Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media Vergadering van 08/01/2009
Vraag om uitleg van de heer Dirk de Kort tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over de ontsluiting en restauratie van circa 7000 muurkranten uit de Eerste Wereldoorlog
De voorzitter: Vooreerst wil ik iedereen mijn beste wensen voor het nieuwe jaar overmaken.
De heer de Kort heeft het woord.
De heer Dirk de Kort: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ook ik wens iedereen een gelukkig nieuwjaar toe, en ik hoop dat we onder uw deskundige leiding in een constructieve sfeer zullen kunnen samenwerken in de komende maanden.
Als antwoord op een vraag van de heer Verstreken heeft de minister-president begin december in de commissie voor Buitenlandse Aangelegenheden de stand van zaken geschetst in verband met de voorbereiding van het project 'Honderd Jaar Groote Oorlog'. In 2014 vieren we de honderdste verjaardag van het begin van de Eerste Wereldoorlog. Het is duidelijk dat Vlaanderen uitermate veel belang hecht aan de herdenking van deze ingrijpende gebeurtenis. Er zullen dan ook heel wat inspanningen worden geleverd en tal van initiatieven op touw worden gezet.
Duurzame herinnering in al zijn facetten, wetenschappelijk onderzoek en sensibilisering zullen hierbij zeker de nodige aandacht krijgen. Om grote tentoonstellingen en andere waardevolle herdenkingsvormen te kunnen opzetten, moet al het erfgoed daterend uit die periode - boeken, foto's, films, dagboeken enzovoort - ter beschikking kunnen worden gesteld van de organisatoren. Een zo groot mogelijke ontsluiting is dan ook noodzakelijk.
Tot dat waardevolle erfgoed behoren ongetwijfeld ook de ongeveer 7000 muurkranten of affiches uit de Eerste Wereldoorlog die in het Rijksarchief in Brussel deels liggen te verkruimelen. Deze affiches, in de oorlogsjaren zelf het belangrijkste communicatiemiddel, zij het in één richting tussen de Duitse bezetter en de bevolking, bieden een concrete kijk op het dagelijkse leven tussen 1914 en 1918. Ze tonen de strijd om te overleven en de mechanismen van oorlogsvoering. Het gaat om muurkranten van zowat alle Belgische gemeenten.
Die collectie van 7000 muurkranten uit de Eerste Wereldoorlog bevindt zich in de kelders onder de Koninklijke Bibliotheek Albertina op min zeven, in een ruimte waarvan de temperatuur en vochtigheid worden geregeld door apparatuur die dateert van eind de jaren zestig. Over de brandveiligheid in deze ruimten zijn in het verleden ook al heel wat vragen gerezen.
De collectie muurkranten is zo goed als niet ontsloten voor onderzoek en al helemaal niet voor het grote publiek. De affiches liggen opgerold in bruin inpakpapier, en op elkaar gestapeld. Door de druk op de onderste rollen beginnen de randen te rafelen en te verkruimelen. De bundels uitpakken is bijna onmogelijk zonder beschadiging. Ze zouden kunnen breken. Het Rijksarchief heeft een eigen restauratieatelier, maar niet de nodige middelen om een nieuwe drager te vinden voor de beschadigde affiches.
Het opzetten van een degelijke tentoonstelling ter gelegenheid van de herdenking van het begin van de Eerste Wereldoorlog in 2014 vereist toch al gauw enkele jaren voorbereiding. Het is met andere woorden het ideale moment om deze waardevolle collectie te ontsluiten.
Mijnheer de minister, welke mogelijkheden ziet u om de collectie van 7000 muurkranten mits restauratie te ontsluiten in het kader van de herdenking van de honderdste verjaardag van de Eerste Wereldoorlog? Hoe kan Vlaanderen concreet bijdragen tot die conservatie, restauratie en ontsluiting? Er zijn eventueel nog andere federale biculturele instellingen naast het Rijksarchief in Brussel die beschikken over waardevol erfgoed uit de Eerste Wereldoorlog. Welke vormen van samenwerking tussen deze instellingen en de Vlaamse Gemeenschap zijn er mogelijk? Hoe gebeurt het overleg op dat vlak en welke timing wordt hierbij gehanteerd?
De voorzitter: Minister Anciaux heeft het woord.
Minister Bert Anciaux: Mijnheer de voorzitter, collega's, op mijn beurt wens ik iedereen het allerbeste voor een vredevol en gelukkig 2009.
De muurkranten en affiches van het Rijksarchief zijn inderdaad een bijzondere collectie en ze verdienen een beter lot dan hetgeen hen nu beschoren is. De alarmkreet die het Rijksarchief hier recent zelf over sloeg, liet aan duidelijkheid niets te wensen over. Als Vlaams minister van Cultuur ben ik evenwel op generlei wijze bevoegd voor het Rijksarchief. Deze instelling is immers opgenomen in de lijst van federale wetenschappelijke en culturele instellingen. En de bevoegdheidsverdeling binnen het federale bestel impliceert dat de overheid die over een bepaalde bevoegdheid beschikt, die bevoegdheid ook financiert. In dit geval is dat dus de federale overheid.
Ik kreeg bovendien van het Rijksarchief nog geen enkele vraag tot ondersteuning van zijn werking, laat staan voor de ontsluiting en restauratie van de 7000 muurkranten. Men houdt zich dus in deze zaak aan de bevoegdheidsverdeling binnen het federale bestel.
Dat wil evenwel niet zeggen dat er geen mogelijkheid is tot samenwerking. Deze samenwerking moet voor beide partijen een win-winsituatie bieden. Aangezien deze muurkranten het belangrijkste communicatiemiddel waren van de Duitse bezetter tijdens de Eerste Wereldoorlog en het gaat over muurkranten van zowat alle Belgische gemeenten, kan voor de ontsluiting van deze affiches worden samengewerkt met de lokale besturen en meer in het bijzonder met deze waarmee ik een cultureel-erfgoedconvenant heb gesloten.
Voor de 19 Brusselse gemeenten is met de Vlaamse Gemeenschapscommissie een convenant gesloten. Op deze manier kan ook een bijdrage tot de ontsluiting van de voor hen waardevolle en relevante muurkranten worden geleverd.
Daarnaast kan tevens een tijdelijke bruikleen aan door de Vlaamse overheid erkende musea, zoals het bij het landelijk niveau ingedeelde In Flanders Fields Museum, helpen de muurkranten te ontsluiten. Het is helemaal niet ongebruikelijk en zelfs bijzonder interessant dat restauratiekosten als tegenprestatie in dergelijke ruilovereenkomsten worden opgenomen. Het betreft hier evenwel een autonome beslissing van de bruikleennemer. In mijn ogen gaat het hier alvast om een perfecte mogelijkheid om een reddingsoperatie uit te voeren. Verschillende musea zouden deze affiches voor een bepaalde periode in bruikleen krijgen en zouden zich in ruil daarvoor medeverantwoordelijk verklaren voor de restauratiekosten. Dat moet dan wel over verschillende musea worden gespreid. Vele musea hebben in elk geval de mogelijkheden om tot dergelijke tussenkomsten over te gaan.
De internationale besognes in het kader van de herdenking van de honderdste verjaardag van de Eerste Wereldoorlog worden nu reeds door de minister-president gecoördineerd. Die verantwoordelijkheid is aan hem toegewezen. Wat de coördinatie betreft van de verschillende culturele en historische activiteiten met een landelijk belang die naar aanleiding van deze herdenking kunnen plaatsvinden, wacht ik momenteel op twee initiatieven.
Er moet een bottom-upinsteek voor de volgende Vlaamse Regering komen. Met betrekking tot het In Flanders Fields Museum is momenteel een werkgroep actief. Hierin zijn niet enkel de gemeenten van de Westhoek vertegenwoordigd. Ook steden als Leuven en het Waalse Dinant hebben hierin een vertegenwoordiging.
Daarnaast wachten we op een coördinatievoorstel dat de minister-president voor het voorjaar van 2009 heeft aangekondigd. De coördinatie van de culturele en toeristische activiteiten kan immers best na een inbreng van onderuit en in overleg met de ministers bevoegd voor de cultuur, het toerisme en het onroerend erfgoed gebeuren.
Vanzelfsprekend wordt ook best een parallel overleg met de andere federerende entiteiten van ons land opgestart. De federale overheid is, bijvoorbeeld, bevoegd voor het beheer en het onderhoud van een aantal militaire kerkhoven. De onderlinge coördinatie is in elk geval een van de punten op de agenda van het komend ambtelijk overleg tussen de diensten bevoegd voor het cultureel erfgoed en de diensten bevoegd voor het onroerend erfgoed. Het Vlaams Steunpunt voor Cultureel Erfgoed, Faro, zal de cultureel-erfgoedcellen op korte termijn samenroepen. Sommige cellen hebben immers al aangegeven de werkzaamheden in functie van de herdenkingen in 2014 geleidelijk aan te willen aanvatten. We willen deze cellen de juiste impulsen geven om het thema vanuit de invalshoek van het cultureel erfgoed te benaderen. Het kan in dit verband interessant zijn op verschillende bronnen te wijzen, zelfs al bevinden deze bronnen zich binnen federale instellingen.
De voorzitter: De heer de Kort heeft het woord.
De heer Dirk de Kort: Ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik zeg dit niet louter uit beleefdheid. Ik heb namelijk eerder getracht een gelijkaardige vraag om uitleg aan de minister-president te stellen. Volgens de minister is hij immers verantwoordelijk voor de coördinatie. Ik heb toen te horen gekregen dat mijn vraag om uitleg eigenlijk onontvankelijk zou zijn.
Minister Bert Anciaux: In mijn imperialistische visie op Vlaanderen is niets onontvankelijk. (Opmerkingen en gelach)
De heer Dirk de Kort: Op 4 mei 2006 heeft minister Crevits, die toen nog Vlaams volksvertegenwoordiger was, de minister trouwens ook een vraag gesteld over de Koninklijke Bibliotheek van België. De minister heeft toen een aantal ambities in verband met het overleg met de federale instellingen geschetst. Hij heeft er toen op gewezen dat er nog geen structureel overleg was, maar dat hij de ambitie en de verwachting had een gedeelte van deze instellingen effectief naar de gemeenschappen te kunnen overhevelen. De minister heeft toen ook een andere suggestie naar voren geschoven. Om dergelijke instellingen effectief te kunnen opsplitsen, zouden ze eigenlijk ook door de twee gemeenschappen moeten kunnen worden beheerd. Elke gemeenschap zou dan zijn verantwoordelijkheid voor de financiering vanuit de gemeenschappen moeten nemen. Ik vind dat een interessant denkspoor.
Op het einde van vorig jaar is een en ander veranderd. Misschien geldt dit ook op dit vlak. De bevoegdheid voor deze instellingen bevindt zich nu bij de premier. Dat zou bepaalde mogelijkheden tot overleg kunnen scheppen. Ik weet dat dit tot zijn bijzondere interessesfeer behoort.
Ook de suggestie om bruikleenovereenkomsten te gebruiken, vind ik zeer interessant. We zouden dan projectsubsidies kunnen uitkeren om de eventuele tussenkomsten te financieren. Dit moet zeker en vast verder worden onderzocht.
De voorzitter: Het incident is gesloten.