nemen. We zitten nu in een overgangssituatie waarbij we ervoor moeten zorgen dat de continuïteit wordt gehandhaafd.
Het probleem van de controle van de stralingsnormen moet worden bekeken op het moment dat het KB wordt herschreven. De controle van de stralingsnormen vereist echter een heel specifieke expertise. In overleg met het BIPT zal bekeken worden hoe die expertise best kan worden overgedragen. Dit kan eventueel via het overkomen van personeel, het zelf ontwikkelen van de expertise of de uitbesteding van de controlemetingen. Vandaar mijn uitdrukkelijke wens om tot een akkoord te komen met het BIPT. Mogelijk wordt een tijdelijk akkoord met het BIPT afgesloten waarbij het zijn taken of een deel ervan kan voortzetten voor de Vlaamse Overheid.
De website van het BIPT is sinds het arrest van het Grondwettelijk Hof niet meer geactualiseerd. Het is belangrijk dat de knowhow van die website niet verloren gaat, dat de gegevens overgenomen kunnen worden en dat de actualisatie kan worden voortgezet op basis van wat reeds bestaat.
Ik kan de volledige resolutie niet meer uitvoeren voor de volgende verkiezingen. Het zal echter niet aan mij liggen wanneer er vertraging wordt opgelopen. We mogen niet wachten met een voorstel ter vervanging van dat KB van 1995. Het is mijn taak om aan de Vlaamse Regering een vervangend besluit voor te leggen. De Vlaamse Regering zal daar een beslissing in nemen. Mijn kabinet en de administratie werken daar prioritair aan.
De voorzitter: De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord.
U hebt een stand van zaken gegeven over de resolutie. De problematiek mag inderdaad niet worden verengd tot de normering over zendmasten. Zoals in de resolutie verwoord, vragen wij aan de federale regering om een krachtdadig beleid te voeren ten aanzien van kinderen maar ook ten aanzien van het productbeleid. Dat gebeurt in een aantal buurlanden. Sommige toestellen hebben heel duidelijk een label dat aangeeft dat het om een stralingsarm toestel gaat dat best kan worden aangeschaft voor jongeren of voor kinderen.
Wat de informatie en sensibilisatie betreft, wil ik nog een opmerking maken. Ik heb die opmerking al geformuleerd ten tijde van minister Vervotte. De sensibilisatie die gebeurt vanuit de Vlaamse overheid, door de Cel Milieu en Gezondheid, is iets te overgenuanceerd wat het gsm-gebruik voor bepaalde doelgroepen betreft. Ik blijf dat zeggen. Het wordt steeds duidelijker dat het gsm-gebruik voor kinderen en zeker voor kleine kinderen absoluut onverantwoord is.
Wat de normering betreft, mevrouw de minister, bent u veeleer gewonnen voor een initiatief op het niveau van een uitvoeringsbesluit dan van een decreet. Brussel heeft een andere keuze gemaakt. Zij hebben een ordonnantie goedgekeurd; dat komt overeen met ons decreet. Een uitvoeringsbesluit is toch perfect mogelijk om op korte termijn te realiseren. Bij een decreet kan ik me voorstellen dat dit niet lukt. Trouwens, de deadline voor het indienen van decreten is morgen. Dat is dus niet meer mogelijk. Wanneer het echter over besluiten gaat, kan dat toch nog. Er is een consensus. Er is ook tussen de gewesten een bereidheid. Laten we dan alstublieft niet op basis van het Overlegcomité onderhandelen over een interregionaal akkoord. Laten we ten aanzien van de burger heel duidelijk de norm stellen op 3 volt per meter met de randvoorwaarden.
Ik wil op dat vlak nog een punt uit de resolutie aanhalen, meer bepaald het belang van de informatie in het kader van de procedures. Indien u zou kiezen voor een meldingsplicht, dan is het niet echt gegarandeerd dat burgers voldoende en tijdig worden betrokken bij de besluitvorming over bijvoorbeeld de inplanting van nieuwe masten. Ik wil dan ook vragen om via welke hefbomen dan ook, garanties in te bouwen in het nieuwe uitvoeringsbesluit voor wat procedures, richting en inspraak van de burgers betreft.
Mevrouw de minister, er is een puntje waar u niet op ingegaan bent en dat ook in de resolutie staat, meer bepaald de afstandsregel ten aanzien van kwetsbare groepen. Zo is er tijdens de hoorzitting een welles-nietesdiscussie geweest over scholen, kinderdagverblijven, ziekenhuizen, ouderencentra. In de resolutie is dat echter opgenomen als principe. Bent u bereid daar een regeling voor op te nemen?
Mijnheer de voorzitter, ik was aangenaam verrast toen u zei dat u in dit dossier pleit voor het voorzorgsbeginsel. Ik stel echter vast dat een aantal van uw partijgenoten, zoals mevrouw Ampe in het Brussels Parlement en minister Van Quickenborne op federaal niveau, daarover wat dissonante stemmen vertolken. Het is belangrijk dat een partij één positie inneemt. We mogen nu niet opnieuw verwarring beginnen zaaien. De norm van 3 volt per meter is een norm die al in 2000 door de Hoge Gezondheidsraad naar voren is geschoven. Intussen heeft die alleen aan kracht gewonnen. Laten we daar geen verwarring meer over zaaien en snel en duidelijk vooruitgaan.
De voorzitter: Het zou misschien niet slecht zijn indien de parlementsleden en ministers van welk niveau ook eerst de moeite zouden doen om een hoorzitting of discussies te volgen vooraleer zij uitspraken doen. Bepaalde zaken moeten er met de voorhamer in worden gedreund. Hoe meer men over een probleem weet, hoe minder mogelijkheden er zijn om het op te lossen. Hoe minder men erover weet, hoe meer de symbolen spelen en hoe groter de onwetendheid.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Joke Schauvliege: Mevrouw de minister, u hebt een goed overzicht gegeven van een aantal acties die moeten worden genomen. Ik wil nog even een opmerking maken over de medische milieudeskundigen. Zij kunnen een toelichting komen geven, zij zijn geïnformeerd. We hebben dat trouwens in onze gemeente ook gedaan. Maar ik weet niet in hoeverre zij echt op de hoogte zijn van alle recente informatie. Het is misschien interessant dat ook zij een bijkomende opleiding volgen en dat een aantal extra studies onder de aandacht worden gebracht. Eerlijk gezegd, ik vond het in mijn gemeente nogal teleurstellend. Er werden een paar algemene lijnen uitgezet, maar ze hebben toch heel nadrukkelijk benadrukt dat gsm-gebruik niet schadelijk is.
Er zijn inderdaad discussies over en het is misschien geen volledig uitgemaakte zaak, maar we meenden in deze commissie dat we moesten uitgaan van het voorzichtigheidsprincipe. Ik zou graag hebben dat ook de medische milieudeskundigen in die zin mensen informeren en er de nadruk op leggen dat gsm-gebruik op zich wel schadelijke gevolgen kan hebben.
Een andere zaak zijn de hoogspanningsleidingen. Mevrouw de minister, ik ben blij dat u daar nogal gedetailleerd op bent ingegaan. Ik weet dat het niet realistisch is om alles ondergronds te brengen, zeker niet op korte termijn.
Ik stel wel vast dat er in bijna alle landen afstandsregels zijn om onder die leidingen te bouwen. Bij ons hebben we die niet. Dat staat ook in de resolutie, dus ik denk dat we daar zeker dringend werk van moeten maken. Ik werd ook geconfronteerd met een aanvraag tot nieuwe verkaveling. Het is heel moeilijk om te weigeren dat er woningen onder heel zware hoogspanningsleidingen worden gebouwd. Ik heb er de grootste zorgen over dat we daar geen normeringen over hebben. Ik weet dat ook de Hoge Gezondheidsraad werkt aan een advies om de nodige afstand te gaan respecteren. Want voor de hoogspanningsleidingen is echt wel bewezen dat er een oorzakelijk verband is en er veel meer leukemie is bij kinderen die onder die hoogspanningsleidingen wonen. Daar is geen discussie meer over, dat is een uitgemaakte zaak. Dat is het verschil met gsm-gebruik, waarbij men nog altijd een beetje twijfel heeft of het al dan niet schadelijk is.
Ik wil pleiten om daar snel mee vooruit te gaan. Ik begrijp dat het indienen van een decreet niet meer zal gaan, maar het zal een van de eerste zaken zijn die op de agenda van de volgende regering zullen moeten staan. Ik denk dat we misschien beter een voorstel van decreet indienen.
De heer Rudi Daems: U hebt het voorstel van ons dat u kunt overnemen.
Mevrouw Joke Schauvliege: Ik zal het nog eens goed lezen, om te zien of het wel voldoet, mijnheer Daems.
Voor de meldingsplicht van gsm-antennes en dergelijke moeten we een duidelijk onderscheid maken tussen nieuwe masten met een antenne op en het plaatsen van een antenne op bijvoorbeeld een hoog appartementsgebouw of een winkelcomplex. Die antennes staan overal en zijn niet altijd vergunningsplichtig. Ik zou willen vragen om ook voor de kleine antennes een aantal voorschriften uit te werken, zodat voldoende inspraak mogelijk is.
De voorzitter: De heer Pieters heeft het woord.
De heer Leo Pieters: Mevrouw de minister, we zijn geen voorstander van veel bijkomende regelgeving om mensen zaken op te leggen. Er is genoeg materie waarvoor de Vlaamse Regering maatregelen kan nemen. Dan gaat het om de kwetsbare groepen en hebben we het over scholen, ziekenhuizen en rusthuizen.
Ik ken uit mijn gemeente een voorbeeld van een ziekenhuis dat men wil bouwen op een kruispunt van hoogspanningsleidingen. Men zegt dat men voldoet aan de afstandsregels, maar dat is achterhaald. Ik denk dat het nodig is dat we zeer snel van hieruit - want ik denk dat het van u afhangt, mevrouw de minister - de normering op punt stellen, zodat ook de andere ministers zich daaraan kunnen houden.
De voorzitter: De heer De Klerck heeft het woord.
De heer Patrick De Klerck: Mijnheer de voorzitter, nog een paar bijkomende puntjes in verband met de hoogspanningsleidingen. Ik verneem dat op dit ogenblik 30 percent ondergronds ligt. Er moet nog een groot deel ondergronds gebracht worden, dus ik pleit ervoor om daarvoor prioritaire gebieden aan te duiden. Dan gaat het enerzijds om plaatsen met grote concentraties van personen, zoals scholen en ziekenhuizen. Als dat nog niet gebeurd zou zijn natuurlijk, want in dense gebieden is dat meestal al gebeurd. Maar het gaat ook over bijvoorbeeld erfgoedlandschappen, waar we de leidingen prioritair ondergronds kunnen brengen.
Is het mogelijk om een aantal leidingen samen te brengen? Als men alles iedere keer moet opgraven, brengt dat nogal wat problemen met zich mee. Kunnen die zaken gebundeld worden, zodat misschien efficiënter gewerkt kan worden?
Een aantal van die leidingen liggen in de directe omgeving van belangrijke erfgoedlandschappen, maar ook aan onroerend erfgoed moet men voldoende aandacht schenken.
De voorzitter: De heer Callens heeft het woord.
De heer Karlos Callens: Mijnheer de voorzitter, ik denk dat we ook rekening moeten houden met het feit dat de minister daar een budget naast zal moeten plaatsen. Tijdens de hoorzittingen hebben we toch een paar keer gehoord dat er heel wat antennes bij moeten komen als men het voltage van de antennes vermindert. Gaan de operatoren onmiddellijk bereid zijn om dat bedrag te investeren? Kunnen zij dat?
Als we de hoogspanningskabels ondergronds laten brengen, is dat een zware kost. Als de mensen die dit moeten plaatsen dat doorrekenen aan de consument, zitten we ook met een probleem.
Dan zijn er nog verschillende vragen over het stilleggen van het communicatiesysteem via computers. Tijdens de hoorzitting is ook gezegd dat we er rekening mee moeten houden dat, als er geen antennes genoeg zijn, de computerwereld ineenvalt en bepaalde bedrijven in de problemen kunnen geraken. Ik denk dat we daar ook rekening mee moeten houden.
De heer Patrick Lachaert: Als laatste kwamen tijdens de hoorzitting de operatoren aan bod. Belgacom heeft gezegd dat, als we tot 3 volt willen komen, alleen al voor Brussel er 287 zendmasten bij moeten komen. Dan is er het maatschappelijk probleem of men dat visueel wil, en er zijn nog milieu- en bouwvergunningen nodig. De overheid moet ook weten wat ze wil.
Het antwoord van de operatoren was vrij duidelijk: als wij meer zendmasten willen, is dat geen probleem, maar het is wel de consument die zal betalen.
Minister Hilde Crevits: Ik heb een aantal opmerkingen gehoord over zaken die ik ook zelf heb aangehaald. Ik denk niet dat het nodig is om op alles nog uitvoerig in te gaan.
In de toekomst staan we voor een vrij grote uitdaging. Om nog even op de hoogspanningsleidingen en de kabels in te gaan: het eensleufprincipe bestaat al een hele tijd. Maar één sleuf is zeer aangenaam in theorie, maar het is een grote kunst om al die maatschappijen samen te krijgen en na te denken over wat kan in die ene sleuf. Niet alles kan daarin, maar we willen zo weinig mogelijk extra sleufjes.
Ik sta volledig achter het zuinigheidsprincipe: zo weinig mogelijk grondinname voor zo veel mogelijk kabels en leidingen. We hebben twee decreten goedgekeurd die een inventaris maken van wat er is. In één sleuf werken, veronderstelt dat men weet wat er overal zit als een renovatie gebeurt.
Mijnheer Callens, u verwijst naar de middelen. Het lijkt me logisch dat de kabels worden meegenomen in het plan voor de renovatie van een straat of regio. Men mag er niet mee wachten, om nadien vast te stellen dat er nog een storende leiding is. We moeten integraal denken. Pas dan zetten we systematisch stappen vooruit. We proberen dat te doen bij onze werken, maar het zal misschien nog een beetje meer moeten gebeuren.
In verband met de 3 volt en het aantal antennes moeten we de mensen alert maken op het feit dat stralingen potentieel gevaarlijk kunnen zijn. We moeten aandacht hebben voor de kwetsbare groepen, maar we moeten er ook rekening mee houden dat mensen wel willen bereikbaar zijn. Als niemand nog bereikbaar kan zijn met gsm, hebben we ook problemen. Ik denk dat we een goede balans moeten vinden. Daarom overleg ik zeer intens met de operatoren, want als ze me vandaag zeggen dat er niets mogelijk is, ben ik daar helemaal niet mee akkoord.
Er kan vandaag wel van alles, maar we moeten komen tot een geheel dat werkbaar is. Het is evident dat er niet op iedere straathoek een antenne mag staan, maar ik denk ook niet dat dat nodig is. We moeten zoeken naar de goede mix van maatregelen, om ervoor te zorgen dat het stralingsniveau afneemt, maar er toch een voldoende bereikbaarheid is voor mensen die een gsm willen gebruiken.
Dat is de oefening die aan de gang is, waarbij ik zo snel mogelijk tot goede conclusies wil komen.
De voorzitter: De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Mevrouw de minister, we moeten het gsm-verkeer inderdaad niet onmogelijk maken. Door de invoering van een norm van 3 volt per meter op Vlaamse schaal wordt dat ook niet onmogelijk.
Mijnheer Callens, computers zullen niet stilvallen, laat dat duidelijk zijn.
Ik wil ook nog eens verwijzen naar het advies van de Hoge Gezondheidsraad, die daarover een aantal uitspraken doet. Slechts op een beperkt aantal plaatsen is er een overschrijding van de norm van 3 volt per meter.
Vandaag staan we aan de poort van een vrij grote revolutie wat betreft het doorsturen van draadloze communicatie, vooral beeldcommunicatie. Die gaat zorgen voor een enorme toename van de vraag naar zendcapaciteit. Ik zou daarom willen pleiten voor de snelle invoering van een norm, vanuit een voorzorgsprincipe, tot er echt wetenschappelijk en vanuit gezondheidsoogpunt zekerheid is dat er geen risico is. Voorlopig gaan de indicaties veeleer in de omgekeerde richting.
De voorzitter: Het incident is gesloten.