Commissie voor Economie, Werk en Sociale Economie Vergadering van 05/02/2009
Interpellatie van de heer Koen Van den Heuvel tot mevrouw Patricia Ceysens, Vlaams minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, over de eventuele uitbreiding van het toepassingsgebied van de win-winlening in het licht van de huidige kredietcrisis
Vraag om uitleg van de heer Eric Van Rompuy tot mevrouw Patricia Ceysens, Vlaams minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, over de versterking van het Vlaamse relanceplan
De voorzitter: De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel: We weten allemaal dat we in financieel en economisch moeilijke en turbulente tijden leven. Vooral de kredietverlening aan bedrijven is een delicaat punt. Onze officiële kanalen stellen evenwel dat er geen probleem is, maar als we ons oor te luisteren leggen bij werkgeversorganisaties en bedrijven zelf, wijst men ons op een verstrengde toepassing van de kredietverlening door de banken om redenen die we allemaal wel kennen. Kredietverlening is nochtans de smeerolie van het economische systeem. Mensen die projecten ontwikkelen en willen investeren, moeten over de nodige kredieten kunnen beschikken.
Naast het banksysteem, heeft de Vlaamse Regering enkele jaren geleden de win-winlening in het leven geroepen. Het is een heel goede maatregel. We hebben deze maatregel allemaal enthousiast ondersteund zodat startende kmo's op zoek kunnen gaan bij familie en vrienden om mee te investeren in het project. Hier zijn vrij strikte voorwaarden aan verbonden. We kennen ze allemaal. Een van de voorwaarden is - al staat het niet in het decreet geschreven, maar het wordt wel zo toegepast -, dat de kredietnemer niet meer dan 50.000 euro mag opnemen. Een andere voorwaarde is dat het om een startende kmo moet gaan met een maximale beroepsactiviteit van drie jaar.
Ook aan de kredietgever zijn voorwaarden opgelegd. De kredietgever mag niet meer dan 50.000 euro in totaal aan win-winleningen toekennen. De vraag is of net in deze kredietcrisis waar sommige investeringsprojecten moeilijk kunnen worden gefinancierd, het niet aangewezen is om sommige criteria onder de loep te nemen en te zien hoe we die kunnen versoepelen om tegemoet te komen aan extra middelen voor investeringsprojecten. Ik denk dan vooral aan één van de twee criteria die ik daarnet heb genoemd, namelijk het beperken tot startende ondernemingen tot maximum 3 jaar. Ook groeiende ondernemingen die toevallig 3,5 jaar, 5 jaar of 10 jaar bestaan, zouden echter op dit middel een beroep moeten kunnen doen. Zij kunnen dit nu echter niet. Dat is moeilijk verdedigbaar.
Er moet ook een discussie worden opgestart over het feit dat de kredietnemer wordt afgetopt op 50.000 euro. Dat staat niet in het decreet ingeschreven, maar het wordt concreet zo toegepast door PMV. Op deze twee voorwaarden willen we de aandacht vestigen. We stellen voor om ze te versoepelen. We willen het karkan doorbreken en het krediet openstellen, niet alleen aan startende kmo's, maar aan iedereen. Het bedrag van 50.000 euro moet ook worden verhoogd.
Mevrouw de minister, hoe evalueert u het huidige succes van de win-winregeling? We hebben gezien dat er eind 2008 bijna 800 leningen werden toegekend. Dat is niet zo slecht. De formule kent dus succes. Hoe evalueert u de huidige voorwaarden en het toepassingsgebied van de win-winregeling? Wat vindt u van de suggesties die ik zonet heb gedaan om de voorwaarden te versoepelen en open te stellen voor alle kmo's en het plafondbedrag van 50.000 euro voor de kredietnemer te doorbreken? Mijn laatste vraag sluit aan bij de vraag van de heer Van Rompuy.
De heer Eric Van Rompuy: Ik zal een korte vraag stellen. Op 23 januari heeft de Vlaamse Regering bekendgemaakt dat ze 91 miljoen euro extra uittrekt. We hebben de maatregelen in de pers kunnen lezen, maar het zou goed zijn mocht u in de commissie een toelichting geven. Voor de kredietwaarborgen is in de begroting 2009 500 miljoen euro uitgetrokken. Dat blijkt onvoldoende. Welke politiek wil men daar bij volgen?
De PMV-Mezzanine wordt een nieuwe pijler binnen PMV. Wat is daarvan de bedoeling? Men zegt: achtergestelde leningen verschaffen om de financiële structuur te verbeteren. Er treedt ook een versterking op voor PMV-Vinnof (Vlaams innovatiefonds). Dat beschikt nu over 25 miljoen euro. De minister wil het fonds in omvang verdubbelen en toespitsen op investeringen in de opstart en de groei van innovatieve ondernemingen. We hebben ook het tweede ARKimedesfonds en PMV-inVita.
Kunt u eens zeggen wat die versterking kwantitatief inhoudt? Zijn het de juiste instrumenten voor de problemen waar we nu in zitten? Het gaat dikwijls over het stimuleren en de draagkracht verhogen van innovatieve groeiondernemingen. Maar er is ook een andere problematiek: het debat over de gewestwaarborgen op kredieten van ondernemingen. Daarover hebben we al enkele keren gediscussieerd in de plenaire vergadering. We zitten op een nieuw moment in de Vlaamse economie.
De heer Bril is een oud-strijder van deze commissie voor Economie. In de jaren zeventig is de federale overheid beginnen tussen te komen in ondernemingen. We hebben regionaliseringen gehad op een aantal terreinen. Dat gaf begin jaren tachtig aanleiding tot een actieve politiek van de overheid via de Gimv (Gewestelijke Investeringsmaatschappij Vlaanderen) in ondernemingen die op dat ogenblik verlieslatend waren of in structurele moeilijkheden zaten. Het bekendste voorbeeld is de tussenkomst in Barco. Barco was failliet, maar de Gimv heeft een heropstart mogelijk gemaakt via een participatie in het kapitaal.
In diezelfde periode is er 15 miljard euro gestopt in de nationale sectoren. Er waren verschillende problemen. De steenkoolsector is uiteindelijk gesloten, met een enorme portefeuille van bijna 100 miljard Belgische frank. Er waren problemen in de staalsector. Dat heeft achteraf geleid tot de regionalisering van die nationale sectoren en tot de oprichting van Gimvindus in het begin van de jaren negentig met actieve participaties van de overheid. Op een gegeven moment had de Vlaamse overheid een aandeel van 25 percent in Sidmar. In de textielsector waren er non-voting shares. Het textielplan heeft tien jaar geduurd. Er was het holglas. Verlipack is daarvan een laatste restant geweest.
In die nationale sectoren heeft men toen bijna 600 miljard oude Belgische franken geïnvesteerd. Dat heeft niet kunnen beletten dat het holglas, de scheepsbouw en de steenkool verdwenen zijn en dat er in andere sectoren enorme afvloeiingen geweest zijn.
We zitten nu in de automobielsector met het aanbod van de overheid om tijdelijk waarborgen te geven voor kredieten. Opel is daar. Volvo is daar. Maar er is ook de vraag van ondernemingen, niet alleen in verband met waarborgen voor kredieten, maar ook tussenkomsten in bedrijfskapitaal. Sommige ondernemingen vragen van de overheid een actieve inbreng in het bedrijfskapitaal. In de banken hebben we de kernkapitaalratio versterkt. Een aantal ondernemingen zullen een gelijkaardige vraag hebben.
Daar is de vraag naar het Europese kader. Wat mag men? Wat mag men niet? Wat zijn de budgettaire en financiële mogelijkheden? We spreken over een waarborgregeling van 500 miljoen euro. Maar alleen voor Opel spreekt men al van 200 tot 300 miljoen euro, en dat zou nog maar de start zijn van een hele operatie in de economie.
We zouden als commissie voor Economie de voorzet moeten aannemen die gisteren gegeven is in de plenaire vergadering om elementen van een kader te bespreken waarbinnen vormen van overheidsinterventie mogelijk zijn. Er zijn veel instrumenten, die erg verschillen naargelang de sector. Ook de win-winlening en ARKimedes behoren tot een bepaald instrumentarium, gericht op de groei van een aantal bedrijven, vaak een doorgroei naar een internationale markt. Het is niet specifiek gericht op het overbruggen van de financiële problemen waar we in zitten en waar een ander instrumentarium voor nodig is.
Het is een moeilijke beslissing omdat men sectoren zal moeten selecteren. Welke sector verdient steun? Iedereen is het erover eens dat er in de automobielsector geïntervenieerd moet worden. Maar de farmasector is daar. In de textielsector heeft men ook vragen. Hoe diep zal de crisis zijn? Welke ondernemingen zullen in moeilijkheden komen? Wat kan de overheid bijdragen?
Er is ook een angel zodra de overheid subsidies geeft aan ondernemingen. De oud-strijders hebben het meegemaakt. Er zijn twee grote onderzoekscommissies geweest. Dat was de KS: een onderzoekscommissie over de subsidiëring door de overheid in Limburg. Het ging over de eerste jaren van het Limburgplan met Tyl Gheyselinck en alle dingen die daarmee gepaard gingen, de economische en de sociale subsidiëring.
Een tweede ging over de scheepskredieten. Ik ben zelf nog voorwerp geweest van een onderzoekscommissie onder impuls van Karel De Gucht, die vond dat de Vlaamse overheid haar boekje te buiten was gegaan. We zijn geconfronteerd met allerhande dossiers waarin de overheid op een of andere manier was tussengekomen. Het ging niet enkel over scheepskredieten, maar ook over de directe subsidiëring in Boel. Het debat ging erover dat de overheid op bepaald moment de lonen had gesubsidieerd van werknemers die nooit tewerkgesteld waren.
Dat heeft aanleiding gegeven tot gerechtelijke procedures. De onderzoekscommissie heeft dan besloten om Gimvindus op te doeken. Gimvindus is inmiddels vereffend. Heel dat instrumentarium om daarop in te spelen is geliquideerd. De Gimv werd beursgenoteerd en komt niet meer tussen in probleemondernemingen. Het is een venturecapitalmaatschappij, die in groeifinanciering opereert.
Welk soort instrumentarium zal de overheid de volgende maanden, de volgende 1 of 2 jaar, inzetten tijdens de structurele economische crisis, die ook gekoppeld is aan een zware conjuncturele terugval?
Dit zijn heel wat elementen die ik in één keer op de tafel werp van deze commissie voor Economie. Ik had de eer om tijdens de jaren negentig de laatste minister van Economie geweest te zijn die nog geld heeft gegeven aan verlieslatende ondernemingen. Met de middelgrote scheepskredieten werd dit in 1996 afgeschaft.
Gaston Geens had indertijd een VESOC-richtlijn die bepaalde dat de overheid maar bijdroeg indien men beantwoordde aan vier criteria. In de loop van de jaren tachtig werd dit hier allemaal systematisch besproken.
Nu staan we voor een nieuwe periode waarin gelijkaardige discussies zullen plaatsvinden. Er moet een kader komen van de Vlaamse overheid en ook een evaluatie van de instrumenten.
Mevrouw de minister, dit is maar een aanzet voor een discussie. Wellicht heb ik het kader van de interpellatie en de vraag hiermee overschreden, maar misschien kunnen we op basis van een nota van u of tijdens een gedachtewisseling een aantal elementen bekijken, want de komende jaren zullen wij in deze commissie de bedrijfsfinanciering en -subsidiëring op een heel andere manier bekijken dan in het verleden. Minister van Economie zijn, wordt weer een riskante bezigheid, want als u een subsidie geeft en het loopt slecht af, zal men vragen waarom u de subsidie hebt gegeven, of u dat niet had kunnen voorzien, welke criteria u hebt gehanteerd en zo meer.
De minister mag een beetje schrik krijgen, want de heer Van den Brande en ik zijn uiteindelijk ook in een onderzoekscommissie terechtgekomen, waar ook experts waren. Het gaat om een hele problematiek die niet neutraal is ten aanzien van de politieke controle.
Misschien overdrijf ik een beetje, maar tijdens de volgende legislatuur zullen we zeker met heel wat nieuwe elementen te maken krijgen, ook op het vlak van de evaluatie van ons instrumentarium.
Ik heb voor een vraag om uitleg misschien iets te veel gezegd, maar laat dit een aanzet zijn voor een debat over dit onderwerp.
De voorzitter: De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen: Ik volg de gedachtegang die de heer Van Rompuy heeft ontwikkeld: we moeten dit debat inderdaad ten gronde voeren. Ik heb een interpellatie in die zin voorbereid, gericht tot de minister-president. Er werden maatregelen aangekondigd zoals het verbreden van de waarborgregeling voor kmo's, het opentrekken ervan naar de grote bedrijven en het XL-fonds. Daarnaast is er de aanpak sui generis - zo heeft de minister-president dat gisteren in de plenaire vergadering genoemd.
Ik vraag me af of dat lang een aanpak sui generis mag blijven. Vandaag bevinden we ons in de situatie waarbij - om het een beetje oneerbiedig uit te drukken - wie eerst komt, eerst maalt. Iedereen ziet echter de limieten van dat systeem al opduiken, niet het minst de minister-president zelf, want hij waarschuwt ons er al voor dat we erover moeten waken dat we de goede positie van Vlaanderen behouden. Het is trouwens die goede positie die aanleiding geeft tot dit soort vragen, want de Vlaamse overheid beschikt als enige nog over een rating waardoor de bedrijven bij ons kunnen aankloppen voor een dergelijke waarborg. We mogen die goede rating niet verliezen.
Dit betekent dat de Vlaamse overheid op een bepaald moment wellicht een vraag naast zich zal moeten neerleggen. En dan zal automatisch de vraag komen: waarom het ene bedrijf wel en het andere niet? In het actualiteitsdebat van twee weken geleden in de plenaire vergadering hebben we er dus al voor gepleit om zo snel mogelijk een degelijk afwegingskader te maken. Dat betekent niet dat we rigide stelsels moeten maken met honderden regeltjes, maar er is een degelijk afwegingskader nodig waaraan de aanvragen van bedrijven kunnen worden getoetst, want dan kunnen we minstens een objectiveerbaar antwoord geven wanneer een vraag wel urgent is, maar we er toch niet op ingaan. In een aanpak sui generis ontbreekt die transparantie voor een deel.
Een tweede vaststelling is dat we hier duidelijk niet in een 'snel-in-en-uitengagementsrol' zitten. De vragen die rijzen en die ingegeven zijn door de problemen die onze bedrijven vandaag kenmerken, vergen een langetermijnengagement van de overheid. Gegeven de aard van de oplossingen die we voorschrijven, zal het niet mogelijk zijn om er heel snel opnieuw uit weg te trekken. Dat betekent dat we de actieve rol van de overheid in een langetermijnperspectief moeten steken, dat we doelstellingen voorop moeten stellen die ook kunnen dienen na de acute crisis, denken we aan energie-efficiëntie of aan het concurreren op het vlak van innovatie. Dat zijn zaken die we in het verleden heel vaak hebben aangestipt en die we vandaag niet uit het oog mogen verliezen, integendeel, ze moeten dienen om een richting uit te stippelen die ons na de crisis nieuwe bronnen van welvaart oplevert.
De voorzitter: Minister Ceysens heeft het woord.
Minister Patricia Ceysens: Collega's, er werden veel vragen gesteld en dit is natuurlijk geen al te gemakkelijk debat. De heer Van Rompuy heeft ons de geschiedenis ter zake voor een stukje geschetst. Bij expansiesteun denken we natuurlijk terug aan Gaston Eyskens, die daarmee is begonnen in 1958. We moeten opmerken dat er een aantal succesvolle cases geweest zijn zoals Ford en BASF.
We moeten natuurlijk ook bekijken tot wat de expansiesteun geleid heeft. Naar aanleiding van de economische crisis in 1973 is alles wat ontspoord en werden heel veel middelen in bodemloze putten gestopt. Expansiesteun kan dus ook ontsporen.
Er werd ook verwezen naar de afspraak uit 1983 tussen Gaston Geens en de sociale partners, waarbij enkel opgetreden werd voor bedrijven met een toekomstvisie. Er moest dus een duidelijk toekomstplan op tafel liggen en men hanteerde het principe van één euro voor één euro, of met andere woorden: er moest ook altijd eigen risico bij zijn.
Sinds 1999 werd veel meer 'gehorizontaliseerd' in het beleid: opleiding, ecologie en ondernemerschap.
Sinds het uitbreken van de financiële crisis hebben we met het eerste relanceplan en met de bijkomende versterking van het relanceplan vooral ingezet op kapitaalverstrekking en op de financieringsproblematiek van ondernemingen.
Het eerste relanceplan kent u, we hebben de vele maatregelen hier uit de doeken gedaan. Wat hebben we in het tweede relanceplan gedaan? Er is een verruiming van de verstrekking van waarborgen. Het Europese kader blijft natuurlijk behouden, maar Europa heeft naar aanleiding van de financiële crisis een tijdelijke versoepeling toegestaan van de de-minimisregeling, op dit moment tot einde 2010, zodat een verhoging van het maximale steunbedrag voor subsidies aan kmo's van 200.000 euro naar 500.000 euro werd gebracht. Omgerekend voor de waarborgverstrekking laat dit een verhoging toe van het maximale bedrag van de toe te kennen waarborg van 1,5 miljoen euro tot 3,75 miljoen euro. We hebben die toelating bij de Europese Commissie aangemeld.
Ik blijf nog even bij de waarborgen. In de commissie werd een decretale bepaling goedgekeurd. Op 11 februari wordt ze tijdens de plenaire vergadering besproken. Op dit moment lopen nog gesprekken binnen de Vlaamse Regering. Het spreekt echter voor zich dat we vervolgens een kader moeten voorstellen. In dat kader zal waarschijnlijk nog een onderscheid worden gemaakt tussen de 'kleine' grote ondernemingen - familiebedrijven met 300 à 400 werknemers - en de echt heel grote ondernemingen, waarvoor we veeleer zullen werken met een case-by-casescenario. Het is wel in ieders belang dat we ook daar de contouren vastleggen. We moeten immers te allen prijze vermijden dat we in deze periode zaken doen die we niet kunnen blijven volhouden. Ik ben daar absoluut geen vragende partij voor. We moeten ook op elk moment verantwoording kunnen afleggen waarom voor de ene iets wordt gedaan, terwijl dat voor de andere niet het geval is. We moeten dus beschikken over een kader waarop we kunnen terugvallen. Op dit moment bekijken we die zaak met de coalitiepartners.
Bij de versterking zat ook de aankondiging en het in gang zetten van een nieuwe publieke kapitaalronde voor ARKimedes. Op 8 juni 2005 werd het eerst ARKimedes-Fonds boven de doopvont gehouden. In september 2005 haalde het fonds 110 miljoen euro op bij particuliere beleggers. Er werd voor 75 miljoen euro ingetekend op aandelen en voor 35 miljoen euro op obligaties. Tot dusver heeft het ARKimedes-Fonds 105 miljoen euro toegezegd aan 120 ARKIV's. Samen met de inbreng van de privépartijen en die van de overheid was er 118 miljoen euro beschikbaar voor het verstrekken van risicokapitaal ten gunste van Vlaamse kmo's.
Op het einde van vorig jaar hadden de ARKIV's 66 miljoen euro aan risicokapitaalinvesteringen in 92 Vlaamse kmo's uitgevoerd. De indicatie is dat als we nu niets doen, men in 2010 bij ARKimedes niet meer de mogelijkheid zal hebben om verder kapitaal te blijven inzetten. Daarom bereiden we nu een nieuwe oproep voor.
Een volgende maatregel was de vereenvoudiging van het Vlaamse Innovatiefonds (Vinnof). Vinnof had drie financieringsproducten: incubatiefinanciering, zaaikapitaal- en projectfinanciering. De doelgroep van Vinnof voor zaaikapitaal- en incubatiefinanciering waren tot op heden de starters jonger dan drie jaar. Voor projectfinanciering waren de kmo's de doelgroep.
Vinnof wordt voortaan alleen nog gebruikt als merknaam voor zaaikapitaalfinancieringen. Dat zal ertoe bijdragen dat de verwarring, die tot vandaag toch bij ondernemingen bestond, wordt weggewerkt. Op basis van een aanmelding bij de Europese Commissie onder de Kaderrichtlijn zal Vinnof op korte termijn zaaikapitaal kunnen verstrekken voor maximaal 1,5 miljoen euro. We zullen ook de doelgroep van starters uitbreiden van ondernemingen jonger dan drie jaar naar ondernemingen jonger dan zes jaar.
Mijnheer de voorzitter, ik stel voor dat ik de informatie over alle modaliteiten aan u bezorg, zodat het als bijlage bij het verslag kan worden gevoegd.
Om het eigen vermogen te versterken, zijn er de achtergestelde leningen. Die zaak is helemaal uitgewerkt en vastgelegd bij de Vlaamse Regering. Het gaat daarbij om een financieringsbedrag tot maximaal 2,5 miljoen euro per onderneming.
Ten slotte wordt kapitaal ter beschikking gesteld voor life sciences. Ook bij de biotechnologie waren er opnieuw vragen over het ter beschikking zijn van voldoende kapitaal. Inzake life sciences werd besloten tot de oprichting van het fonds inVita bij PMV. Daarvoor werd 16 miljoen euro uitgetrokken. Het gaat om nieuwe middelen die naar inVita gaan, dat kapitaal verstrekt voor biotech. Er werd besloten om het bestaande Biotech Fonds, dat was ondergebracht bij de Gimv en dat ondertussen over een bedrag van 63,2 miljoen euro beschikte, dat normaal gezien gevaloriseerd zou worden, te verlengen. Dat bedrag blijft dus in de markt bij de biotechnologie. Het fonds wordt verlengd met zes jaar.
Mijnheer Van den Heuvel, bij alles dat we hebben gedaan, werden de instrumenten versterkt of opnieuw samengesteld om beter te kunnen beantwoorden aan de noden. De win-winlening is echter niet veranderd. In 2004 hebben we tijdens de ondernemingsconferentie een afspraak gemaakt over de vriendenlening. Het heeft een tijdje geduurd voor die echt werd ingevoerd. We kunnen toch wel zeggen dat het een succesvol product is geworden. Op 22 januari 2008 zijn er 782 win-winleningen, goed voor een bedrag van 20.495.826 euro, geregistreerd. Ze is operationeel sinds 1 september 2006. Dat betekent dat er bijna elke dag één win-winlening wordt afgesloten. Anders uitgedrukt - en het lijkt wat op de Nationale Loterij - zijn er dankzij de win-winleningen twee 'winnaars' per dag. Eén win-winlening zorgt in het concept voor twee winnaars.
We moeten natuurlijk wel beseffen dat de globale impact van de win-winlening op de financiering van ondernemingen beperkt is. Toch vinden we dat het mechanisme aangeeft dat het een succes is. Het draagt ertoe bij dat starters gemakkelijk in hun omgeving startkapitaal vinden. We denken dat het voor de bijna 800 starters die gebruik hebben gemaakt van die win-winlening heel moeilijk zou zijn geweest om zonder dat instrument effectief van start te gaan.
Op dit moment hebben we geen initiatief dat loopt dat de uitbreiding van het toepassingsgebied van de win-winlening voorbereidt. Ik denk wel dat de voorgestelde wijzigingen de moeite waard zijn, zeker in het licht van de huidige economische toestand.
We moeten voorzichtig zijn. We mogen de impact nooit overschatten. Voor ondernemers wordt het wellicht geen gemakkelijke taak om meerdere natuurlijke personen te vinden die een win-winlening willen verstrekken. Voor veel niet-starters is een maximumbedrag van 50.000 euro per win-winlening wellicht te weinig opdat ze in grote getale van het instrument gebruik maken.
Het optrekken van het maximumbedrag waarvoor een onderneming een win-winlening kan aangaan, houdt natuurlijk ook enkele risico's in. Natuurlijke personen dreigen immers leningen te verstrekken aan ondernemingen die misschien al een schuldenlast hebben. Als de lening uiteindelijk niet kan worden terugbetaald, dreigen natuurlijk de gedupeerde particulieren zich voor het volledige bedrag dat verloren is gegaan tot ons te wenden onder het voorwendsel dat wij hen hebben aangemoedigd om in het systeem te stappen. Dat is ook de reden waarom we omzichtig willen omgaan met het optrekken van de bovengrens. Ik ben wel absoluut bereid om uw voorstel in overweging te nemen.
Als we bepaalde zaken willen veranderen, is er wel een decreetswijziging nodig. Gelet op het vergevorderde stadium van deze legislatuur is het niet evident om de zaak in dit korte bestek nog af te ronden.
Op 23 januari hebben we inderdaad een heel pakket aan maatregelen goedgekeurd om de kapitaalversterking te faciliteren. We onderzoeken uit het hele pakket een aantal bijkomende versterkingen op het vlak van garantieverstrekking. Ik zal daar straks nog even op ingaan.
De win-winlening is toe hiertoe niet opgenomen in het pakket van maatregelen dat we onder de loep hebben genomen, versterkt en aangepast.
Ik ben wat u zegt zeker niet ongenegen. Het is ook mijn aanvoelen dat solidariteit op dit moment speelt. Het feit dat mensen een persoonlijke relatie hebben met de ondernemer, in het huidige geval de starter, geeft hun een beter gevoel dan wanneer ze hun geld gewoon op een bank zouden hebben staan. Op veel plaatsen waar ik kom, zegt men dat men het even graag geeft aan iemand die men kent en waar men een persoonlijke relatie mee heeft. Het feit dat de overheid dat ondersteunt, is voor hen mooi meegenomen. Ik sta zeker niet weigerachtig tegenover de gevraagde voorstellen, het zal alleen een kwestie zijn van het op de juiste manier gedaan te krijgen. Ik verheel niet dat op dit moment iedereen bij alle agentschappen alsook op het kabinet vele uren draait om alles wat we nu moeten doen, zorgvuldig gedaan te krijgen en af te werken.
Ik wil nog iets zeggen over het verhogen van de hoeveelheid beschikbare middelen. Het optrekken van het waarborgbudget, de voorbereiding voor de opvolging van het eerste ARKimedes-Fonds, de oprichting van de PMV-Mezzanine als nieuwe financieringspijler, de afschaffing van het NRC-fonds en de herallocatie van de voorziene middelen naar PMV-Mezzanine, de oprichting van inVita en het verlengen van het Biotech Fonds zijn stuk voor stuk maatregelen die ervoor zorgen dat er meer geld beschikbaar komt voor ondernemingen of dat beschikbaar gesteld geld voor een langere periode in de markt kan blijven en op dit cruciale moment bij deze ondernemingen kan blijven en er niet wordt uitgehaald.
Ik kom tot het toegankelijker maken van de verschillende instrumenten voor een grotere groep van ondernemingen. De doorgevoerde versoepeling van de waarborgregeling, het optrekken van de investeringsgrens van Vinnof van 500.000 euro tot 1,5 miljoen euro, het verruimen van de doelgroep van Vinnof met ondernemingen tot zes jaar oud en een vereenvoudigde communicatie naar ondernemers, zorgen ervoor dat de verschillende instrumenten toegankelijker worden voor een grotere groep ondernemingen.
Een volgend punt is de creatie van PMV-Mezzanine en het aanreiken van een extra financieringshefboom voor private financieringen. Mezzanine wordt door banken en andere verstrekkers van vreemd vermogen als eigen vermogen beschouwd. Daar ligt de grote troef van het nieuwe instrument. Het draagt aldus wel degelijk bij tot de versterking van de financiële structuur van de onderneming. Dat biedt een dubbel voordeel. Er wordt een buffer gevormd om een moeilijke periode te overbruggen en er wordt een hefboom gecreëerd voor het aantrekken van vreemd vermogen bij private kredietverstrekkers, wat op zijn beurt toelaat om toch investeringsprojecten door de onderneming te laten doorgaan.
Nogmaals, alle instrumenten worden ingezet met respect voor de Europese staatssteunregels. Die regels maken het niet gemakkelijk om ook aan grote ondernemingen steun te verlenen. Aangezien de financieringsvoorwaarden van PMV-Mezzanine zo zullen worden vastgelegd dat ze door Europa niet als staatssteun worden beschouwd, zal dit instrument ook toegankelijk zijn voor grote ondernemingen. Het maximale financieringsbedrag blijft echter beperkt tot 2,5 miljoen euro per onderneming. Rekening houdend met de aanvullende private financiering die dankzij het verstrekken van PMV mogelijk wordt gemaakt, zal het instrument er toch voor zorgen dat ondernemingen aanzienlijke financieringsbedragen kunnen aantrekken die ze zonder de inschakeling van dit instrument niet hadden kunnen verkrijgen.
Ik wil verder ook wijzen op de creatie van het XL-fonds, met een half miljard euro dat echt bedoeld is voor grotere bijdragen.
De waarborgregeling voor grote bedrijven zoals jullie die hebben goedgekeurd, valt onder de Europese de-minimisverordening zodat de toegekende steun niet meer kan bedragen dan 200.000 euro per onderneming in een periode van drie jaar. Nogmaals, we vragen daar de bijkomende mogelijkheid tot 3,75 miljoen euro.
De Europese Commissie aanvaardt bovendien dat indien een lidstaat een waarborgmethodiek aanmeldt, waaruit blijkt dat de geïncorporeerde steun kleiner is dan de de-minimisplafonds, er nog hogere waarborgen zouden mogen worden toegekend aan ondernemingen, dus boven op de 3,75 miljoen euro. Vandaag heeft alleen de Duitse overheid recent van die mogelijkheid gebruik gemaakt en van de Europese Commissie een goedkeuring gekregen voor een verhoging tot maximaal 6 miljoen euro.
Voorts kan ik u meedelen dat naar aanleiding van concrete vragen van ondernemingen uit onder meer de automobielsector, wordt bekeken in welke mate nog een bijkomende inspanning inzake waarborgen kan worden gerealiseerd. Zoals ik al zei, hebben we daar op dit moment binnen de coalitie gesprekken over. Ik heb op elk moment gezegd dat waarborgen natuurlijk vereisen dat er investeringsprojecten zijn en dat we er allemaal belang bij hebben om daar een kader voor te creëren.
Tot hier een aantal veeleer technische antwoorden die aangeven dat we op het gebied van kredietverstrekking, kapitaal en waarborgen, met rasse schreden vooruitgaan, maar dat omzichtigheid de boodschap blijft.
De voorzitter: De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel: Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik heb heel goed geluisterd. U zegt dat u erin kunt komen om die twee versoepelingen door te voeren maar dat we op het einde van de legislatuur zitten en dat het heel druk is op dat vlak omdat er een aantal decreetswijzigingen nodig zijn. De twee voorstellen die ik heb gedaan, vereisen een decreetswijziging, namelijk het openstellen voor alle kmo's in plaats van voor startenden. Het versoepelen van de bovengrens van 50.000 euro voor de kredietnemers, staat niet in het decreet. Dat wordt vandaag door PMV als principe gebruikt. Wat dat betreft, kan er van de minister verduidelijking komen via een omzendbrief. We moeten ons niet uitspreken over de hoogte van het bedrag, of dat nu verdubbeld of verviervoudigd moet worden. Dat kan getoetst worden met PMV en misschien ook met de VESOC-partners. Daar hoeft het decreet niet voor te worden aangepast. Mevrouw de minister, ik doe een oproep om daar op relatief korte termijn werk van te maken.
Ik kondig een met redenen omklede motie aan.
Minister Patricia Ceysens: Wat betreft de Win-winlening lijkt het me persoonlijk relevanter dat we de scope van de ondernemingen die er gebruik van zouden kunnen maken, op dit moment zouden kunnen verruimen. Ik kan mij indenken dat er bedrijven zijn die ouder zijn dan de gestelde grens, maar nood hebben aan middelen en iemand vinden die het bedrijf kent en erin gelooft. Het lijkt me relevanter om die bedrijven op te nemen dan om zomaar het bedrag op te trekken. Nogmaals, we hebben het over particulieren. Laten we niet vergeten dat we het hebben over 'family, friends and fools', die er geld in steken. Als het bedrag hoger kan, wordt ook de druk groter bij die 'family, friends and fools'. Als het dan fout loopt, kan het ook de goede relaties tussen mensen verstoren. De grootste winst zouden we wel eens kunnen boeken met het weghalen van de voorwaarde dat het starters moeten zijn. Stel dat je een goed bedrijf hebt, maar dat het omwille van de situatie vandaag wat moeilijker gaat, dan kan 50.000 euro misschien soelaas brengen. Als we het bedrag verhogen, dan gaat het om veel geld dat in solidariteit wordt gestoken. Ik denk dat men meer schroom heeft voor het bedrag dan voor het openstellen naar meer bedrijven.
De heer Koen Van den Heuvel: Het is belangrijk dat de grens van 50.000 euro voor de kredietgever behouden blijft, dat willen we niet ter discussie stellen. Het is niet de bedoeling dat particulieren gaan bankieren, dat is duidelijk. Het risico dat u schetst, wordt op die manier voor een groot stuk ingekapseld.
De minister onderschrijft het voorstel de groep van startende kmo's tot alle kmo's uit te breiden. Dit vergt een decreetswijziging. We kunnen snel te werk gaan. Er moet in elk geval niet veel conceptueel werk meer worden verricht. We kunnen dat nog bereiken.
Wat de verhoging van het bedrag van 50.000 euro per kredietnemer betreft, kan een nieuw plafond worden ingevoerd. Dat staat niet in het decreet. De Participatiemaatschappij Vlaanderen hanteert dit plafond. We vragen uitdrukkelijk een verhoging in overweging te nemen.
Minister Patricia Ceysens: Dat plafond wordt vooral gehanteerd omdat dit met een fiscale tegemoetkoming in de personenbelasting gepaard gaat. We moeten hier dus in voorzien.
De heer Koen Van den Heuvel: Ik denk niet dat we de absolute grens van de Vlaamse kortingen op de personenbelasting al hebben bereikt. De minister heeft daarnet verklaard dat het om 800 leningen gaat. De korting bedraagt 20 miljoen euro. Aangezien het niet om heel grote bedragen gaat, is daar voldoende ruimte voor.
De grenzen voor de kredietgevers kunnen we best laten. Dat is een belangrijk onderdeel van de bekommernissen van de minister. Wat het andere punt betreft, kunnen we zeker ruimte creëren.
Met redenen omklede motie
De voorzitter: Door de heer Van den Heuvel werd tot besluit van deze interpellatie een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.