Commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie Vergadering van 19/03/2009
Vraag om uitleg van mevrouw Anissa Temsamani tot de heer Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over seksuele en andere delinquentie binnen de schoolmuren
De voorzitter: Mevrouw Temsamani heeft het woord.
Mevrouw Anissa Temsamani: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik wil mij vooreerst verontschuldigen voor het feit dat deze vraag om uitleg een aantal keren is uitgesteld, maar dat was, zoals u weet, om gezondheidsredenen.
Mijnheer de minister, uit cijfers die een aantal weken geleden werden gepubliceerd, blijkt dat, omgerekend naar een schooljaar, per week gemiddeld twee verkrachtingen gebeuren op het terrein van de scholen. Het aantal gevallen van aanrandingen van de eerbaarheid binnen de schoolmuren ligt nog eens dubbel zo hoog en de cijfers blijken de laatste jaren ook in stijgende lijn te gaan.
Experts zijn niet echt verbaasd over de cijfers. Slachtoffers van seksuele delinquentie zijn vaak jonge mensen, en een verkrachting gebeurt bijna altijd waar er een één-op-éénrelatie zonder toezicht is. In de meeste gevallen is er ook een verschil in de machtsverhouding tussen slachtoffer en dader. Dat zijn elementen en situaties die op school, meer dan elders, voorkomen.
Die logische verklaring maakt het gegeven echter niet minder verontrustend. Net zoals dat het geval is voor andere thema's zoals drugs en psychosociale problemen, spreekt het voor zich dat preventie en 'empowerment' rond dit thema hun plaats moeten hebben en krijgen binnen de schoolmuren.
In een eerste reactie beweerde men vanuit het gemeenschapsonderwijs dat het meestal gaat over voorvallen tussen volwassenen of voorvallen die eerder toevallig binnen de 's nachts leegstaande schoolgebouwen plaatsvinden. Is het op basis van de gegevens waarover u beschikt mogelijk om de cijfers over seksuele delinquentie in de scholen beter te duiden?
Uit dezelfde politiestatistieken blijkt dat ook andere misdrijven en vormen van geweld binnen de schoolmuren toenemen. Beschikt u ook hier over andere gegevens die dat fenomeen bevestigen? Welke initiatieven neemt de Vlaamse overheid om de toename van seksuele en andere delinquentie in onze scholen te beantwoorden?
De voorzitter: Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw Temsamani, de enige cijfergegevens waarover ik beschik, zijn cijfers uit de jaarverslagen van het Steunpunt Ongewenst Gedrag op School van de vzw Limits. U weet dat ik dat steunpunt financier voor het uitvoeren van drie opdrachten. Ten eerste: voor iedereen die in het onderwijsgebeuren betrokken is, een laagdrempelig en ruim toegankelijk aanspreekpunt zijn met betrekking tot ongewenst gedrag op school. Ten tweede: bemiddelen en ondersteunen, wat concreet inhoudt dat het steunpunt meldingen over ongewenst gedrag informeel behandelt, conform de wetgeving betreffende de bescherming tegen ongewenst gedrag op het werk. Ten derde: het uitbouwen van samenwerkingsverbanden met de onderwijsnetten.
Het steunpunt houdt gegevens bij over de meldingen die het krijgt. Ik geef een overzicht van de cijfers van het afgelopen schooljaar 2007-2008. Ze maken daarbij een onderscheid tussen drie categorieën van ongewenst gedrag. Ten eerste is er ongewenst gedrag onder volwassenen. Daar gaat het over 93 meldingen. Ten tweede: ongewenst gedrag tussen leerlingen en volwassenen. Er waren 47 meldingen van ongewenst gedrag van volwassenen tegenover leerlingen en 7 meldingen van ongewenst gedrag van leerlingen tegenover volwassenen. Ten derde: ongewenst gedrag tussen leerlingen onderling. Daar ging het om 50 meldingen.
Het gaat dan onder andere over ongewenst seksueel gedrag, maar het kan ook gaan om pesterijen, agressie, problemen betreffende leidinggeven enzovoort. Het aandeel van ongewenst seksueel gedrag in deze cijfers is erg klein, namelijk 1 melding onder volwassenen, 9 meldingen van volwassenen tegenover leerlingen, geen meldingen van leerlingen tegenover volwassenen en 5 meldingen van leerlingen onderling. Het totale aantal meldingen van ongewenst seksueel gedrag is daarmee bijna gelijk gebleven ten opzichte van 2006-2007, het gaat namelijk van 13 naar 15 meldingen.
Ik beschik niet over meer gegevens met betrekking tot seksuele delinquentie in de scholen. Het zou handig zijn indien de politiecijfers nog wat diepgaander waren, bijvoorbeeld door een onderscheid te maken tussen voorvallen tijdens de schooluren en voorvallen na de schooluren, maar op dit moment zijn die gegevens er bij mijn weten niet. Ik kan er dus ook niet meer over zeggen.
Buiten de gegevens van het Steunpunt Ongewenst Gedrag op School worden momenteel geen gegevens vanuit Onderwijs verzameld. In mijn antwoord op de actuele vraag van de heer Schoofs van 11 februari jongstleden over wapens op school gaf ik echter al aan dat een registratie van geweldincidenten op school, waaronder ook seksueel geweld, een plaats heeft, inderdaad nuttig kan zijn. Ik heb mij toen dan ook geëngageerd om een dergelijk onderzoek uit te voeren. Ik heb mijn administratie de opdracht gegeven om dat verder te bekijken.
Ik heb een overzicht gegeven van de initiatieven die ik neem om geweld en delinquentie op school tegen te gaan in mijn antwoord op de actuele vraag van de heer Schoofs. Specifiek voor seksuele delinquentie wil ik hier toch ook nog het beleidsplan ter preventie en bestrijding van geweld, pesten en ongewenst seksueel gedrag op school vermelden. Dat beleidsplan werd ontwikkeld in samenwerking met de vzw Limits, met de bedoeling om scholen te ondersteunen bij de toepassing van de wet van 11 juni 2002 ter bescherming van werknemers tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk. Het beleidsplan werd indertijd naar alle scholen verstuurd en kan men ook raadplegen en downloaden op de onderwijswebsite (http://onderwijs.vlaanderen.be/antisociaalgedrag/maatregelen/beleidsplan_Limits.htm).
Momenteel werkt de vzw Limits aan een actualisatie van het plan, aangezien de wet sinds 6 juni 2007 is aangepast. De focus ligt nu op het voorkomen van psychosociale belasting op het werk. Die actualisering zou rond moeten zijn tegen het einde van dit schooljaar 2008-2009.
Ook wil ik erop wijzen dat scholen de mogelijkheid hebben om nascholing te volgen, en dat er over thema's als seksuele gezondheid en welzijn, relationele en seksuele vorming en seksueel grensoverschrijdend gedrag een ruim aanbod voorhanden is. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de vormingen die worden aangeboden door Sensoa en door de organisaties die actief zijn binnen het Vlaams Netwerk Kies Kleur tegen Pesten. Dit is zeker geen limitatieve opsomming.
De voorzitter: Mevrouw Temsamani heeft het woord.
Mevrouw Anissa Temsamani: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Dit zijn politiecijfers. Nu kan ik me voorstellen dat dergelijke problemen niet noodzakelijk worden gemeld door de jongeren op school en dat er ter zake nog heel wat taboes bestaan. Ik vraag me eigenlijk af of de jongeren weet hebben van alle initiatieven die ter zake bestaan. Zijn die toegankelijk voor de jongeren?
Minister Frank Vandenbroucke: Zelfs de vzw Limits is absoluut gemakkelijk toegankelijk. Natuurlijk moet men het weten, maar bij alle mogelijke gelegenheden maken we bekend dat dit bestaat. Het kan eventueel zijn dat dit onbekend is, maar voor wie het kent, is het zeer toegankelijk, en ik meen ook dat het op alle mogelijkheden wordt bekendgemaakt.
De voorzitter: De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck: Is hier ook niet deels een taak voor de vertrouwensleerkracht weggelegd? We streven er immers naar om in de scholen zo veel mogelijk te zorgen voor die vertrouwensrelaties. Dat moet, denk ik, een opstap zijn om dergelijke zaken te melden en uiteindelijk de stap te zetten naar die vzw's.
De voorzitter: Het incident is gesloten.