Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vergadering van 03/02/2009
Vraag om uitleg van de heer Piet De Bruyn tot mevrouw Veerle Heeren, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over een Vlaams prostitutie- en welzijnsbeleid in Brussel
De voorzitter: De heer De Bruyn heeft het woord.
De heer Piet De Bruyn: Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega´s, in Brussel zijn er 4000 tot 5000 prostitués actief, van wie twee derde van het vrouwelijk geslacht en één derde van het mannelijke geslacht. De grote meerderheid is niet-Belg, zoals blijkt uit het antwoord op een schriftelijke vraag die ik eerder stelde aan minister Vanackere. Vzw Le Nid meent bijvoorbeeld dat bijna 90 percent van de mensen in de zichtbare prostitutie van buitenlandse afkomst is.
Aan prostitutie zijn een aantal neveneffecten verbonden. Enerzijds is er de overlast voor omwonenden veroorzaakt door het gedrag van de klanten en aanbieders van seksuele diensten, door nachtlawaai, door afval. Anderzijds is het de taak van een zorgzame maatschappij om bekommerd te zijn om de veiligheid, de gezondheid en het sociaal welbevinden van mensen actief als prostitué.
Ik moet een vrij uitvoerige inleiding geven omdat een aantal elementen als basis van mijn vraag kunnen worden gezien. Een eerste element is het colloquium dat in december 2005 in Brussel is gehouden. Het forum ´Vrouwen bouwen aan Brussel´ vond plaats onder impuls van Brigitte Grouwels, Brussels staatssecretaris voor Gelijke Kansen, in samenwerking met de Nederlandstalige Vrouwenraad, de Conseil des Femmes Francophones de Belgique en heel wat Brusselse volksvertegenwoordigers. Het resultaat van deze studiedag werd gepubliceerd in een lijvig rapport waarvan een hoofdstuk was gewijd aan het prostitutiebeleid in Brussel. Men kwam helaas tot de vaststelling dat Brussel geen prostitutiebeleid heeft.
Dit is in tegenstelling tot Antwerpen waar men wel degelijk een dergelijk beleid heeft. Ook steden in het buitenland als Barcelona en Londen voeren een dergelijk beleid. Dat heeft zonder enige twijfel te maken met het feit dat dit geen uitgesproken gewestelijke bevoegdheid is. Het heeft zonder meer te maken met de gemeentelijke versnippering van bevoegdheden in Brussel over de negentien gemeenten. Zij hebben soms tegengestelde belangen of zien niet altijd waar en wanneer hun belangen zouden kunnen samenlopen. Tot op heden zijn er geen initiatieven genomen om te komen tot een geco?rdineerd, laat staan een geïntegreerd prostitutiebeleid.
Bovendien hebben we ook te maken met verschillende vormen van prostitutie die op de verschillende locaties voorkomen. Er is de straatprostitutie en de raamprostitutie, de jongerenprostitutie en de mannenprostitutie, die elk een eigen aanpak en een eigen beleid vragen.
Een doordacht beleid inzake vergunningen, ruimtelijke ordening en mobiliteit zou co?rdinerend moeten werken en zou het hele prostitutiebeleid moeten omkaderen. Dat gebeurt momenteel niet voor Brussel.
De Brusselse ministers Smet en Huytebroeck signaleerden ongeveer een jaar geleden dat zij werkten aan een ?integraal gewestelijk beleidsplan rond prostitutie?. Daarvoor werd een studie besteld. Het budget bedroeg 55.000 euro. Het resultaat kon worden verwacht tegen eind 2008. De studie liep wat vertraging op, maar nu zouden we de resultaten toch kunnen verwachten. Minister Huytebroeck gaf al een voorafname op de conclusies. Het zal vooral een werk zijn voor de volgende legislatuur en het zal bij voorkeur deel uitmaken van een samenwerking tussen de verschillende bevoegde instanties.
Mevrouw de minister, ik wil het ook nog hebben over de situatie in Brussel inzake jongens- en mannenprostitutie. Ik heb daarover al eerder een schriftelijke vraag gesteld aan uw voorganger. In Brussel was er tot voor kort de vzw Adzon die onafhankelijk werkte maar die op een bepaald ogenblik is geïntegreerd in de werking van CAW Mozaïek (centrum voor algemeen welzijnswerk). Ik heb toen aan de minister gevraagd hoe die integratie geëvalueerd kon worden. Vanuit de basis werden daar immers vragen bij gesteld. Het verbaasde me toen dat de minister antwoordde dat die integratie prima is verlopen terwijl ik vervolgens in de kranten moest lezen dat de doelgroepgerichte werking van Adzon wordt afgebouwd.
CAW Mozaïek heeft Adzon de voorbije jaren voortreffelijk aangestuurd. Het heeft eveneens de budgettaire mogelijkheid gegeven voor de ontwikkeling van haar werking. Thans wordt binnen een ruimere Brusselse aanpak gekozen om de doelgroepgerichte benadering te verlaten en te opteren voor een regionale werking, waarbij de straathoekwerkers naar Schaarbeek, Elsene en Sint-Joost zouden worden gestuurd en zich niet meer zouden bezighouden met de doelgroep waarmee ze eerder al schitterend werk hebben verricht. Dit probleem is ook ter sprake gebracht in de Brusselse commissie Sociale Zaken.
Mevrouw de minister, we hebben een uitvoerig woord en wederwoord gehad van de straathoekwerkers en van de directie van CAW Mozaïek in Brussel Deze Week. Wat denkt u over het wegvallen van de doelgroepgerichte werking van Adzon? Bent u op de hoogte van de problemen die daardoor zijn ontstaan? Zult u de nodige initiatieven ontwikkelen om deze problemen op te lossen? Het gaat hier om een bij uitstek bijzonder kwetsbare doelgroep die zonder deskundige begeleiding en ondersteuning dreigt te vallen. Zult u hierover overleg plegen met de Brusselse staatssecretaris Grouwels?
Wat het integraal gewestelijk beleidsplan rond prostitutie betreft, bestaat de studie waarvan sprake uit drie delen, waarvan een deel met beleidsaanbevelingen. Rekening houdend met de link met het Vlaams preventiebeleid dat zich uitstrekt tot Brussel, vermoed ik dat er overleg is geweest met de Vlaamse Gemeenschap. Klopt dat? Bent u daarvan op de hoogte? Of zijn er eventueel andere contacten geweest die de betrokkenheid van Vlaanderen bij de ontwikkeling van een prostitutiebeleidsplan mogelijk maken?
Vlaanderen heeft op dit ogenblik geen algemeen prostitutiebeleid. Een aantal steden neemt initiatieven en werkt samen. Zou het niet zinvol zijn dat Vlaanderen in overleg met de actoren die nu ter zake al actief zijn, een algemeen prostitutiebeleid ontwikkelt?
De voorzitter: Minister Heeren heeft het woord.
Minister Veerle Heeren: Ik ben ervan op de hoogte dat de werking van Adzon op het vlak van opvang en begeleiding van jongens in de prostitutie geïntegreerd werd in de onthaalwerking van het CAW Mozaïek. De ervaring in het CAW Mozaïek leerde dat er een evolutie was van straat- naar internetprostitutie. Het vinden van klanten en het maken van afspraken bleken meer en meer te gebeuren via het internet. Het doelgroepgericht straathoekwerk van Adzon bood dus geen antwoord meer op het bereiken van mannen in de prostitutie. Het was gaandeweg beperkt tot het aanbieden van een preventieve medische consultatie voor seksueel overdraagbare aandoeningen.
Daarom heeft het CAW Mozaïek twee jaar geleden beslist om die problematiek aan te pakken vanuit het algemeen onthaal van het CAW en daarnaast zijn straathoekwerk in Brussel niet-doelgroepgericht uit te bouwen in samenwerking met andere Brusselse organisaties. Die opdracht wordt vooral gerealiseerd vanuit de afdeling onthaal met een team van vier straathoekwerkers. Met Médecins du Monde en Espace P wordt onderhandeld over de overname van de medische consultaties.
Dergelijke keuzes maken is een wezenlijk onderdeel van de omgevingsanalyse en de beleids- en actieplanning van de caw´s. De caw´s beschikken over een belangrijk initiatiefrecht en een ruime handelingsmarge. Dat vind ik een goede zaak. Het resulteert finaal in een beleidsplan dat door mij na de nodige studie, onderhandeling en discussie goedgekeurd zal worden.
Ik vind als minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, een preventieve werking gericht op prostitués noodzakelijk. Daarom subsidieer ik zelf in mijn Vlaamse preventieve beleid rond seksuele gezondheid twee organisaties die met de doelgroep prostitués werken, namelijk de vzw PASOP en de vzw Ghapro, die u allicht kent.
De vzw Sensoa, de partnerorganisatie die rond seksuele gezondheid werkt, heeft dankzij de subsidiëring van de Vlaamse Gemeenschapscommissie één voltijds contactpersoon in Brussel. Die persoon vertaalt de werking van Sensoa naar de Brusselse context. Een van de preventieve campagnes rond seksueel overdraagbare aandoeningen specifiek voor mannen die seks hebben met mannen, heet Facing Facts. Sensoa ondersteunt ook de preventieve werking naar jongensprostitutie via een intensief contact met Espace P. Die organisatie neemt dan weer initiatieven naar doorgaans Franssprekende en vooral mannelijke prostitués.
De Vlaamse overheid was niet betrokken bij en ook niet op de hoogte van de studie. De Brusselse ministers hebben mij de resultaten van het onderzoek nog niet bezorgd. Indien mijn collega´s mij hierover aanschrijven zal ik nagaan in hoeverre ik als Vlaams minister bevoegd voor Welzijn en Gezondheid een zinvolle bijdrage kan leveren.
Ik heb aan mijn administratie gevraagd om de aanbevelingen uit het onderzoek van Child Focus over internetprostitutie verder te bekijken. Vorige week heb ik op de receptie van de koning een vrij goed informeel gesprek gehad met de mensen van Child Focus. In dit kader heeft mijn administratie contact opgenomen met de lokale organisaties die actief zijn rond deze problematiek. Ik houd u verder op de hoogte.
De heer Piet De Bruyn: Mevrouw de minister, ik ben zeer tevreden dat u een goed gesprek hebt gehad met de mensen van Child Focus aangaande hun rapport over virtuele prostitutie. Op het ogenblik dat ik daarover een vraag om uitleg stelde aan uw voorganger, de heer Vanackere, was er nog enige scepsis over de waarde en de betekenis van dat rapport. Hij gaf ook aan dat hij zijn administratie zou vragen om de resultaten van het toen nog kersverse rapport verder te bekijken. Ik had me toen ook voorgenomen om hem daar later opnieuw over te ondervragen. Ik begrijp van u dat de aanbevelingen nog niet helemaal geëvalueerd zijn door uw administratie. Ik zal dus nog even wachten. Ik kom er later op terug. Het is een bijzonder belangrijk debat, dat we niet uit het oog mogen verliezen.
Ik blijf het bijzonder jammer vinden dat het CAW Mozaïek ervoor heeft geopteerd om de doelgroepgerichte werking van Adzon af te bouwen. En dan druk ik me nog heel voorzichtig uit. Ik begrijp dat u zegt dat het niet aan u of aan de Vlaamse overheid is om te zeggen hoe een caw zijn beleid in praktijk moet omzetten, mevrouw de minister. Maar ik zie hier een bijzonder groot risico voor de betrokken doelgroep. Het gaat toch om 200 contacten op jaarbasis. Dat zijn de mensen die opgevangen en begeleid worden. Een veelvoud daarvan wordt bereikt via het internet.
In Antwerpen past men een en ander in een algemeen prostitutiebeleid in. Daar heeft het caw er wel voor gekozen om blijvend te werken met een doelgroepbenadering. Antwerpen is niet anders dan Brussel. Ook daar verschuift het leggen van contacten deels van de straat naar het internet, maar dat verandert niets aan de noden die bij de doelgroep aanwezig zijn. Er is een duidelijk verschil in interpretatie tussen de verschillende caw´s over hoe men best met die doelgroep omgaat. Ik stel vast dat op dit ogenblik in Brussel de doelgroep zonder een adequate begeleiding en opvang dreigt te vallen.
Uit contacten met het caw Mozaïek heb ik begrepen dat zij het niet van de ene dag op de andere willen afbouwen en dat ze nog een zekere opvang organiseren. De precieze gegevens zijn me niet heel duidelijk. Ze zouden nog doorgaan tot juni, in de hoop dat ze dan andere organisaties bereid gevonden hebben om specifiek die doelgroepbenadering mee in te vullen. Ik hoop dat zij daarin slagen. Maar ik krijg bijzonder weinig signalen die in die richting wijzen. Het blijft, wat mij betreft, een discussie die zeker niet afgesloten is, juist vanwege de grote maatschappelijke kwetsbaarheid van de doelgroep waarover we het hebben.
De voorzitter: Het incident is gesloten.