Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand Vergadering van 05/02/2009
Interpellatie van de heer Erik Arckens tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over twintig jaar Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de houding van Vlaanderen daartegenover
De voorzitter: De heer Arckens heeft het woord.
De heer Erik Arckens: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb nog nooit een interpellatie zo goed weten aansluiten op een vraag om uitleg. Nochtans hebben we daar niets over afgesproken. Nietwaar, mijnheer Demesmaeker?
Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bestaat twintig jaar. Mijnheer de minister, beschouw deze interpellatie niet als een persoonlijke aanval. Ik ben niet zo ingesteld, en ik kan u moeilijk verantwoordelijk stellen voor een instelling die twintig jaar geleden werd opgericht. U was daar niet bij aanwezig en u bent evenmin de hoeder van uw familieleden.
Bovendien wordt u geconfronteerd met een aantal bijkomende problemen, zoals de recent geëvolueerde standpunten van enkele politieke partijen. U bent daar uiteraard niet voor verantwoordelijk. Ik haal ze wel aan om de urgentie van de Brusselse situatie te benadrukken. Ik zie daar een strategie en een lijn in. Ik vind het jammer, maar ik had het ook echt voorspeld, dat sp.a en Open Vld hier vandaag afwezig zouden blijven. Zij zijn altijd voorstanders geweest van dat derde gewest zoals het nu bestaat. Ik verwacht dat de heren Delva, Demesmaeker en De Cock zich straks zullen aansluiten. Ik denk dat iedereen vanuit zijn standpunt kritische afwegingen maakt. Ik heb het eergisteren al in de commissie voor Cultuur gezegd: er worden de jongste tijd te veel zaken direct in de pers besproken zonder dat men in het parlement zijn verantwoordelijkheid durft op te nemen en daar het debat voert. Ik vind dat een nefaste evolutie.
Twee decennia Brussels gewest. Daar heb ik verschillende ´maars´ bij. Er hebben zich sinds de oprichting in 1989 veel kwalijke evoluties voorgedaan. We hadden 1994, we hadden het Lambermontakkoord enzovoort enzoverder. Brussel heeft als gewest in grote lijnen hetzelfde autonome statuut als de andere gewesten, maar staat in enkele opzichten toch een niveau lager, en staat onder de voogdij van de federale overheid. Het betreft vijf punten: het ontbreken van constitutieve autonomie; een aantal wettelijke regelingen met betrekking tot de Gemeentewet; de federale voogdij over een aantal regionale normen; de controle van de rechtscolleges over de gewestelijke ordonnanties, en er is geen mogelijkheid tot een authentieke uitlegging van de ordonnanties.
Deze afwijkingen zijn het gevolg van en hangen samen met het feit dat de grondwetgever in 1989 een specifieke geweststatus heeft willen verlenen die onverbrekelijk verbonden is met de hoofdstedelijke rol die dit gebied te vervullen heeft. Ik verwijs naar de artikelen 3, 4, 136, 138, 151, 163, 166, 178 en titel IX van de Grondwet.
Maar Brussel doet in de Belgische context sinds geruime tijd dienst om Vlaanderen te koloniseren en te verknechten. Brussel dient momenteel immers als uitvalsbasis om grote delen van Vlaams-Brabant verder te verfransen. De huidige institutionele constructie van drie nagenoeg evenwaardige gewesten naast elkaar - Vlaanderen, Wallonië, Brussel - zorgt er bovendien mee voor dat Vlaanderen op Belgisch niveau steeds meer in een minderheidspositie wordt gedrukt. Daar hadden we het net al over. Op die wijze doet het huidige Brusselse Hoofdstedelijke Gewest dienst als instrument om Vlaanderen, dat de meerderheid in dit land uitmaakt, politiek voortdurend in de minderheid te stellen.
Men zegt vaak dat het Vlaams Belang niets anders doet dan kritiek geven. Wij hebben wel degelijk ook oplossingen. Met betrekking tot Vlaamse onafhankelijkheid en Brussel hebben wij vorig jaar een boek uitgegeven. Het is niet in de handel verkrijgbaar, maar u kunt het bij ons bestellen. Het heet ´Operatie Vlaamse Onafhankelijkheid´. De hoofdauteur is Gerolf Annemans. Het hoofdstuk over Brussel is van mijn hand. Daar komt heel wat bij kijken, zoals Europa en dergelijke meer. Ik heb daar veel werk aan gehad. We weten allemaal dat de materie veel complexer is dan men denkt. Wat is ons standpunt vanuit ons oogpunt? Wij willen een autonoom stadsgewest Brussel-Hoofdstad in een onafhankelijk Vlaanderen. Voilà.
Volgende punten dienen in het oog gehouden te worden. Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest neemt zijn hoofdstedelijke en internationale rol niet au sérieux. De Franstaligen in Brussel hebben er niet de minste belangstelling voor, uit een gebrek aan inzicht. Franstalig Brussel zet zich binnenskamers af tegen de Walen en in het openbaar tegen de Vlamingen, de grootste gemeenschap van het land. Vele Brusselse Franstalige bewindvoerders zijn taalkundig onmachtig om te communiceren op zowel Vlaams als internationaal niveau. Maar ondertussen eist Franstalig Brussel wel Vlaams grondgebied op, en dat is regelrecht in tegenspraak met een van de basisbeginselen bij de oprichting van de Europese Unie: het respect voor de territorialiteit.
De gebeurtenissen van direct na de verkiezingen van juni 2007 hebben deze tendens alleen maar versterkt. De negentien burgemeesters vormen samen met de zes uit de faciliteitengemeenten een anti-Vlaams front. Of, zoals Brussels minister-president Picqué het uitlegt: ?J´ai trois exigences: le financement, l´élargissement et une gestion concertée avec le hinterland.? Tegenover een Franstalig front dat deze gang van zaken goedvindt, staat een slap en versnipperd Vlaams front - zeker in Brussel met de VGC - dat geen partij is voor zijn tegenstander.
De Brusselse ring wordt, vermoedelijk mede om communautaire redenen - de lus via Waals Brabant -, niet gesloten. Ik ga hier niet verder op in, mevrouw Van Linter houdt zich daarmee bezig.
Vanuit de hoofdstedelijke entiteit wordt territorium gevorderd van de grootste deelstaat: waarschijnlijk een mondiaal unicum.
Niet zonder betekenis is dat men in Brussel de laatste tijd niet meer spreekt van de ´Brusselse Hoofdstedelijke Raad´, maar van het ´Brusselse parlement´. Dat is voor mij emblematisch.
De niet-naleving van de taalwetgeving in Brussel is al herhaalde malen ter sprake gekomen in deze commissie. Ik ga daar niet verder op. Maar ondertussen gebeurt er niets. Ik weet wel dat we het Overlegcomité hebben, en er zijn de huidige communautaire onderhandelingen waarbij u zelf betrokken bent. Maar er begint zich onder de spraakmakende Vlaamse Brusselaars - soms over diverse partijgrenzen heen - een consensus te vormen in de richting van wat men eufemistisch een modernisering van de taalwet noemt, met als sluitsteen de tweetaligheid van de dienst in plaats van de tweetaligheid van de ambtenaar. De reactie vanuit Vlaanderen blijft lauwtjes. Open Vld Brussel, een belangrijke machtsfactor in Brussel, heeft zich onlangs uitgesproken voor de invoering van het Engels als derde administratieve taal. Dat is niet zonder belang. Waar zit Open Vld vandaag? Anders zijn ze hier altijd aanwezig!
Vanuit Open Vld Brussel wordt tevens een voorstel gelanceerd om te evolueren naar een soort ´Metropolitan Region´, een nieuwe structuur waarbij de hele Vlaamse Rand wordt betrokken. We zijn niet meer ver af van ´le très grand Bruxelles´ van de jaren 60! Ondertussen blijft Vlaams Brussels minister Smet, hardnekkig volhardend, zijn oproep om Brussel uit te breiden onverkort proclameren. Dat is volstrekt uniek aan Vlaamse kant. Mijnheer de minister, ik heb u gehoord op tvbrussel. Ik begrijp in welke moeilijke positie u momenteel gewrongen zit. Ik weet perfect wat u denkt over deze toestand. Voor u kan dit niet ter sprake komen. Het verbaast me dan ook een beetje dat u op tvbrussel hebt gezegd dat het een interessant denkspoor is en dat u er verder over wil discussiëren. Ik vraag me af waarom u niet gewoon gezegd hebt wat u denkt: ´over my dead body´.
Niet alleen Open Vld, maar ook andere partijen in Brussel, willen dat het Brusselse Gewest in toenemende mate het Nederlandstalig en Franstalig onderwijs financiert voor zijn schoolinfrastructuur en pedagogisch project. Dat minister Vanhengel bijvoorbeeld wil sleutelen aan het pedagogisch project van het Vlaams onderwijs in Brussel, is nieuw. Er wordt in Brussel al langer gepleit voor zogenaamd aangepaste eindtermen. Een gevaarlijke evolutie, des te meer omdat Vlaanderen, dat het Nederlandstalig onderwijs in Brussel organiseert en denkt dat onderwijs een bevoegdheid is van beide gemeenschappen afzonderlijk, geen krimp geeft. Wederom een nieuwe en gevaarlijke evolutie. Die viel twintig jaar geleden niet te voorspellen, maar valt in het verlengde van wat te vrezen viel.
Het denken in gemeenschappen, dat voor de meeste Vlamingen destijds een waarborg leek om toch nog iets te betekenen in Brussel, wordt zo op een gevaarlijke wijze op de helling geplaatst. Velen vrezen dat vroeg of laat de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie geactiveerd zal worden voor materies als onderwijs maar ook cultuur. In theorie kan dat. Weinig mensen weten dat. Het gebeurt niet in de praktijk, maar als het gebeurt - en ik zie het gebeuren in de toekomst -, zullen we zien wat we zullen zien. Aangezien de GGC haar rol al niet op ernstige wijze kan vervullen op welzijnsvlak - ik verwijs naar de taaltoestand in de IRIS-ziekenhuizen -, hoop ik dat ze niet verder geactiveerd zal worden inzake materies als Onderwijs en Cultuur.
Ik wil erop wijzen dat u, mijnheer de minister, deze evolutie zelf, ongewild en onbedoeld maar zeer onvoorzichtig, een beetje in de hand hebt gewerkt door uw ´denken in gemeenschappen´. U doet dat door aan de anderstalige - versta: allochtone - gemeenschappen meer macht te willen toekennen, wat nog te verantwoorden zou vallen als sociologisch standpunt, maar geheel uit den boze is op administratief en politiek vlak. Wederom, ik versta u zeer goed. U hebt projecten zoals het Vlaams-Marokkaans Culturenhuis. We zijn allemaal benieuwd hoe dat gaat evolueren. Eigenlijk hadden we daar resultaten van verwacht voor juni 2009. Nietwaar, mijnheer Delva? U wil dat verder verruimen naar de Congolese en de Turkse gemeenschap. Ik vrees dat anderen wel eens die lijn zouden kunnen doortrekken en de allochtone gemeenschappen ook op politiek, administratief en institutioneel vlak macht geven.
Bij de oprichting van het gewest in 1989 vormde het tweepijlersysteem de basis. Uw vader en andere politici dachten toen dat dat de sleutel was van Brussel als derde gewest. Als men nu macht zou geven aan andere dan de Vlaamse en de Franse gemeenschappen, zou het tweepijlersysteem op de helling komen te staan. Er zouden - ongewild en onbewust - wel eens extra gemeenschappen kunnen worden gecreëerd.
VGC-raadslid Béghin van sp.a stelde op tvbrussel dat in 1989 die multiculturaliteit in Brussel nog geen sociologische realiteit was. Ik zeg u dat dat pertinent onwaar is. In 1989 was dat ook al een structureel elementair aspect. Dat is het al sinds onze jeugd, alleen is het nooit in extensie zo aanwezig geweest als op dit ogenblik. Het tweepijlersysteem kan in gevaar komen en Vlamingen kunnen nog meer worden gemarginaliseerd.
De Lambermontakkoorden van 2000 hebben de positie van de Brusselse Vlamingen verder onderuit gehaald. Op dat punt kan ik u wel ter verantwoording roepen, mijnheer de minister. De Brusselse stadskrant informeert niet op een objectieve manier. Daarmee weten weinig mensen dit: in de VGC was er een afgetekende meerderheid tegen de Lambermontakkoorden. Er waren vier stemmen van Vlaams Blok en drie stemmen van CVP tegenover vier stemmen van het kartel sp.a-Groen!-onafhankelijke en twee van het kartel VU-VLD. Dat maakt zeven tegen zes. Dat is een absolute meerderheid om dat akkoord af te wijzen. De CVP-leden zijn er toen trouwens zwaar tegenin gegaan.
Welke gevolgen had dit? Het akkoord bepaalde onder meer dat elke gemeente die nog geen Vlaamse schepen had, sowieso 50 miljoen Belgische frank kreeg. Die 50 miljoen frank is echter nooit naar die Vlaamse schepenen gegaan, maar naar de gemeenten. Die Vlaamse gemeenten hebben vaak openlijk, zoals in het zuidoosten van Brussel, waar je een stevige MR-meerderheid hebt, maar soms ook op een meer verdoken wijze, zoals in Brussel-stad, een francofiele agenda. En ze voeren die agenda ook uit. Die 50 miljoen frank vanuit Vlaanderen wordt dus ook nog eens aangewend om precies die francofiele strategie uit te voeren. Ook dat is nefast geweest.
Door de Lambermontakkoorden is bovendien het laatste machtsinstrument dat de Vlamingen in het Brusselse gewest hadden, namelijk de dubbele meerderheid in de GGC, onderuit gehaald. Die dubbele meerderheid bestaat nog, maar er is een heel ingewikkelde constructie bedacht, omdat men vreesde dat het toenmalige Vlaams Blok de instellingen in Brussel wel eens zou kunnen blokkeren door die dubbele meerderheid in de GGC. Het is jammer dat de heer Gatz hier niet is, want hij heeft zichzelf destijds gefeliciteerd omdat hij daarvoor had gezorgd.
Er is nu nog altijd een omweg mogelijk. Ik ben de precieze constructie vergeten, maar er is nog altijd een mogelijkheid. Uw vader heeft destijds, in 1997, trouwens gebruik gemaakt van die mogelijkheid om in de GGC een aantal zaken niet meer goed te keuren. Dat was omdat er geen akkoorden waren bereikt in verband met de taalakkoorden met betrekking tot de brandweer.
Ik wil maar aangeven dat het een belangrijk machtsinstrument is dat men kon gebruiken. Door de Lambermontakkoorden heeft men zichzelf aan Vlaamse kant weer in de voet geschoten. Waarom toch? Waarom?
Minister Bert Anciaux: Voor alle duidelijkheid: als de Nederlandse taalgroep binnen de GGC njet zegt, is het nog altijd njet. Ik ken het juiste percentage niet, maar als er eensgezindheid is onder de Nederlandstaligen, is het njet. Dat weet ik zeker. Maar hoe groot die eensgezindheid moet zijn en welke meerderheid er precies nodig is, weet ik niet meer.
De heer Erik Arckens: Ik kom tot het puntje cultuur. Leo Goovaerts stelt in Brussel Deze Week terecht dat cultuur een soort stoplap is geworden in discussies waarin de positie van de Brusselse Vlamingen wordt aangehaald. Wanneer het gaat over Brussel als grote culturele hoofdstad, kan er inderdaad een semantische verwarring ontstaan tussen ´culturen´ als sociologische entiteiten en ´cultuur´ als gegeven van gemeenschapscentra, cultuurhuizen en dergelijke meer. Die cultuurhuizen floreren inderdaad, maar of ze tegemoetkomen aan de verzuchtingen van de Brusselse Vlamingen, is iets anders. U pompt er in ieder geval veel geld in.
Maar ondertussen hebben heel wat culturo´s in Brussel die Vlaamse gevoeligheid niet, noch in de gemeenschapscentra, noch in de cultuurhuizen, al maak ik hier natuurlijk wel abstractie van iemand als Jari Demeulemeester. Die gemeenschapscentra en cultuurhuizen staan klaar om uw geld met open armen te ontvangen. Desnoods willen ze binnenkort zelfs, wellicht tegen hun zin, een bannier dragen van de Vlaamse Gemeenschap om aan te tonen dat ze tot die Vlaamse Gemeenschap behoren. Maar zich afficheren als Vlaamse instelling in Brussel? Neen.
Vandaar ook dat in Kunstenoverleg, maar ook in evenementen als FestivaldesArts, constant en expliciet de brug wordt gelegd tussen alle gemeenschappen in de hoofdstad. Men stelt dat Brussel een entiteit is en dat de emancipatiestrijd van de Vlamingen in Brussel geen enkel belang heeft. Enkel de centjes vanuit Vlaanderen tellen.
Op dit ogenblik vindt het congres van de Brusselse Vlamingen plaats. Ook daar worden weer dezelfde stellingen geponeerd: Vlamingen zijn een minderheid tussen de minderheden, Brussel als hoofdstad, de taalstrijd is achterhaald en dergelijke meer. Mijnheer de minister, u hebt uiteraard geen enkele band met dat congres, maar ik zou er graag uw standpunt eens over horen, aangezien het over het congres van de Brusselse Vlamingen gaat. (Opmerkingen van de heer Paul Delva)
Het gaat inderdaad om een staten-generaal van de Brusselse Vlamingen, maar die wil in elk geval in het verlengde liggen van de congressen van de Brusselse Vlamingen van destijds.
Minister Bert Anciaux: Die staten-generaal gaat niet uit van de sociologische Vlaamse gemeenschap in Brussel.
De heer Erik Arckens: Maar degenen die het organiseren, willen wel graag in die plaats treden.
Minister Bert Anciaux: Dat kan zijn. Ik wil soms ook graag in iemands anders plaats treden, maar dat wil nog niet zeggen dat dat zomaar lukt. (Gelach)
De heer Erik Arckens: Mijn laatste punt, mijnheer de minister, betreft de numerieke positie van de Brusselse Vlamingen. Iedereen schat het aantal stemmen dat Vlamingen binnenkort bij de verkiezingen zullen halen, op ongeveer 55.000, waaronder een aantal Franstalige stemmen. Door het aantal naturalisaties stijgt het aantal Franstalige stemmen alsmaar.
De piramidestructuur in Brussel staat helemaal scheef. Je hebt nog een aantal heel oude Vlaamse Brusselaars en een aantal jeugdige, maar de middengroepen vertrekken stelselmatig uit Brussel. Er zijn nauwelijks nog mensen van uw en mijn leeftijd, mijnheer de minister. Ondanks alle retoriek dat Brussel een formidabele stad is, vertrekt iedereen. Dat is een contradictie. En men blijft maar doen alsof er niets aan de hand is.
Ik wil in dat verband Leo Goovaerts citeren. Men zou gemakkelijk kunnen zeggen dat hij een rancuneuze ex-volksvertegenwoordiger is die zijn gal spuwt, maar wat hij zegt, is helemaal waar: ?Alles hebben de Vlamingen in Brussel geprobeerd om nieuwe zieltjes te winnen. Eerst hebben ze 2500 euro beloofd aan Vlamingen die in Brussel willen gaan wonen, daarna hebben ze Franstaligen in het Nederlandstalige onderwijs aangetrokken. Toen dat nog geen Vlaams electoraat opleverde, hebben ze allochtonen aangetrokken in het onderwijs. Maar ook dat is een fiasco gebleken. Alsof migranten zich plots bij de Vlaamse Gemeenschap zouden aansluiten. Neen, de Vlamingen hebben geen jota vooruitgang geboekt met de oprichting van het Brusselse gewest.?
Veel valt daar niet meer aan toe te voegen, behalve misschien het feit dat men in Brussel dergelijke taal nooit hoort van gezagsdragers in functie. Ook dat is emblematisch. Ik besluit met Leo Goovaerts. Wat is de rol van het Brusselse gewest en de Brusselse Vlamingen op dit ogenblik? Het zijn slippendragers van de Franstaligen.
Twintig jaar Brusselse gewest is een gevaarlijke ontwikkeling geweest, mijnheer de minister. Twintig jaar geleden zat Joris Van Hauthem als enige voor onze partij in de VGC en het Brusselse parlement. Hij heeft toen al gewaarschuwd voor een aantal tendensen.
Het Brusselse gewest is gegroeid in intensiteit, en maakt mogelijk gevaarlijke evoluties mee op extensief vlak. Maar ondertussen blijft er euforie heersen bij de officiële instanties. Nochtans is daar geen enkele reden toe, temeer omdat zij zelf verantwoordelijk zijn voor een aantal evoluties in de positie van de Brusselse Vlamingen en de positie van Brussel als hoofdstad van Vlaanderen. Ik heb het over het Lambermontakkoord, de uitbreiding van Brussel, meertalig Nederlandstalig onderwijs, overdreven belangstelling voor cultuur als opium voor het volk, plannen voor de niet-naleving van de taalwetgeving, zogezegd onder het mom van de modernisering ervan, het tersluiks onderuithalen van het tweepijlersysteem enzovoort.
Mijnheer de minister, de Vlaamse Regering heeft zich in het verleden altijd op een ietwat onderkoelde wijze opgesteld tegenover een gewest waarvan het wou dat geen ´région à part entière´ zou worden. Vandaag is het dat meer dan ooit. Vlaanderen heeft de middelen en de voogdijbeschikking om eens flink aan de boom te schudden, en wat gebeurt er? Niets. In het beste geval voert men enkel de politiek van de goede intenties.
Ik vraag u om verantwoording op de punten waarvoor u zich kunt en moet verantwoorden. Ik vraag uw uitleg en zienswijze op andere punten waarvoor u zich niet hoeft te verantwoorden.
De voorzitter: De heer Delva heeft het woord.
De heer Paul Delva: Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega´s, ik wil eerst ingaan op een aantal elementen die de heer Arckens naar voren heeft gebracht.
Wij zijn absoluut tegen een wijziging van de taalwetgeving. Wij gaan voor een grotere afdwingbaarheid ervan.
De uitbreidingsgedachte die via Pascal Smet naar buiten is gekomen, is absoluut een heilloze piste. Als er een oplossing moet worden geboden aan een aantal problemen, moet dat zeker niet gebeuren door aan de grenzen te gaan morrelen. Dat is een idee dat mijns inziens wat uit de tijd is.
Wij zijn tegen aangepaste eindtermen voor het onderwijs in Brussel. Meertalig onderwijs zien we ook niet echt zitten. Wat we wel wensen, is een versterking van het talenonderwijs en een sterk behoud van de gemeenschapsbanden tussen Vlaanderen en de VGC. Dat spreekt voor zich. Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest moet zelf ook wat orde op zaken stellen. Ik denk aan de overdracht van een aantal bevoegdheden van het gemeentelijke niveau naar het gewestniveau. Het discours dat wij op dat vlak over Brussel hanteren, is doorheen de jaren ongewijzigd gebleven.
Ik volg u niet, mijnheer Arckens, wanneer u Brussel en de Franstalige Brusselaars afschildert als een grote, boze wolf. U stelt dat zij Vlaanderen willen koloniseren enzovoort. Welnu, zij zeggen hetzelfde over Vlamingen in Brussel. Geen van beide stellingen is correct. U mag de eensgezindheid onder de Franstalige Brusselaars niet overschatten. Er zijn inderdaad een aantal sociologische evoluties in Brussel die ons niet helpen, maar u mag die eensgezindheid die aan Franstalige kant zou bestaan, zeker niet overdrijven.
Ik verwijs naar een aantal gemeenten waar we wel met rasse schreden vooruitgaan. Ik denk aan Jette, maar ook aan Oudergem, waar we met een FDF-burgemeester zitten, die er evenwel in geslaagd is om wel een Nederlandstalige bibliotheek te erkennen en geen Franstalige. U geeft een aantal voorbeelden, maar ik kan gemakkelijk een aantal tegenvoorbeelden geven.
De evolutie van het aantal Nederlandstaligen in de stad baart ons allemaal wat zorgen. Maar dat neemt niet weg dat we voor elke Brusselaar en elke Nederlandstalige Brusselaar in het bijzonder continu zorg zullen moeten blijven dragen. Als er op numeriek vlak inderdaad een aantal evoluties merkbaar zijn, is het des te noodzakelijker om meer dan ooit de nadruk te leggen op de hoofdstedelijke functie van Brussel. Daarom is het nuttig dat we blijven spreken over het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en niet van het Brusselse gewest tout court, en dat we Brussel oproepen om zijn verschillende hoofdstedelijke rollen naar behoren uit te voeren.
Ik deel de negatieve toon van uw verhaal maar ten dele. U kunt tegen dat gewest zijn. Er zijn een aantal pistes van de Vlaamse onafhankelijkheid en dergelijke, maar dat gewest ligt er nu eenmaal. De vraag is hoe we daarmee verder gaan. Ik ben van mening dat we er nog altijd van moeten uitgaan dat er op heel wat domeinen plaats is voor heel wat meer samenwerking. Aan Nederlandstalige kant moeten we geen schrik hebben om van gewest tot gewest concrete afspraken te maken, al is dat niet altijd zo evident.
De voorzitter: De heer Demesmaeker heeft het woord.
De heer Mark Demesmaeker: Mijnheer Delva, als het zo is dat Franstaligen en Franstalige Brusselaars in Vlaanderen vaak worden afgeschilderd als de ´boze wolf´, dan moeten ze in de eerste plaats nadenken waarom dat zo is. U kunt toch niet ontkennen dat er een Franstalige strategie is, waar ze ook openlijk voor uitkomen. Lees maar eens de verklaringen en de programma´s van de Franstalige partijen. Ze maken er geen enkel geheim meer van dat ze een geostrategische aanpak hebben, namelijk de uitbreiding van Brussel. Hun verzet tegen de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde heeft daar alles mee te maken. Hun doel is de Franstalige invloedssfeer binnen Vlaams-Brabant, en vooral in de Rand rond Brussel, verder uit te breiden. Dat heeft voor de Franstaligen ook een institutionele finaliteit, namelijk de uitbreiding van het Brusselse gewest. De idee over een corridor komt niet zo maar uit de lucht vallen. Ze werd breed uitgesmeerd in de pers. Als er in Vlaanderen een vijandbeeld bestaat tegenover Brussel, heeft dat, jammer genoeg, vooral daar mee te maken.
Zoals u weet, ben ik Hallenaar. We zien ze ook in drommen vanuit Brussel toestromen. Ze komen heel vaak in onze OCMW´s terecht. Waarom is dat? Omdat er iets aan de hand is met dat Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Die 20 jaar zijn geen zegen geweest, noch voor Brussel, noch voor de Rand rond Brussel. Brussel heeft een fundamenteel probleem met de leefbaarheid, waardoor ook heel wat Brusselaars, Vlamingen maar ook heel wat Franstaligen, die wat onderaan de sociale ladder staan, Brussel ontvluchten. Er is een hoge werkloosheid, de woonomstandigheden zijn er slecht enzovoort. Daardoor is dat vijandbeeld natuurlijk ontstaan. In de Vlaamse Rand zitten we voor een deel ook in het defensief. We zitten een beetje in een egelstelling. Dat heeft ook een reden.
Ik ben het wel eens met de heer Arckens als hij zegt dat er een zorgwekkende evolutie is in de geesten van de Vlaamse Brusselaars. Dat is niet hetzelfde als de Brusselse Vlamingen. Het gaat om de groep die zich Vlaamse Brusselaars noemt. Vandaag zijn ze hier, spijtig genoeg, niet aanwezig. Ik ben blij dat de heer Delva klare wijn heeft geschonken over het standpunt van zijn partij. Voor andere partijen is het nu het moment, net voor de aankomende verkiezingen, om te zeggen waar ze voor staan. De kiezer heeft het recht om te weten wat hun houding is. En dan moet er maar eens klare wijn worden geschonken door Open Vld en door sp.a. Bij sp.a zijn er die zeggen dat Brussel moet worden uitgebreid, eerst met Waterloo en wat weet ik nog allemaal. Als er dan Vlaams grondgebied moet worden afgestaan, dan is dat toch geen ramp, zo wordt gesteld. Tijdens discussies die ik voer met mensen van sp.a en Open Vld hoor ik toch meer en meer dat die uitbreiding van Brussel niet langer een taboe is. Jammer genoeg volgt men die idee voor een deel. Dat geldt ook voor de versoepeling van de taalwetten. Dat is een zeer zorgwekkende situatie. Ik zou dan ook graag hebben dat de kiezer daar een klaar zicht op heeft. Mijnheer Delva, u hebt hier klare taal gesproken. Ik ben het er volledig mee eens.
Ik ben een beetje bezorgd over die ideeën over een ´metropolitan region´ enzovoort. Ik ben absoluut niet tegen samenwerkingsverbanden. Er moet worden samengewerkt tussen Vlaanderen en Brussel, van gewest tot gewest. Maar in bepaalde Brusselse kringen ziet men dat dan weer niet graag gebeuren. Zij zijn voorstander van een samenwerking met een aantal gemeenten rond Brussel, met de Vlaamse Rand. In de faciliteitengemeenten hoort men dat natuurlijk heel graag vertellen. Als dergelijke nieuwe samenwerkingsvormen ook de vorm van nieuwe structuren aannemen, dan komen we in een nieuwe dynamiek terecht. Dat zie ik niet graag gebeuren.
De voorzitter: De heer De Cock heeft het woord.
De heer Dirk De Cock: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, er vallen natuurlijk een aantal francofone strategieën te onderkennen. Of het nu echter allemaal kommer en kwel is, dat weet ik niet. Er zijn heel wat problemen, dat wel. Maar niet alles is zo negatief als de heer Arckens het voorstelt.
Ik ben voor een versteviging van de samenwerking tussen Vlaanderen en de VGC, en Vlaanderen en andere instanties in Brussel. Daar is tijdens deze legislatuur toch wel wat aan gedaan.
Minister Smet heeft het denkspoor ontwikkeld om Waalse gemeenten bij Brussel te voegen. Ik weet niet hoe dat in Wallonië overkomt. Als dat zou gebeuren, zouden de wat rijkere gemeenten, de wat rijkere belastingbetalers uit het toch wel wat armlastige Wallonië worden losgeweekt. Ik vraag me af of de francofone solidariteit wel zo ver reikt dat ze de materiële impact ervan bijnemen. Misschien is het een heel goed denkspoor om aan te geven om alstublieft niet aan die grenzen te morrelen. Wat mij betreft, is het zeker geen goed idee om daar iets aan te veranderen.
Natuurlijk heeft de vraag naar de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde een zware impact op de relaties. We moeten ons ook geen illusies maken. Zolang de hegemonie in Franstalig België niet duidelijk is, zal er een standstill bestaan inzake BHV. Dat zal nog wel een tijdje duren, langer in elk geval dan vijf minuten.
Ik ben zeker niet helemaal pessimistisch. Ik ben niet pessimistisch omdat ik uit het onderwijs kom. Ik weet dat heel wat leerlingen - ongeveer 35 percent - naar het Nederlandstalig onderwijs gaan. Er zijn geen exacte cijfers, maar u weet dat het aantal Vlamingen in Brussel lager is. De taal van het onderwijs is nadien dikwijls de taal van het gewest. In Brussel ligt dat natuurlijk anders omdat we daar te maken hebben met een conglomeraat aan talen en omdat we met een heel sterke Franstalige poot te maken hebben in dat Brusselse gewest, waardoor de Nederlandse taal een beetje in de verdrukking geraakt. Ik ben toch sterk van mening dat door een groot deel van de Brusselse jeugd op te vangen in het Brusselse onderwijs, we die stad echt wel tweetalig of meertalig kunnen houden. Er zijn natuurlijk ook andere talen dan het Frans en het Nederlands aanwezig in Brussel. Ik denk bijvoorbeeld aan het Engels. Daarover hebben we hier ook al een boompje opgezet in deze commissie.
Het is heel belangrijk om een goede, zichtbare Vlaamse poot in Brussel te behouden. We moeten het onderwijs echt uitbouwen. U zult me dan vragen hoe het zit met de draagkracht van het Nederlandstalig onderwijs. De heer Delva heeft daar al naar verwezen. We moeten de eindtermen niet verlagen. We moeten wel heel wat zuurstof bijpompen in dat onderwijs zodat dat onderwijs dezelfde kwaliteit heeft als in de rest van Vlaanderen. Dat zal moeilijk zijn. Er zullen meer middelen nodig zijn, er zal meer accommodatie nodig zijn. In bepaalde deelgebieden zit men op dat vlak aan zijn maximum. We moeten daar iets aan doen.
U moet goed beseffen dat we de enige regio zijn die bang is om ons onderwijs in het Nederlands uit te breiden. In Frankrijk werden hele gebieden verfranst gewoon door het onderwijs op een gigantische manier te verfransen. (Opmerkingen van minister Bert Anciaux)
Dat is wel een goede vergelijking. De Elzas werd op 60 jaar tijd volledig verfranst. Frans-Vlaanderen is op 60 jaar tijd volledig verfranst. Frans-Vlaanderen was voor de Eerste Wereldoorlog nog volledig Nederlands- of Vlaamstalig. Men is er in geslaagd om die verfransing via het onderwijs door te voeren.
In Brussel is de situatie anders. Ik wil echter wel heel duidelijk stellen dat als we jonge mensen gedurende het hele leerplichttraject in het Nederlandstalig onderwijs kunnen houden, we niet in alle gevallen het paard van Troje binnenhalen. Er zullen zeker vijanden tussen zitten. Het zal dan meestal om Franstalige Brusselaars en Franstalige Belgen gaan. Het gaat echter niet om de allochtonen. Vergis u niet van vijand.
We moeten die uitdaging aangaan. Daar zijn natuurlijk zware problemen aan verbonden. We moeten die problemen aanpakken met de middelen die we ter beschikking hebben. Er zijn oplossingen mogelijk. De problemen zijn omvangrijk, maar ze zijn in elk geval minder erg dan die van het Franstalig onderwijs.
De voorzitter: Minister Anciaux heeft het woord.
Minister Bert Anciaux: Mevrouw de voorzitter, collega´s, hier valt inderdaad heel wat over te vertellen. Ik zal trachten om zelf enige duidelijkheid te verschaffen.
Mijnheer Arckens, ik zal het straks over het geopolitieke deel hebben. Ik zal eerst proberen een duidelijk antwoord te geven over een aantal concrete zaken.
Ik denk niet dat alles negatief is. Maar dat er een aantal evoluties aan de gang zijn waar we minstens erg bezorgd over moeten zijn, daar ben ik het wel mee eens. We moeten daar ook een antwoord op bieden. U hebt gelijk als u stelt dat er geen grote eensgezindheid bestaat. Eigenlijk gaat dat over de echte echte wil om Brussel als een deel van de Vlaamse Gemeenschap te beschouwen en er ook verantwoordelijkheid voor op te nemen. Want dat kost natuurlijk geld. Niet elke Vlaming of politicus is bereid om er in te investeren. Daarom zou ik opletten met een pleidooi te houden tegen de inspanningen die voor cultuur worden gedaan.
Het moet duidelijk zijn dat het niet naleven van de taalwetgeving een kankergezwel is op de hele geschiedenis van dit land. De afgelopen 20 jaar heeft het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest geen bijdrage geleverd om de situatie te verbeteren. Het probleem bestaat natuurlijk al veel langer, al sinds de jaren 60. De taalwet is nooit echt toegepast. De taalwet binnen de gemeenten - want daar gaat het in hoofdzaak over - wordt niet nageleefd. Ik blijf dat een van de kankers vinden in dit land. Dat is onaanvaardbaar. Ik ben het eens met de mening van iedereen in deze commissie dat we moeten zorgen voor een grotere afdwingbaarheid.
Net op het moment dat het gebruik van het Nederlands en de Nederlandskundigheid in de stad toenemen, lijken de problemen die in het verleden bestonden veel minder dan ooit tevoren een argumentatie om te morrelen aan de taalwetgeving. Net op het moment dat de investering in Nederlandstalig onderwijs toch wel vruchten begint af te werpen, zou het een strategische blunder zijn om de taalwetgeving te versoepelen. Ik hoop dat we ons daar met velen tegen blijven verzetten.
Wat Pascal Smet vooropstelde, vond ik een interessante piste. Ik had het dan vooral over zijn benadering om Brussel veeleer te bekijken als een stad dan als een gewest en over zijn pleidooi om de fusie van de 19 gemeenten te realiseren en een fusie tussen de stad en het gewest te realiseren. We moeten daar minstens over nadenken. Van de Brusselse politici zijn er zeer weinigen die de moed hebben om het probleem van het opkuisen van die 19 baronieën aan te kaarten. Ik vind dit een interessante piste.
Ik wil hierover verder doorbomen omdat ik denk dat het een van de oplossingen zou kunnen zijn in de knelpunten tussen de gewesten. Wat bedoel ik daarmee? Zolang Brussel zich opstelt als een concurrent van Vlaanderen en Wallonië, vult het zijn functie van hoofdstad niet correct in. Brussel zal moeten kiezen tussen volwaardig hoofdstad zijn of concurrerend gewest zijn. Ik denk dat daarin een belangrijke keuze kan worden gemaakt. Dat wil niet zeggen dat de gewestelijke bevoegdheden niet verder in Brusselse handen moeten blijven. De reden waarom er een Brussels Hoofdstedelijk Gewest is gekomen, heeft te maken met de voorgeschiedenis waarin de federale overheid haar voogdij over de stad niet goed heeft uitgeoefend. Er werden een heleboel zaken verwaarloosd in de periode voor 1989. Dat heeft voor een stroomversnelling gezorgd waardoor de mensen in Brussel zelf voor hun zaken wilden zorgen. De idee om Brussel meer als stad en minder als concurrerend gewest te bekijken, vind ik een interessante piste.
Het voorstel van Pascal Smet om Brussel uit te breiden met Waterloo en Lasne, heb ik vooral bekeken als een voorstel om de Franstaligen eens even te confronteren met een piste waarbij Brussel wordt uitgebreid met twee rijke Waalse gemeenten. Het zou perfect in de argumentatie van de Franstaligen passen. In die rijke gemeenten wonen veel Brusselaars die een sociologisch onderdeel van die stad zouden kunnen vormen. In die zin vond ik dat een wat cynische, maar bijzonder goede zet van Pascal Smet om de discussie over de uitbreiding van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest tot zijn ware proporties te herleiden. Men heeft geen enkel inlevingsvermogen als het gaat over hoe de Vlamingen zich voelen als Brussel denkt aan uitbreiding, omdat de Franstaligen buiten schot blijven. Hoe reageert men nu als het over Franstalige of Waalse gemeenten gaat?
De reactie was dan ook bijzonder heftig. Ik heb geen enkele Franstalige gehoord die positief was over de piste van Pascal Smet, over de uitbreiding van Brussel met Lasne en Waterloo. Er is natuurlijk nog een corridor nodig - zelfs al spreekt men maar over 100 meter - om in Waterloo te geraken en die ligt dan weer in Vlaanderen. Laat het duidelijk zijn dat ik tegen de uitbreiding van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest ben, maar de opwerping van Pascal Smet vond ik interessant om de reacties te bekijken. We maken vaak de fout om te spreken over Franstaligen in het algemeen. Ik blijf erbij dat de Walen en de Franstalige Brusselaars over heel wat dingen totaal verschillende visies en ideeën hebben. Het is misschien verstandig om een groot bondgenootschap met Wallonië te sluiten, ook als het over Brussel gaat.
Ik ben het ook eens met wat hier over het onderwijs wordt gezegd. Vanzelfsprekend is dit een bevoegdheid van de gemeenschappen en moet dit ook zo blijven. Ik heb wel één bedenking. Als Brussel zich echt opwerpt als een stad, dan krijg je een andere situatie. Elke stad en elke gemeente heeft ook het recht om, binnen de regels van de gemeenschappen, regiefuncties uit te oefenen op het gebied van onderwijs. De VGC probeert dit te doen in het Nederlandstalig onderwijs. Het is dan misschien de frustratie van mensen die met onderwijs bezig zijn, dat ze als Brusselaars niet kunnen ingrijpen waar nodig. Misschien is het een interessante piste om het langs die weg op te lossen, zonder dat dit enige wetgevende of decretale bevoegdheid mag hebben. Antwerpen bijvoorbeeld heeft in het stedelijk akkoord een visie ontwikkeld over hoe men omgaat met het stedelijk onderwijs.
Ik wil ook nog even reageren op het denken in gemeenschappen. Als ik het heb over de Vlaamse gemeenschap, vertel ik heel vaak dat dit een verzamelnaam van culturen is. Mijnheer Arckens, u vermengt denken in gemeenschappen met denken in culturen. Institutioneel ben ik het volkomen met u eens dat het niet mijn bedoeling is om van elke cultuurgemeenschap in Brussel een institutionele gemeenschap te maken. Het is wel belangrijk dat de Vlaamse gemeenschap beseft dat ze een verzamelnaam kan zijn van verschillende gemeenschappen. In mijn denken wordt op die manier het ´waanidee´ ontkracht dat de Franstalige gemeenschap in Brussel één monolithisch francofoon blok is dat denkt dat het nog steeds de absoluut grootste meerderheid in die stad uitmaakt. Institutioneel misschien wel, maar sociologisch absoluut niet, zeker niet in termen van gemeenschap met een kleine ´g´. Er zijn verschillende andere gemeenschappen en het responsabiliseren van die gemeenschappen - ook naar de Vlaamse Gemeenschap met een grote ´g´ - lijkt me een interessante piste om de meerderheidsvisie van de francofonie te kunnen doorbreken. Ik heb wel ooit gepleit voor het betrekken van de Europese Gemeenschap, maar veeleer als het opnemen van verantwoordelijkheid voor de Europese hoofdstad door die Europese Gemeenschap, omdat ze die volgens mij veel te weinig neemt.
De 19 gemeenten zijn, wat mij betreft, wel heel vaak bezig met Franstalige strategieën. Het zijn machtsblokken die niet altijd in het voordeel van de Vlamingen zijn. Er zijn uitzonderingen, er zijn goede evoluties, maar ze zijn niet algemeen. In die zin is een fusie en een samensmelting met de bevoegdheden van het gewest als stad, misschien wel een interessante piste.
Ik blijf zeggen dat de Vlaamse Gemeenschap er alle belang bij heeft om zwaar te investeren in cultuur in Brussel. Niet uitsluitend, maar ieder moet zijn verantwoordelijkheid nemen. Men vraagt mij soms waarom ik het geld niet geef aan bijvoorbeeld het optrekken van de kinderbijslag, in plaats van aan een kunstwerk. Ik wil dat graag doen, als ik die bevoegdheid heb, maar ik heb die niet. Ieder zijn verantwoordelijkheid. Cultuur is voor mij een essentieel onderdeel om net het gemeenschapsdenken en de visie op deze stad naar voor te brengen. Het gaat hier niet over één monocultureel gebied, zoals francofonen nog altijd hopen en denken. De reacties langs Franstalige kant op ´la flamandisation de Bruxelles´ - op de gevoerde cultuurpolitiek - wijzen erop dat ze dit eerder als een aanval op dat cultureel monolithisch denken beschouwen. Bij mij is het er alleen op gericht om een bijzonder boeiend en bloeiend cultureel leven te organiseren, maar tegelijkertijd ook de invloed van de Vlaamse gemeenschap groter te maken.
Over het zogenaamde congres van de Brusselse Vlamingen zal ik niet praten, want het is er niet. Ik ga me er niet over uitspreken.
Mijnheer Arckens, het zou ook verstandig zijn om te blijven spreken over het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. U schrijft bijna systematisch Brusselse gewest. Daar moet u mee opletten. Vermeng ook alstublieft niet het tweetalige gebied Brussel met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Het tweetalige gebied Brussel is veel meer dan het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. In Brussel is er meer dan het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Het feit dat het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest er voor de buitenwereld in gelukt is om te doen alsof het het enige legitieme orgaan is om te praten over Brussel, stuit me al jaren tegen de borst. Daar moet u niet aan mee doen.
Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bestaat 20 jaar. Op een aantal terreinen is er zeker vooruitgang geboekt. Ik ben het er wel mee eens dat er bijzonder grote uitdagingen blijven. De werkloosheid is dramatisch. Voor huisvesting doet men wel inspanningen, net zoals voor mobiliteit. Maar de uitstraling van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest blijft natuurlijk wel francofoon.
Mijnheer Delva, u was ook op de viering. De Vlaming van dienst mag wel iets zeggen en zegt dat in drie talen. Men is er nog niet in gelukt om de uitstraling van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest op zijn minst Nederlandsvriendelijk te maken, of meertalig te maken. In wezen is het een Franstalige doos. De Vlamingen doen veel inspanningen om dit recht te trekken, maar het blijft een probleem. Vandaar dat het maar kan functioneren in een gegeven waar die twee gemeenschappen de volle verantwoordelijkheid opnemen.
Mijnheer Arckens, ik zal uw boek eens lezen. Maar u moet toch ook toegeven dat een blind pleidooi voor een onafhankelijk Vlaanderen heel vaak, in de hoofden van bijzonder veel mensen, een pleidooi is voor een onafhankelijk Vlaams gewest, zonder Brussel. U moet mij maar eens uitleggen hoe u zomaar die Brusselaars gaat overtuigen om een deel te zijn van dat onafhankelijk Vlaanderen. Ik ben al blij dat men hier duidelijk zegt dat een onafhankelijk Vlaanderen niet kan zonder Brussel. (Opmerkingen)
Dat is zeer sterk geëvolueerd bij velen. Ik ben daar bijzonder bang voor. Dat voelt u toch ook aan? De teneur is toch vaak: met Brussel als het kan, zonder Brussel als het moet, en met veel plezier. Het gaat niet meer over België, maar over Brussel.
Ik denk dat we ons moeten wapenen tegen die geopolitieke bijbedoelingen. Het is juist, het is absoluut juist, dat men aan Franstalige zijde het discours over onafhankelijkheid niet meer als totaal onmogelijk en verwerpelijk beschouwt. Als het zo ver zou komen, wil men wel dat Wallonië met Brussel België blijft en dat Vlaanderen eruit stapt. We moeten over die politiek inderdaad goed nadenken. Ik ben niet voor een onafhankelijk Vlaanderen zonder Brussel. Ik ben ook niet voor een onafhankelijke staat. Voor mij is samenwerking met anderen en vanuit een verregaande autonomie wenselijk.
De band tussen de Vlaamse Gemeenschap en de VGC blijft daarbij essentieel. Misschien moet die nog worden versterkt. De institutionele band tussen de VGC en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest zouden we misschien moeten doorknippen. Ik ben er nog niet uit of dat enkel positieve gevolgen zou hebben. Misschien zou dat de verfransing van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest nog versterken.
In zekere zin komt uw interpellatie op het juiste moment. Het klopt, en het zou naïef zijn om daar geen rekening mee te houden, dat er vooral francofone Brusselaars, en veel minder Walen, Brussel bekijken als een negatief instrument tegen Vlaanderen. Ik vrees dat dat al effect heeft gehad: als zij tegen ons zijn, zijn wij tegen hen. Zoiets versterkt elkaar op den duur. Als daardoor nogal wat Vlamingen negatief staan tegenover Brussel, gaat men het op den duur als een rijpe of een rotte vrucht in de schoot werpen van de Franstaligen. Dat zou een grote strategische vergissing zijn. Die negativiteit kunnen we alleen maar counteren door een positieve dynamische en toekomstgerichte aanpak, en niet door een verkrampte houding aan te nemen. Dat is niet eenvoudig. Het blijft een bijzonder belangrijke uitdaging.
De voorzitter: De heer Arckens heeft het woord.
De heer Erik Arckens: Iedereen heeft zijn mening te kennen gegeven, behalve Open Vld en sp.a. Ik betreur dat, net als iedereen. Zoals de heer Demesmaeker zegt: iedereen moet maar eens zijn kaarten op tafel leggen. Het beangstigt mij dat er bij sp.a en Open Vld inderdaad bepaalde ideeën ingang vinden, zoals de uitbreiding van Brussel. (Opmerkingen van minister Bert Anciaux)
We zullen zien, dat geldt niet voor iedereen, voor u is het bijvoorbeeld niet zo.
De Franstaligen vormen geen unaniem blok. Veel Franstaligen hebben zelfs al een helpende hand uitgestoken. Oud-schepen De Rons in Brussel vertelde me zo´n verhaal. Hij had problemen met de KVS en vond nergens hulp. Tot een collega-schepen hem wel wou steunen. Weet u wie dat was? Het was schepen Maingain. Ik kon het bijna niet geloven. Franstaligen kunnen Vlamingen helpen in Brussel. (Opmerkingen van minister Bert Anciaux)
Er bestaat heel duidelijk een unaniem Franstalig front. Maak u daar geen illusies over. We hebben dat nu al meer dan anderhalf jaar gezien. Zelfs de Franstalige groenen zijn constant betrokken. Ik heb nooit één afwijking gezien. Ik heb in de Brusselse gemeenteraad gezeteld: er is een constante unanimiteit.
Het is niet al kommer en kwel. Ik heb bewust enkele gewestmateries niet aangehaald. We kunnen niet alles wat verkeerd gaat in Brussel op het conto schrijven van twintig jaar Brusselse gewest. Soms gaat het goed en dat kunnen we ook niet altijd op het conto schrijven van twintig jaar Brusselse gewest. Ik wil niet het een met het ander vermengen. Ik wil u alleen ondervragen over een aantal fundamentele materies.
We hebben het al verschillende keren over de taalwetgeving gehad. Ik twijfel niet aan uw goede bedoelingen, Bert. Maar er bestaat geen unanimiteit onder Vlamingen of in de VGC. Ik lees de verslagen van de VGC. Sommige CD&V´ers - die ik dan nog als Vlaamsgezind beschouw - zijn het absoluut niet eens met uw plannen om een stukje Vlaanderen in Brussel te installeren. Als zelfs dat niet kan! De structuur en logica van de oprichting van het Brusselse gewest in 1989, neem het van mij aan, is aan Franstalige zijde van een imperialistische inslag. Dat was de bedoeling, met dit als uitslag. Ik zeg niet dat ze alles konden voorzien. En wij zeggen daarop: laten we niet in vijandbeelden denken. Er bestaan goede Franstaligen en slechte Vlamingen en vice versa. Akkoord, dat klopt. Ik ben voor de uitgestoken hand. Maar als geboren Brusselaar en op mijn leeftijd, weet ik wat er echt gaande is!
We hebben het al over het aspect cultuur gehad. Ik zal daar niet over uitweiden. Ik apprecieer wat u doet voor de cultuur in Brussel. Maar ik wil benadrukken dat die cultuurpausen dikwijls met hun handen open staan, en voor de rest zeggen ze: al dat Nederlands, ´je m´en fous´.
Het Nederlandstalig onderwijs is een succesverhaal. Ik kom uit een Nederlandstalige school in Schaarbeek. Vijf of tien jaar later was ze gesloten. Naderhand zijn de Nederlandstalige scholen beginnen groeien en bloeien. Dat is niet het hele verhaal. U weet dat er ook Nederlandstalige ouders zijn die hun kinderen niet meer naar een Nederlandstalige school sturen om een aantal redenen. Het is geen eenrichtingsverkeer. Er moet ook een verplichting zijn. Wij willen ook anderstaligen en Franstaligen betrekken bij ons onderwijs, mits een taalbad, een engagementsverklaring en dergelijke meer.
Er zijn zo talrijke aspecten. U zegt dat Brussel zal moeten kiezen tussen hoofdstad en concurrerend gewest. Maar Brussel zal niet meer kiezen. De Brusselse francofonie, die dominant en hegemoniaal is, heeft twintig jaar geleden al gekozen. Ze gebruikt Brussel als machtsinstrument.
Minister Bert Anciaux: Als dat echt uw overtuiging is, dan pleit u vanaf morgen consequent voor een totale terugtrekking van Vlaanderen uit Brussel. Dan moet u ervoor pleiten dat de Vlaamse Gemeenschap al haar geld terugtrekt en vertrekt uit Brussel en bijvoorbeeld in Leuven alles investeert. Als dat uw overtuiging is, moet u het wel verschrikkelijk vinden dat we jaarlijks een half miljard euro in deze stad blijven pompen!
De heer Erik Arckens: Absoluut niet. Ik vind dat net bijzonder goed. Er zou zelfs nog veel meer geld naar Brussel moeten. Maar dan moet men wel een heel duidelijke en consequente strategie ontwikkelen langs Nederlandstalige kant. Want nu spreken we vanuit een 300.000-norm en dergelijke meer. Het is een beetje luchtfietsen. Men ziet ons Vlaamse geld graag, maar ondertussen zit daar helemaal geen strategie achter.
Een onafhankelijk Vlaanderen zal alleen maar een onafhankelijk Vlaanderen kunnen zijn als het Brussel als hoofdstad heeft. Ik weet dat er een aantal Vlaamsgezinden zijn die zeggen dat we Brussel net zo goed kunnen laten vallen. Iemand als Frans Crols heeft daar een serieus onderbouwde visie op. Maar zijn er ook anderen die het tegendeel beweren, om een aantal redenen die te maken hebben met migratie, onveiligheid en dergelijke. (Opmerkingen van minister Bert Anciaux)
Ik kan u er in elk geval niet voor verantwoordelijk stellen. En daarom rond ik hier mijn tussenkomst af.
Mevrouw de voorzitter, ik kondig tot besluit van deze interpellatie een met redenen omklede motie aan.
De voorzitter: De heer Demesmaeker heeft het woord.
De heer Mark Demesmaeker: Mijnheer de minister, u bent duidelijk geweest over uw eigen standpunten, maar nu rest de vraag hoe het zit met uw partij. Ik hoor daar namelijk een aantal andere meningen. Wat zegt uw partij daarover, mijnheer de minister?
U bent heel duidelijk geweest over de uitbreiding van Brussel. Maar Pascal Smet, een partijgenoot van u, ziet dat anders. En hij is toch niet de eerste de beste. U hebt zijn uitspraken afgedaan als een cynisch voorstel, maar het is niet de eerste keer dat hij meegaat in de redenering dat de uitbreiding van Brussel mogelijk moet zijn, dat dat niet ondenkbaar is.
Ook bij de Open Vld zijn er een aantal mensen die in die richting denken. Dat heb ik zelf vastgesteld in een aantal gesprekken die ik heb gevoerd. Ik blijf erbij dat men in het licht van de verkiezingen heel duidelijk aan de Vlaamse kiezer moet zeggen waar men voor staat.
Ik ben het volledig eens met wat u zei over de afdwingbaarheid van de taalwetten. De taalwetten mogen uiteraard niet versoepeld worden, ze moeten net afdwingbaar worden gemaakt. Wat dat betreft zijn we zelfs in goed gezelschap. De Franstaligen schermen graag met wat Europa over ons zegt en trekken zelfs naar de Raad van Europa om ons daar voor de internationale gemeenschap voor aap te zetten. Maar wij hebben in dit dossier het rapport-Cliveti, dat zegt dat de Belgische taalwetten behoorlijk zijn, maar dat ze wel moeten worden toegepast en afdwingbaar moeten worden gemaakt.
Wij pleiten al langer voor een fusie van de negentien gemeenten. Op dat vlak ben ik het dus volledig met u eens.
U moet op de webstek van de Groupe Wallonie-Bruxelles eens gaan kijken wie daar allemaal in zit, mijnheer de minister. Het zijn allemaal Franstalige zwaargewichten uit alle geledingen: mensen uit de Senaat, uit de regionale parlementen, federale parlementsleden, ministers van Staat, mensen uit de société civile, de vakbonden, werkgevers. Die groep heeft al tientallen vergaderingen achter de rug. Zij zijn wel degelijk met een bepaalde strategie bezig. Je kunt op de onthaalbladzijde lezen wat hun bedoeling is en waar ze mee bezig zijn: het is ?un groupe de travail qui réfléchit à l´avenir de nos institutions francophones, dans le cadre d´un état fédéral équilibré et solidaire pour une Communauté française forte et deux Régions - wallonne et bruxelloise.? Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is dus een ´institution francophone´ in hun ogen.
En wat doen wij? Wij hebben niets, geen enkele degelijke tegenhanger voor dergelijke werkwijzen en strategieën. We moeten daar dringend werk van maken, anders missen we een historische kans.
Met redenen omklede motie
De voorzitter: Door de heer Arckens werd tot besluit van deze interpellatie een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.