Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 08/01/2009
Vraag om uitleg van mevrouw Fientje Moerman tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de aanleg en het onderhoud van openbaar groen
De voorzitter: Mevrouw Moerman heeft het woord.
Mevrouw Fientje Moerman: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, deze vraag om uitleg is de opvolging van een eerder gestelde schriftelijke vraag. We trachten de regels wat te respecteren, dus als men informatie wil over bepaalde zaken, stelt men een schriftelijke vraag.
Ik heb ook het antwoord gekregen van uw administratie. Daaruit blijkt dat de jaarlijkse frequentie van het onderhoud van wegen, groen of bermen wordt geregeld door het Bermbesluit. Voorts stelt u dat de hoogstammige lijnbomen langs gewestwegen, die ten gevolge van ziekte, aanrijding of andere oorzaken afsterven, op termijn worden geveld en vervangen door gegroepeerde heraanplanting van hoogstambomen.
Uit het antwoord bleek ook dat het procentueel aandeel van de uitgaven voor onderhoud van het openbaar groen ongeveer 20 percent bedraagt van de totale uitgaven voor onderhoud aan de gewestwegen. Als men kijkt naar het investeringsbudget voor de gewestwegen, spreken we over 0,3 percent voor de aanleg van openbaar groen langs gewestwegen. Als we dat in absolute cijfers vertalen, zou dat voor 2008 22,250 miljoen euro zijn geweest.
Ik vond het interessant om eens te weten hoe dat in andere landen werkt en of men daar een vergelijking mee had gemaakt. Ik denk dat men vandaag steeds meer best practices gebruikt. Het is eigenlijk moeilijk om uit dergelijke gegevens iets af te leiden zonder te weten hoe het elders zit. De administratie heeft me sec geantwoord dat er geen cijfers zijn van buurlanden, omdat die anders werken en het vergelijken van budgetten zo goed als onmogelijk is. Maar dat is niet antwoorden. In het antwoord van de administratie specificeert men niet wat die andere wijze dan wel is, waarop men in buurlanden of andere gewesten te werk gaat. Maar men weet wel dat er een andere wijze is die alle vergelijkingen onmogelijk maakt.
Ik vond dat een beetje raar. Mevrouw de minister, als er geen vergelijking mogelijk is, is dat dan omdat men geen belang hecht aan uitwisseling van best practices? Wat zal in de toekomst gebeuren om het beleid inzake onderhoud en aanleg van openbaar groen langs gewestwegen in Vlaanderen toch eens te toetsen in een vergelijkende studie, om het zodoende te kunnen optimaliseren?
Uit het antwoord bleek wel duidelijk dat men openbaar groen enkel gegroepeerd en op termijn vervangt. Dat doet me pijn. Ik weet dat we hier niet mogen spreken over individuele gevallen, maar ik ben ook maar een gewone burger zoals alle andere. We rijden met honderden, misschien met duizenden, elke dag langs de N43, waarvan het deel van Gent tot halverwege Deinze al een hele tijd geleden is heraangelegd. De weg werd toen plechtig ingehuldigd door de heer Eddy Baldewijns, die in illo tempore nog minister van Openbare Werken was. Hij heeft de weg niet heraangelegd, maar mocht wel het lintje doorknippen.
Dat is dus al een hele tijd geleden, en jaar na jaar degradeerde de N43 opnieuw, tot op een punt dat het openbaar groen eigenlijk een stort was geworden. Dus grote vreugde toen anderhalf jaar geleden een complete heraanleg gebeurde van het openbaar groen langs die N43. Alle bomen werden vervangen en alles werd netjes heraangelegd.
Wat zien we nu, anderhalf jaar later? Trucks rijden de bermen kapot en er zijn mensen die het nalaten om 20 meter om te rijden en over de bermen de boompjes kapotrijden. Het onderhoud van het groen gebeurt met grote tractors, die ook de boompjes kapotrijden. Zo is een nieuw aangeplant boompje, nummer vijf in de rij vanaf de rotonde in Sint-Denijs-Westrem, aangereden en staat het scheef. Ik sta daar nu al een jaar op te kijken en dat boompje weigert dood te gaan. Ik denk dat het wacht op de volgende gegroepeerde en op termijn geplande heraanleg van de N43.
Mevrouw de minister, veel mensen zijn wel bereid om belastingen te betalen om te investeren in de aanleg van een aantal zaken. Maar wat een mens echt kwaad maakt, is dat al dat geld wordt geïnvesteerd om er iets van te maken, en dat wat dan kapot raakt, niet wordt hersteld. Quasi de dag dat de weg wordt heraangelegd, begint die al terug te vervallen, omdat men pas om de tien of twaalf jaar overgaat tot vervanging. Ik moet nog zeggen dat de boompjes met een omtrek van drie centimeter waren uitverkocht, dus men heeft er waarschijnlijk van vier centimeter omtrek moeten nemen. Maar ik ben een beetje cynisch.
Mevrouw de minister, is het niet mogelijk om die vervanging te doen op kortere termijn dan om de tien tot twaalf jaar, zodat het verval minder groot is en de burger ook iets meer tevreden? Kunt u de administratie de opdracht geven om eens te kijken wat elders de best practices zijn, zowel inzake de manier van onderhoud, als inzake de geïnvesteerde bedragen?
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik ken zelf een aantal concrete gevallen met betrekking tot de vervanging van hoogstammige bomen. Het probleem is dat al die hoogstammige bomen verdwenen moeten zijn, vooraleer men ze vervangt. Het antwoord van uw diensten luidt dat je tussen drie hoogstammige bomen geen nieuwe boom kunt planten, omdat die bijvoorbeeld scheef zou groeien.
Ik heb ook kennis genomen van het antwoord op de vraag van mevrouw Moerman, waarin gesteld wordt dat het groenonderhoud 22 miljoen euro kost. Ik heb in schriftelijke vragen zelf al een aantal suggesties gedaan. Waarom worden bijvoorbeeld bermen langs autosnelwegen niet volledig vol geplant? Elke jaar moeten tractoren daar allerlei onmogelijke manoeuvres uitvoeren, terwijl het veel beter zou zijn om die bermen gewoon dicht te planten. Er zijn daar voldoende argumenten voor te vinden, ik denk bijvoorbeeld aan de CO2-problematiek.
Ik verwijs ook even naar het stuk van de E313 vanaf de grens met Wallonië over het grondgebied van Riemst en Diepenbeek. Daar heeft men voor 250.000 euro al het groen op de middenberm weggekapt. Dat begrijp ik niet. Wat is eigenlijk de filosofie van Openbare Werken inzake bijkomende aanplanting en onderhoud? Ik heb de indruk dat het er vooral om gaat een aantal groenonderhoudsfirma´s zo veel mogelijk werk te verschaffen. Ik vind dat het departement andere objectieven zou moeten hebben.
De heer Patrick Lachaert: Als voormalig schepen van Openbare Werken wil ik mij ook even aansluiten bij deze vraag. De oude manier van werken is dat men om de tien à vijftien jaar alles vernieuwt. Vroeger deden heel veel openbare besturen dat op die manier. Men wachtte tot de boom tot op het dak groeide, en vervolgens brak men het dak af en legde men een nieuw dak, in plaats van meteen het scheutje weg te nemen.
De nieuwe, juiste manier van werken is dat men het aangeplante groen onderhoudt. Op termijn komt dat een pak goedkoper uit dan slechts om de tien à vijftien jaar te vernieuwen.
Ook wat het betreft de aanleg van groen zijn er andere manieren mogelijk. Volgens de oude manier van aanleggen plantte men een boom, en daarrond had je de woestijn. Men plantte een boom, en moest vervolgens het hele jaar onkruid verdelgen. Vandaag zijn er wijzen van aanplanten waarbij je geen onkruid meer moet verdelgen. Er bestaat zoiets als bodembedekkers, wat bijvoorbeeld ook in een tuin erg gemakkelijk is. Je hoeft nauwelijks nog onkruid uit te trekken.
Ik wil twee zaken voorstellen. Ten eerste zou men het aangeplante groen structureel moeten onderhouden. Op termijn is dat goedkoper. Ten tweede moet men wat jonge mensen aannemen die weten wat een bodembedekker is en dergelijke meer. Groen aanplanten is meer dan alleen een hoge boom aan een stok planten met voor de rest alleen gras en onkruid.
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Mijnheer de voorzitter, ik heb ook het geluk gehad om zes jaar lang schepen van Openbaar Groen te zijn. Veel van wat ik hier vandaag gehoord heb, zijn bedenkingen die ik zelf ook al gemaakt heb in het voorbije anderhalf jaar.
We moeten twee zaken onderscheiden. Eerst en vooral heb je het beheer van bomen en bomenrijen. Wanneer een oudere boom sneuvelt, is het inderdaad niet zo evident om jonge boompjes in de plaats te zetten. Het probleem is namelijk dat die jonge bomen te weinig licht krijgen en dergelijke meer. In een relatief jonge, recent aangeplante bomenrij worden individuele bomen die geveld werden, wel vrij snel vervangen door nieuwe aanplanten. Er is dus een onderscheid tussen de oudere en de jongere rijen.
Er is inderdaad een enorme evolutie aan de gang wat betreft het onderhoud en het beheer van openbaar groen, al is die evolutie nog verre van voltooid. Enerzijds heb je de parken en de plantsoenen, waar we zien dat er al heel wat inspanningen worden geleverd. Anderzijds heb je de talrijke bermen langs gewestwegen en autosnelwegen. De heer Peumans verwees ook al naar de tussenzones tussen de twee rijwegen van een autosnelweg. We komen daar uit een situatie waarbij men van alles plantte dat als hakhout bestempeld werd en dat om de vijf jaar volledig weggekapt werd. We zien nu een evolutie om die bermen ecologisch te gaan beheren. Er zijn al enkele voorbeelden van bermen die goed en mooi beheerd worden.
Wat de aanplant betreft, worden we geconfronteerd met de verplichting om steeds minder pesticiden te gebruiken. Eind december is binnen de Vlaamse Regering het besluit goedgekeurd met betrekking tot de pesticidentoets, die ik een tijdje geleden al had aangekondigd. Het komt erop neer dat je, als je een groene zone omvormt en heraanplant - en dat kan dus ook een berm of een tussenzone tussen twee autosnelwegen zijn - de pesticidentoets uitvoert. Die toets houdt in dat je op zo´n manier aanplant dat je een pesticidenvrij natuurlijk beheer kunt garanderen. Dat betekent bijvoorbeeld dat je geen boompjes meer plant zonder daar iets omheen te planten. Naakte grond is immers het slechtste wat je kunt hebben, alleen al inzake onderhoud, omdat je daar een pak pesticiden moet op aanbrengen.
Dat besef sijpelt mondjesmaat binnen in onze administratie. Het heeft minder te maken met de leeftijd van de mensen die ermee bezig zijn dan wel met de focus die erop gelegd wordt. Ik ben me volkomen van het probleem bewust. Daarom start heel binnenkort een cursus natuurtechnische milieubouw. Dat is een cursus voor alle ambtenaren van de administratie, ook voor de administratie Openbare Werken. Ik verwacht daar heel wat van. Op die manier kunnen inzichten worden verschaft in de nieuwe manier waarop met het openbare groen kan worden omgegaan. Het lijkt me dan ook een must dat die cursus niet alleen wordt gevolgd door groenarbeiders maar ook door de mensen die werken op de diensten Openbare Werken met inrichtingen en aanplantingen.
Er zijn veel groene zones waarvan het onderhoud wordt uitbesteed aan aannemers. Ik maak even de vergelijking met Nederland. In Nederland houden heel wat contracten resultaatsverbintenissen in. Men moet een bepaald resultaat afleveren. Wij leggen tot op vandaag in onze bestekken nog altijd middelenverbintenissen op. In onze bestekken staat bijvoorbeeld hoe vaak het afval moet worden weggehaald, hoe vaak het gras moet worden gemaaid, hoe vaak het groen moet worden gesnoeid. Met die middelenverbintenissen worden een aantal zaken opgelegd maar krijgt de aannemer niet de vrijheid om een bepaald resultaat te halen. Dat wordt wel gevraagd, ook in de aannemerswereld, maar het blijft moeilijk. Een resultaat moet immers afgetoetst kunnen worden.
De vraag die ook binnen onze administratie leeft, is of er geen switch kan worden gemaakt naar een resultaatsverbintenis. Dat onderzoek is momenteel aan de gang. Onze groendiensten zijn in volle ontwikkeling. Ook binnen onze eigen natuur- en milieudiensten is er heel wat onderzoek bezig. Het is belangrijk dat de resultaten van dat onderzoek kunnen doorsijpelen naar de diensten Openbare Werken. Ik verwijs naar de cursus waar ik het eerder over had.
Mevrouw Moerman, het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) werkt mee aan verschillende Europese en internationale samenwerkingsprogramma´s. Zo neemt AWV deel aan het Partnerprogramma Infrastructuur Management (PIM). Dat programma loopt samen met het Verenigd Koninkrijk en Nederland. In de overeenkomst staat dat er interessevelden worden afgetoetst. Een van die velden is het ´road transportation planning and the environment´. In die groep zitten niet alleen overheden maar ook studiebureaus en aannemers. Er worden ervaringen uitgewisseld over best practices voor concrete projecten en specifieke problemen zoals groenaanleg en -onderhoud.
Een aantal jaren geleden werden de onderhoudsbudgetten van AWV en Rijkswaterstaat in Nederland naast elkaar gelegd. Daaruit bleek dat het vergelijken van de algemene budgetten en de procentuele aandelen ervan niet mogelijk was door de verschillende werkwijzen. In Nederland wordt er al een tijd gewerkt met resultaatscontracten. In Vlaanderen werken we met middelencontracten waarbij de aannemers een totaalprijs opgeven voor de gevraagde prestaties. Deze Vlaamse werkwijze is gegroeid vanuit de wetgeving op de overheidsopdrachten.
Een concreet resultaat van het overleg met Nederland heeft onder meer geleid tot het herbekijken van de wijze van aanbesteding van onderhoudscontracten en het implementeren van geïntegreerde onderhoudscontacten in vijf pilootdistricten. Het gaat om de districten Vosselaar in Antwerpen, Tongeren in Limburg, Bertem in Vlaams-Brabant, Aalst in Oost-Vlaanderen en Pittem in West-Vlaanderen. Het is de bedoeling om via deze pilootprojecten te evolueren van middelencontracten naar resultaatscontracten. We wachten de resultaten van deze projecten af.
De voorzitter: Mevrouw Moerman heeft het woord.
Mevrouw Fientje Moerman: Mevrouw de minister, u weet meer dan uw administratie. Uw administratie beweert van niets te weten. U geeft echter de correcte uitleg van wat er allemaal is gebeurd. Ik dank u daarvoor.
Het verheugt me dat er wordt gepraat met andere landen en gewesten over een optimale aanpak van dit onderwerp. Een resultaatsverbintenis lijkt me inderdaad beter dan een middelenverbintenis.
Wat het verhaal van de oude en jonge bomen betreft, dat gaat natuurlijk niet op voor uitsluitend jonge bomen. Wanneer dan toch zoveel geld wordt uitgegeven voor een volledige heraanleg, kan eventuele schade dan niet ad hoc worden opgelost? Bovendien is dat goedkoper. Sommige bomen hebben in de zomer meer bladeren onderaan dan in de kruin omdat ze onderaan niet worden gesnoeid. Dat neemt een deel van de krachten van die boom weg waardoor die veel sneller kapot gaat. Wanneer dan toch zoveel geld wordt uitgegeven voor groenaanleg, moet er via de bestekken voor gezorgd worden dat het aangeplante groen levenskansen krijgt.
Wat de grond betreft, dat heeft men op de N43 heel eenvoudig opgelost. Tussen de bomen in de middenberm is geen gras aangeplant. Dat was ook niet nodig omdat er mooi onkruid stond. Er is een goed contract afgesloten met een aannemer. Driemaal per jaar komt die aannemer het onkruid maaien. Daardoor heeft men daar een groenachtig uitziende substantie in de middenberm.
De voorzitter: Dat heet een ecologische berm.
Mevrouw Fientje Moerman: Ook de PET-flessen, de bierblikken en al het ander afval worden door de aannemer verhakseld.
Mevrouw de voorzitter, op de N43 is er één boom die niet kapot te krijgen is. Die boom wordt door een privé-initiatief gefinancierd. Mijn dochter noemt de N43 de mannenbaan. Zowat alle automerken worden er verdeeld. Er zijn ook heel wat goede en minder goede restaurants, en tal van klerenwinkels. Tussen al die activiteiten door staan de historische horecazaken van de N43, met name de bordelen. Een van de zaken heeft een knalrode verlichte palmboom aangeplant op de openbare weg. Die boom vraagt geen onderhoud en blinkt altijd even mooi.
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mevrouw de minister, is het mogelijk om schriftelijk wat meer informatie te krijgen over die resultaatsverbintenissen van het district Tongeren? Daar zitten wellicht heel wat mogelijkheden in. Het feit dat men een aantal proefprojecten zal opstarten, impliceert dat men zal afstappen van het systeem van automatische piloot. Het zijn immers altijd dezelfde groenaannemers die op dezelfde plaatsen werken. Ik vind dat we van dat systeem moeten afstappen.
Minister Hilde Crevits: Mijnheer Peumans, ik zal het nodige doen. Ik zal nagaan welke informatie ik over deze pilootaanbestedingen kan vinden. De contracten lopen nog op dit ogenblik.
De voorzitter: Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts: Mevrouw de minister, we weten dat een ommekeer in de aanpak van het openbaar groen niet van vandaag op morgen gerealiseerd kan worden. U hebt aangekondigd dat er een cursus zal worden georganiseerd voor ambtenaren van het groenbeheer en van Openbare Werken. Ik wil u erop wijzen dat het in elke gemeente belangrijk is dat die ommekeer groeit. Het zou dan ook interessant kunnen zijn om die opleidingen aan te bieden aan de gemeenten. Zij steunen nogal eens op de Vereniging Voor Openbaar Groen (VVOG). De VVOG is een zeer boeiende en interessante partner voor de gemeenten om hen daarbij te begeleiden. Het is belangrijk dat de informatie over de resultaatsverbintenis ook op het lagere niveau doordringt.
De voorzitter: Mevrouw de minister, kent u het verschil tussen een ecologische berm met een plakkaat en een zonder? In het eerste geval gaat het om een ecologische berm waar het onkruid gezaaid wordt. In het andere geval zaait het zichzelf.
Minister Hilde Crevits: Mevrouw Rombouts, het is heel relevant wat u zegt. Ik heb een aantal ambtenaren een cursus laten volgen bij de VVOG. Wanneer het echter gaat over het onderhoud en de heraanleg van openbaar groen, komen we vaak in conflictsituaties terecht. Wanneer het gaat over pesticidenvrij onderhoud van openbaar groen, is er de vraag om zo veel mogelijk te werken met niet waterdoorlatende materialen. Vanuit de afdeling Water komen er instructies om juist zo veel mogelijk waterdoorlatende materialen te gebruiken bij de aanleg van bijvoorbeeld een parking. Op die manier kan het water op een natuurlijke wijze in de bodem dringen.
Er zijn heel wat evoluties om soms moeilijke zaken met elkaar te verzoenen. De VVOG verricht bijzonder waardevol werk. Ook andere verenigingen bieden cursussen aan aan gemeentelijk personeel. Gemeenten maken daar ook steeds meer gebruik van.
De pesticidentoets zal er in elk geval voor zorgen dat elke gemeente verplicht wordt om bij de omvorming van een stukje openbaar domein die toets te doen. Ik verwijs nu naar gemeenten, maar ik kan evengoed naar het Vlaamse Gewest verwijzen. Als groene zones hervormd worden, wordt er vandaag nog iets te weinig aandacht besteed aan het pesticidenvrije onderhoud. Dat heeft tot gevolg dat je meer met bodembewerkers en dergelijke moet werken. Rotondes worden steeds vaker aangelegd met bodembedekkers in plaats van rozenstruiken omdat er minder werk aan is.
Er zijn evoluties, maar we moeten nog wat geduld hebben tot we het propere, uniforme resultaat ervan zullen zien. In de samenwerkingsovereenkomst Leefmilieu is ook een mogelijkheid voorzien om daarover specifiek ondersteuning aan te vragen, voor de gemeenten die investeren in herinrichting en het ecologisch beheer van bermen en dergelijke.
De voorzitter: Het incident is gesloten.