Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 13/01/2009
Vraag om uitleg van mevrouw Marleen Van den Eynde tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over het toezicht op de overschrijding van de dioxinenorm door crematoria
Vraag om uitleg van mevrouw Vera Dua tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over het vergunningenbeleid ten aanzien van crematoria
De voorzitter: Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, u weet dat ik bijzonder begaan ben met de problematiek van de emissies veroorzaakt door afvalverbrandingsinstallaties, maar ook door crematoria in Vlaanderen.
Een aantal afvalverbrandingsinstallaties, maar ook crematoria, in Vlaanderen hebben een kwalijke reputatie. Het is van zeer groot belang voor de gezondheid van de omwonenden om nauw toezicht te houden op de werking van die installaties, en dan vooral hun emissies.
Nadat eerder de Vlaamse afvalverbrandingsinstallaties aan strengere milieunormen inzake dioxine werden onderworpen, werden tegen 1 januari 2003 in titel II van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (VLAREM II) nieuwe emissiegrenswaarden opgelegd aan de crematoria in Vlaanderen. Dat betekende dat de toen zes aanwezige crematoria in Vlaanderen zwaar moesten investeren om aan de nieuwe milieuregelgeving te voldoen. Uit meetgegevens bleek immers dat vooral de crematoria in Wilrijk en Brugge hoge emissiecijfers hadden, wat onmiskenbaar een zware milieuverontreiniging met zich meebrengt voor de omgeving. U herinnert zich misschien nog, mevrouw de minister, dat het crematorium in Wilrijk op een gegeven moment heeft toegegeven dat men wel 200-maal de norm inzake dioxine had overschreden. Een nieuwe wetgeving voor de crematoria in Vlaanderen was dan ook absoluut noodzakelijk.
Na de aanpassingen van de crematoria aan de geldende VLAREM II-normen bleef het stil. Het is echter niet duidelijk op welke manier deze verbrandingsinstallaties onderworpen werden of worden aan milieutoezicht.
Uit het antwoord op een schriftelijke vraag betreffende de meeste recente metingen in de omgeving van het crematorium van Wilrijk en de ISVAG-oven, blijkt dat de laatste gegevens dateren van 2003. De Vlaamse Milieumaatschappij had immers besloten om de metingen in Wilrijk stop te zetten.
Op oudejaarsdag werd ik via de pers geïnformeerd dat bij het crematorium van Wilrijk in januari en juni 2008 opnieuw een overschrijding van de dioxinenorm was vastgesteld. U begrijpt, mevrouw de minister, dat ik zeer zwaar til aan deze overschrijding, temeer omdat de verantwoordelijke van het crematorium, een intergemeentelijk samenwerkingsverband, stelde dat het maar om een lichte overtreding ging.
Het is geen eenmalig feit, want de dioxinenorm werd vroeger al enorm veel overschreden, maar ook in 2008 tweemaal. In januari en in juni werd de norm overschreden. Mevrouw de minister, hoe kan het milieutoezicht in Vlaanderen accuraat worden genoemd als pas eind december 2008 bekend raakt dat er in januari en in juni 2008 een dioxinenormoverschrijding was?
Op welke manier worden de crematoria in Vlaanderen onderworpen aan milieutoezicht? Worden er metingen georganiseerd in de omgeving van deze installaties? Ik heb het rapport over de luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest bij. Ik kan daaruit niet afleiden dat concreet rond crematoria nog metingen gebeuren.
Werd er aangaande het crematorium in Wilrijk melding gemaakt van de overschrijding en de mogelijke problemen? Werd er een onderzoek ingesteld door de milieu-inspectie aangaande de overschrijding van de dioxinenorm in januari en juni 2008?
Zijn er sinds de aanpassing aan de nieuwe Vlarem II-emissiegrenswaarden voor de Vlaamse crematoria nog meldingen geweest van overschrijdingen van de emissiegrenswaarden? Zo ja, in welke crematoria? Wat was de oorzaak? Op welke manier werd er gevolg gegeven aan het probleem?
Is het volgens u niet wenselijk om nieuwe meetposten te installeren, onder meer in Wilrijk, gelet op de kwalijke reputatie van het crematorium in Wilrijk?
De voorzitter: Mevrouw Dua heeft het woord.
Mevrouw Vera Dua: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, geachte leden, ik volg de problematiek van de crematoria al een aantal jaren van vrij nabij. Gelukkig is de regelgeving strenger geworden, want het is niet omdat het gaat over een crematorium, dat alles kan en mag. Het gaat over een verbrandingsinstallatie, die zich moet houden aan de reglementering. Ik ben uiteraard zeer geïnteresseerd in het antwoord op de vraag in welke mate de crematoria momenteel aan de normen beantwoorden. In Antwerpen en ook in Brugge was de uitstoot in het verleden verschrikkelijk.
Mijn vraag heeft niet dezelfde teneur. Ze gaat eigenlijk over de toekomst van de crematoria. Er zijn een aantal crematoria in Vlaanderen. Het is de bedoeling dat er in de komende jaren nog een aantal nieuwe crematoria zouden worden gebouwd, namelijk in Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen en Vlaams-Brabant. Dat is terecht: er is nood aan. In 55 percent van de sterfgevallen wordt gekozen voor crematie. Volgens de sector zou er inderdaad nood zijn aan bijkomende capaciteit. Onlangs is een nieuw crematorium geopend in Sint-Niklaas. Ook zijn er bouwplannen in Kortrijk, Aalst, Leuven, Oostende enzovoort.
Mevrouw de minister, dit is geen eenvoudige zaak. De komst van een nieuw crematorium zorgt bijna altijd voor veel discussie en ongerustheid bij de omwonenden, niet zozeer omdat ze problemen zouden hebben met een crematorium, maar wel gaat het meestal over de vestigingsplaats. Het valt me op dat men nog steeds blijft kiezen voor locaties in het midden van woongebieden. Ik hoef u allicht niet te herinneren aan de grote controverse over het nieuwe crematorium in Aalst. Oorspronkelijk werd gekozen voor de Hoezekouter. Die vergunning werd uiteindelijk geweigerd. Daar werd beroep tegen aangetekend, met procedures bij de Raad van State, maar naar mijn aanvoelen is de Hoezekouter nu definitief van de baan. Nu komt men op de proppen met een nieuwe inplantingsplaats voor Aalst, namelijk de Siesegemkouter, maar ook die locatie ligt zeer dicht bij woonkernen. Er is absoluut geen maatschappelijk draagvlak voor. Er is dus heel wat controverse. Dit is helemaal geen geschikte plaats.
Onlangs vernam ik dat ook Geraardsbergen kandidaat is. Nu de heer De Padt in de federale regering zit, zal hij misschien meer kans hebben om zijn crematorium te krijgen, maar het is misschien goed om te weten wat de plannen ter zake zijn.
Zeer veel animositeit bij de omwonenden is er in Kortrijk. Daar hebt u blijkbaar een vergunning goedgekeurd, overigens tot mijn grote verbazing. Daar wordt een crematorium gepland met woningen op minder dan 300 meter. Bovendien mag daar luidens de voorschriften in het bijzonder plan van aanleg de schouw niet hoger zijn dan 10 meter, wat meteen een grotere impact oplevert qua emissies. In de onmiddellijke omgeving bevinden zich de campus Hoog-Kortrijk, een sporthal, kleuter- en basisscholen en een groot aantal woonwijken. Dat is dus een totaal ongeschikte inplantingsplaats. Zoals gezegd, het blijft een verbrandingsoven, met alle gevolgen van dien. Bij elk verbrandingsproces komen er giftige stoffen vrij. Zelfs als de opgelegde normen worden gerespecteerd, is er sprake van emissies van dioxines, kwik, NOx en fijn stof, wat een bedreiging voor de volksgezondheid vormt.
Een crematorium brengt automatisch ook altijd bijkomend verkeer met zich mee. Ik verwijs slechts naar Lochristi. Dat is een teken dat dit goed functioneert, maar in rustige woonwijken geeft dat toch zeer veel bijkomende overlast. Ook kunnen we, ten slotte, niet naast het psychologisch effect kijken. Ik wil verwijzen naar het oude dossier van Aalst. Als de rook van een crematorium echt in appartementsgebouwen terechtkomt, en dat was daar het geval, dan kunnen we ons voorstellen dat de mensen dat niet echt aangenaam vinden.
Er zijn diverse plannen. Mevrouw de minister, het lijkt me belangrijk van u te horen wat nu de beleidslijnen zijn bij het goedkeuren van vergunningen voor crematoria. Waarop baseert men de locatiekeuze? Niemand betwist dat er crematoria nodig zijn, hoewel ik me soms afvraag wat er nu echt nodig is. Naar aanleiding van het smogalarm hebben de crematoria gesteld dat er veel meer sterfgevallen zijn en dat er overal nieuwe crematoria nodig zijn. Ik zou daar toch wat verstandig mee omgaan.
Maar goed, er zullen dus een aantal crematoria bij komen. Voor die crematoria geldt wat mij betreft dezelfde redenering als voor verbrandingsinstallaties: ze horen niet thuis in woonzones. In diverse landen is de bouw van crematoria gekoppeld aan regels over de afstand tot de bewoning. Dat is zo in Canada, Pennsylvania en Duitsland. Ik vind dat ook Vlaanderen afstandregels moet hanteren bij de keuze van een vestigingsplaats.
Mevrouw de minister, wat is de stand van zaken met betrekking tot de diverse aanvragen? Hoeveel crematoria zullen erbij komen? Als ik het zo hoor, is het net alsof we zullen worden overspoeld met crematoria. Heeft de Vlaamse overheid een behoeftestudie gemaakt als basis voor beleidsbeslissingen over de bouw van nieuwe crematoria? Dat is gebeurd voor afvalverbrandingsinstallaties, dus het zou ook daarvoor moeten gebeuren. Wat zijn de resultaten van die behoeftestudie? Hoeveel nieuwe crematoria, met welke capaciteit, zijn er nodig, en waar moeten die dan komen? Zijn er wetenschappelijke gegevens beschikbaar over de impact van crematoria op de volksgezondheid en de leefbaarheid van de woonomgeving? Vindt u het zelf wenselijk dat crematoria worden gebouwd in het midden van woonwijken?
Kortrijk en Aalst hebben voor de grootste controverse gezorgd. Hoe zit het nu daarmee? Is het nog mogelijk om ter zake andere locaties te zoeken? Zeker in Kortrijk lijkt me het heel erg nodig te zoeken naar alternatieve locaties. U kent die streek. Wat zijn de mogelijkheden ter zake?
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Mijnheer de voorzitter, ik dank de leden voor hun vragen. Mevrouw Dua, zoals u waarschijnlijk weet, hebben mijn administratie en mijn kabinet gisterennamiddag kennis genomen van uw vraag.
Mevrouw Vera Dua: Die vraag is toegevoegd aan de agenda. Ik had ze eerst ingediend als een interpellatie.
Minister Hilde Crevits: Dat weet ik. Ik geef alleen aan wanneer ze is binnengekomen. U moet zich daar niet druk over maken. Ik meld alleen maar dat er iets minder tijd is geweest om het antwoord voor te bereiden.
Mevrouw Van den Eynde, u hebt een aantal algemene vragen gesteld. Er is een verschil tussen de vragen van mevrouw Dua en de uwe. U vraagt hoe we omgaan met de bestaande crematoria, terwijl mevrouw Dua vraagt hoe we dat in de toekomst zullen aanpakken. Ik kan u melden dat de afdeling Milieu-inspectie elk jaar zonder voorafgaande melding een aantal ovenlijnen van crematoria meet. U weet ook dat elk crematorium een aantal zelfcontroles moet uitvoeren en de resultaten ervan moet bekendmaken. Ook die worden door de afdeling Milieu-inspectie gecontroleerd.
De Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) heeft in het verleden dioxinedepositiemetingen uitgevoerd in de nabijheid van drie Vlaamse crematoria. In 1999 gebeurden twee metingen bij de crematoria van Brugge en Wilrijk. Op de beide locaties werd toen een gemiddelde dioxinedepositie opgetekend van 5,3 picogram toxisch equivalent per vierkante meter en per dag. Vanaf 2002 werden die metingen hervat in Brugge en Wilrijk en werd er ook een meetpost geplaatst nabij het crematorium van Lochristi. Op die meetposten in functie van de crematoria van Lochristi en Wilrijk werden er over een periode van twee jaar vier metingen uitgevoerd, over telkens een periode van een maand. Nabij het crematorium van Brugge liepen die metingen tot in 2004 en zijn er zes meetwaarden beschikbaar. De gemiddelde dioxinedeposities liggen tussen 5,2 picogram voor Wilrijk en 7,0 picogram voor Lochristi. Geen enkele meetwaarde lag hoger dan de drempelwaarde die de VMM hanteert voor de beoordeling van de dioxinedeposities, en die 26 picogram bedraagt.
Omdat het overgrote deel van die meetwaarden lager lag dan de allerlaagste beoordelingsdrempel, namelijk 6 picogram, werd beslist om de dioxinemetingen stop te zetten op die locaties nabij de crematoria. Die waarden lagen zo laag dat het weinig zin had om nog metingen te doen op die locaties.
Er werd terecht naar verwezen: het crematorium van Wilrijk heeft vijf ovenlijnen. In juni 2008 voerde de exploitant dioxinemetingen uit in het kader van die zelfcontrole op die vijf ovenlijnen. Op ovenlijn 1 werd er een overschrijding vastgesteld van de dioxinenorm van 0,1 nanogram. De meetwaarde bedroeg toen 0,38 nanogram. Die meting werd gedaan op 26 juni 2008. VLAREM II bepaalt dat de exploitant binnen de drie maanden een nieuwe monstername en analyse moet verrichten. Die hermeting op ovenlijn 1 werd ook daadwerkelijk uitgevoerd, op 19 september 2008. Het meetresultaat in dezelfde omstandigheden bedroeg 0,0071 nanogram, dus een compleet ander meetresultaat.
Na ontvangst van die meetresultaten van de hermeting heeft de exploitant alle meetwaarden aan de afdeling Milieu-inspectie bezorgd. U vroeg of de milieu-inspectie daarvan wist. Dat is zo: alle gegevens zijn correct bezorgd. U verwijst naar januari 2008, maar over eventuele meetresultaten daarvan heeft de afdeling Milieu-inspectie nog totaal geen melding gekregen. De exploitant van het crematorium zelf heeft verklaard dat er in januari 2008 niet is gemeten. Voor dioxines is de wettelijk verplichte frequentie om metingen te verrichten jaarlijks. Als er dan problemen zijn, moet er binnen een termijn van drie maanden opnieuw worden gemeten.
Na het ontvangen van alle gegevens heeft de afdeling Milieu-inspectie contact opgenomen met de exploitant van het crematorium. De exploitant heeft verklaard dat er na intern onderzoek geen aanwijsbare oorzaak was gevonden voor de eenmalige overschrijding die in juni 2008 was gemeten aan de schouw van ovenlijn 1. Omdat echter uit de meting drie maanden later was gebleken dat er eigenlijk geen probleem meer was en dat het euvel was verholpen, zijn er geen verdere strafmaatregelen of wat dan ook genomen.
U vroeg of er nog dergelijke meldingen zijn geweest. In Vlaanderen zijn er momenteel zeven crematoria erkend en vergund, met name in Antwerpen, dus in Wilrijk, in Lochristi, Turnhout, Hasselt, Sint-Niklaas, Vilvoorde en Brugge. Ik moet daarbij melden dat het crematorium van Sint-Niklaas nog niet in exploitatie is. (Opmerkingen)
Is het ondertussen al wel in exploitatie? Dat zal dan niet zo lang geleden zijn gebeurd.
Die crematoria moeten voldoen aan de VLAREM-emissiegrenswaarden voor dioxines en allerhande andere stoffen. De waarden zijn sinds begin 2003 van kracht. Bij al die crematoria zijn aangepaste systemen in gebruik voor het reinigen van rookgassen. Al die bijkomende voorwaarden die werden opgelegd, zijn in het bijzonder gericht op de verwijdering van dioxines. Zoals gezegd, moeten de crematoria ook hun dioxine-uitstoot meten. Ik heb dat daarnet uitgelegd.
Ook voerden de toezichthoudende ambtenaren van de milieu-inspectie bij de diverse crematoria inspecties uit in de periode waarin de rookgasreiniging nog niet was geplaatst en de dioxine-uitstoot dus vele malen hoger lag dan de huidige emissiegrenswaarden. Nu moet die rookgasinstallatie daadwerkelijk geplaatst zijn. Mevrouw Van den Eynde, dankzij de preventieve aanpak van de milieu-inspectie werden de rookgasreinigingsinstallaties tijdig in gebruik genomen en worden die emissiegrenswaarden sinds begin 2003 vrij goed nageleefd. Sindsdien volgt de milieu-inspectie zeer nauwgezet de resultaten van de zelfcontrolemetingen. In de periode 2003-2007 werd bij geen enkele ovenlijn van de crematoria een overschrijding van de emissiegrenswaarden vastgesteld, rekening houdend met de aannemelijke meetfout die kan gebeuren. Het systeem van zelfcontrolemeting werkt goed. De rookgasreinigingsinstallaties zijn geplaatst. Eventueel kunnen we opmerken over het incident van juni 2008 van Wilrijk dat de gegevens misschien iets sneller bij de milieu-inspectie hadden moeten belanden. Ze zijn er immers slechts gekomen nadat de zelfcontrole was gebeurd.
U vraagt of we niet opnieuw meetposten moeten installeren, onder meer in Wilrijk. Daarnet heb ik meegedeeld wat de resultaten waren in een veel vroegere periode. Die dioxinedepositiemetingen lagen zoveel lager dan de laagste drempel die werd gehanteerd. Ondertussen is, zoals mevrouw Dua onder meer heeft gesteld, de regelgeving strenger gemaakt en zijn er rookgasreinigingsinstallaties in gebruik genomen. Er is ook een systeem ontstaan van zelfmetingen en zelfcontrole, met een verplichte opvolging daarvan. Het systeem wordt ook nauwlettend gevolgd door de afdeling Milieu-inspectie. Bekijken we al die zaken samen, dan denk ik dat het beleid ter zake goed werkt en dat er ook meer dan voldoende waarborgen zijn dat de emissies nauwgezet worden gecontroleerd. Ik zou dan ook durven te suggereren dat het niet noodzakelijk is het meetprogramma, zoals dat vandaag in Vlaanderen bestaat, zeer grondig te heroriënteren.
Mevrouw Dua, uw vraag is uiteraard bijzonder interessant, maar hier is natuurlijk sprake van twee sporen. Bij mij komen een aantal dossiers terecht, maar dat zijn steeds dossiers met betrekking tot de milieuvergunning. Als het gaat over aspecten van de ruimtelijke ordening, met de vraag of een locatie wel geschikt is, of er geen ruimtelijke bezwaren zijn, dan moeten die elementen op de eerste plaats worden bekeken in het kader van de bouwvergunningen die al dan niet worden verleend voor crematoria.
Vandaag is mij, zeker wat mijn bevoegdheden betreft, geen behoeftestudie bekend. Wel weet ik dat de sector stelt dat het noodzakelijk is één crematorium per 400.000 inwoners te hebben.
Ik ga ervan uit dat u weet dat, als milieuvergunningen worden verleend, er tal van adviezen worden gevraagd en grondig bekeken. Zoals ik daarnet zei: als we de meetgegevens van de VMM en de milieu-inspectie bekijken en we zien hoe die dossiers evolueren, dan kan ik vandaag niet stellen dat vandaag in de buurt van crematoria de emissiewaarden risico´s met zich meebrengen. Noch de VMM, noch de milieu-inspectie geven me indicaties in die zin. De impact van de exploitatie van een individueel crematorium op het leefmilieu wordt uiteraard onderzocht, als er, in mijn geval in beroep, moet worden geoordeeld over een dergelijke milieuvergunningsaanvraag. Ik verwijs naar hoofdstuk 5.58 van VLAREM, dat bijzonder strenge sectorale emissiegrenswaarden oplegt, onder meer voor kwik en dioxines. Die maken het, zoals daarnet gezegd, net noodzakelijk dat er goede zuiveringstechnieken worden gebruikt.
Specifiek met betrekking tot mijn bevoegdheid voor Leefmilieu zie ik dat er adviezen komen van alle bevoegde diensten, waaronder de afdeling Milieuvergunningen en de afdeling voor Stedenbouwkundig Beleid en Onroerend Erfgoedbeleid, en ook van de afdeling Toezicht Volksgezondheid. Al die adviezen worden bijzonder grondig getoetst aan de bestaande normen van de milieuhinderreglementering en ook aan de normen met betrekking tot de omgeving. Uiteraard gaat het hier telkens over het verlenen van de milieuvergunning, waarbij de hinder voor de omgeving wordt bekeken en ook de risico´s worden afgewogen, maar niet over de bouwvergunning. Mevrouw Dua, op basis van de meetgegevens lijkt het me onverstandig om zomaar algemene regels te gaan bepalen die locaties uitsluiten. Wel lijkt het me bijzonder belangrijk dat bij elke bouwaanvraag en de beoordeling daarvan de ruimtelijke draagkracht zeer nauwlettend wordt bekeken door de vergunningverlenende instanties. Het gaat echter over twee sporen die daar moeten worden gevolgd.
De voorzitter: Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: Mevrouw de minister, ik wil even ingaan op de vraag van mevrouw Dua over de nood aan nieuwe crematoria. Het lijkt me inderdaad heel belangrijk dat er een behoeftestudie wordt gemaakt. In het verleden is er al eens een discussie gevoerd over het aantal crematies en de nood aan een uitbreiding met nieuwe locaties. Ik denk echter dat zich veeleer het probleem stelt dat men op dezelfde dag de crematie en de afscheidsplechtigheid wil houden. Ik denk dat daar nog een marge zit zodat men niet te veel nieuwe crematoria moet bouwen.
Wat betreft het concreet dossier van Wilrijk, komen uw gegevens niet overeen met de mijne. De gegevens waarover ik beschik, zijn uitgebracht door een lid van de raad van bestuur van de intercommunale zelf. Ik zal dat zeker navragen. Er zijn verschillende gemeenten uit onze regio die deel uitmaken van deze intercommunale. Mevrouw de minister, ik stel me de vraag hoe lang de verhoging van de dioxine-uitstoot geduurd heeft. Op het ogenblik dat men de vaststelling van een verhoging doet, hoe lang is die verhoging dan al bezig? Dat is niet erg duidelijk. Of worden er dagelijks metingen gedaan? Ik denk dat de zelfcontrole op geregelde tijdstippen gebeurt en niet dagelijks. Daarom ben ik er bezorgd over hoe lang die verhoging al bestond.
Het is me niet duidelijk of de oorzaak bekend is. Wordt daar nog verder onderzoek naar gevoerd of is dat niet mogelijk? Dat is belangrijk in het kader van de opvolging van de verdere problematiek. Blijkbaar opteert u voor de verdere opvolging door de milieu-inspectie. Zullen er dan extra maatregelen worden genomen en extra controles worden uitgevoerd door de milieu-inspectie? U opteert blijkbaar niet voor een bijkomend meetpunt in Wilrijk. Nochtans is Wilrijk een zwaar gecontesteerd gebied en is het niet onbelangrijk dat daar op geregelde tijdstippen metingen gebeuren.
Tot slot wil ik benadrukken dat onze fractie het absoluut onaanvaardbaar vindt dat er een overschrijding is van de dioxinenorm. In het verleden is al te vaak bewezen dat dit de gezondheid van onze burgers aantast. Wij zijn geen tegenstanders van crematie, we hebben respect voor de beslissing van mensen daarvoor. Dat is een beslissing die door elk individu moet kunnen worden genomen. Het kan echter niet de bedoeling zijn dat wij onze dierbare overledenen cremeren ten koste van de gezondheid van de omwonenden.
De voorzitter: Mevrouw Dua heeft het woord.
Mevrouw Vera Dua: Mevrouw de minister, ik ben ontgoocheld in uw antwoord. Ik heb vooral onthouden dat er geen behoeftestudie is. Men weet niet goed hoeveel en waar nieuwe crematoria nodig zijn. Men dient maar aanvragen in. Er wordt dan beoordeeld of het aan VLAREM beantwoordt en als dat zo is, is het oké. Dat is een zeer passieve vorm van beleid, terwijl er een proactieve vorm zou moeten worden gevoerd, namelijk dat men nagaat hoeveel crematoria men nodig heeft, met welke capaciteit en waar die kunnen worden ingeplant. Ik ben zeer ontgoocheld te meer het duidelijk is dat daar waar er controversiële dossiers zijn, er absoluut geen draagvlak voor is en de beleidsmensen toch moeten luisteren naar wat de mensen ervan vinden en het beleid er eventueel aan moeten aanpassen.
Ik heb begrepen dat u de locatiekeuze doorschuift naar minister Van Mechelen en hij de plaatsen moet aanduiden waar eventueel crematoria zouden moeten komen. Ik neem me voor om dezelfde vraag te stellen aan minister Van Mechelen, omdat u op mijn vragen niet antwoordt.
Ik vind het ook spijtig dat u omtrent de concrete dossiers zoals Aalst en Kortrijk geen enkele opening laat om eventueel te kiezen voor andere locaties, tenzij u in uw repliek nog wat meer toelichting zult geven.
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Mevrouw Van den Eynde, als u zegt dat de cijfers niet kloppen, is dat heel ernstig. Ik stel voor dat u me de cijfers bezorgt die u hebt. Ik zal de milieu-inspectie daarvan in kennis stellen. We moeten dat uitklaren. Ik heb u de gegevens meegedeeld die de milieu-inspectie me zelf heeft verstrekt naar aanleiding van uw vraag.
De exploitant heeft gemeld dat de oorzaak onbekend is maar er waren ook geen overschrijdingen meer bij de hermeting. Daarom werd het als opgelost beschouwd.
Mevrouw Van den Eynde, ik heb u uitgelegd waarom dat bijkomend meetpunt in Wilrijk mijns inziens niet nodig is, namelijk omdat er een heel beleid omtrent controle en toezicht wordt gevoerd waarbij de metingen telkens bijzonder vaak onder de laagste norm liggen. Dat neemt niet weg dat ik uw bezorgdheid deel dat de emissies zeer nauwkeurig moeten worden opgevolgd. Daarom neem ik het ook zeer ernstig dat u zegt dat u andere cijfers hebt.
Mevrouw Dua, u mag me niet verkeerd verstaan. U weet waarschijnlijk ook dat ik nooit in eerste aanleg welke vergunning dan ook verleen. Het zijn de deputaties die zowel de bouw- als de milieuvergunning verlenen. U suggereert om te inventariseren wat precies de noden zijn. Dat hebben we bijvoorbeeld met de windmolens al gedaan. Ik heb samen met minister Van Mechelen een kader uitgewerkt dat zegt op welke manier men er het beste mee omgaat. Het is een goede suggestie om eens te proberen een richtsnoer op te stellen waaraan men zich ruimtelijk het best zou houden, maar het blijft de bevoegdheid van de deputaties om in eerste aanleg een oordeel te vellen, zowel ten aanzien van ruimtelijke ordening als leefmilieu.
We zijn ook hier met twee bevoegd, het blijft telkens een bevoegdheid in hoger beroep, niet in eerste aanleg. We moeten die gang van zaken uiteraard respecteren. Daarom ben ik niet onmiddellijk geneigd om normatief in te grijpen. We hebben dat trouwens ook niet met de verbrandingsovens gedaan. Er is niet normatief gesteld waar er nog ovens kunnen komen. Wel is er een kader uitgewerkt over wat de behoefte is die er bestaat. Daarnaast hebben we een aantal parameters opgesteld met betrekking tot hoe er prioriteiten kunnen worden gegeven. Dat is iets totaal anders dan nu onmiddellijk normatief in te grijpen. Dat staat ook los van de manier waarop een vergunning tot stand komt, maar het gegeven geïntegreerd bekijken en denken aan een gezamenlijk initiatief, lijkt me nuttig. Ik denk dat het nuttig is om dat samen met minister Van Mechelen op te nemen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.