Commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie Vergadering van 11/12/2008
Vraag om uitleg van de heer Hans Schoofs tot de heer Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over de sensibiliseringscampagne van Klasse rond pesten en cyberpesten
De voorzitter: De heer Schoofs heeft het woord.
De heer Hans Schoofs: Het onderwijsblad Klasse kondigt een grootscheepse sensibiliseringscampagne omtrent pesten op school aan. Aangezien het probleem nog te gemakkelijk wordt onderschat, is deze inspanning zeker op haar plaats. Drie tot acht percent van de kinderen zou worden gepest. Een recente Amerikaanse studie zou via hersenonderzoek hebben geconstateerd dat intensief en langdurig pestgedrag hetzelfde psychische effect heeft als oorlogsgeweld of seksueel misbruik.
Uit het vorige jaarverslag van het Kinderrechtencommissariaat blijkt dat er nog steeds klachten zijn over onoordeelkundig optreden van scholen, over het minimaliseren van het probleem en het leggen van de verantwoordelijkheid bij de gepeste leerling. Meestal verlaat de gepeste leerling uiteindelijk de school, wat zeker niet de beste oplossing is. In het jaar 2006-2007 pleegde één leerling zelfs zelfmoord omwille van pestgedrag.
In het jaarverslag wordt ook verwezen naar het cyberpesten. Via onlinegames, maar evenzeer via msn, sms en e-mail wordt het pestgedrag buiten de schoolmuren gewoon voortgezet. Vaak beschouwen scholen dit niet als hun probleem, want het gebeurt buiten de uren en buiten de muren. Dit is dan weer in tegenspraak met de aanpak van drugsfeiten, die vaak wel worden bestraft en een algemene aanpak kennen.
Er wordt aangedrongen op een omvattende aanpak op school, op alle echelons, met leerkrachten, leerlingen, ouders en leerlingenbegeleiders. Dit is een logische eerste stap. Maar het probleem doet zich zeker niet alleen op school voor. De aanpak moet meer integraal worden.
Aangezien duidelijk is dat detectie een ernstig probleem blijft en dat de gevolgen zeer groot kunnen zijn als er niet tijdig wordt ingegrepen, zijn extra inspanningen nodig.
Mijnheer de minister, moeten er niet meer middelen worden ingezet om dit probleem aan te pakken? Is er geen nood aan doorgedreven onderzoek naar concrete oplossingen voor pesten en cyberpesten?
In hoeverre zijn de belangrijkste sleutel- en vertrouwenspersonen bij de jongeren vertrouwd met het fenomeen en met concrete goede praktijken? Het betreft in deze niet enkel leerkrachten, maar ook onder meer begeleiders binnen jeugd- of sportbewegingen.
Moet er geen overleg met andere bevoegde ministers worden gestart om het probleem ook buiten de schoolmuren aan te pakken? Is er geen nood aan een antipestplan, naar analogie met het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie?
De voorzitter: Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn: Ik wil graag verwijzen naar een rapport van het - toen nog - viWTA (Vlaams Instituut voor Wetenschappelijk en Technologisch Aspectenonderzoek) van een tweetal jaar geleden over cyberpesten dat in opdracht van ons werd gemaakt en geleid heeft tot een hoorzitting, zowel in deze commissie als in de commissie voor Cultuur. Daar is geen motie of resolutie op gevolgd, maar misschien hebt u wel aanbevelingen overgenomen. Zo ja, wat houden die in?
De voorzitter: De heer De Cock heeft het woord.
De heer Dirk De Cock: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dit is een zeer belangrijk onderwerp. Ik heb eveneens vernomen dat pesten nu steeds meer digitaal gebeurt. We hebben daar al heel wat rond gewerkt.
Misschien moeten we tot enige besluitvorming komen met een resolutie bijvoorbeeld. Dit is een maatschappelijk probleem. Ouders hebben niet altijd een accuraat antwoord. Ze werden minder met die outillage geconfronteerd en zijn er minder mee vertrouwd. Dit moet onze aandacht wegdragen.
De voorzitter: De heer De Bruyn heeft het woord.
De heer Piet De Bruyn: Deze bekommernis is terecht en begrijpelijk. We kennen allemaal pijnlijke voorbeelden van faliekant cyberpestgedrag. De heer Schoofs verwees zelfs naar een suïcide. Dat is natuurlijk een complexe zaak, maar de uitlokkende factor was pestgedrag.
Aan de andere kant bestaan er reeds veel initiatieven in het onderwijs. Dat weet ik uit ervaring. Soms zijn ze kleinschalig, soms zeer goed geïntegreerd in verscheidene scholen, soms grootschalig. Met veel goede bedoelingen komt men al een eind ver. Ze zijn niet altijd even doeltreffend omdat ze soms geïsoleerd worden aangeboden.
In dat opzicht denk ik dat een aantal richtlijnen of handvatten voor scholen, groepen of organisaties die daaromtrent willen werken, zeer aangewezen zijn. Ik hoor de algemene bekommernis bij de collega's. Het idee, zoals de heer De Cock suggereert, om daar via een resolutie aandacht voor te vragen, ben ik zeker genegen.
De voorzitter: Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke: De sensibiliseringscampagne van Klasse, waar de vraag sterk naar verwees, is maar een van de vele middelen die worden ingezet om pesten op scholen tegen te gaan. Er zijn verschillende maatregelen om directies en leerkrachten aan te moedigen werk te maken van een warm schoolklimaat. In eerder gestelde vragen over pesten ging ik daar al uitvoerig op in.
Ik som ze nog even puntsgewijs op: heel wat organisaties zoals Mikpunt, Pax Christi, Jeugd & Vrede, centra voor geestelijke gezondheidszorg en centra voor algemeen welzijnswerk, maar ook provinciale diensten, bijvoorbeeld het Provinciaal Educatief Centrum van Vlaams-Brabant, ondersteunen de scholen met het geven van vorming, het opzetten van projecten, het uitlenen van didactisch materiaal en het kiezen van een meest geschikte strategie. Een voorbeeld van een strategie die men aanbeveelt is de no-blamemethode of het werken met vertrouwensleerlingen.
Een ander initiatief komt van Het Vlaams Netwerk Kies Kleur tegen Pesten. Het netwerk verzamelt goedepraktijkvoorbeelden en sensibiliseert de scholen om pesten een halt toe te roepen. Jaarlijks reikt het netwerk de Pesten-kan-niet-prijs uit. Dat initiatief draag ik een warm hart toe en het wordt ook jaarlijks ondersteund.
Er is tevens het Steunpunt Ongewenst gedrag op school van de vzw Limits, dat wordt gesubsidieerd voor het behandelen van meldingen en klachten van pesten. Samen met de vzw Limits werkte het Ministerie van Onderwijs en Vorming aan een beleidsplan met de bedoeling om de scholen te ondersteunen bij de toepassing van de federale wet van 11 juni 2002 over welzijn op het werk. Het beleidsplan bevat zowel een preventieplan als een interventieplan voor zowel leerlingen als schoolpersoneel. Het plan werd aan iedere school bezorgd en zal tegen het einde van het schooljaar 2008-2009 geactualiseerd worden.
Tot voor kort stond ik ook detacheringen toe aan het Project Verbondenheid van de K.U.Leuven. De medewerkers van het Project Verbondenheid zorgden voor de vertaling van de VISTA-modules (Violence In Schools Training Action). Het is een pakket dat werd uitgeschreven door een internationale onderzoeksgroep. Het uitgangspunt van dat pakket is de 'whole school approach', een omvattende, integrale benadering van geweld op school, met een sterke klemtoon op preventie. De vertaling van de VISTA-modules is er al, maar ze wordt nu ook verwerkt in een publicatie die in het voorjaar op de conferentiedag voor pesten op school zal worden voorgesteld. De publicatie zal via de website van het Ministerie van Onderwijs aan alle scholen ter beschikking worden gesteld.
In oktober 2007 is er uitvoerig campagne gevoerd over cyberpesten. Scholen kregen een informatiebrochure en cd-rom over veilig ICT-gebruik. Met dat initiatief wou ik scholen ondersteunen in hun opdracht om leerlingen veilig met ICT te leren omgaan. Gekoppeld aan de campagne werd aan leraren ook de mogelijkheid geboden om nascholing over veilig ICT-gebruik te volgen.
Naast de daadwerkelijke ondersteuning van de scholen werd er ook werk gemaakt van wijzigingen in de lerarenopleiding zodat leerkrachten basiscompetenties verwerven rond bijvoorbeeld het omgaan met storend gedrag in de klas, het omgaan met kinderen in sociaalemotionele probleemsituaties en met kinderen met gedragsmoeilijkheden. Verder zijn er nog de vakoverschrijdende eindtermen sociale vaardigheden, gezondheidseducatie en opvoeden tot burgerzin. Die zeggen dat de kinderen en jongeren moeten leren omgaan met geweld en dat ze sociaal vaardig moeten worden om geweld te voorkomen.
Er is ook de databank 'Beter omgaan met verdriet en angst bij kinderen' te vinden op http://www.ond.vlaanderen.be/weerbaar/. Via deze databank wordt aan leerkrachten, ouders, CLB- medewerkers, zorgcoördinatoren en alle teamleden op school materiaal, methodieken en achtergrondinformatie aangeboden om kinderen en jongeren te leren omgaan met gevoelens van verdriet, angst en onmacht, gevoelens van te grote afhankelijkheid bij verliefdheid en liefde, geweld, seksuele intimidatie, ongewenste intimiteiten, machtsmisbruik, groepsdruk en partnerdruk enzovoort.
Het Ministerie van Onderwijs en Vorming is partner in het internationale OESO-project International Network on School Bullying and Violence. De bijeenkomsten van dat internationaal netwerk vormen een platform voor ervaringsuitwisseling en de deelnemende landen leren er van elkaar welke programma's en welke methodes wel en niet effectief zijn.
U merkt dat het lijstje van maatregelen die worden genomen om pesten en daaraan verbonden fenomenen tegen te gaan, lang wordt. U merkt ook dat op allerlei manieren op regelmatige tijdstippen aandacht aan het onderwerp wordt besteed. Deze maatregelen zijn niet altijd zichtbaar voor het grote publiek en worden in de pers ook niet altijd beschreven. Ik vind in ieder geval dat het nodig is om pesten uit het onderwijs te bannen. Dat vraagt om mentaliteitswijzigingen. Mentaliteitswijzigingen komen echter maar tot stand als er voortdurend en vanuit verschillende hoeken blijvend impulsen worden gegeven om te werken aan veilige en warme scholen, waar kinderen en leerkrachten graag vertoeven en optimale kansen krijgen om zich te ontplooien.
U vraagt of er geen nood is aan doorgedreven onderzoek naar concrete oplossingen voor pesten en cyberpesten? Ik betwijfel of onderzoek naar concrete oplossingen de meerwaarde zou opleveren. Er is al heel wat expertise voorhanden, het eerste deel van mijn antwoord handelde daarover. Er bestaan al heel wat programma's en methodes. Scholen kunnen zelf kiezen welk programma en welke methode zij verkiezen, rekening houdend met hun noden en behoeften.
Wellicht hebben de scholen meer aan het uitwisselen van goedepraktijkvoorbeelden. Dat is iets wat onder meer jaarlijks terugkomt in de Week tegen pesten, een initiatief van het Vlaams Netwerk Kies Kleur tegen Pesten.
Ik heb geen zicht op de vraag in hoeverre begeleiders binnen jeugd- en sportbewegingen vertrouwd zijn met het fenomeen van pesten en met concrete goede praktijken. Die vraag wordt beter voorgelegd aan mijn collega-minister Anciaux, bevoegd voor de jeugd en de sport.
Ik heb geen zicht op de problemen van pesten buiten de schoolmuren. Als men zou starten met overleg daarover, sta ik daar alleszins voor open. In het kader van het Vlaamse actieplan suïcidepreventie is er trouwens al overleg gestart met de Vlaamse minister bevoegd voor de volksgezondheid. We willen scholen vooral ondersteunen in het voeren van een geestelijk gezondheidsbeleid. Het tegengaan van pesten vormt daar een onderdeel van.
Collega's, ik ben tevreden dat u erkent dat het om een belangrijke problematiek gaat. Het is niet iets waar we licht over mogen gaan. Het is evenmin iets wat je regelt met alleen maar decreten en besluiten. Er is wel vooruitgang doordat we alle genoemde zaken nu inzetten, maar we zijn zeker nog niet waar we moeten zijn.
De voorzitter: De heer Schoofs heeft het woord.
De heer Hans Schoofs: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitvoerige antwoord. U geeft aan dat er heel wat in de 'pipeline' zit en dat er hard wordt gewerkt aan de sensibilisering.
Ik heb duidelijk gesteld dat het probleem een integrale aanpak vereist, en voel me daarin bijgetreden door de andere collega's. Ik zal deze vraag ook stellen aan de minister van Jeugd en Sport, Anciaux, zoals u zelf voorstelde. Maar er kan mijns inziens ook binnen de regering een initiatief worden genomen om bilaterale gesprekken op te starten.
Ook binnen Onderwijs kan er nog meer initiatief worden genomen. Het is momenteel bijvoorbeeld onmogelijk om CLB-gegevens in te kijken vanuit het deeltijds kunstonderwijs. Ook dat is iets wat in dit kader eens bekeken moet worden. Een leerling in het deeltijds kunstonderwijs heeft bijvoorbeeld een aantal problematieken die men niet onmiddellijk kan detecteren en thuisbrengen. Mits toestemming van de ouders zou dat eventueel moeten kunnen. Op dit moment is dat niet mogelijk, zelfs niet met toestemming van de ouders. Dat is maar een illustratie van een kwestie die zeker ook binnen Onderwijs moet worden aangepakt.
Dit is inderdaad een nieuw verschijnsel, mijnheer de minister. De digitale wereld draagt ertoe bij dat dit probleem uitdeint tot ver buiten de schoolmuren. Er is helaas al sprake van overbevraging vanuit Onderwijs en er bestaat inderdaad een groot verwachtingspatroon ten aanzien van Onderwijs, maar we mogen niet blind zijn voor dergelijke verschijnselen.
De voorzitter: Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om te verwijzen naar het recente rapport van het Vlaams Vredesinstituut en het onderzoek naar vredesopvoeding dat in opdracht van het Vlaams Vredesinstituut is gevoerd. Dat gaat immers over deze materie. De titel van het rapport luidt: 'Over kleine en grote vrede'. In dit geval gaat het dus over de kleine vrede, of het gebrek eraan.
Een van de aanbevelingen in het rapport is het opzetten van een portaalsite rond vredesopvoeding. Er bestaat al zo'n portaalsite, maar die wordt niet meer geactualiseerd. Pesten is één aspect daarvan, maar het omgaan met angst en verdriet, waar u ook naar verwees, is veel breder. Het zou niet slecht zijn om al die zaken met één portaalsite te overkoepelen, zodat de drempel voor leerkrachten, trainers en monitoren om interessant materiaal te vinden, zo laag mogelijk wordt.
Een andere vaststelling uit het onderzoek was dat een en ander te maken heeft met een cultuur op school. Daar kunnen we als overheid niet veel aan doen, maar dat is uiteindelijk wel het belangrijkste element. Een cultuur van vrede gaat samen met participatie op school en het gevoel dat je jezelf kunt zijn. Het stimuleert de vrijheid van initiatief als leerkrachten zich goed voelen en zo weinig mogelijk met papierwerk bezig moeten zijn. Op die manier kunnen ze zich optimaal bezighouden met de school en de leerlingen, en dus met de kleine vrede.
Ik verwijs tot slot nog even naar het belang van mediaopvoeding. Jongeren plaatsen veel te gemakkelijk hun privégegevens of allerlei intieme zaken op het internet, waardoor ze zich kwetsbaar opstellen. Dat is geen oorzaak van het pesten, maar als ze op dat vlak wat weerbaarder kunnen worden opgevoed, kan dat al een drempel opwerpen tegen het pestgedrag. Het rapport 'Kunst- en Cultuureducatie in Vlaanderen' bevat op dat vlak een aantal aanzetten die we de komende jaren zullen moeten uitwerken.
De voorzitter: Het incident is gesloten.