Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media Vergadering van 04/12/2008
Vraag om uitleg van de heer Jan Verfaillie tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over de communicatie inzake de nominaties voor de ´Inventaris van immaterieel cultureel erfgoed Vlaanderen´
De voorzitter: De heer Verfaillie heeft het woord.
De heer Jan Verfaillie: Mijnheer de minister, de UNESCO-conventie voor de bescherming van immaterieel cultureel erfgoed van 2003 trad in 2006 in werking en sinds 19 juni 2008 zijn de operationele richtlijnen goedgekeurd door de algemene vergadering van de lidstaten. Hierdoor kwam de conventie op kruissnelheid. UNESCO vroeg om dossiers in te dienen voor opname op de lijst van representatief immaterieel erfgoed. Er werd, eerder onverwacht, een vliegende start genomen door de lidstaten meteen de kans te geven om voor 30 september 2008 de eerste voorstellen voor die internationale lijst in te dienen.
Mijnheer de minister, u gaf opdracht aan de bevoegde administratie, de afdeling Erfgoed van het Agentschap Kunsten en Erfgoed, om een regeling uit te werken en een speciale ad-hoccommissie samen te stellen om zo snel mogelijk het Vlaamse immateriële erfgoed internationale erkenning te kunnen geven.
Gezien de strakke deadline voor 2008 werd door het Agentschap Kunsten en Erfgoed onmiddellijk een overgangsprocedure uitgewerkt voor de eerste nominaties voor de Inventaris van immaterieel cultureel erfgoed Vlaanderen. Bij deze snelprocedure werd ook een ad-hocbeoordelingscommissie betrokken die de ingediende dossiers voor de Vlaamse cultuurminister adviseerde, zowel met het oog op opname in de Inventaris van immaterieel cultureel erfgoed Vlaanderen als met het oog op de kandidatuur voor de representatieve UNESCO-lijst.
Er werden elf dossiers ingediend. Acht werden positief beoordeeld, de overige drie werden uitgesteld. Acht elementen van immaterieel cultureel erfgoed werden dus binnen het kader van de snelprocedure op de Inventaris van immaterieel cultureel erfgoed Vlaanderen opgenomen.
Zeven van de kandidaten wensten eveneens in aanmerking te komen voor voordracht voor de representatieve lijst van UNESCO. Twee van de zeven dossiers werden voor deze ronde geselecteerd, namelijk de Heilig Bloedprocessie van Brugge en het Carnaval van Aalst. Een opname op de UNESCO-lijst is vooral symbolisch erg belangrijk en zorgt voor internationale weerklank.
Mijnheer de minister, hoe komt het dat er zo weinig kandidaturen zijn ingediend? Liet de communicatie te wensen over? Langs welke kanalen werd er precies gecommuniceerd over de procedure? Was, gelet op de specifieke timing en het zomerreces, communicatie via verschillende communicatiekanalen niet aangewezen? Zijn de gemeenten via een schrijven ingelicht?
Is de voorlopige procedure al op Vlaams niveau geëvalueerd? Zo ja, wat zijn de bevindingen? Zo neen, wanneer wordt de evaluatie verwacht?
Komt er nog een tweede ronde voor het indienen van kandidaturen? Zo ja, op welke manier zult u dit communiceren, en wanneer moeten de kandidaturen binnen zijn? Wanneer zullen de details bekend zijn?
De voorzitter: Minister Anciaux heeft het woord.
Minister Bert Anciaux: Collega´s, de meeste elementen van antwoord formuleerde ik al op de schriftelijke vraag van 24 september 2008 gesteld door Sabine Poleyn. Ik vind het toch belangrijk om de context te schetsen ten behoeve van de heer Verfaillie.
De operationele richtlijnen van de UNESCO-conventie voor de bescherming van het immaterieel cultureel erfgoed werden op 19 juni 2008 door de algemene vergadering van de lidstaten aangenomen. Dat is echt niet lang geleden. De conventie is pas vanaf dat moment in werking getreden. Een bepaling die alsnog op 19 juni 2008 onverwacht toegevoegd werd, was een vervroegde indiendatum voor de representatieve lijst van het immaterieel cultureel erfgoed van de mensheid, met name 30 september 2008.
Begin juli 2008 al - u zult het met mij eens zijn dat dit moeilijk veel vroeger kon - werd via snelprocedure een eerste reglement ter bescherming van immaterieel cultureel erfgoed uitgevaardigd. Ik wilde inspelen op de onverwacht scherp gestelde deadline. Dit reglement werd op 7 juli verspreid. Om aan de deadline van UNESCO tegemoet te komen en voordien de dossiers alsnog door een ad-hocbeoordelingscommissie te laten adviseren, was ik genoodzaakt om de indiendatum op 1 augustus 2008 vast te stellen. Goede dossiers kregen in functie van een UNESCO-kandidatuur de kans hun dossier nog te verbeteren. Het is inderdaad een krappe deadline, mijnheer Verfaillie. De kandidaten hadden slechts enkele weken de tijd om een aanvraag in te dienen.
Omdat de opname van het immaterieel cultureel erfgoed op een Vlaamse Inventaris van immaterieel cultureel erfgoed voor UNESCO een vormvoorwaarde is, werd dit instrument tegelijkertijd in het leven geroepen. Dit is geen verloren werk. Integendeel, deze Inventaris immaterieel erfgoed zal de basis vormen voor een doorgedreven immaterieel erfgoedbeleid en wordt daardoor een belangrijk nieuw beleidsinstrument.
Ik had ervoor kunnen kiezen om, zoals bijvoorbeeld de Franse Gemeenschap, niet op deze eerste vervroegde oproep van UNESCO in te gaan. Toch heb ik de geïnteresseerde kandidaten de mogelijkheid willen bieden om hun aanvraag in te dienen. Elf dossiers werden tijdig ingediend. Ik durf dit, gelet op het thema, de timing en de voorwaarden, een behoorlijke respons te noemen.
De ad-hocbeoordelingscommissie adviseerde op 5 augustus 2008 de ontvangen aanvragen voor de Inventaris van immaterieel cultureel erfgoed Vlaanderen en de kandidaturen voor de representatieve lijst van UNESCO. In het kader van het Reglement immaterieel cultureel erfgoed werden er van de elf ingediende dossiers acht geselecteerd voor opname op de Inventaris van immaterieel cultureel erfgoed Vlaanderen. Van de zeven dossiers die voor UNESCO wensten voorgedragen te worden, werden inderdaad enkel ´Aalst Carnaval´ en de ´Heilig Bloedprocessie van Brugge´ geselecteerd. Hierbij werd naast de kwaliteit van het dossier ook rekening gehouden met de reële slaagkansen van het dossier.
De operationele richtlijnen van de conventie specificeren immers dat een dossier dat geweigerd wordt door de bevoegde UNESCO-commissie, pas vier jaar later opnieuw kan worden ingediend. Dit houdt een risico in voor dossiers die niet krachtig en met grote kans op succes werden beoordeeld.
Mijnheer Verfaillie, ik ben het niet eens met uw suggestie dat de communicatie gefaald zou hebben. Integendeel, op 19 juni 2008, de dag waarop de operationele UNESCO-richtlijnen in Parijs werden goedgekeurd, maakte ik de maatregel bekend via een persmededeling. Ik kondigde toen ook al een snelprocedure aan. Dit bericht verscheen eveneens op de websites van het Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed (FARO) en van het agentschap Kunsten en Erfgoed. De persmededeling werd ook aan het steunpunt Cultuur Lokaal en de VVSG bezorgd met het oog op publicatie via hun kanalen. Met deze communicatie worden de bij deze dossiers betrokken actoren zeker bereikt, want zij zijn opgenomen in deze gespecialiseerde, maar toch vaak bezochte en gebruikte communicatiesystemen. Ik weet niet of we nog korter op de bal konden spelen.
In de eerste week van juli heb ik proactief een twintigtal brieven verstuurd aan die steden, gemeenten en organisaties - ik geef toe dat het om een keuze ging - die de laatste jaren hun interesse in deze materie lieten blijken. Veurne was daar niet bij. Dat is jammer. (Opmerkingen van de heer Jan Verfaillie)
Gezien de situatie heb ik, naar mijn mening, alle mogelijk relevante kanalen benut. De communicatie in functie van de volgende indiendatum voor de Inventaris van immaterieel cultureel erfgoed Vlaanderen, en desgevallend voor UNESCO-kandidaturen, zal in het voorjaar van 2009 gebeuren. We zullen daarvoor alle gemeenten aanschrijven.
Zoals reeds gezegd werden, gezien de korte periode, enkel die steden of gemeenten die voorafgaand interesse lieten blijken, door het agentschap Kunsten en Erfgoed per brief van het Reglement immaterieel cultureel erfgoed op de hoogte gebracht. Zowel de VVSG als Cultuur Lokaal zorgden voor een bredere verspreiding van de informatie bij hun achterban. Alle gemeentes beschikten dus wel degelijk over deze informatie.
Ik wens hierbij ook op te merken dat het niet enkel de bedoeling is dat gemeentebesturen dossiers indienen. De indiener kan ook een gemeenschap, een groep of een individu zijn. Hierbij is het draagvlak essentieel. Het Cultureelerfgoeddecreet spreekt hier van een ´cultureelerfgoedgemeenschap´, maar natuurlijk is ook de intrinsieke kwaliteit van het dossier doorslaggevend.
In de kwaliteitsbeoordeling staat het begrip ´safeguarding´ of ´bescherming´ centraal. Hiermee worden de ingrepen bedoeld die de levensvatbaarheid van dit erfgoed verzekeren, zoals de identificatie, de documentatie, het onderzoek, de preservatie, de bescherming, de promotie, de versterking, de overdracht via formeel en niet-formeel onderwijs, en de revitalisering van bepaalde onderdelen van dit erfgoed. De lijsten hebben vooral de cultureelerfgoedwaarden als achterliggende doelstellingen. Toeristische meerwaardes, waar vooral lokale bestuurders op uit zijn, zijn mooi meegenomen, maar zijn ondergeschikt aan de beschermingsfactor.
Op 29 oktober 2008 kwam de ad-hoccommissie opnieuw samen voor een evaluatie. De creatie van de Inventaris van immaterieel cultureel erfgoed Vlaanderen werd geëvalueerd als een eerste goede oefening. De ad-hocbeoordelingscommissie gaf aan dat de volgende drie aspecten prioritair opgenomen dienen te worden.
Ten eerste moet er duidelijk worden gemaakt waar het over gaat, wat de verwachtingen zijn en wat de gevolgen. Er is nood aan een technisch begeleidingstraject, zowel van het cultureelerfgoedveld als van organisaties zoals de erfgoedcellen, de landelijke organisaties volkscultuur, de relevante musea en de landelijke expertisecentra die ook betrokken kunnen worden bij het opstellen van dossiers. U weet dat tot op heden het steunpunt FARO, in opvolging van het Vlaams Centrum voor Volkscultuur, die rol speelde.
Ten tweede gaf men aan dat over de reikwijdte van het gegeven, inhoudelijk door experts moest worden overlegd. Dit wordt in de nabije toekomst opgenomen.
Ten slotte vond men bewustwording en sensibilisering van groot belang. Ik ben het daarmee eens, en ik meen dat ik daar in de voorbije jaren, door het versneld in gang steken van de UNESCO-procedure, maar ook door de erkenning van een volksculturele sector, door het voorzien in subsidielijnen, door het in gang steken van een steunpunt Vlaams Centrum voor Volkscultuur, door de aankoop van de orgelcollectie-Ghysels enzovoort, reeds in belangrijke mate een aanzet toe gaf.
Rekening houdend met de genoemde evaluatiepunten zal het bestaande reglement aangepast worden, onder meer in overleg met de ad-hocbeoordelingscommissie. Ook volgend jaar zullen we een kandidaatstelling voor de Inventaris van immaterieel cultureel erfgoed Vlaanderen organiseren, eveneens in functie van een nieuwe UNESCO-oproep met betrekking tot de representatieve lijst.
In het voorjaar 2009 zal gecommuniceerd worden over de te volgen procedure en de nodige aanvraagformulieren. Ik hoop en ik ben er zo goed als zeker van dat Veurne tegen die tijd een volwaardig dossier zal indienen. Ik mocht immers vernemen dat de stad in functie van een kandidatuur voor de Boeteprocessie begin november voor een eerste keer informatie opvroeg bij mijn administratie. U weet dat FARO, het bevoegde steunpunt, een stevige ondersteuning kan bieden bij het samenstellen van een dossier. FARO zal dat met heel veel plezier ook doen.
De voorzitter: De heer Verfaillie heeft het woord.
De heer Jan Verfaillie: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik vind het heel goed dat u onmiddellijk de link legt met het lokale aspect en dat u een lokale toets maakt.
Ik ben echter ook een beetje ontgoocheld. Ik weet dat alles heel snel is moeten gebeuren. Ik ben me er terdege van bewust dat er kunst- en vliegwerk werd geleverd. U had het over een publicatie van de VVSG, maar in juli en augustus zijn er geen publicaties.
Minister Bert Anciaux: Een publicatie op hun website.
De heer Jan Verfaillie: Dat wil zeggen dat men heel specifiek die website moet consulteren, en dat is niet evident in verlofperiodes. Ik herhaal dat ik begrijp dat alles heel snel diende te gebeuren. Op dat vlak maak ik u dus geen verwijten.
U hebt zelf een heel specifieke keuze gemaakt, en daar heb ik meer problemen mee, om twintig gemeenten en organisaties aan te schrijven. Ik ben er perfect van op de hoogte dat men u reeds een 2 à 3-tal jaar geleden per brief heeft ingelicht over het onderzoek naar de mogelijkheid om de Boeteprocessie van Veurne, die al meer dan 400 jaar bestaat, te beschermen als UNESCO-werelderfgoed. Groot was onze verbazing toen we via de pers en andere kanalen plots vernamen dat de kandidaturenlijst plots was afgesloten en er een aantal voordrachten zouden gebeuren. Ik heb toen onmiddellijk contact opgenomen met de organisatoren van de Boeteprocessie, en in het kader daarvan werd in november contact opgenomen met uw administratie.
Als ik het goed heb gehoord, komt er in het voorjaar van 2009 een nieuwe ronde. Nu hebt u twintig verenigingen en gemeenten aangeschreven, maar ik weet niet op basis van welke criteria dat gebeurde. Een aantal jaren geleden hebben wij al een aanvraag ingediend. De administratie liet toen weten dat we daarmee te vroeg waren, maar dat u indien een dergelijke procedure zou worden gestart, contact zou opnemen met ons. We vielen dus van de ene verbazing in de andere toen we plots vaststelden dat een procedure werd uitgevoerd en dat wij daar niet van op de hoogte waren gebracht.
Ik wil u dit zeker vergeven, mijnheer de minister, en we zien de kandidaturenoproep van het voorjaar van 2009 hoopvol tegemoet. We zullen samen met uw administratie met veel plezier en met veel inzet proberen om er deel van uit te maken.
Minister Bert Anciaux: De selectie is gebeurd op basis van het voorstel van het agentschap. Ik bied mijn verontschuldigingen aan omdat de Boeteprocessie daarin niet werd vermeld.
De heer Jan Verfaillie: Mijnheer de minister, wie de kans krijgt om zich kandidaat te stellen en een negatief resultaat krijgt, heeft een negatief resultaat. Maar wie de kans niet krijgt, krijgt natuurlijk niet de mogelijk om goedgekeurd of om afgewezen te worden. In het voorjaar van 2009 zullen we zeker de nodige initiatieven nemen.
Minister Bert Anciaux: Dat is een goede zaak.
Als ik een dossier indien bij UNESCO en het is geen goed dossier, dan verliest men vier jaar, en daarom maakt de beoordelingscommissie een selectie.
De voorzitter: Het incident is gesloten.