Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media Vergadering van 03/02/2009
Vraag om uitleg van de heer Hans Schoofs tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over de stand van zaken in verband met pesten en cyberpesten in jeugd- en sportverenigingen
De voorzitter: De heer Schoofs heeft het woord.
De heer Hans Schoofs: In navolging van een vraag om uitleg in de commissie voor Onderwijs over cyberpesten en pesten, heb ik mijn vraag hier ingediend omdat het blijkbaar een nijpend probleem is. Het onderwijsblad Klasse heeft een grootscheepse sensibiliseringcampagne over pesten op school aangekondigd. Blijkbaar doet het probleem zich in toenemende mate voor in ons Vlaams onderwijs, maar ook in ons Vlaams verenigingsleven.
3 tot 8 percent van de kinderen zou worden gepest. Een recente Amerikaanse studie zou via hersenonderzoek hebben geconstateerd dat intensief en langdurig pestgedrag hetzelfde psychische effect heeft als oorlogsgeweld of seksueel misbruik. Uit het vorige jaarverslag van het Kinderrechtencommissariaat blijkt dat er nog steeds klachten zijn over onoordeelkundig optreden van scholen, over het minimaliseren van het probleem en het leggen van de verantwoordelijkheid bij het slachtoffer, de gepeste leerling. In veel gevallen verlaat de gepeste leerling uiteindelijk de school, wat de enige uitweg lijkt, maar zeker niet de beste oplossing is. Naar verluidt zou in het schooljaar 2006-2007 zelfs een zelfmoord het gevolg zijn geweest van pestgedrag op school.
Het probleem dijt uit, en doet zich niet enkel in het onderwijs voor. Er is ook het cyberpesten. Kinderen en jongeren beschikken over een kanaal om het pestgedrag dat zich op school manifesteert, voort te zetten via de digitale snelweg: msn, sms, het hele hedendaagse gamma aan communicatiemiddelen.
De vraag wordt in deze commissie dan ook terecht gesteld. Heel wat jongeren krijgen dezelfde pestuitingen over zich heen. Thuis, maar ook via de jeugdclub en de jeugd- of sportvereniging wordt er verder gepest. Ook het Vlaams Instituut voor Wetenschappelijk en Technologisch Aspectenonderzoek (viWTA), het huidige Instituut Samenleving en Technologie (IST), heeft dat in een studie erkend. Wij hebben dat in de commissie voor Onderwijs tijdens de hoorzitting van 25 oktober 2006 ervaren.
Het pestgedrag vergt een integrale aanpak. Wij hebben hier ten dele een aansluiting via het decreet op het ethisch sporten. Ook binnen het beleidsdomein Sport is dit een ethische kwestie.
Ik stel dan ook mijn vragen aan u, mijnheer de minister, want u bent minister van Sport en Jeugd en Cultuur. Is er geen nood aan een doorgedreven onderzoek naar concrete oplossingen voor pesten en cyberpesten buiten de school? In hoeverre zijn de belangrijkste sleutel- en vertrouwenspersonen in jeugdbewegingen en sportclubs bij de jongeren vertrouwd met het fenomeen en met concrete goede praktijken om dit te benaderen? Moet er geen overleg met andere bevoegde ministers worden opgestart om het probleem ook buiten de school aan te pakken? Is er volgens u geen nood aan een antipestplan, naar analogie met het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie?
De voorzitter: Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Mevrouw Els Robeyns: Mijnheer de minister, ik sluit mij graag aan bij de vraag van de heer Schoofs.
Cyberpesten is een fenomeen dat de laatste jaren de kop heeft opgestoken en is toegenomen. Het hangt samen met de alsmaar toenemende populariteit van de nieuwe media waarmee vooral jongeren het meest vertrouwd zijn. Op het internet bestaat de mogelijkheid om volledig anoniem binnen te dringen in de privésfeer van de gepeste. Dat kan heel verstrekkende gevolgen hebben. De websites en nieuwsfora zijn voor iedereen toegankelijk. Wie bepaalde informatie op websites plaatst of informatie misbruikt, weet vaak niet waar het eindigt.
Ik weet niet of cyberpesten dezelfde gevolgen kan hebben als oorlogsgeweld. Ik hoop in elk geval van niet, maar ik wil het toch zeker niet minimaliseren. Het is een ernstig probleem, dat zich ook bij ons voordoet. Het moet zeker en vast op een integrale manier worden aangepakt, in het onderwijs en bij het CLB, maar niet alleen in het onderwijs: ook jongerenorganisaties, internetproviders en gsm-operatoren moeten samenwerken in een globale aanpak.
Wij moeten jongeren sensibiliseren, maar ook ouders en scholen. Wij moeten ook onze jongeren weerbaar proberen te maken. Wij moeten hen sociale vaardigheden bijbrengen zodat zij weten hoe zij moeten omgaan met het probleem. Hier is een belangrijke rol weggelegd voor het jeugdwerk, dat wekelijks op een informele manier met onze jongeren in contact staat. Het jeugdwerk kan een belangrijke rol spelen in het weerbaar maken van de jongeren.
Mijnheer de minister, bestaat hiervoor binnen het jeugdwerk aandacht? Heeft het Vlaams InformatiePunt Jeugd (VIPjeugd), dat qua informatie een co?rdinerende rol heeft, specifieke aandacht voor het fenomeen pesten en cyberpesten? Zijn er officiële cijfers over het voorkomen van cyberpesten in Vlaanderen?
De voorzitter: Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn: Mijnheer de voorzitter, ik sluit mij graag aan bij de vraag van de heer Schoofs en de bedenking van mevrouw Robeyns.
Het pesten in de sociaal-culturele verenigingen - het jeugdwerk, de sportverenigingen, enzovoort - heeft een heel ander karakter dan het pesten in het onderwijs. Schoolgaan is verplicht, naar een vereniging ga je per definitie vrijwillig, of hoogstens onder druk van de ouders. De gepeste zal meestal thuisblijven en niet meer naar de vereniging gaan. Dat maakt de dringendheid om er iets aan te doen minder groot dan in het onderwijs. In het onderwijs merken de leerkrachten heel snel dat er een probleem is en dat er iets aan moet worden gedaan. Daardoor zijn er al heel wat initiatieven genomen. Anderzijds merken leiders waarschijnlijk wel vaak dat er een pestprobleem is, maar als de gepeste uiteindelijk toch verdwijnt, lost het bij wijze van spreken zichzelf op.
Wij zouden leidinggevenden, monitoren en dergelijke, moeten kunnen steunen in een proactief of preventief aanpakken van pestgedrag. Dat heeft volgens mij tot nu toe nog niet veel aandacht gekregen.
De heer Schoofs vraagt naar onderzoek. Wij hebben hier en in de commissie voor Onderwijs enkele jaren geleden het viWTA gehoord. Heel wat specialisten brachten tijdens de hoorzitting hun ervaringen en suggesties om pesten en cyberpesten aan te pakken. Ik heb daar vooral van onthouden dat het een geïntegreerde aanpak moet zijn. Mijnheer de minister, het zou goed zijn als we de volgende legislatuur een beleidsrotonde opzetten, of hoe het dan ook zal heten. Wij moeten een geïntegreerde manier vinden om met de verschillende beleidsdomeinen, Onderwijs, Welzijn, Jeugd en misschien ook Media, expertise samen te brengen, expertise die voor al die beleidsdomeinen kan dienen. Ik weet niet of het VIPjeugd of het kenniscentrum Mediawijsheid of Klasse of een expertisecentrum binnen Welzijn daarin een rol kan spelen. Het zou goed zijn dat het ergens wordt geco?rdineerd en dat de goedepraktijkvoorbeelden uit bijvoorbeeld Onderwijs als inspiratie kunnen dienen voor het jeugdwerk of omgekeerd.
Ik wil ten slotte de bedenking maken dat we daar toch wel werk van moeten maken. Wij zijn sterke pleitbezorgers van verenigingen. Wij stellen dat wie participeert aan een vereniging vertrouwen heeft in de maatschappij, een positief zelfbeeld creëert, samenwerkt en een goede start heeft voor de rest van zijn leven. Jongeren die heel vroeg afhaken uit het verenigingsleven omdat ze worden gepest, zullen zich terugtrekken uit de maatschappij en een wantrouwen ontwikkelen ten aanzien van anderen. Daar heb je als maatschappij weinig vat op. Ze zijn helemaal niet meer geïntegreerd. Dat is een belangrijke reden om steun te verlenen aan sportverenigingen die inspelen op de sportiviteit of aan jeugdverenigingen met een pedagogisch project. Wij moeten deze verenigingen helpen om daar, met een bottom-up-aanpak, iets aan te doen. Wij kunnen dat stimuleren.
De voorzitter: Minister Anciaux heeft het woord.
Minister Bert Anciaux: Geachte collega´s, de voorbije jaren dook het onderwerp cyberpesten regelmatig op. Terecht, want de nog steeds ´nieuwe´ media vormen een dynamische maar vaak onbeheersbare omgeving waarin jonge mensen naar hartenlust ronddwalen. Deze media bieden ongelofelijke kansen, ze geven onverhoopte mogelijkheden, maar ze dragen in zich ook heel wat uitdagingen en zeker ook gevaren.
Voor jonge mensen zijn deze media niet ´nieuw´, want zij hebben ze altijd gekend. De nieuwigheid blijft er vooral voor de ouders, de opvoeders, de begeleiders. Die zijn vaak niet zo vertrouwd met wat zich allemaal ontwikkelt. Deze onbekendheid vormt dan ook een belangrijke reden om zich vragen te stellen. Dat zijn terechte vragen, vragen die niet zozeer of zeker niet alleen gebaseerd zijn op wantrouwen, maar die zijn ingegeven vanuit een pedagogische reflex. En de pedagogiek balanceert altijd tussen vertrouwen geven en grenzen stellen.
In deze context past de vraag over het cyberpesten. We weten dat de overgrote meerderheid van onze kinderen en jongeren veel tijd doorbrengt met pc en gsm. We weten ook dat pestgedrag van alle tijden is, en ook van alle omgevingen en leeftijden. We weten ondertussen dat via de nieuwe communicatiemedia, zoals computers, gsm´s, enzovoort, dit pestgedrag een specifieke ontwikkeling kent.
Er is bij mijn weten tot op heden geen concreet gericht onderzoek uitgevoerd naar pestgedrag of cyberpesten, gerelateerd aan het jeugdwerk of de sportclubs. Maar iedereen die vertrouwd is met jeugdwerk of met sportverenigingen weet dat pesten ook daar jammer genoeg voorkomt. Dit is ook niet verwonderlijk, aangezien pesten veelal voorkomt bij kinderen tussen tien en veertien tot zestien jaar en zich vooral in groep manifesteert. De halfjaarlijkse rapporten van de Kinder- en Jongerentelefoon wijzen er telkens opnieuw op dat pesten een van de meest voorkomende redenen is waarom kinderen bellen.
Pesten is dus een probleem dat we zeker niet mogen onderschatten. Ik ben het daar volkomen mee eens. Ik weet niet of apart onderzoek per sector of domein waarin jongeren van die leeftijdscategorie actief zijn noodzakelijk is, of dat er behoefte is aan specifieke aanvullende acties. Er bestaat vandaag al behoorlijk wat aandacht voor pesten en cyberpesten binnen de sectoren Jeugd en Sport.
Deze aandacht is niet nieuw. Midden de jaren negentig al gaf de landelijk erkende jeugdvereniging Jeugd & Vrede het handboek uit over ´Pesten in het jeugdwerk. Hoe omgaan met pesterijen? Tips voor jeugdwerkers´. Dit boek bevatte uiteraard nog geen verwijzingen naar cyberpesten, maar het wijst wel op de aandacht binnen het jeugdwerk. Deze uitgave werd intussen ook al herwerkt. Jeugd & Vrede biedt trouwens over dit thema heel wat materiaal voor scholen en jeugdwerk aan. Op haar website staat bovendien een uitgebreid en recent dossier over pesten en cyberpesten van meer dan tachtig pagina´s ter beschikking. Daarnaast verzorgt deze vereniging ook voor heel het jeugdwerk in Vlaanderen vorming over pesten en hoe ermee om te gaan binnen het jeugdwerk. De websites van Chiro en van Scouts en Gidsen Vlaanderen, de twee grootste jeugdbewegingen, behandelen het thema pesten en verwijzen daarbij ook naar Jeugd & Vrede.
Ook de sportclubs hebben aandacht voor het fenomeen. Het vak Didactiek van de opleiding tot initiator van de Vlaamse Trainersschool besteedt aandacht aan pestgedrag. De bondige fiche ´Het gepeste kind´ moet een eerste houvast bieden voor toekomstige trainers in de sportclubs. Daarnaast werken verscheidene sportfederaties, bijvoorbeeld de gymfederatie, aan sensibiliseren via affichecampagnes en hebben heel wat clubs de fair play expliciet opgenomen in hun huishoudelijk reglement.
Nogmaals, ik wil zeker het probleem van pesten niet onderschatten, integendeel. De gevolgen van pesten, zeker bij jonge mensen, kunnen bijzonder ingrijpend zijn en een heel leven lang negatief doorwerken. Daarom vragen ze expliciete aandacht. Maar ik ben er ook van overtuigd dat beide sectoren zich bewust zijn van het probleem en er de nodige aandacht aan besteden. Daarbij verwijs ik ook graag naar de inspanningen van het VIPjeugd. Naast een uitgebreide folder over pesten, die kinderen en jongeren kunnen terugvinden in de JlP-zuilen, heeft ook de website www.lifel215.be, die zich specifiek tot 12 tot 15-jarigen richt, aandacht voor pesten en cyberpesten. Daar wordt ook doorverwezen naar onder meer de Kinderen- en Jongerentelefoon.
Ik wil voorlopig geen uitspraken doen of er heel concreet een Antipestplan moet komen, maar ik ben het wel met u eens dat een overleg met mijn collega-ministers van Onderwijs en Welzijn bijzonder interessant kan zijn om in kaart te brengen welke acties er al genomen worden en om na te gaan of er nood is aan extra inspanningen. Mevrouw Poleyn, voor de co?rdinatie lijkt het me dus interessant om samen te zitten met Onderwijs en Welzijn.
Ik wil afsluiten met een belangrijk element. Heel binnenkort beginnen de werkzaamheden ter voorbereiding van het derde Vlaamse Jeugdbeleidsplan. Dit plan legt het geïntegreerde jeugdbeleid van de Vlaamse Regering voor de volgende legislatuur vast. Dit plan lijkt me een uitermate geschikt instrument indien blijkt dat er meer gezamenlijke inspanningen moeten worden genomen. Zowel de Vlaamse Jeugdraad als het Steunpunt Jeugd zijn betrokken partners bij de opmaak van dit plan. Ik zal hen deze bekommernis doorgeven. Het lijkt me relevant om ook hun stem hierin te horen. Misschien kunnen we die co?rdinatie realiseren via het derde Vlaamse Jeugdbeleidsplan.
De heer Hans Schoofs: Mijnheer de minister, bedankt voor uw uitvoerig antwoord. Ik ben overtuigd dat er al heel wat inspanningen op het terrein gebeuren en dat er een bewustmaking is in diverse geledingen van de maatschappij, ook in het jeugd- en sportleven. Maar ik denk dat er nog stappen vooruit gezet kunnen worden, zoals u ook zelf aanhaalt, via een Jeugdbeleidsplan. U bent bereid om overleg te plegen met uw collega´s van Onderwijs en Welzijn. Voor jongeren tussen tien en zestien jaar is pesten inderdaad een probleem dat een geïntegreerde aanpak vergt.
Er kunnen zeker stappen worden gezet op het vlak van detectie en het signaleren van pestgedrag via de andere geledingen. Als het gedetecteerd wordt in de school, zou er even een signaal gegeven moeten worden aan de sport- of de jeugdbeweging. Dat moet zeker mogelijk zijn. Die wisselwerking kan worden verfijnd.
Er moet ook een structurele aanpak mogelijk zijn via de monitorenopleiding. U hebt er zelf melding van gemaakt dat het via de sportmonitoren aangeraakt wordt in de Vlaamse Trainersschool. Maar er zijn nog veel andere opleidingen die meer onder de koepel van de sportfederaties worden georganiseerd. Die kunnen wellicht nog verder verfijnd worden, met de noodzaak om dit aan te pakken en te signaleren. Ook op het vlak van basiskadervorming voor monitoren in jeugdbewegingen kunnen stappen vooruit gezet worden.
Ik ben dus blij dat u contact wilt leggen met uw collega-ministers. Een integrale aanpak is noodzakelijk. Wij werken, ook vanuit de leden van de commissie voor Onderwijs, aan een voorstel van resolutie. Een en ander kan hand in hand gaan: uw acties bij de Vlaamse Regering en onze acties in de schoot van het parlement. Ik hoop dat we vlug tot instemming kunnen komen, om in een volgende legislatuur een aantal beleidsmaatregelen voor te stellen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.