Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media Vergadering van 08/01/2009
Vraag om uitleg van de heer Ward Kennes tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over de oprichting van een Expertisecentrum voor Islamitische Culturen in Vlaanderen
Vraag om uitleg van de heer Gino De Craemer tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over het Expertisecentrum voor Islamitische Culturen in Vlaanderen
De voorzitter: De heer Kennes heeft het woord.
De heer Ward Kennes: Mijnheer de voorzitter, ik ben geen trouw bezoeker van deze commissie. Ik volg de materie van op afstand evenwel voldoende om te weten dat de thematiek van de interculturaliteit de minister na aan het hart ligt. Hij heeft op dit vlak dan ook al heel wat initiatieven genomen. Ik denk hierbij onder meer aan het Europees Jaar van de Interculturele Dialoog, aan het Kennisknooppunt Interculturaliteit van het departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media (CJSM) en aan Daarkom, het Vlaams-Marokkaans Culturenhuis.
Volgens de minister zou uit een door de Universiteit Gent uitgevoerd onderzoek blijken dat de vraag naar kennis over de Islam in ons land groot is. Voor de Vlamingen vormen de media de belangrijkste bron van informatie over deze godsdienst en cultuur. Hier zou vaak een vertekend beeld uit voortkomen. Om dit te remediëren, heeft de minister het Expertisecentrum voor Islamitische Culturen in Vlaanderen (ECICV) opgericht. De overheid en de bevolking kunnen hier terecht. Dat staat allemaal in het persbericht van de minister te lezen.
Veel andere informatie heb ik hierover echter niet gevonden. Ik heb nochtans onmiddellijk op allerlei websites gekeken. Ik heb wel de budgettaire initiatieven teruggevonden die hier betrekking op hebben. Volgens de minister is er een grote nood aan objectieve informatie over de moslimcultuur. Die behelst immers meer dan religie alleen. Het gaat ook om een cultuur en om een beschaving. Het centrum wil eveneens een aanzet geven tot academisch onderzoek.
Het is een materie die me erg boeit. Ik volg ook in onze fractie de kerk-staatmaterie op en alles wat met erediensten te maken heeft.
Ik heb wat vragen naar aanleiding van het persbericht dat ik daarover heb gelezen. Mijn eerste vraag is eerder filosofisch van aard. De minister wil immers objectieve informatie verspreiden over de islam. Objectiviteit is een complex begrip, zeker als het over een geloof gaat. Men kan immers niet uitsluiten dat de islam in de eerste plaats een geloof is. Wat verstaat de minister onder objectieve informatie over de islam? Als een overheid objectieve informatie over een eredienst, een levensbeschouwing gaat verstrekken, lijkt me dat gevaarlijk.
De dialoog tussen culturen kan soms ook de minder aangename kanten van bepaalde strekkingen blootleggen. Het is belangrijk om dat niet uit de weg te gaan. Met goede bedoelingen of een gezellige warme samenleving alleen komen we nergens. De weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens. Zijn er garanties dat het ECICV niet in de val zal trappen om enkel de sympathieke kanten van de islamculturen te tonen, zoals een sterke familietraditie of grote inspanningen tijdens en een groot feest na de ramadan? Zal het centrum de meer confronterende aspecten niet uit de weg gaan?
De naam van het ECICV wijst op diversiteit. Het gaat namelijk om 'islamitische culturen' en niet 'islamitische cultuur'. Is dit een bewuste keuze? Als dat het geval is, hoe definieert de minister dan 'islamitische culturen'? Gaat het om nationale verschillen? We weten dat de islam anders is in de Maghreblanden, Turkijë, Saoedi-Arabië of Indonesië, het grootste moslimland. Of gaat het om religieuze strekkingen binnen de islam zoals de sjiieten, de soennieten, de wahabieten, het soefisme, de Ahmadiyya's of de salafisten die allemaal verschillende culturen vertegenwoordigen? Of gaat het om nog andere kenmerken, die mij dan op dit moment ontgaan?
Ik heb begrepen dat de opdracht van het ECICV erin zal bestaan de kennis van de islam bij de Vlamingen te vergroten. Maar gaat het ook om een tweerichtingeninitiatief? In het licht van de inburgering komt ook vaak de kennis van de Vlaamse samenleving, tradities, normen en wetgeving bij de islamieten aan bod? Gaat het centrum zich ook op dat terrein bewegen of houdt het zich daar bewust buiten?
Ik heb ook nog een toekomstgerichte, iets meer voluntaristische vraag. Er is vaak sprake van de ontwikkeling van een Europese islam. Men denkt dan aan een islam die zich ontwikkelt in de context van een scheiding tussen kerk en staat, waar de islam ook een minderheidspositie inneemt - wat in de meeste islamstaten niet het geval is -, waarin hij zich ontwikkelt in een seculiere omgeving en waar de ideeën van de Verlichting al heel wat eeuwen hebben doorgewerkt. Zal dit centrum ook een bijdrage leveren aan het ontstaan van wat men een 'Europese islam' noemt of is dat niet de intentie?
Het ECICV wil een aanzet geven tot academisch onderzoek. Er wordt in heel veel universiteiten al aandacht besteed aan deze materie. Is de minister van oordeel dat dit onderzoek thans te weinig gebeurt? Laten onze universiteiten nog een aantal terreinen braak liggen? Of wil hij verder bouwen op het bestaande: zal hij de verschillende zaken bij elkaar brengen in dit centrum? Met welke academische instellingen wil het centrum contacten uitbouwen om dit onderzoek gestalte te geven?
Ik ben ook geïnteresseerd in de rol die hierin al dan niet voor de moslimexecutieve is weggelegd. Men zegt dat het in de islam om meer gaat dan een religie alleen. Gaat men de islam vanuit het ECICV dan ook bekijken als een religie? Dan komt de moslimexecutieve als officieel aanspreekpunt voor de islamitische eredienst toch om de hoek kijken. Of zal het vooral om de andere aspecten gaan en zal men de moslimexecutieve er dan niet bij betrekken?
De voorzitter: De heer De Craemer heeft het woord.
De heer Gino De Craemer: Mijnheer de minister, op 9 december kondigde u de oprichting aan van een Expertisecentrum voor Islamitische Culturen in Vlaanderen. De oprichting komt er na onderzoek van de Universiteit Gent waaruit blijkt dat de vraag naar kennis van een objectieve informatie over de islam groot is.
Bedoeling is dat zowel de overheid als het publiek er terecht kunnen voor informatie over de moslimcultuur in Vlaanderen. Men wil er informatie stockeren maar ook inventariseren wat er al bestaat. Daarnaast hoopt men een brug te vormen tussen de academische wereld en het publiek.
In 2008 besteedde u al 140.000 euro aan de oprichting van het centrum. Vanaf 2009 zou het expertisecentrum kunnen rekenen op een jaarlijkse subsidie van 200.000 euro. Eerder kende de Vlaamse Regering een subsidie van 1,5 miljoen euro toe aan de vzw Daarkom, het Vlaams-Marokkaans Culturenhuis, voor de financiering van verbouwingswerken.
Sinds jaren probeert men tot een Vlaamse islamopleiding en opleiding voor imams te komen. Tot op heden met beperkt of geen resultaat. Het probleem is dat men er niet in slaagt tot een eenduidig standpunt te komen inzake visie en aanpak. De inrichting van een volwaardige islamopleiding staat in het Vlaams regeerakkoord ingeschreven.
Mijnheer de minister, hoe bekijkt u dit initiatief in het kader van de uitvoering van het Vlaams regeerakkoord? In welke mate is dit met de Vlaamse Regering doorgesproken? Past dit wel in het inburgeringsbeleid van minister Keulen? Wat is de verhouding van het nieuwe expertisecentrum ten opzichte van bestaande initiatieven zoals het Vlaams-Marokkaans Culturenhuis? Wat is de rol van de moslimexecutieve in deze zaak?
Mijnheer de minister, is het de bedoeling een overkoepelende vorm van expertisecentrum te installeren en te subsidiëren of elke nationaliteit binnen de islam apart te subsidiëren? Of wordt het een combinatie van beide? Hoe zullen de werking en de resultaten van het expertisecentrum worden opgevolgd? Werden in dit kader concrete doelstellingen en evaluatiemomenten geformuleerd en vastgelegd? Hoe wil men de brugfunctie tussen academische wereld en het publiek realiseren? In welke zin kan het expertisecentrum bijdragen tot de oprichting van een volwaardige islam- en imamopleiding?
De voorzitter: De heer Deckmyn heeft het woord.
De heer Johan Deckmyn: Ik wil me aansluiten bij bepaalde zaken die hier zijn gezegd, zoals de stelling dat in het kader van de islam of eender welke godsdienst objectiviteit een heel moeilijk gegeven is.
Mijnheer de minister, ik ben het niet eens met uw uitgangspunt dat er nood is aan "objectieve informatie" en dat de media enkel een vertekend beeld zouden geven. De media hebben in de voorbije jaren hard hun best gedaan om bijvoorbeeld via extra bijlagen in kranten en magazines een positief beeld op te hangen van de islam. U hoopt hieraan te remediëren.
Minister Bert Anciaux: Mijnheer Deckmyn, kunt u me zeggen waar ik heb gezegd dat de media enkel een vertekend beeld geven?
De heer Johan Deckmyn: Wel, mijnheer de minister, ik heb het zo opgetekend. U kunt het tegenspreken, maar het is zo naar buiten gekomen dat de media voor een deel verantwoordelijk zijn voor een vertekend beeld of af en toe een vertekend beeld van de islam bij de mensen.
U wilt hieraan remediëren met een Expertisecentrum voor Islamitische Culturen in Vlaanderen. Het kan zijn dat u zich stoort aan de toenemende berichtgeving over islamitische onverdraagzaamheid. Ik verwijs naar wat in Antwerpen is gebeurd met de uit de hand gelopen betogingen naar aanleiding van Gaza. Ik verwijs ook naar Mumbai, waar islamgeweld sterk aanwezig is. Dat is niet echt een vertekend beeld, het is de keiharde waarheid, waarvoor enkel moslims verantwoordelijk zijn, en niemand anders.
Het Vlaams Belang vermoedt dat het kenniscentrum vooral pro-islamitische propaganda zal voeren, waarbij de nadruk vooral op de positieve kanten van de islam zal liggen. Ook de voorgaande sprekers hebben dit, al dan niet voorzichtig, beaamd. Wij vrezen dat de boodschap van het centrum zal gedrenkt zijn in een vorm van cultuurrelativisme, waarbij de islamitische cultuur als evenwaardig aan de Europese en westerse cultuur zal worden gepresenteerd. Daarmee gaat men voorbij aan de grote gebreken in die islamitische cultuur, zoals bijvoorbeeld de uitgesproken patriarchale elementen ervan, die onder andere als gevolg hebben dat de positie van de vrouw in de islam vrij minderwaardig is. Voor onze fractie loopt de islam, bijvoorbeeld zonder de scheiding tussen kerk en staat, achter op onze Europese beschaving.
Zoals daarnet al is verklaard, bestaan er tussen onze culturen diepe en soms pijnlijke verschillen. Ik wil benadrukken dat we uiteraard erkennen dat Europa zelf een hele weg heeft afgelegd. Ons palmares is zeker niet altijd even fraai geweest. Op dit ogenblik heeft onze beschaving echter een grote voorsprong op de islam. Het tegendeel propageren, heeft in onze ogen geen enkele zin. Dit zou de samenlevingsproblemen enkel bestendigen en misschien zelfs verergeren. Mijn partij vindt de honderdduizenden euro's die voor een dergelijk centrum worden uitgetrokken dan ook weggesmeten geld.
Ik zou hier nog een vraag aan willen toevoegen. In feite hangt deze vraag grotendeels samen met de andere vragen die al zijn gesteld. Een dergelijk expertisecentrum zal met mensen moeten worden bevolkt. Wie zal hiervoor worden aangetrokken? Wat zal de rol van de andere mosliminstanties zijn? Er is net al naar de moslimexecutieve verwezen. Welke rol zal zij hierin spelen? Uiteindelijk zal de boodschap die zal worden gepropageerd, voor een groot gedeelte afhankelijk zijn van de mensen die het centrum zullen bevolken en van de lijn die door het centrum zal worden gevolgd.
De voorzitter: Minister Anciaux heeft het woord.
Minister Bert Anciaux: Mijnheer de voorzitter, allereerst zou ik de heer Deckmyn willen vertellen dat ik niet het gevoel heb dat de toon van zijn vraag gelijkloopt met de toon van de eerste twee vraagstellers. Dat zal allicht aan mijn naïviteit liggen. Ik heb in elk geval niet de indruk dat de toon dezelfde is.
Ik geloof in de kracht van een pluralistische samenleving en gemeenschap. Ik ga zelfs nog een stapje verder. Ik geloof in de kracht van een pluralistische overheid. Ik ben zelf een gelovig iemand. Ik weet dat dit tot mijn privésfeer behoort. Ik ben er evenwel van overtuigd dat de samenleving bij meer kennis van elkaar gebaat zou zijn. Indien gelovigen, van welke overtuiging dan ook, en vrijzinnigen elkaar beter zouden kennen, zouden een aantal vooroordelen kunnen worden gerelativeerd en verdwijnen. Het is mijn stellige overtuiging dat meer wederzijdse kennis tot meer respect, meer pluralisme en meer gedragenheid leidt. Ik ben dan ook blij, maar zeker niet verrast door het onderzoek van de Universiteit Gent. Hieruit blijkt dat de kennis van de islam zeker nog moet groeien en dat hier veel vraag naar is.
De eerste vraag van de heer Kennes is dan ook bijzonder belangrijk en terecht. Objectiviteit is een complex begrip. In deze context moet 'objectief' als 'objectiverend' worden opgevat. De informatie over de islam moet steeds vanuit verschillende oogpunten en met verschillende referentiekaders worden verstrekt. Er is immers niet een algemeen aanvaarde of ontegensprekelijke islam. Het is mogelijk aspecten, elementen, onderdelen, visies, meningen en uitspraken in verschillende perspectieven te duiden. Het religieuze perspectief is er hier zeker eentje van. Daarnaast zijn er nog heel uiteenlopende referentiepunten. De heer Kennes heeft trouwens zelf naar het onderscheid tussen de soennitische en de sjiitische islam verwezen.
Ook met betrekking tot de interpretatie van sommige gebruiken, riten en overleveringen spelen vaak veel elementen een rol. Er zijn ook vaak verschillende tekstinterpretaties. Dit is zeker niet uniek voor de islam. Het christendom en een onderdeel ervan, het katholicisme, en het hindoeïsme zijn voorbeelden van zaken die steeds een objectivering of een contextualisering nodig hebben.
Ik ben ooit lid van de Pinkstergemeenschap geweest. Ik ben daar na een jaar buitengezet. Hoewel ik nog zeer jong was, weigerde ik te aanvaarden dat we de Bijbel letterlijk moesten interpreteren. De Bijbel is misschien wat toegankelijker dan de Koran. Iedereen zal echter erkennen dat we de Bijbel niet letterlijk moeten nemen. Indien we dat wel zouden doen, zouden we daar waarden kunnen uithalen die haaks staan op wat de waarden van het christendom kunnen en zouden moeten zijn. Ik vermeld dit als een illustratie van de nood aan objectivering en contextualisering.
De term 'objectief' betekent hier echter niet 'neutraal' of 'waardenvrij', zoals in wetenschappelijke kringen soms wordt gesteld. Voor een sociaal, menselijk en cultureel fenomeen is deze vorm van objectiviteit, waarbij iemand claimt de enige echte waarheid over een feit te vertellen, gewoonweg onwezenlijk. Dit geldt bij uitstek voor religies en voor culturen, maar eigenlijk ook voor geschiedenis en voor politiek.
Het ECICV wil de informatie over de islam steeds in een bredere context duiden, verklaren en aan verschillende referentiekaders toetsen. Die referentiekaders zijn vooral cultureel, sociaal en, in mindere mate, religieus.
De tweede vraag van de heer Kennes betreft een ander begrip. Het begrip 'sympathiek' is al evenmin eenduidig. Vermoedelijk zal niet iedereen bepaalde informatie als even positief of even negatief interpreteren. Aansluitend bij het eerste antwoord kan ik de heer Kennes dan ook verzekeren dat het ECICV niet meteen in termen als 'sympathiek' of 'positief' zal denken. Het zal volledigheid en vooral genuanceerdheid betrachten. Nuances bevatten altijd controverses. Het gaat hier om de wijze waarop een feit wordt belicht. Die belichting geeft een feit andere schaduwen. Zo komen soms onverwachte en onverhoopte kanten aan het licht. Dit is een belangrijke opdracht van het expertisecentrum. Het ECICV moet de interpretaties verruimen en verbreden. Het moet een nieuw licht op de feiten werpen en ervoor zorgen dat de mensen zich op basis van meer en juiste informatie een eigen oordeel kunnen vormen.
Ik wil in dit verband niet verhullen dat bepaalde media, maar ook politici en zelfs wetenschappers, vaak heel ongenuanceerd en met weinig licht hun mening over de islam, over de islamitische mensen en culturen en over andere godsdiensten ventileren.
Verder wil ik wijzen op een belangrijk onderdeel van de naam van het expertisecentrum, met name de verwijzing naar islamculturen. Dat staat in het meervoud. Het gaat niet om de islamcultuur, alsof dit een monolithisch fenomeen zou zijn.
De derde vraag van de heer Kennes betreft de naam van ECICV. Die naam verwijst naar diversiteit. De keuze om het over islamitische culturen en niet over een islamitische cultuur te hebben, is uitdrukkelijk bewust gemaakt. Het tegendeel zou u waarschijnlijk verbazen. 'Islamitische culturen' omvat zowel de verschillende culturen van diverse gemeenschappen die affiniteiten vertonen met de islam als de diverse religieuze strekkingen binnen de islam. Het gaat fundamenteel vooral over de nood aan diversiteit in het bespreken, het analyseren en becommentariëren van feiten die aan de islam worden gekoppeld. Het gaat dus inderdaad zowel om verschillende gemeenschappen als om verschillende religieuze strekkingen. Het is wel degelijk de bedoeling dat de nood aan diversiteit essentieel is om te kunnen komen tot juiste analyses en kennis van de islamculturen.
Wat de vierde vraag betreft: het expertisecentrum richt zich tot alle Vlamingen, uiteraard tot de Vlaamse moslims, van welke etnisch-culturele afkomst dan ook, maar zeker ook tot de niet-moslims. Voor beide groepen kan en wil het centrum werken als een betrouwbare oogopener, informant en doorverwijzer. Wat het tweerichtingsverkeer betreft waarnaar u verwees, moet ik zeggen dat ik het punt niet begrijp. Ik zie, na 9 of 10 jaar, al langer hoe minder één Vlaamse cultuur. De Vlaamse cultuur is een verzamelnaam voor vele culturen.
Wat de vijfde vraag betreft, of het ECICV een bijdrage kan leveren aan het ontstaan van een 'Europese islam', kan ik u zeggen dat het expertisecentrum zeker geen promotiebureau is - als u dat kan geruststellen, mijnheer Deckmyn -, maar een centrum voor informatie over en voor erfgoedverzameling en ontsluiting van islamculturen in Vlaanderen. De doelstellingen zijn zeker niet geformuleerd als een religieuze of op bekering gerichte aanpak. Het is wel vanzelfsprekend dat bij het onderzoek naar en het belichten van de islam, de Europese islam zeker ook aan bod moet komen. Door zijn onderzoek kan het centrum ertoe bijdragen dat er meer zuurstof ontstaat voor de vorming van een Europese islam.
U vraagt verder of ik oordeel dat het academisch onderzoek thans niet of onvoldoende wordt gevoerd aan de Vlaamse universiteiten, en met welke academische instellingen het centrum contacten zou uitbouwen om dit onderzoek gestalte te geven. Het onderzoek naar moslims en islam in Vlaanderen staat nog in de kinderschoenen. Het onderzoek dat wordt verricht in de academische wereld, is bovendien nog te weinig gekend bij het grote publiek. Een adequaat zicht krijgen op de maatschappelijke ontwikkeling van de islam in de Vlaamse samenleving is echter van onontbeerlijk belang om de interactie en uitwisseling tussen moslims en niet-moslims te stimuleren en ook om belanghebbende instanties te informeren.
Het centrum beoogt dan ook een brugfunctie te vervullen tussen de academische wereld en het bredere publiek door wetenschappelijke inzichten gemakkelijker toegankelijk te maken, en het beoogt ook door publicaties en rapporten zelf bij te dragen tot de kennisproductie.
Het centrum heeft geen voorkeur voor een of andere academische instelling. Het bestuur van het expertisecentrum zal, mocht dit nodig blijken, zelf en onafhankelijk de analyse maken en de beslissing nemen met welke academische instellingen het eventueel kan samenwerken.
Wat de vragen van de heer De Craemer betreft, kan ik vooreerst zeggen dat dit initiatief wel degelijk aansluit bij de doelstellingen van het Vlaams regeerakkoord. Het gaat immers om het creëren van een dialoog tussen diverse gemeenschappen, in dit geval tussen moslims en niet- moslims.
De tweede vraag betreft de verhouding tussen het nieuwe expertisecentrum en bestaande initiatieven zoals het Vlaams-Marokkaans Culturenhuis, en de rol van de moslimexecutieve hierin. Het expertisecentrum zal samenwerken met diverse cultuurhuizen in Vlaanderen, dus ook met het Vlaams-Marokkaans Culturenhuis. De inhoud en de vorm van deze samenwerking zal door beide instanties zelf autonoom worden bepaald. De verschillen zijn echter duidelijk als men de doelstellingen van beide organisaties naast elkaar legt.
Daarkom is letterlijk en figuurlijk een huis, dat een dak biedt aan iedereen, en daarbij een breed gamma aan activiteiten zal programmeren waarbij de Marokkaanse culturen in Vlaanderen centraal maar niet exclusief staan.
Het expertisecentrum richt zich op informatieverzameling en -verspreiding en op het ontwikkelen van erfgoedcompetentie op het vlak van islamculturen in Vlaanderen.
Het expertisecentrum heeft geen structurele relaties met de moslimexecutieve en zal volledig autonoom functioneren. Uiteraard zullen beide instellingen elkaar in diverse netwerken ontmoeten, maar niet vanuit een hiërarchische of structurele band. De moslimexecutieve is trouwens het hoofd van de islam als godsdienst.
Wat de werking en de resultaten van het expertisecentrum betreft; die zullen door het departement Cultuur worden opgevolgd en jaarlijks geëvalueerd aan de hand van een jaarplan en een beheersovereenkomst. Zowel de beheersovereenkomst als de jaarplannen zullen de doelstellingen die het expertisecentrum draagt, concretiseren en waar mogelijk ook meetbaar en evalueerbaar maken. Op termijn zal het imago en aureool van het centrum worden gewogen. Indien het centrum er niet voldoende in zou slagen om de gestelde doelstellingen te behalen, moet dit grondig worden geanalyseerd, met het oog op grondige aanpassingen, mocht dit nodig blijken.
Wat de laatste vraag van de heer De Craemer betreft, op welke wijze de brugfunctie tussen academische wereld en het publiek wordt gerealiseerd en hoe het expertisecentrum kan bijdragen tot de oprichting van een volwaardige islam- en imamopleiding, antwoord ik het volgende. De brugfunctie tussen de academische wereld en het publiek zal via diverse kanalen operationeel worden gemaakt.
Ik geef enkele mogelijkheden mee, uiteraard begrensd door onder meer de omvang van de middelen waarover het centrum beschikt: het organiseren van colloquia, studiedagen en forumgesprekken, inhoud geven aan de informatiebank, zorgen voor een integratie van de bestaande informatieplaatsen, het informatieaanbod samenstellen, proefschriften en doctoraten opvolgen en deze indien nodig promoten of ontsluiten, structurele relaties onderhouden met de academische centra die zich in de islam en islamculturen specialiseren. Academici en mensen uit het middenveld zetelen nu al in de raad van bestuur en de algemene vergadering. Verder kan het centrum, waar nodig, wijzen op leemtes en tekorten in het academische werk. Indien relevant kan het de internationale academische ontwikkelingen opvolgen en ontsluiten, bijdragen aan academische publicaties, ze faciliteren of ontsluiten. Het expertisecentrum kan ook informerend en adviserend optreden met betrekking tot de oprichting van een volwaardige islam- en imamopleiding in Vlaanderen.
De voorzitter: De heer Kennes heeft het woord.
De heer Ward Kennes: Het persbericht gaf de indruk dat de minister zelf het expertisecentrum lanceert, maar het gaat eigenlijk om een vzw die wordt gesubsidieerd. Het persbericht zegt: "Vlaams minister Bert Anciaux lanceert het centrum." Hier is dus enige nuancering nodig.
Er zijn andere erediensten, godsdiensten en gelovige tradities zoals het christendom, het judaïsme en het boeddhisme, waarvan men kan zeggen dat ze meer zijn dan een religie alleen. Ze zijn ook een cultuur en een beschaving. Mijnheer de minister, is het uw intentie om soortgelijke vzw's, die werken in andere gelovige tradities, te ondersteunen? Het Centrum voor Religieuze Kunst en Cultuur (CRKC) te Leuven bijvoorbeeld is voor een deel bezig met erfgoed dat gelinkt is aan een eredienst. Is het nuttig om dat ad hoc te ondersteunen? Of zijn er plannen om dat op een reguliere basis te doen?
Minister Bert Anciaux: Ook al gaat het om een intentie, ik wil er toch op antwoorden. Mijn antwoord is: ja, absoluut, en niet alleen ad hoc.
De voorzitter: De heer De Craemer heeft het woord.
De heer Gino De Craemer: Mijnheer de minister, de heer Deckmyn heeft uiteraard zijn eigen interpretatie gegeven aan mijn vraag. Ik laat dat voor zijn rekening. Waar ik zwaar aan til, is dat hij zegt dat er een verschil is in culturen en dat dat gelijkstaat met een meerwaardige en een minderwaardige cultuur.
Het tweerichtingsverkeer ontbreekt toch een beetje in het expertisecentrum. Er is een Vlaamse cultuur, maar die kunnen we niet volledig vergelijken met de islamculturen. U zegt dat de Vlaamse cultuur ook niet één cultuur is.
Minister Bert Anciaux: Er zijn ook heel veel andere instellingen die op een zeer gedegen wijze expertise ontwikkelen en erfgoedopdrachten vervullen over Nederlandstalige cultuur. We werken met tientallen organisaties. Heel mijn actieplan Interculturaliseren is erop gericht om een werking uit te bouwen voor iedereen in onze samenleving.
De heer Gino De Craemer: Het jaarplan is er, de beheersovereenkomst is er. Zijn de doelstellingen van de jaarlijkse evaluatie al vastgelegd? U verbindt 200.000 euro subsidies op jaarbasis aan dit centrum, naast de oprichtingskosten. Is het niet interessant om daar een duidelijke resultaatsverbintenis aan te koppelen? Het invoeren van een opleiding islam of tot imam kan een voorbeeld zijn. Zo kan die resultaatsverbintenis worden vastgelegd en zo krijgen we een opvolgsysteem en dat is meetbaar. Wij lanceren dit voorstel vanuit onze partij. We hebben het al besproken met minister Keulen. Maar ik wil het hier ook lanceren in functie van de oprichting van het expertisecentrum.
De voorzitter: De heer Deckmyn heeft het woord.
De heer Johan Deckmyn: Ik wil eerst even repliceren op de politiek correcte repliek van de heer De Craemer. Hij beklaagt zich erover dat ik zijn vraag anders interpreteer. Mijnheer De Craemer, ik heb vooral verwezen naar elementen uit de vraag van de heer Kennes. Daarvan heb ik gebruik gemaakt om te zeggen dat hij voor een deel dezelfde bekommernissen deelt.
Minister Bert Anciaux: Mijnheer Deckmyn, hebt u problemen met correcte kritiek?
De heer Johan Deckmyn: Ik heb het over de politiek correcte repliek van mijnheer De Craemer, mijnheer de minister.
Minister Bert Anciaux: Hebt u daar dan problemen mee?
De heer Johan Deckmyn: Mijnheer de minister, u bent de kampioen in het politiek correct zijn. U weet dus wel wat ik bedoel.
Minister Bert Anciaux: Ik vind het fantastisch dat u me beschouwt als politiek correct.
De heer Johan Deckmyn: Ik ben blij dat u daar ook blij om bent, maar ik wil ook reageren op een tweede element dat werd aangebracht. Men beweert dat men verrast is over het feit dat ik over meer- en minderwaardige culturen spreek. Ik heb enkel gezegd dat de islam achterloopt op onze Europese beschaving. Maar als de heer De Craemer vindt dat het gebrek aan scheiding tussen kerk en staat, de minderwaardige positie van de vrouw in de meeste islamitische culturen een teken is van gelijkwaardigheid aan onze Europese cultuur, dan laat ik dat voor zijn rekening.
Mijnheer de minister, u hebt gezegd dat u gelooft in de kracht van een pluralistische gemeenschap. Pluralisme is belangrijk, ik sluit me daar gerust bij aan. Maar het is niet aan de overheid om te investeren in propaganda voor een element binnen het pluralistische concept, zeker als het een element is met een sterk religieuze connotatie. U investeert immers in een informatiekiosk voor de islam. Daardoor vervaagt de grens tussen kerk en staat, die erg belangrijk is en een verworvenheid in onze Europese cultuur.
Verder antwoordt u nogal wollig en ontwijkend op de nochtans pertinente vraag van de heer Kennes naar garanties om de islam niet enkel als sympathiek te duiden. Het expertisecentrum zal genuanceerd zijn in de communicatie over de islam, zegt u. U zegt ook dat het moet dienen om misschien meer zuurstof te geven aan een Europese islam. Mijnheer de minister, kan er worden verwezen naar de diepe en pijnlijke verschillen tussen onze culturen? Ook dat is een informatief element dat voor de mensen belangrijk is om te weten.
De voorzitter: De heer Arckens heeft het woord.
De heer Erik Arckens: Op basis van mijn eigen expertise, wil ik enkele dingen zeggen. Er zijn inderdaad diverse strekkingen in de islam. Als men lange tijd in landen heeft verbleven waar de islam de hoofdgodsdienst is, dan blijft er één element hangen. De islam fungeert als een hemels baldakijn waaronder heel het sociale leven zich afspeelt. Dat is enigszins te vergelijken met wat wij nog hebben meegemaakt in onze jeugd, maar wat op enkel tientallen jaren is dat verdwenen.
Ik moet de verschillen tussen soennieten en sjiieten niet uitleggen. Naar het schijnt zijn die verschrikkelijk. Het heeft te maken met de neef van de profeet enzovoort.
Minister Bert Anciaux: De ontkerkelijking binnen de islam is momenteel groter dan de ontkerkelijking binnen het christendom.
De heer Erik Arckens: Dat is niet waar. (Opmerkingen van minister Bert Anciaux)
Op basis van mijn ervaringen in Egypte kan ik wel stellen dat dit groeit. (Opmerkingen van minister Bert Anciaux)
Aangezien daarnet al het verband met de islam in Europa is gelegd, wil ik concreet op deze thematiek ingaan. Mijns inziens, kan niemand nog een fundamenteel debat over de islam in Europa aangaan zonder eerst het ophefmakende boek 'Het land van aankomst' van Paul Scheffer te lezen. Iedereen zou dit boek onmiddellijk moeten lezen. We zitten op een jaar tijd al aan de elfde druk. Wat hierin over strekkingen te lezen staat, ervaar ik ook in deze stad.
Aan de ene zijde is er, omwille van bepaalde sociologische redenen, een verharding bij de jongeren. Dit leidt tot bepaalde afwijkingen en dergelijke. Aan de andere kant staan een aantal auteurs recht om lezingen over de islam te geven. Ik denk hierbij aan de door Daarkom georganiseerde lezing van de heer Benzine in het Flageygebouw. Daarkom is nog niet helemaal klaar, maar is wel al operationeel.
De grootste gemene deler van al die lezingen is in feite dat de islamitische auteurs in Europa voor een 'verlichtingsislam' zijn. Ze willen de puur kabbalistische benadering van de islam gewoonweg overboord gooien. Ze willen de confrontatie met de Westerse maatschappij aangaan en de Verlichting en dergelijke de hunne maken.
Wat we hier in Europa horen, kan in de islamitische wereld eigenlijk moeilijk worden vertolkt. Voor zover ik weet, is Syrië het enige land in de Arabische wereld waar dergelijke zaken mogen worden verkondigd. Daar mag iemand zeggen dat god niet bestaat. In alle andere landen is dat verboden. We zitten met een verharding en met het compleet tegenovergestelde, met name een soort verlichting. Dit is de eigenlijke uitdaging, daar moeten we ons tegen wapenen.
Wat Daarkom betreft, heeft de minister volkomen gelijk. Ik hoop dat beide organisaties gescheiden zijn. Daarkom is er voor de Marokkaanse culturen, met inbegrip van de joodse cultuur. De joodse cultuur is daar een element van geweest of is dat nog steeds een beetje. (Opmerkingen van minister Bert Anciaux)
De joodse cultuur is in steden als Fez van fundamenteel belang geweest.
Minister Bert Anciaux: De joodse gemeenschap in Marokko is relatief klein geworden, maar haar invloed is nog steeds bijzonder groot. Ik geef even een voorbeeld. De kabinetschef van de koning is iemand uit de joodse gemeenschap. Ik kan iedereen verzekeren dat de kabinetschef van de koning ginds nog meer macht heeft dan hier het geval is.
De voorzitter: Het incident is gesloten.