Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 08/01/2009
Vraag om uitleg van de heer Karlos Callens tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de vestiging van Nederlandse varkensbedrijven in Vlaanderen
De voorzitter: De heer Callens heeft het woord.
De heer Karlos Callens: Mevrouw de minister, steeds meer Nederlandse zakenlui trachten in de Noorderkempen milieu- en bouwvergunningen te verkrijgen voor de bouw van megavarkensbedrijven die plaats bieden aan duizenden varkens. Dat stond in meerdere kranten. Nederland heeft, zoals u weet, dit soort industriële varkensbedrijven een halt toegeroepen en heeft de wetgeving fors strenger gemaakt, waardoor dergelijke bedrijven nu blijkbaar uitwijken naar Vlaanderen.
In Vlaanderen hebben de familiale landbouwbedrijven de voorbije jaren, zoals iedereen weet, enorme inspanningen geleverd om de negatieve impact op het milieu in te perken - en met resultaat. De grond- en waterkwaliteit is in Vlaanderen verbeterd. Het is dus niet zo verwonderlijk dat niet alleen de inwoners van de grensgemeenten protesteren tegen de inplanting van megavarkensfabrieken, maar ook de boeren zelf. Alles wat de inspanningen van de familiale landbouwbedrijven heeft opgeleverd, dreigt opnieuw verspeeld te worden. Het probleem doet zich niet alleen voor in de Noorderkempen, maar heeft impact op de volledige grensstreek die van West- en Oost-Vlaanderen, over Antwerpen tot Limburg loopt. Daarnaast zouden er bovendien aan deze bedrijven ook nog eens Vlaamse innovatiesubsidies worden gegeven.
Gezien het gevoerde Vlaamse mestbeleid is het verwonderlijk dat dergelijke grote Nederlandse bedrijven een vergunning, laat staan nutriëntenemissierechten zouden kunnen krijgen, terwijl het voor de bestaande landbouw al bijzonder moeilijk is om uit te breiden, laat staan nieuwe bedrijven op te richten.
Mevrouw de minister, bent u op de hoogte van het feit dat steeds meer Nederlandse varkensbedrijven zich in de grensstreek van Vlaanderen proberen te vestigen? Zo ja, om hoeveel aanvragen gaat het op dit moment?
Bent u geneigd deze bedrijven een vergunning en nutriëntenemissierechten te geven? Zo ja, op welke basis?
Hebt u weet van het verlenen van Vlaamse innovatiepremies aan deze bedrijven? Zo ja, op welke basis werden die dan verleend?
Welke maatregelen zult u nemen om dit probleem aan te pakken en is er reeds overlegd met de minister van Landbouw? Zo ja, wat was dan het resultaat van dit overleg?
De voorzitter: De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Mevrouw de minister, mijnheer de voorzitter, geachte collega´s, mijnheer Callens, ik ben blij dat u als West-Vlaming de Noorderkempen ontdekt. Ik ben ook blij dat u het opneemt voor heel wat landbouwers en andere bezorgde burgers in deze regio. Maar ik ben ook een beetje verbaasd over de toon van uw vraag.
Ik vind dat de meerderheidspartijen ook in eigen boezem moeten durven kijken. Want hoe komt het dat een aantal Nederlandse grootindustriële bedrijven hun weg zoeken naar hier? Een eerste reden is inderdaad - u zegt het terecht - dat Nederland nog altijd een vrij streng beleid voert inzake nieuwe vestigingen. Maar een andere reden is dat Vlaanderen de deur op een kier heeft gezet voor uitbreiding door het principe van de afroming en het principe van de mestverwerking, dat inderdaad behoorlijk werkt. Wij zijn dus ook zelf verantwoordelijk voor het feit dat deze bedrijven naar hier kijken. Wij zijn dan ook zelf verantwoordelijk voor het feit dat de landbouw in Vlaanderen verder industrialiseert en de familiale landbouw, net omwille van dit mechanisme in het Mestdecreet, onder druk komt te staan.
Ik wil u dus vragen om consequent te zijn in uw redenering. Als u trouwens die redenering opzet, dan vind ik het niet meer dan logisch dat u verzet aantekent tegen een aantal West-Vlaamse grote industriëlen die in La Roche en Rendeux vergunningen aanvragen voor grote varkensbedrijven. Ook daar is er veel verzet gerezen.
Voor mij gaat het er niet om of het een Vlaming, een Nederlander, een Turk of een Amerikaan is die de vestiging uitbaat. Voor mij gaat het erom of die vestiging aanvaardbaar is voor de milieu- en ruimtelijke draagkracht in ons land. Dat is de kernvraag. Mijn antwoord is neen.
U zegt dat de situatie verbeterd is. Inderdaad, de situatie is een beetje verbeterd voor het water, maar op een aantal punten is ze verslechterd, onder meer voor nitraten, pesticiden en insecticiden. U moet de persmededeling van het Vlaams infocentrum land- en tuinbouw maar eens lezen of het jaarrapport van de Vlaamse Milieumaatschappij waarin staat dat er verbeteringen zijn, maar dat de verbeteringen minder snel gaan dan in het verleden, en dat er op een aantal plaatsen serieuze verslechteringen zijn. Ik vraag dus aan de meerderheidspartijen om een consequente redenering op te zetten.
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega´s, ik wil mij ook richten naar uw Franstalige collega´s, de ministers Antoine en Lutgen. De heer Callens heeft het over Nederlanders die naar hier willen komen. De vraag is dan waarom Vlamingen naar Wallonië willen uitwijken. In Wallonië is er ontzettend veel om te doen, want het gaat over mastodontbedrijven die zich willen vestigen, onder meer in de provincie Luxemburg waar nog heel veel plaats is, want het is de grootste provincie van België. De Nederlanders komen naar hier en de Vlamingen - of wie het ook mogen zijn - wijken uit naar Wallonië. De vraag is hoe het ene zich tot het andere verhoudt.
De voorzitter: Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik sluit me ook graag aan bij wat hier al is gezegd.
Ik heb ook een beetje een duaal gevoel bij de vraagstelling. De vraagstelling is sterk gebaseerd op een mailing van een actiecomité die iedereen van ons heeft gekregen. Ze is ook zeer sterk gericht op wat in de pers is verschenen. Maar er wordt niet bij verteld dat het niet zo nieuw is wat het actiecomité vertelt: in de landbouwsector is deze evolutie al langer bezig.
Men zegt dat we in eigen boezem moeten kijken omdat we ruimte hebben gecreëerd voor bedrijvigheid binnen de land- en tuinbouwsector. Dat doe ik met plezier, want de landbouwsector heeft jarenlang stilgelegen op economisch en ontwikkelingsvlak. Het is inderdaad nodig dat de land- en tuinbouwsector die ontwikkelingskansen krijgt om net te kunnen inspelen op heel wat maatschappelijke vragen en milieuproblemen. Die ruimte voor bedrijven om te kunnen ontwikkelen is nodig. Dat wil niet zeggen dat alle bedrijven moeten groeien of groter worden, integendeel. Elk bedrijf moet zijn eigen weg kunnen zoeken en moet daartoe ontwikkelingskansen krijgen.
Grote bedrijven zijn niet altijd negatief voor het leefmilieu, integendeel. Grote bedrijven moeten evengoed voldoen aan de vooropgestelde normen en moeten even streng gecontroleerd worden. Dat is belangrijk. Het is wel zo dat grote inplantingen in een plattelandsomgeving soms afschrikken. De land- en tuinbouwsector heeft jaren stilgestaan, maar we merken nu dat die een inhaalbeweging aan het doen is. Mensen zien nu dat de landbouwsector in sterke evolutie is. Er moet dan ook nagedacht worden over de integreerbaarheid van grote bedrijven in het platteland, en over de manier waarop dergelijke grote bedrijven het best ingeplant kunnen worden.
Wat de kwestie van de Nederlandse bedrijven betreft, zie ik ook duidelijk de Noorderkempen aan bod komen. Het situeert zich mijns inziens niet alleen op het vlak van landbouw. Ook op het vlak van ruimtelijke ordening en woonbeleid geldt die opmerking. Inzake het woonbeleid zoeken we al jaren uit hoe we mensen die ruimte kunnen blijven geven. Ik hoop dat we daar nu in het ruimtelijke-ordeningsbeleid met ´Wonen in eigen streek´ wat ruimte voor krijgen. We moeten er oog voor hebben dat onze Vlaamse landbouwers de kans krijgen om mee te evolueren in het hele ´wereldschappelijke´ vlak van de landbouw. De Vlaamse landbouwers moeten ook kansen krijgen om zich in onze eigen streek verder te ontwikkelen.
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega´s, we hebben met het Mestdecreet ruimte gecreëerd voor nieuwe investeringen in de landbouwsector in Vlaanderen. En die investeringen zijn nodig, enerzijds om de uitstoot van ammoniak terug te kunnen dringen, en anderzijds omdat ze ertoe leiden dat de luchtkwaliteit verbetert en het mestoverschot afneemt.
Om te investeren moet je bijvoorbeeld nutriëntenrechten van een ander bedrijf opkopen. En als Nederlanders daarin willen investeren en Vlaamse boeren kunnen overtuigen om te stoppen, is dat in mijn ogen een goede zaak. Wie wil stoppen, krijgt zijn pensioen uitbetaald door de investeerder. Door de afroming van 25 percent op de mestrechten, daalt bovendien de veestapel in Vlaanderen.
Er is ook nog het tweede uitbreidingsspoor. Dat zou in principe ook moeten leiden tot een vermindering van het mestoverschot, doordat niet alleen de uitgebreide veestapel van het individuele bedrijf, maar ook nog eens 25 percent extra daarvan verwerkt moet worden.
Mevrouw de minister, we hebben destijds die delegatie aan de Vlaamse Regering gegeven om het systeem van uitbreiding, mits bewezen mestverwerking, mogelijk te maken, op voorwaarde dat de mestbalans in Vlaanderen in evenwicht was en dat er zich effectief een drastische verbetering zou voordoen van de milieukwaliteit. In hoeverre zijn die voorwaarden nog vervuld? Gelet op de cijfers van de Vlaamse Milieumaatschappij en haar aankomende voortgangsrapport, moeten we ons er in deze commissie eens over buigen onder welke voorwaarden we dat tweede uitbreidingsspoor nog kunnen toestaan.
Ik heb geen probleem met nieuwe investeringen in de sector. We hebben die investeringen nodig om schonere stallen te kunnen bouwen en om het mestoverschot verder af te bouwen. Maar we moeten er uiteraard voor zorgen dat het probleem wordt opgelost en niet nog groter wordt.
De heer Karlos Callens: Mijnheer de voorzitter, ik wil eerst even repliceren op wat de heer Daems daarnet heeft gezegd. De achterliggende gedachte van het Mestdecreet, mijnheer Daems, was dat we aan de bestaande landbouwbedrijven de mogelijkheid wilden bieden om uit te breiden. U hebt het alleen over nieuwe vestigingen, ik spreek ook over de bestaande vestigingen. Wij geven hun de mogelijkheid om uit te breiden, indien aan enkele voorwaarden voldaan wordt.
U spreekt ook over industrialisatie. Wij spreken niet direct over industrialisatie, maar over een economische noodzaak voor bepaalde kleinere bedrijven, wanneer zij niet kunnen uitbreiden.
Ten slotte, wat de vervuiling van het water betreft, moet het maar eens gedaan zijn met alleen maar de boeren de schuld te geven van die vervuiling. Er zijn nog andere zaken die het water vervuilen. (Opmerkingen van de heer Rudi Daems)
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Mijnheer de voorzitter, collega´s, de problematiek die mij hier werd meegedeeld, heeft inderdaad aanleiding gegeven tot een aantal vragen. Wat het eerste deel van de vraag betreft, mijnheer Callens, moet ik u zeggen dat onze diensten de nationaliteit van de vergunningaanvragers niet bijhouden. Die informatie is dus ook niet digitaal beschikbaar.
De administratie deelt mij wel formeel mee dat er geen sprake is van een abnormaal aantal aanvragen van een milieuvergunning voor veeteeltinrichtingen vanuit Nederland. Weliswaar zijn ook hun de enkele gevallen bekend die in een recent verleden de pers hebben gehaald.
Ook wat de nutriëntenemissierechten betreft, wordt er geen statistische informatie bijgehouden over de nationaliteit van de landbouwers. Er zijn wel gegevens beschikbaar op basis van de woonplaats van de landbouwer. Daaruit blijkt dat slechts 0,2 percent van de totaal toegekende nutriëntenemissierechten toebehoort aan landbouwers met een woonadres of maatschappelijke zetel buiten het Vlaamse Gewest.
Het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning regelt de vestiging van hinderlijke inrichtingen. De nationaliteit van een exploitant heeft geen uitstaans met de hindereffecten en de risico´s verbonden aan hinderlijke inrichtingen. Wij kunnen met andere woorden niet zeggen dat iemand meer hinder gaat veroorzaken omdat hij een Nederlander is. Dat spreekt vanzelf.
De nationaliteit kan bijgevolg geen criterium zijn bij het onderzoek en de beoordeling van de toelaatbaarheid van een hinderlijke inrichting. Volgens onze huidige reglementering kan dat gewoon niet. Veeteeltbedrijven die geëxploiteerd worden door of voor rekening van een buitenlandse persoon of rechtspersoon, moeten wat betreft het afleveren van de milieuvergunning op dezelfde wijze worden beoordeeld als die waarvan de exploitant in Vlaanderen is gevestigd. Het Vlaamse Gewest heeft een eigen reglementering, en die moet net toegepast worden voor die inrichtingen die gevestigd zijn op ons grondgebied.
Het Europees Verdrag is in artikel 43 duidelijk wat betreft de vrijheid van vestiging van Europese ondernemers, mijnheer Peumans. Beperkingen van de vrijheid van vestiging voor onderdanen en hun ondernemingen van één lidstaat op het grondgebied van een andere lidstaat zijn verboden. Een landbouwer die dieren houdt in het Vlaamse Gewest, moet beschikken over voldoende nutriëntenemissierechten. Ik ga die uiteraard niet zomaar uitdelen. Ten eerste moet men aan onze regelgeving voldoen, ten tweede moet je nutriëntenemissierechten hebben als je dieren wilt houden in Vlaanderen.
Net zoals bij vergunningverlening is de nationaliteit van de landbouwer geen criterium bij de overdracht van nutriëntenemissierechten, die verloopt op basis van het Mestdecreet. Die dossiers worden op dezelfde wijze behandeld als die van landbouwers gevestigd in het Vlaamse Gewest.
Mijnheer Callens, er is absoluut niet voorzien in speciale steunmaatregelen voor dergelijke bedrijven. Met betrekking tot het verlenen van milieuvergunningen voor veeteeltinrichtingen aan buitenlandse exploitanten en de overname van nutriëntenemissierechten door landbouwers met een andere nationaliteit, pas ik de Europese en Vlaamse regelgeving toe.
De voorzitter: De heer Callens heeft het woord.
De heer Karlos Callens: Mevrouw de minister, uw antwoord is duidelijk, maar u kunt maar beter voorzichtig zijn met uw eerste uitspraak. Toen wij het Mestdecreet hebben opgesteld, hebben wij duidelijk gesteld dat we de bestaande bedrijven een mogelijkheid tot uitbreiding zouden bieden. Het gaat dan niet over totaal nieuwe bedrijven die zich hier komen vestigen. Ze kunnen natuurlijk wel nutriëntenrechten kopen die ze van andere bedrijven overnemen. Daar kunt u niet tegen zijn, want dat is wettelijk bepaald.
Ik heb er echter een probleem mee dat die nieuwe bedrijven zich hier zomaar zouden kunnen vestigen en op hetzelfde niveau zouden moeten worden behandeld als de Vlamingen. Ik zou daar voorzichtig mee zijn.
De voorzitter: Het incident is gesloten.