Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 17/02/2009
Vraag om uitleg van mevrouw Marleen Van den Eynde tot mevrouw Kathleen Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, over ongevallen op vrije bus- en trambanen
De voorzitter: Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: Mevrouw de minister, in mei 2007 wees ik in een vraag om uitleg op de problematiek van het aantal ongevallen die worden veroorzaakt door openbaar vervoer. U stelde dat bij de aanleg of heraanleg van vrije bus- en trambanen systematisch aandacht besteed zou worden aan verkeersveiligheid.
Mevrouw de minister, de meeste ongevallen gebeuren met trams die over een voorrangsstatuut beschikken. De tram heeft een lange remafstand waardoor hij een heel gevaarlijk vervoersmiddel kan zijn.
Mevrouw de minister, in mei 2008 ondervroeg ik u opnieuw over de nood aan een verkeersveiligheidscampagne. Opnieuw lagen enkele ongevallen met het openbaar vervoer aan de basis van de vraag naar meer verkeersveiligheid in het openbaar vervoer. U kon nog steeds geen cijfers voorleggen van busexploitanten zodat het onduidelijk is wat de juiste ongevallengraad is op het openbaar vervoer, maar u beloofde hier werk van te maken. Van een verkeersveiligheidscampagne wou u toen nog niet weten.
Mevrouw de minister, in januari 2009 gebeurden op een trambaan op de Grote Steenweg in Antwerpen opnieuw twee zware ongevallen, waarvan één met dodelijke afloop. Maar ook een vrije busbaan leidde in het Antwerpse onlangs tot een zwaar ongeval. De vakbonden klagen de onveiligheid op de vrije tram- en busbanen aan. U beloofde prompt een studie en zou onderzoeken voeren over de mogelijke maatregelen om de veiligheid aan tram- en busbanen te verhogen. Aan de trambaan op de Antwerpsesteenweg in Mortsel werden ondertussen ingrepen gedaan na een dodelijk ongeval. De vraag is hoeveel ongevallen er nog moeten gebeuren vooraleer de vrije tram- en busbanen op een degelijke manier worden aangelegd.
Uit cijfers van verkeersongevallen in 2007 in de stad Antwerpen blijkt dat tien van de twintig mensen die in het Antwerpse verkeer sneuvelden voetgangers waren, van wie de helft omkwam door een aanrijding met tram of bus. Dit cijfer is een verdubbeling van het jaar voordien. Het is niet duidelijk of het aantal Antwerpse ongevallen met het openbaar vervoer te vergelijken valt met het aantal ongevallen met het openbaar vervoer in andere provinciesteden. In ieder geval is het zeer pijnlijk dat het openbaar vervoer door de slechte inrichting van het wegdek telkens opnieuw in een slecht daglicht komt. Ook chauffeurs worden veroordeeld omdat de wegbeheerder de weg zo slecht heeft ingericht dat zeer gevaarlijke verkeerssituaties ontstaan.
Werd intussen werk gemaakt van die langverwachte volledige ongevallenanalyse op het openbaar vervoer, inclusief de busexploitanten? Wat is het resultaat van deze ongevallenanalyse?
Mevrouw de minister, werd overwogen om een verkeersveiligheidscampagne in het openbaar vervoer op te starten, zoals al in mei 2008 gevraagd werd? U voert wel campagnes rond milieuvriendelijke autobussen, waar ik mijn bedenkingen bij heb. Verkeersveiligheid is ook een zware opdracht voor De Lijn.
Welke maatregelen werden genomen om de remafstand van de tram te verkleinen? Werd al met de constructeurs van de voertuigen onderhandeld? Mevrouw de minister, die vraag stel ik ook niet voor de eerste keer.
Zult u alle vrije bus- en trambanen in Vlaanderen onderzoeken op de veiligheid of alleen een aantal trajecten waar meermaals ongevallen gebeuren? Dit vraag ik u naar aanleiding van uw uitspraak na de ongevallen op de tramlijn naar Mortsel.
Hoe evalueert u de ongevallencijfers die worden veroorzaakt door het openbaar vervoer, en op welke gegevens baseert u zich? Bij de Antwerpse politie zijn geen recente ongevallencijfers beschikbaar.
Welk onderzoek, dat u aankondigde naar aanleiding van de ongevallen op de Grote Steenweg, zult u laten uitvoeren? Wie voert de studie uit? Wat is de concrete opdracht?
De voorzitter: Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Mevrouw Annick De Ridder: Ik sluit me aan bij de vraag omdat ik in het verleden ook al herhaaldelijk ben tussengekomen over dit onderwerp. Er is inderdaad een nieuw ongeval geweest op de Grote Steenweg in Antwerpen. Maar we moeten niet verzeilen in provinciale politiek. Is er in het algemeen al werk gemaakt van de aanbevelingen die u ging doen voor de heraanleg van vrije bus- en trambanen? U hebt daar veel werk in gestoken. In Antwerpen hebt u daarvoor samengewerkt met Ingrid Pira.
Als ik het mij goed herinner, hebt u enkele maanden geleden op een vraag van mij geantwoord dat u nog bezig was met het opstellen van een draaiboek met maatregelen waaraan lokale besturen kunnen werken om die vrije bus- en trambanen veiliger te maken. Kunt u een stand van zaken geven?
De voorzitter: Minister Van Brempt heeft het woord.
Minister Kathleen Van Brempt: We hebben hier al vaak over gediscussieerd. Naar aanleiding van de situatie in Mortsel zijn er aanpassingen gebeurd. Ik heb gezegd dat we het grondig zouden bestuderen. U stelt de vraag net iets te vroeg omdat de eindversie van het studierapport voorzien is voor het einde van de maand. Ik zal ervoor zorgen dat van zodra het rapport er is, het aan het commissiesecretariaat wordt overgemaakt. Daaruit moeten we aanbevelingen puren om ervoor te zorgen dat de vrije bus- en trambanen veiliger worden.
Een volledige ongevallenanalyse specifiek over ongevallen op vrije bus- en trambanen blijkt een zeer moeilijke opdracht. Er is wel informatie over bus- en tramongevallen, maar de informatie over de relatie met vrije bus- en trambanen is een moeilijk punt. De data die daarvoor nodig zijn, zijn niet beschikbaar. De kwaliteit van de data die op federaal niveau worden aangeleverd, is niet hoog genoeg.
Uit de data-analyse is wel veel informatie gehaald over bus- en tramongevallen in het algemeen. Op basis van de beperkte oefening voor de stad Antwerpen kan voorlopig en voorzichtig geconcludeerd worden dat er minder ongevallen zijn als bus en tram zich op de vrije bus- en trambanen verplaatsen, dan wanneer bus en tram zich in het verkeer verplaatsen. Uit de analyse van de data van de politie van Antwerpen en Gent leren we dat de impact van een tramongeval steeds groter is dan van een busongeval. Personenauto´s vormen het grootste deel van de tegenpartijen. In de studie wordt geconcludeerd dat ondanks het stijgende aantal reizigers en een hoger aantal afgelegde voertuigkilometers het risico om betrokken te geraken in een ongeval met de bus of de tram de voorbije jaren duidelijk aan het afnemen is. Ik bezorg het commissiesecretariaat het eindrapport van de studie.
Het is evident dat het eindrapport een aantal aanbevelingen zal bevatten. Het zal niet zozeer gaan om een informatiecampagne over verkeersveiligheid op vrije tram- en busbanen, maar wel om het verbeteren van de communicatie na een ongeval. Vooral de verbetering van de informatie ter hoogte van de tram- en busbanen lijkt daarin cruciaal te zijn. Het is heel belangrijk aandacht te besteden aan de oversteekplaatsen. Daar zal echt wel meer waarschuwingsmateriaal nodig zijn.
Wij moeten de aanbevelingen van de studie afwachten vooraleer we daarin concreet kunnen worden.
Welke maatregelen werden genomen om de remafstand van de tram te verkleinen? De relevante want door de wetgever gehanteerde parameter voor de remkracht is de minimale remvertraging bij noodremmingen. De geldende regelgeving vereist voor tramvoertuigen een minimale remvertraging bij noodremmingen van 1,5 meter per seconde. Het bestek dat door De Lijn wordt gehanteerd, schrijft een minimale remvertraging bij noodremmingen van 1,96 meter per seconde voor. Dat is meer dan 30 percent meer dan de wettelijke bepaling. We doen het in onze eigen normen dus 30 percent beter dan de wettelijke bepaling. Bij effectieve metingen hebben de geleverde Hermelijntrams een remvertraging bij noodremmingen van 2,1 meter per seconde. De remvertraging wordt gemeten vanaf 40 kilometer per uur. Daarbij wordt rekening gehouden met de bediening van de remmen en met de opbouw van de remvertraging. De geleverde trams hebben bijgevolg onder strenge omstandigheden een grotere remvertraging dan vereist in het bestek, en een beduidend grotere remvertraging dan is voorgeschreven. De Hermelijntram behoort dan ook tot de betere trams wat betreft het vermogen tot noodremmen.
Het antwoord op de volgende vragen moet blijken uit het onderzoek. Binnenkort hebben wij de resultaten van de studie.
Naar aanleiding van de recente ongevallen heb ik De Lijn gevraagd om deze ongevallen te analyseren. Het ongeval op de Grote Steenweg was een tragisch incident dat moeilijk vermeden had kunnen worden. Het oversteken gebeurde niet op het zebrapad. Het ongeval toont wel aan dat de studie nodig is en dat we de aanbevelingen zo snel mogelijk goed moeten doorgronden en in de praktijk omzetten. Dat is dan ook absoluut mijn intentie. Ik zal De Lijn opleggen om ten gronde rekening te houden met die aanbevelingen. Dat is de juiste manier van werken.
De voorzitter: Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: Ik ben blij met een aantal antwoorden maar toch ook zeer ongelukkig, want uw antwoorden zijn nogal onvolledig en sommige antwoorden krijg ik zelfs niet. Uit uw antwoord op mijn vraag over ongevallenanalyse kan ik niet opmaken of een dergelijke ongevallenanalyse gebeurt. Ik hoor u altijd maar zeggen dat het heel moeilijk is om ongevalcijfers te verzamelen. Maar u had toch beloofd, mevrouw de minister, de busexploitanten om die gegevens te vragen en daar een verslag van te maken? De Lijn kan toch ook zelf registreren waar er ongevallen zijn? Het kan toch niet zo moeilijk zijn om dat in kaart te brengen en er een overzicht van te maken?
Ik heb niet het gevoel dat u vragende partij bent voor een verkeersveiligheidscampagne. Het is nochtans heel belangrijk om bijvoorbeeld over die remafstand voldoende campagne te voeren. Het is heel belangrijk om de aandacht te vestigen op het oversteken van vrije tram- en busbanen, niet alleen voor wie het openbaar vervoer gebruikt maar ook voor andere mensen die soms de vrije tram- en busbanen oversteken.
U hebt nu een aantal remafstanden van de tram gegeven. Het is goed dat daar strenge maatstaven worden gehanteerd. Dat is nodig, vooral in stedelijk gebied.
U zegt dat het aantal ongevallen met dodelijke afloop op het traject naar Mortsel zeker niet is gestegen of zelfs, in vergelijking met vorig jaar, is gedaald. Ik wil er toch op wijzen dat alleen al met die tram naar Mortsel meer dan drie dodelijke ongevallen zijn gebeurd.
Ik zou niet zeggen dat er een verbetering merkbaar is. Ook op andere busbanen zijn er al heel wat ongevallen gebeurd. In een persartikel bevestigt burgemeester Janssens dat het aantal ongevallen met trams en bussen is toegenomen.
Mevrouw de minister, u bent mij nog enkele antwoorden verschuldigd. Ik hoop dat u ook eens meer werk maakt van verkeersveiligheid op De Lijn, zeker op de vrije tram- en busbanen.
Minister Kathleen Van Brempt: U maakt een sprong van de problematiek van de vrije bus- en trambanen naar de volledige problematiek van de verkeersveiligheid. Die problematiek houdt mij absoluut bezig. Ik heb De Lijn een aantal opdrachten gegeven. U moet de dingen in een juist perspectief plaatsen. Er gebeuren vandaag meer ongevallen dan in het verleden omdat er veel meer openbaar vervoer op de weg is. Het is te betreuren dat u daardoor de idee in het leven roept dat het openbaar vervoer niet veilig is. Het is een van de meest veilige manieren om je te verplaatsen. Dat wil niet zeggen dat je er geen aandacht aan moet besteden.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: U hebt geen gegevens.
Minister Kathleen Van Brempt: Over verkeersveiligheid hebben wij wel gegevens.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: Ik heb al eens een duidelijk overzicht gevraagd van de ongevallen met het openbaar vervoer: zowel van chauffeurs van De Lijn als van de busexploitanten. Dat kan toch niet moeilijk zijn, mevrouw de minister? Hoelang vragen we dat nu al?
In Antwerpen rijden heel veel busexploitanten rond. Wij hebben geen duidelijk zicht op de ongevallengraad bij het openbaar vervoer. Het kan wel waar zijn dat er meer ongevallen zijn omdat er meer openbaar vervoer is. Maar het is toch belangrijk om na te gaan op welke trajecten er veel ongevallen gebeuren? Zo kan eventueel de weginfrastructuur worden aangepast. Dat was trouwens een vraag van de car- en touringbuschauffeurs: op welke manier is de weginfrastructuur aangelegd? Ik herinner mij dat een aantal weken geleden een chauffeur werd veroordeeld omdat hij een ongeval had veroorzaakt. Maar hij pleitte onschuldig omdat de weginfrastructuur zodanig is aangelegd dat de problemen onvermijdelijk zijn. Daarom vraag ik al zo lang om een ongevallenanalyse van alle busvervoer dat voor De Lijn wordt uitgevoerd. Zo kunnen we duidelijk weten waar de problemen zich situeren.
We moeten niet elke keer een ongeval afwachten op een bepaald tramtraject, om dan een studie uit te voeren. Er moet een globaal overzicht komen.
Minister Kathleen Van Brempt: U maakt er echt een karikatuur van. Naar aanleiding van een aantal accidenten op vrije bus- en trambanen heb ik gezegd dat wij dat ten gronde zullen onderzoeken. Wij zijn daarmee bezig. Wij zullen de resultaten overmaken. Dat is toch de manier waarop je moet werken?
De voorzitter: Mevrouw Van den Eynde, uw vraag ging over de vrije tram- en busbanen. Ik heb van minister Van Brempt begrepen dat de studie zal worden overgemaakt aan deze commissie. Deze studie werd uitgevoerd door de Universiteit Gent, in samenwerking met de Nederlandse Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV). Dat is toch een zeer gereputeerde instelling. Op basis daarvan kunt u aanvullende vragen stellen.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: Ik ben heel blij dat die studie er zal komen. Dat zal toch zeker voor dat traject wat duidelijkheid scheppen. Het zal misschien ook in de toekomst belangrijk zijn voor de heraanleg van andere vrije tram- en busbanen. Maar ik blijf aandringen op een degelijke analyse.
De voorzitter: Het incident is gesloten.