Commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie Vergadering van 29/01/2009
Vraag om uitleg van de heer Koen Van den Heuvel tot de heer Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over de erkenning van buitenlandse diploma's door NARIC-Vlaanderen (National Academic Recognition Information Centre)
De voorzitter: De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel: Mevrouw de voorzitter, ik stel deze korte vraag om uitleg naar aanleiding van een seminarie dat enkele maanden geleden in De Schelp is gehouden.
We weten allemaal dat het National Academic Recognition and Information Centre (NARIC) de academische erkenning van buitenlandse diploma's organiseert. Ons land beschikt over een NARIC Vlaanderen en over een NARIC van de Franse Gemeenschap. Beide instellingen zijn erop gericht buitenlandse diploma's op hun gelijkwaardigheid met de door de Vlaamse of Franstalige universiteiten of hogescholen in ons land afgeleverde diploma's te onderzoeken.
Iedereen kan vrij kiezen of hij zich tot het NARIC Vlaanderen of tot het NARIC van de Franse Gemeenschap wendt. Beide instellingen hanteren echter andere procedures. Er is niet enkel een verschil in kostprijs. Bovendien schijnt het niet vanzelfsprekend na een academische erkenning door het NARIC Vlaanderen in de Franse Gemeenschap te gaan werken of studeren. Blijkbaar zou dit omgekeerd eveneens het geval zijn. Een erkenning in Vlaanderen wordt in de Franse Gemeenschap blijkbaar niet automatisch aanvaard.
Mijnheer de minister, hoe evalueert u de verschillen tussen het NARIC Vlaanderen en het NARIC van de Franse Gemeenschap? Hoe staat u tegenover het ontbreken van een automatische erkenning van beslissingen van het NARIC Vlaanderen in de Franse Gemeenschap en omgekeerd? Overweegt u, samen met uw Waalse collega's, de procedures van beide instellingen beter op elkaar af te stemmen?
De voorzitter: Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn: Mevrouw de voorzitter, ik sluit me graag aan bij de vraag om uitleg van de heer Van den Heuvel. In de kantlijn van deze discussie wil ik er nog even op wijzen dat de minister tijdens de bespreking van de beleidsbrief heeft vermeld dat er wel degelijk een probleem is met de erkenning van een aantal buitenlandse diploma's. Het is me nog steeds niet duidelijk hoe dat komt. Vormt het ontbreken van voldoende akkoorden tussen België en andere landen de hoofdoorzaak of zijn er andere oorzaken? Wat kunt u hier eventueel aan doen?
De voorzitter: Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw de voorzitter, ik wil me eerst en vooral verontschuldigen tegenover mevrouw Poleyn. Ik zal haar pertinente vragen niet beantwoorden. In feite gaat het hier om een andere vraag over hetzelfde onderwerp. Ik durf niet echt te improviseren. Ik ken liever de recentste stand van zaken voor ik een antwoord op dergelijke vragen geef. Ze zou deze vraag natuurlijk wat omstandiger kunnen stellen. Op die manier zou ik me wat kunnen voorbereiden en zouden we hier op kunnen terugkomen. Het is natuurlijk maar een suggestie. In dat geval zou ik in elk geval gedocumenteerd zijn en de stand van zaken kennen. Sinds de bespreking van de beleidsbrief is immers al heel wat water naar de zee gevloeid. Ik zou me nu dan ook tot een antwoord op de vraag om uitleg van de heer Van den Heuvel willen beperken.
Ik zou eigenlijk met een algemene bedenking of overweging willen beginnen. In ons land zijn de gemeenschappen, op een paar uitzonderingen na, volledig bevoegd voor het onderwijs. We merken in verband met heel wat onderwijsdossiers dat Vlaanderen en de Franse Gemeenschap de zaken niet steeds op dezelfde manier aanpakken.
Dit geldt ook voor de erkenning van buitenlandse diploma's. Er zijn verschillen tussen de werking van het NARIC Vlaanderen en de werking van het NARIC van de Franse Gemeenschap. Er is een verschil in kostprijs. De afhandelingstermijnen verschillen. In principe zijn die termijnen in Vlaanderen wat korter, maar dat wil ik niet te luid zeggen. Er zijn andere richtlijnen voor de opmaak van dossiers. Bij ons kunnen dergelijke dossiers in vier talen worden ingediend. Bij het NARIC van de Franse Gemeenschap kan dit enkel in het Frans.
Mijns inziens moeten we niet zwaar tillen aan het feit dat dergelijke verschillen bestaan. Dit is typisch voor de diversiteit in de aanpak die eigen is aan ons staatsbestel. Deze verschillen hebben trouwens ook niet noodzakelijk negatieve gevolgen. Ik vind dat we zo veel mogelijk van elkaar moeten leren. We moeten proberen de best practices te veralgemenen. Ik kom hier zo dadelijk nog op terug.
U vroeg ook of ik op de hoogte ben van gevallen waarbij de erkenning door NARIC-Vlaanderen onvoldoende was om in de Franse Gemeenschap te gaan werken of studeren, of omgekeerd. Om te werken zouden er in principe geen problemen mogen zijn. Voor de toegang tot gereglementeerde beroepen zijn Europese richtlijnen van toepassing. Die worden voor de meeste beroepen - gezondheidszorg, architectuur enzovoort - op federaal niveau in wetgeving omgezet, zodat een eventueel onderscheid tussen de gemeenschappen hier niet relevant is.
In andere gevallen, bijvoorbeeld een bedrijf dat een ingenieur wil aanwerven, is een gelijkwaardigheidverklaring van het diploma zelfs helemaal geen wettelijke vereiste. Het staat dat bedrijf natuurlijk wel vrij om dat van buitenlandse werknemers of kandidaat-werknemers toch te vragen. In dat geval lijkt het mij toch aangewezen - maar niet verplicht - dat de werknemer die procedure start in de regio waar hij of zij werkt of wil werken. En dat om de eenvoudige reden dat de vergelijking met een diploma van de Franse Gemeenschap voor een bedrijf uit Namen of Luik nu eenmaal herkenbaarder is, precies omdat onze systemen verschillen.
Voortredenerend op het antwoord dat ik enige tijd geleden aan de heer De Cock heb gegeven, moet ik zeggen dat er om voort te studeren eventueel wel problemen kunnen zijn. Aangezien onze onderwijssystemen niet meer helemaal gelijklopend zijn, kan een gelijkwaardigheid met een Vlaamse master van 60 studiepunten bijvoorbeeld tot problemen leiden als die in de Franse Gemeenschap standaard een omvang van 120 studiepunten telt.
U wou ten slotte weten of ik overweeg om contact op te nemen met mijn Waalse collega. Er vindt inderdaad intra-Belgisch overleg plaats met het oog op afstemming en het delen van ervaringen. Op 17 februari 2009 ontmoet NARIC-Vlaanderen de collega's van het NARIC-centrum van de Franse Gemeenschap en vertegenwoordigers van de Duitstalige Gemeenschap.
Als u kennis hebt van concrete gevallen waarin er zich toch problemen voordoen, dan kunt u die altijd signaleren.
De voorzitter: De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Dat de procedures verschillen, lijkt mij niet zozeer het probleem te zijn. Het is normaal dat elke gemeenschap zijn eigen dynamiek heeft.
Maar blijkbaar werd tijdens die ontmoeting met buitenlanders het probleempje opgeworpen dat men twee keer bijna dezelfde procedure moest doorlopen wanneer men verhuisde van het ene gewest naar het andere, wat bij buitenlanders misschien meer gebeurt dan bij Franstaligen of Vlamingen.
Wellicht is dat probleem niet zeer groot. Misschien kan dat in het overleg beter op elkaar worden afgestemd.
De voorzitter: Het incident is gesloten.