Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vergadering van 06/01/2009
Vraag om uitleg van de heer Piet De Bruyn tot mevrouw Veerle Heeren, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de preventie van zelfdoding, en meer bepaald het gesprek tussen de Vlaamse en federale overheid
De voorzitter: De heer De Bruyn heeft het woord.
De heer Piet De Bruyn: Mevrouw de minister, het zal u wellicht niet verbazen dat zelfdoding, en meer specifiek de preventie van zelfdoding, een onderwerp is dat door mezelf en andere collega´s met bijzondere aandacht wordt gevolgd. Het onderwerp komt regelmatig aan bod in deze commissie of in schriftelijke vragen.
Mijn vraag is vrij algemeen. In november 2008 werd in Zemst de Dag van de Nabestaanden gehouden, waarop onder anderen de heer Dehaene en ikzelf aanwezig waren. Uw voorganger, minister Vanackere, heeft er toen een zeer gewaardeerde toespraak gehouden. Daaruit bleek dat Vlaanderen heel goed beseft dat het nog steeds tot de trieste kopgroep behoort, zowel op het vlak van ideatie van suïcide als gelukte pogingen. Tegelijkertijd bracht hij daar de boodschap dat we actie ondernemen, initiatieven steunen en dat er de afgelopen jaren een steeds ruimer budget ter beschikking werd gesteld.
Hij verwees ook naar de zesde gezondheidsdoelstelling, die de ambitie om de suïcidecijfers in Vlaanderen naar omlaag te halen, zeer concreet vastlegde. Hij deelde mee dat de feitelijke doelstelling - de sterfte door zelfdoding bij mannen en vrouwen moet tegen 2010 verminderd zijn met acht percent ten opzichte van 2000 - ondertussen eigenlijk werd bereikt.
Dat wil niet zeggen dat we op onze lauweren kunnen rusten, integendeel, want 2000 was een triest piekjaar. In dat opzicht is de vooruitgang die we geboekt hebben ten opzichte van 2002 mooi meegenomen, maar we blijven bij de trieste koplopers van Europa. Suïcide blijft een groot maatschappelijk drama en een groot maatschappelijk probleem.
Zoals wel vaker in dit land, botsen we geregeld op de onduidelijke bevoegdheidsverdeling tussen het federale en het Vlaamse beleidsniveau. De minister verwees in zijn toespraak naar een aantal contacten die hij op dat ogenblik met minister Onkelinx en minister Vervotte had. Nu moet hij die gesprekken dus eigenlijk met zichzelf voeren. Het is een beetje ingewikkeld.
Mijn vraag is heel eenvoudig. Over welke contacten en welke precieze dossiers gaat het? Wat is de stand van zaken? Is er desgevallend een budgettaire impact voor Vlaanderen? Zijn er nog andere contacten, naast de contacten die er met de ministers Onkelinx en Vervotte waren?
De voorzitter: De heer Dehaene heeft het woord.
De heer Tom Dehaene: Ik zou me graag aansluiten bij de vraag van de heer De Bruyn. Ik wil ook benadrukken dat de tussenkomst van de minister op de Dag van de Nabestaanden in Zemst ten zeerste werd gewaardeerd.
Ik weet dat minister Vanackere intussen zijn actieplan met vijf belangrijke parameters heeft aangekondigd in het Leuvense, in aanwezigheid van een lid van de koninklijke familie. Ik zou de minister willen vragen om eens te herhalen wat er in het actieplan staat. Ik heb er alle begrip voor als dat vandaag niet kan. Ik denk dat het belangrijk is dat het voor alle lezers van dit verslag duidelijk zou zijn dat de minister en het kabinet zeer grote inspanningen doen en veel extra middelen vrijmaken, onder meer voor de Werkgroep Verder, die de Dag voor de Nabestaanden heeft georganiseerd.
De voorzitter: Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw Vera Jans: Ik wil ook de vraag onderschrijven. Ik heb het afgelopen jaar, onder andere in maart en in november, schriftelijke vragen gesteld over het interministerieel overleg. Ik vroeg in welke mate er het thema geestelijke gezondheidszorg aan bod komt. Het zou iedere keer wel aan bod gekomen zijn. Ik vind het goed dat het steeds deel uitmaakt van die vergaderingen, maar ik ben toch wel benieuwd naar de stand van zaken.
De heer Luc Martens: Mevrouw de minister, ik weet niet of ik de vraag van de heer Dehaene goed begrepen heb, maar het zou inderdaad interessant zijn om de tekst die de minister heeft uitgesproken op de studiedag in Leuven, aan de commissieleden te bezorgen. Men kan dan oordelen of men dat onderwerp dan voorwerp kan maken van een gesprek. Het is in elk geval op zijn minst een interessante basis voor een gesprek.
Ik was ook op de studiedag aanwezig. Wat me opgevallen is, zijn de vele initiatieven, maar ook de versnippering van de initiatieven. Ik ben nu bijzonder cynisch, maar als ik een suïcidale gedachte zou hebben, zou ze wellicht nog versterkt worden door mijn onmogelijkheid om het juiste nummer te vinden en te weten bij wie ik het beste terecht kan. Er zijn meerdere websites. Ik zeg dit als illustratie om aan te tonen dat er heel wat stof is voor een interessant gesprek, als we daar de komende maanden nog tijd voor zouden kunnen maken.
De voorzitter: Minister Heeren heeft het woord.
Minister Veerle Heeren: Ik draag deze thematiek een zeer warm hart toe - ook al klinkt dit bizar - omdat ik in een regio woon waar we geregeld geconfronteerd worden met zelfdoding. Dit heeft te maken met de twee grote psychiatrische centra in de regio. We worden geconfronteerd met ontzettend veel zelfdodingen, spijtig genoeg bijna altijd met de NMBS. Vrij recent was er nog het geval van een vrij gerenommeerde kok. Ik ken ook redelijk wat mensen die in de sector werken en voor wie het soms heel moeilijk is om daarmee om te gaan.
De adviseur van het kabinet heeft contact opgenomen met de federale minister om een overleg te plannen over dit thema. Dat vond plaats op 3 november 2008. Op dat overleg was de Vlaamse administratie aanwezig, maar ook de FOD Gezondheid (federale overheidsdienst), de raadgever geestelijke gezondheidszorg en de raadgever voor psychosociale preventie van minister Onkelinx.
Een belangrijke conclusie van dat overleg was dat er heel dringend werk moest worden gemaakt van het updaten van de Belgische cijfers van zelfdoding. In Vlaanderen beschikken we over goede cijfers. Maar op internationaal vlak wordt er gewerkt met nationale cijfers, en die hebben we niet. De cijfers zijn verouderd. Ze dateren van 1997. Daardoor kan men heel moeilijk een vergelijking maken met andere landen.
Een tweede belangrijk besluit is dat op het federale niveau mogelijkheden zullen worden gecreëerd om het Vlaams actieplan complementair te ondersteunen en aan te vullen, eerder dan eigen strategieën te ontwikkelen of een eigen actieplan te ontwikkelen. Met betrekking tot de strategieën die het uitlokken van zelfdoding moeten vermijden, kan worden gedacht aan maatregelen op het federale vlak die de beschikbaarheid van medicatie of wapens moeten verminderen of die ingrijpen op de beveiliging van infrastructuren. Ik denk daarbij aan bruggen en hoge gebouwen, maar ook aan de spoorwegen. Bij de NMBS werd het actieplan suïcidepreventie gestart. Dat gebeurde ten tijde van toenmalig federaal minister Vervotte, en het is nu de bevoegdheid van de vorige minister van Welzijn, de heer Vanackere.
Wat is in deze dossiers de stand van zaken, en hebben deze dossiers een budgettaire impact op Vlaanderen? In het kader van het actieplan suïcidepreventie bij de NMBS zal er, meer concreet, in februari worden samengewerkt met de campagne ´Fit in je hoofd - goed in je vel´. De NMBS heeft namelijk gemerkt dat het aantal suïcides op de sporen enorm stijgt. Zij zou graag een actie voeren in de stations. Het is natuurlijk evident dat een dergelijke actie niet al te confronterend mag zijn. Daarom werd ervoor gekozen om de campagne in februari te lanceren. Er zouden affiches komen en er zullen folders worden uitgedeeld in de stations in alle provincies en ook in onze hoofdstad Brussel. De locoregionale projecten, dat zijn samenwerkingsverbanden tussen de suïcidepreventiewerkers van de centra geestelijke gezondheidszorg (cgg), de overlegplatforms Geestelijke Gezondheidszorg en de LOGO´s (Lokaal Gezondheidsoverleg), zullen die stations bemannen en promotie voeren.
Mijn voorganger heeft met voormalig minister Vandeurzen contact gehad met betrekking tot het verband tussen internetgebruik en het aanzetten tot suïcide. Er werd gezocht naar de ontwikkeling van methodes om dit te voorkomen. Vandaag ligt een voorstel op tafel van het Centrum ter Preventie van Zelfdoding om in samenwerking met Netlog een tool aan te bieden om personen die op hun weblog signalen geven in verband met zelfmoordgedachten en -gedragingen op een heel subtiele manier het telefoonnummer en het webadres van de Zelfmoordlijn aan te bieden. Op die manier kunnen die jongeren zeer laagdrempelig worden doorverwezen naar aangepaste hulp.
De voorzitter: De heer De Bruyn heft het woord.
De heer Piet De Bruyn: Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoorden en ook voor de zorg die u uit dat u in de lijn van uw voorgangers, de heer Vanackere en daarvoor mevrouw Vervotte, suïcidepreventie zeer nauwgezet zult opvolgen en initiatieven daarbij zult ondersteunen.
Mijnheer de voorzitter, ik heb vrij veel begrip voor uw opmerkingen over versnippering. Ze zijn terecht. Het geldt ook voor veel andere sectoren van hulpverlening dat het niet altijd duidelijk is waar men het best het eerst aanklopt. Wij moeten daar meer duidelijkheid brengen. Wellicht kan hier een oplossing worden gevonden in het toekennen van een specifieke co?rdinerende opdracht aan een van de actoren die nu zeer goed werk verrichten op het veld. Een expertisecentrum dat tegelijk een co?rdinerende functie heeft om zoveel mogelijk overlappingen te voorkomen, lijkt mij een goede strategie. Maar dat valt buiten de discussie die we hier vandaag voeren.
Ik ben ook zeer tevreden, mevrouw de minister, dat u naar concrete initiatieven verwijst, onder meer naar het initiatief van het Centrum ter Preventie van Zelfdoding en de samenwerking met Netlog. Ik dacht dat u voor de ontwikkeling van dat initiatief een behoorlijk budget ter beschikking hebt gesteld. Ook ten aanzien van de samenwerking met de NMBS zijn de verwachtingen vanuit de sector vrij hoog omdat de onmiddellijke beschikbaarheid van middelen inderdaad het sterkste risicoverhogende aspect is wat betreft de grens tussen de gedachte aan zelfdoding en een poging tot zelfdoding. Het buitenland bewijst dat er mogelijkheden bestaan om bepaalde spoorwegovergangen of bruggen moeilijker bereikbaar te maken, of om op een andere manier ontradend op te treden. Dit initiatief verdient zeker alle steun.
Deze vraag zal zonder enige twijfel nog opvolging krijgen in deze commissie en uiteraard ook nog in de loop van de volgende legislatuur.
De voorzitter: Het incident is gesloten.