Commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie Vergadering van 08/01/2009
Vraag om uitleg van mevrouw Laurence Libert tot de heer Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over het gebrek aan goede sportinfrastructuur in scholen
De voorzitter: Mevrouw Libert heeft het woord.
Mevrouw Laurence Libert: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, meer en meer ontstaan er samenwerkingsverbanden tussen scholen en gemeenten over de terbeschikkingstelling van schoolsportinfrastructuur. De sportinfrastructuur van scholen staat immers leeg na de schooluren, zodat sportverenigingen deze zalen ´s avonds en in het weekend in principe gemakkelijk zouden kunnen gebruiken voor de uitoefening van hun sport.
Steden en gemeenten spelen vandaag de dag hier al een rol in. Ze huren deze sporthallen en stellen ze ter beschikking van sportverenigingen. Toch zien we dat de sportinfrastructuur in scholen vaak verouderd is en niet meer voldoet aan de eisen en normen van de huidige sporter. In sommige gevallen moeten zeer ingrijpende werken plaatsvinden, zoals de vernieuwing van een dak of het plaatsen van nieuw sanitair. Indien ze niet uitgevoerd worden, zou er niet gesport kunnen worden, zelfs niet door de leerlingen van de school. Deze kosten zijn vaak ook enorm en kunnen oplopen tot meer dan een half miljoen euro.
Bij de bovenvermelde samenwerkingsovereenkomsten worden er afspraken gemaakt over eventuele huurgelden en betaling van energie- en onderhoudskosten die in de overeenkomst worden afgesproken en waar doorgaans weinig problemen over zijn. Indien er echter zware infrastructuurwerken aan een sporthal van een school moeten gebeuren, is de overeenkomst tussen de partijen in de praktijk minder duidelijk. Het is onduidelijk wie verantwoordelijk is voor de kosten. Sommige gemeenten bedenken mechanismen om oplossingen te zoeken voor het probleem, zoals de erfpachtname van de grond van de school waarop de sporthal gevestigd is. De gemeente neemt dan de volledige kost van de vernieuwing van de sportinfrastructuur in een bepaalde school voor haar rekening.
Mijnheer de minister, hebt u in het DBFM-programma (Design-Build-Finance-Maintain) voor de schoolinfrastructuur in een expliciete financiering van sportinfrastructuur in scholen voorzien? Kunnen scholen een beroep doen op een extra financiering voor dringende werken aan sportzalen? Kan een gemeente een erfpacht nemen op het grondgebied van een school waarop de sporthal gevestigd is om werken op kosten van de gemeente uit te voeren aan de schoolsporthal? Kan een gemeente op basis van het decreet van 30 november 2007 betreffende het flankerend onderwijsbeleid op lokaal niveau, herstellingswerken uitvoeren aan één school door erfpachtname van het gebouw, terwijl het dat niet doet voor andere scholen?
De voorzitter: Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw de voorzitter, geachte collega´s, zoals u weet is de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur, een alternatieve financieringspiste waarbij men een investeringsvolume van ongeveer 1 miljard euro nastreeft. Naast het DBFM-concept blijft ook de reguliere piste nog bestaan. In het investeringsprogramma dat de DBFM-vennootschap zal kunnen realiseren, zijn er ook projecten die betrekking hebben op sportinfrastructuur in scholen. Die werden of worden dus geenszins uitgesloten van de inhaalbeweging, wel integendeel. Ze maken dus deel uit van het globale DBFM-investeringsprogramma.
Het subsidiëren van de aankoop, de gehele of gedeeltelijke nieuwbouw of verbouwing, de voorafgaande afbraak- en omgevingswerken en de eerste uitrusting van gebouwen, bestemd voor de gesubsidieerde onderwijsinstellingen, centra voor leerlingenbegeleiding of internaten, behoort tot de kerntaken van Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (AGIOn). Werken aan de sportzaal van een school kunnen in die zin gesubsidieerd worden, indien de inrichtende macht - zoals bepaald in de Schoolpactwet - voor dat onroerend goed eigenaar is of er een zakelijk recht op heeft dat haar het genot van het goed verzekert gedurende ten minste dertig jaar.
Bij dringende werken kan een inrichtende macht een beroep doen op de verkorte procedure indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: een minimale kostprijs van 5500 euro; het is enkel voor het gesubsidieerd vrij onderwijs; het is niet voor buiteninfrastructuur en -aanleg; het is voor verbouwingswerken (met inbegrip van uitbreidingswerken met een maximale bruto-oppervlakte van 30 vierkante meter) waarvan de kostprijs niet hoger ligt dan 125.000 euro, geïndexeerd, per vestigingsplaats.
In noodgevallen kan een spoedprocedure worden ingezet. Deze spoedprocedure is aan strikte regels gebonden. Ze kan enkel worden toegepast wanneer de werken waarvoor een tussenkomst wordt gevraagd bij hoogdringendheid moeten worden ingezet teneinde de continuïteit van de onderwijsverstrekking niet of zo minimaal mogelijk in het gedrang te brengen; ze noodzakelijk zijn geworden ten gevolge van een onvoorziene, door overmacht veroorzaakte, gebeurtenis, zoals brand, weersomstandigheden, een onherstelbaar defect aan de centrale verwarming en dergelijke; ze betrekking hebben op een dossier van het gesubsidieerde vrije onderwijs; en ze een minimale kostprijs hebben van 5500 euro.
Een gemeente kan inderdaad een recht van erfpacht nemen op het grondgebied van een school. Indien de inrichtende macht echter subsidies wenst van AGIOn, moet zij, zoals bepaald in de Schoolpactwet, van dat onroerend goed eigenaar zijn of er een zakelijk recht op hebben dat haar het genot van het goed verzekert gedurende ten minste dertig jaar. Verder kan AGIOn bij verkoop of wijziging van het doel van het geheel of een deel van een gebouw waarvoor eerder subsidies werden verleend, overgaan tot terugvordering van het verstrekte subsidiebedrag, verminderd met één twintigste per jaar voor de periode waarbinnen het gebouw werd aangewend voor de bestemming waardoor de tussenkomst van AGIOn werd verkregen.
U vroeg vervolgens of dat kan gebeuren voor één school. Artikel 10 van het decreet Flankerend Onderwijsbeleid bepaalt dat de lokale besturen die aan de scholen van het eigen schoolbestuur andere voordelen toekennen dan de sociale voordelen, vermeld in artikel 6 van het decreet, die voordelen, in de context van het lokaal flankerend onderwijsbeleid, ook kunnen toekennen aan de scholen van de andere schoolbesturen op hun grondgebied die erom verzoeken. De lokale besturen kunnen criteria vastleggen waaraan de scholen moeten voldoen om recht te hebben op die voordelen. Ze mogen geen enkel onderscheid maken tussen de scholen die aan de criteria voldoen.
Uit de parlementaire voorbereiding van dit decreet (Parl. St. Vl. Parl. 2007-08, nr. 1315/3) valt op te maken dat een lokaal bestuur hiertoe in geen geval verplicht kan worden. Elk lokaal bestuur beslist autonoom of het al dan niet andere voordelen toekent aan de scholen van de andere netten. Kiest het lokale bestuur ervoor om dat wel te doen, dan moet het de scholen van de andere netten op voet van gelijkheid behandelen. Ik verwijs daarvoor naar het parlementaire stuk over dit ontwerp van decreet.
Daarenboven bepaalt artikel 12 van datzelfde decreet dat het lokaal bestuur elke beslissing over een sociaal voordeel of een ander voordeel ten bate van een school van een ander schoolbestuur onmiddellijk meedeelt aan de schoolbesturen die op hun grondgebied onderwijs organiseren.
De voorzitter: Mevrouw Libert heeft het woord.
Mevrouw Laurence Libert: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw zeer duidelijke antwoord. Ik heb nog één bijkomende vraag. In uw antwoord op mijn laatste vraag had u het over een school die bestuurd wordt door de gemeente. Maar wat als het voordeel gaat naar een school van een ander net?
Minister Frank Vandenbroucke: Dat kan, maar dan moet je het voor alle scholen op je grondgebied doen, op basis van dezelfde objectieve criteria. Het is echt iets waarvoor je fair play moet organiseren. Dat kan op basis van een aantal criteria, maar die moeten objectief zijn. Je kunt dus niet discrimineren op basis van de netaanhankelijkheid van een school als je bezig bent met wat we in de decreetgeving ?andere voordelen? noemen.
Mevrouw Monica Van Kerrebroeck, voorzitter: Voor alle duidelijkheid: als een school het gebouw in erfpacht geeft aan de gemeente, dan wordt de gemeente tijdelijk erfpachthouder en is de school zelf tijdelijk geen eigenaar meer. Zo is het toch? (Opmerkingen)
De heer Jef Tavernier: Daar speelt natuurlijk ook het gelijkheidsbeginsel. Als een andere school hetzelfde vraagt, zal men het ook moeten overnemen en dezelfde verplichtingen op zich nemen.
Mevrouw Monica Van Kerrebroeck, voorzitter: Ik stel deze vraag omdat men in Gent iets dergelijks wil doen met één bepaalde school.
Minister Frank Vandenbroucke: Ik stel voor dat we dat onderzoeken. De vraag werd gesteld of het in erfpacht nemen ´as such´ ook een operatie is die we moeten veralgemenen, als je ze doet voor scholen die niet behoren tot je eigen schoolbestuur.
De heer Robert Voorhamme: Gaat het nu over de gemeente die een erfpacht neemt?
Mevrouw Monica Van Kerrebroeck, voorzitter: De gemeente wordt erfpachthouder van een gebouw van een vrije school. En door erfpachthouder te zijn, kan ze met AGIOn werken, met subsidies. Maar op dat moment wordt de gemeente, naar mijn aanvoelen, gedurende die dertig jaar erfpachthouder van dat gebouw.
De heer Robert Voorhamme: Ik wil niet vooruitlopen op het juridische onderzoek dat de minister wil laten uitvoeren, maar dat is totaal niet te vergelijken met de gelijkberechtiging in het kader van een lokaal flankerend onderwijsbeleid. Dat is een ad-hocbeslissing. Het in erfpacht nemen van een bepaald domein dat toebehoort aan een privépersoon is een ad-hocbeslissing, die geen aanleiding kan geven tot de verplichting om het in erfpacht te nemen als iemand daarvoor een aanbod zou doen. Dat is strijdig met een aantal gemeentelijke voogdijregels.
De heer Jef Tavernier: Dan zal de vraag natuurlijk zijn: hoe stel je het gebruik ter beschikking? En daar zou de gelijkberechtiging dan misschien wel kunnen spelen. Dat is dan wel iets anders.
Mevrouw Monica Van Kerrebroeck, voorzitter: Het wordt tijdelijk eigendom van de gemeente. En dan moet je het aan iedereen ter beschikking stellen. En dan krijg je volgens mij flankerend beleid.
We zullen in elk geval de resultaten van de juristen afwachten.
De voorzitter: Het incident is gesloten.