Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 18/02/2009
Vraag om uitleg van de heer Jan Peumans tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de aanmaning van Europa inzake de omzetting van de richtlijn over geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (IPPC-richtlijn)
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijn vraag gaat over de omzetting van de IPPC-richtlijn. De minister-president en uzelf schenken heel veel aandacht aan het positieve imago van Vlaanderen in het buitenland.
Ik haal mijn inspiratie uit het volgende. Op donderdag 29 januari 2009 kreeg België een laatste schriftelijke aanmaning van de Europese Commissie om de vereiste milieuvergunningen voor industriële installaties af te leveren. Het betreft de implementatie van de richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging. Aan de hand van de GPBV- of IPPC-richtlijn wil Europa de industriële uitstoot naar lucht, water en bodem voorkomen.
De richtlijn dateert van 1996. De lidstaten werden geacht aan alle industriële installaties die voor 30 oktober 1999 operationeel waren een nieuwe vergunning te verlenen en bestaande vergunningen indien nodig aan te passen. De deadline hiervoor was 30 oktober 2007. Volgens cijfers van de Europese Commissie zou Vlaanderen het gros van de verantwoordelijkheid dragen met 1200 van de 1400 vergunningen. Verder zou Vlaanderen alle vergunningen reeds in orde hebben gebracht, waarvoor mijn felicitaties. Het Waalse Gewest daarentegen zou vandaag nog maar 38 percent ofte 76 van de 200 vergunningen in orde hebben gebracht. Dat zou slechts een kleine vooruitgang betekenen ten opzichte van oktober 2007. Toen bedroeg de achterstand nog 69 percent.
In mei 2008 kreeg België reeds een eerste waarschuwing voor deze nalatigheid. In een volgende stap wordt de zaak voorgelegd aan het Europees Hof van Justitie.
Als bovenstaande cijfers inderdaad correct zijn, dan heeft Vlaanderen al geruime tijd aan zijn verplichtingen voldaan. In de Europese communicatie ontbreekt echter elke vermelding van deze regionale verschillen - het gaat nu eenmaal om het Europa van de staten. Vlaanderen wordt in dit geval meegesleurd in de negatieve berichtgeving over de Belgische totaalcijfers. Ik moet hier verder geen commentaar bij geven, wat van België komt, klinkt nooit goed, dat zijn we al jarenlang gewoon.
Vlaanderen en Wallonië hebben de afgelopen decennia een hele reeks samenwerkingsakkoorden afgesloten. Onlangs hebt u naar aanleiding van het samenwerkingsakkoord van 1994 over de grensoverschrijdende milieuproblemen, een verzoekschrift gericht tot het Grondwettelijk Hof in verband met het vliegveld van Bierset - waarvoor dank. Ook hier is er sprake van een samenwerkingsakkoord. Het dateert van 1995 en het werd afgesloten tussen de federale of Belgische staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest met betrekking tot het internationaal milieubeleid. Dit akkoord bepaalt onder meer de oprichting van een Co?rdinatiecomité Internationaal Milieubeleid (CCIM). Een van de taken is het plegen van overleg om tot een geco?rdineerde uitvoering te komen van de aanbevelingen en beslissingen van internationale organisaties, waartoe natuurlijk ook de Europese Commissie behoort.
Mevrouw de minister, ik kreeg dan ook graag een antwoord op volgende vragen. Kunt u bovenvermelde cijfers bevestigen? Graag een stand van zaken.
Bestaat er in het kader van het samenwerkingsakkoord met betrekking tot het internationaal milieubeleid een vorm van overleg tussen Vlaanderen en Wallonië over deze materie? Zo ja, kunt u die toelichten? Hoe vaak werd het vermelde comité ondertussen samengeroepen, met welk resultaat en hoe staat het co?rdinatiecomité ten opzichte Europa? Het werd in 1995 opgericht en ik veronderstel dat het ook functioneert - alhoewel, er zijn ook comités die wel werden opgericht, maar niet functioneren.
Werd over dit specifieke onderwerp overleg gepleegd tussen de gewesten? Indien ja, kunt u dit toelichten?
Wat zijn de volgende stappen in deze inbreukprocedure? Wat zijn de eventuele gevolgen voor Vlaanderen en/of het Vlaamse bedrijfsleven?
Heeft deze negatieve communicatie volgens de minister negatieve gevolgen voor Vlaanderen en/of de Vlaamse bedrijven?
Heeft de Vlaamse Regering bij de Europese Commissie op deze eenzijdige communicatie gewezen? Indien zo, met welk gevolg? Indien niet, zal de Vlaamse Regering erop aandringen dat deze informatie wordt genuanceerd?
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Peumans, ik kan de gebruikte cijfers inderdaad bevestigen: de 1200 vergunningen waarvan sprake, zijn milieuvergunningen van IPPC-installaties die werden afgegeven volgens het Milieuvergunningendecreet van VLAREM sinds 1 september 1991.
We hebben uitvoerig aangetoond in de rapportering aan de Europese Commissie over de tenuitvoerlegging van de IPPC-richtlijn in de periode 2003-2005, dat die vergunningen evenwaardig en even volledig zijn als de nieuwe vergunningen in het kader van de IPPC-richtlijn. De vergunningen die werden samengevoegd tot een VLAREM-milieuvergunning, maar die dateren van voor 1 september 1991, werden ingevolge de IPPC-richtlijn extra getoetst, alhoewel de voorwaarden met het Besluit van de Vlaamse Regering van 1 augustus 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne al grondig aangepast werden. We staan dus al heel ver. Er werd ook een actieplan opgesteld voor een bijkomende periodieke toetsing van alle bestaande installaties. Deze bijkomende evaluatieronde is vrijwel volledig afgerond. Er is ook al een volgend actieplan in opmaak voor een tweede ronde van toetsing.
Inzake de IPPC-richtlijn wordt overleg gepleegd tussen de gewestelijke milieuadministraties. Dit overleg is begin 2008 heel intens geworden naar aanleiding van het voorstel van richtlijn inzake industriële emissies. Dat voorstel is eigenlijk een herschikking of ´recast´ van de bestaande IPPC-richtlijn. Het voorstel volgt op jaren van studiewerk door de diensten van de Commissie - ook daar wordt dus heel veel gestudeerd. Binnen dit zogenaamd ´IPPC-reviewproces´ werden ook op geregelde tijdstippen en op informele basis nationale experts van de IPPC-richtlijn geraadpleegd door de Commissie. Ook experts van de betrokken gewestelijke diensten die de voorbereidende processen bij de Commissie hebben gevolgd, hebben hun visies uitgewisseld en hun posities geco?rdineerd. Het is pas op het ogenblik dat de onderhandelingen in de Raadswerkgroep starten, dat een officieel uniform geco?rdineerd Belgisch standpunt moet worden opgemaakt. Daartoe wordt binnen het CCIM per ontwerp van richtlijn, een piloot aangeduid, dat is een ambtenaar die ervoor zorgt dat de Europese informatie doorstroomt naar een netwerk van betrokken ambtenaren-experts. Er is dus een heel co?rdinatiesysteem dat vanaf dan op de rails wordt gezet. Ik geef daar ook wat meer uitleg over in mijn antwoord.
Voor wat de uitvoering van de richtlijn betreft, is doorheen de jaren gebleken dat heel veel intra-Belgisch overleg over IPPC niet noodzakelijk was. In principe vormen de vergunningverlening en het vergunningenbeleid immers aangelegenheden die afhankelijk zijn van de plaatselijke omstandigheden, de beleidsopties en de bestuurlijke organisatie en die eigen zijn aan elk gewest. Dit zijn heel uitgesproken gewestelijke bevoegdheden. Theoretisch gelden de grensoverschrijdende verplichtingen van de IPPC-richtlijn ook voor de gewestgrensoverschrijdende gevallen van vergunningsaanvragen. Ik heb heel recent, een paar weken geleden, in de plenaire vergadering uitleg gegeven aan de heer Bossuyt over hoe dit allemaal in elkaar zit, maar voor de naleving van de IPPC-richtlijn is er niet echt een probleem, want de procedures liggen vast en we grijpen in wanneer nodig.
Ook van de lopende inbreukprocedure werd vastgesteld dat het een aangelegenheid is die afgewikkeld kan worden binnen de autonomie van de gewestelijke milieubevoegdheid. In het Vlaamse Gewest werden geen inbreuken vastgesteld en dus is er vanuit het Vlaamse Gewest geen verder overleg geweest. De Permanente Vertegenwoordiging heeft toegezien op de tijdige beantwoording van de procedurebrieven.
Wat zijn nu de volgende stappen in deze inbreukprocedure? Er is de gewestelijke bevoegdheid, en dus moet iedereen er op zijn territorium voor zorgen tijdig in orde te zijn. De Commissie heeft in een met redenen omkleed advies van 27 november 2008 op papier bevestigd dat Vlaanderen niet betrokken is bij die procedure, maar dat Wallonië nog een aanzienlijke achterstand heeft.
Gelet op het feit dat die termijn van twee maanden om te antwoorden op het met redenen omkleed advies in de komende periode verstrijkt, is het mogelijk dat de Commissie in de loop van de komende maanden beslist om België te dagvaarden in die zaak. De vertegenwoordigingsbevoegdheid van België voor het Hof van Justitie ligt bij de federale regering. De gerechtelijke procedure wordt gevoerd namens het koninkrijk België door de door de federale regering aangestelde agenten. Het is voor de gewesten wel mogelijk om extra advocaten aan te stellen en om daar administraties bij te betrekken, maar in principe zijn de agenten in deze zaak juristen van de FOD Buitenlandse Zaken.
De eventuele hofprocedure tegen België in deze zaak zal geen enkel gevolg hebben voor het Vlaamse Gewest en het Vlaamse bedrijfsleven. Uit eerdere processen in verband met de naleving van milieurichtlijnen is immers gebleken dat de Commissie en het Hof een duidelijk onderscheid maken tussen de gewesten als het om exclusief gewestelijke aangelegenheden gaat.
Het staat zwart op wit op papier dat Vlaanderen niet betrokken is, en er zullen geen gevolgen zijn voor het Vlaamse bedrijfsleven, en dus is dit iets waar Vlaanderen niets mee te maken heeft. U hebt evenwel terecht het pijnpunt aangehaald in verband met procedures die worden opgestart tegen België. Ik heb het zelf meegemaakt. Er ontstond op het kabinet grote beroering toen bleek dat de pers daar massaal op vloog. Ik mocht overal interviews gaan geven, tot ik meldde dat Vlaanderen er niet bij betrokken was en we met alles in orde waren. Toen was er plots geen interesse meer voor een interview.
Daaruit blijkt dus dat er geen interesse is voor goed nieuws. U zegt nu dat het jammer is dat daar niet over gecommuniceerd is, maar dat klopt niet. We hebben net met heel veel overtuiging gecommuniceerd dat Vlaanderen helemaal in orde is. Maar zo gaat het nu eenmaal: als je niet in orde bent, krijg je heel veel exposure, als je wel in orde bent, ligt dat wat moeilijker. (Opmerkingen van de heer Rudi Daems)
U moet nu niet opnieuw in negativisme vervallen, mijnheer Daems. U verwijst naar fijn stof, maar u weet dat 24 van de 27 lidstaten daar problemen mee hebben. Als het goed is, mag dat ook eens gezegd worden. En bij IPCC is het in orde.
Uw laatste vraag, mijnheer Peumans, betrof de interessante stelling of het niet nuttig is om de Europese Commissie te wijzen op deze eenzijdige communicatie. Dat punt wordt met de Vlaamse vertegenwoordiger van de Vlaamse Regering bij de Europese Unie besproken. Het is inderdaad wenselijk dat wordt nagegaan of het mogelijk is om er bij de persdienst van de Commissie op aan te dringen dat er meer rekening wordt gehouden met het Belgische staatsbestel en dat men bij het lanceren van berichten onmiddellijk aanduidt op welke gewesten een zaak betrekking heeft. Dat punt is eerder al eens informeel aangekaart, maar de Commissie is niet erg happig op dergelijke zaken, omdat België nu eenmaal haar aanspreekpunt is als lidstaat. Ik verwijs bijvoorbeeld naar het emissierechtendossier van een tijdje geleden, en zo zou ik nog aantal dossiers kunnen opsommen.
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mevrouw de minister, ik dank u voor het vrij heldere antwoord. U erkent dat ik op een aantal vlakken een punt heb. De heer Daems zegt terecht dat er in Vlaanderen een aantal zaken niet goed zijn, maar ik vond dat dit ook eens mocht worden gezegd.
Ik neem aan dat u met ´hofprocedure´ verwijst naar het Hof van Justitie en niet naar het Koninklijk Hof.
Binnenkort zullen we nog een vraag om uitleg stellen over iets dat Vlaanderen minder goed heeft gedaan.
De voorzitter: Het incident is gesloten.