Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 11/12/2008
Vraag om uitleg van de heer Jan Peumans tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de gevolgen van de gewijzigde milieuvergunningenreglementering (VLAREM II) inzake de aansluiting op de riolering
Vraag om uitleg van de heer Erik Matthijs tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de controle en handhaving van de correcte uitvoering van de ontkoppeling van regenwater en afvalwater bij het aanleggen van een gescheiden rioleringsstelsel door steden en gemeenten
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mevrouw de minister, op 5 juli 2007 heeft mevrouw Van der Borgt een vraag gesteld over de implementatie van het maximaal gescheiden rioleringsstelsel.
De gewijzigde VLAREM II heeft tot gevolg dat voor alle nieuwe rioleringsprojecten, de aangelanden verplicht zijn om hun regenwater en afvalwater gescheiden aan te bieden aan onze nieuwe rioleringsaansluiting. Dit geldt voor alle bestaande open en halfopen bebouwingen en voor het deel van de gesloten bebouwingen waarvoor geen leidingen door de woningen moeten worden aangelegd.
Dit brengt een aanzienlijke kost voor de burger met zich mee. Een van de gevolgen zou kunnen zijn dat de rioleringsprojecten vertraging oplopen of zelfs dreigen stil te vallen.
Ik geef een voorbeeld uit de praktijk. Vanuit Inter-aqua wordt op de waterfactuur momenteel voorzien in een premie van 400 euro, met een maximum van de helft van de bewezen kosten. Verder biedt Inter-aqua een afkoppelingsdeskundige aan voor de projecten waarvoor de rioleringssubsidie van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) 100 percent van de subsidieerbare rioleringskost bedraagt. Een groot deel van de projecten is echter slechts voor 75 percent gesubsidieerd, waardoor er geen begeleiding is voor de burger en dus ook geen afkoppeling.
In uw antwoord van 5 juli 2007 op de vraag van mevrouw Van der Borght kondigde u aan om samen met uw administratie te onderzoeken "in hoeverre de afkoppeling vanuit het gewest financieel kan worden ondersteund." Verderop zegt u dat hoe dan ook "de te bewandelen pistes in nauw overleg met de betrokken partijen overlegd zullen worden."
Er zijn vragen van de sector om vanuit het Vlaamse Gewest te voorzien in een vorm van financiering voor deze werken op privédomein.
Tot slot wil ik nog verwijzen naar de op 5 maart 2008 goedgekeurde resolutie betreffende de saneringsplicht voor afvalwater, stuk 1504. Bij de toelichting van deze resolutie lezen we:
"Om de gemeentelijke saneringsplicht, die volgens een gedetailleerde berekening een 6,9 miljard euro bedraagt, financieel realistisch te maken voor de gemeenten en ook de taakstelling, zoals door de hierboven genoemde Europese richtlijnen bepaald, vlugger uit te voeren, is het wenselijk dat het Vlaamse Gewest een groter deel van de saneringsplicht op zich neemt. Er wordt dan ook voorgesteld om de gemeentelijke saneringsplicht te wijzigen in die zin dat zij met 25 percent wordt verminderd. Dat betekent dat de gewestelijke saneringsplicht, waarvan de uitvoeringskosten momenteel nog 0,7 miljard euro bedragen, worden verhoogd met 1,7 miljard euro zodat de totale gewestelijke saneringsplicht 2,4 miljard euro bedraagt. Wanneer dit bedrag van 2,4 miljard euro over een realistische investerings- en financieringstermijn wordt gespreid, namelijk 20 jaar, kan het gewest deze extra last dragen."
Wij hebben die resolutie destijds mee goedgekeurd. Die maatregel is opgenomen in het lokaal pact.
Mevrouw de minister, bent u op de hoogte van deze problematiek? Welke stappen hebt u ondernomen na uw engagement van 5 juli 2007 om te onderzoeken "in hoeverre de afkoppeling vanuit het gewest financieel kan worden ondersteund"?
Hebt u vanuit de sector vragen ter financiering ontvangen? Is er een overleg geweest met de betrokken partijen?
Wat is de stand van zaken in uitvoering van de resolutie van 5 maart 2008, meer specifiek met betrekking tot het aangehaalde punt?
Welk beleid ontwikkelt u en zult u ontwikkelen om een maximaal gescheiden rioleringsstelsel te realiseren?
De heer Erik Matthijs: Mevrouw de minister, collega's, mijn vragen zijn grotendeels gelijklopend met die van de heer Peumans. Hij verwijst ook naar de resolutie van 5 maart 2008.
De nieuwe bepalingen van VLAREM II stellen dat, indien er een gescheiden rioleringsstelsel wordt aangelegd in een straat, de bestaande woningen verplicht zijn hun afvalwater en regenwater te scheiden. Voor open en halfopen bebouwingen betekent dit het afkoppelen van alle dakoppervlakken en grondoppervlakken. Voor gesloten bebouwing betekent dit het afkoppelen van alle dakoppervlakken en grondoppervlakken waarvoor geen leidingen onder of door het gebouw moeten worden aangelegd.
Om een rioleringsproject te doen slagen, zijn er dus inspanningen van de burgers nodig. Gemeenten kunnen eventueel financieel tussenkomen. Indien de aangelanden de ontkoppeling niet laten plaatsvinden, kan de gemeente geen gescheiden rioleringsstelsel aanleggen volgens de voorschriften van de VLAREM-regelgeving.
Indien dus het voortraject van begeleiding en informatieverstrekking niet het gewenste resultaat oplevert, moet er de mogelijkheid zijn om de bepalingen van VLAREM II te handhaven en sommige onwillige aangelanden en bewoners alsnog te verplichten om deze werken uit te voeren of te laten uitvoeren.
Ik verwijs ook naar de resolutie betreffende de saneringsplicht voor afvalwater, het stuk 1504, dat bijna unaniem werd goedgekeurd op 5 maart 2008. Daarin doet het parlement aanbevelingen. Ik verwijs naar de aanbevelingen 3, 11 en 12.
Aanbeveling 3 stelt "een zo identiek mogelijke financiële behandeling van de gemeentelijke saneringsplicht als uitgangspunt te nemen, wat betreft de uitvoering van de infrastructuurwerken, zowel op privédomein als op het openbaar domein". Aanbeveling 11 stelt "een handhavingskader voor de uitvoering van de gemeentelijke saneringsplicht te creëren". Aanbeveling 12 stelt "de controle en de sanctionering op de uitvoering van de privériolering door het Vlaamse Gewest, lokale besturen, drinkwatermaatschappijen of een erkende instelling wettelijk verplicht te stellen".
Zijn er mogelijkheden, bijvoorbeeld via het Milieuhandhavingsdecreet, om de ontkoppeling van regenwater en afvalwater bij de aanleg van een gescheiden rioleringsstelsel af te dwingen? Iedereen weet dat een door de gemeentelijke milieuambtenaar opgemaakt pv nooit op de juiste plaats terechtkomt en dat er zelden of nooit gevolg aan wordt gegeven.
De voorzitter: De heer Bex heeft het woord.
De heer Jos Bex: Ik sluit mij uiteraard aan bij de vragen van mijn collega's. Mijn gemeente Herent is, denk ik, de eerste en enige gemeente die alle kosten van de afkoppeling voor haar rekening neemt. Wat mij in de hele discussie verontrust, is dat bepaalde rioolbeheerders in de presentatie van hun activiteiten doodeenvoudig zeggen dat zij, als de burger niet wil betalen, op het einde van de leiding een stop zullen slaan. Daardoor zouden die mensen niet aangesloten zijn op het riool.
Wij hebben de verplichting in onze gemeente geregeld met een belasting. Die werd aanvankelijk afgekeurd door de gouverneur, maar minister Keulen heeft die opnieuw in ere hersteld. Wij hebben dus een instrument om te handhaven.
De burger verplichten om de afkoppeling helemaal of grotendeels voor zijn rekening te nemen, is toch problematisch. Voor sommige mensen met een zeer beperkt inkomen kunnen de kosten voor het afkoppelen soms zeer hoog oplopen. En omgekeerd kan het voor vermogende mensen soms goedkoop uitvallen. Daarom hebben wij dit gesolidariseerd. Wij zijn dan ook vragende partij als het erom gaat gemeenten te ondersteunen die dergelijke initiatieven nemen met betrekking tot het afkoppelen op privé-eigendom.
Wij koppelen het afkoppelen ook aan het hergebruik van regenwater. Ook daar financieren wij voor 100 percent de mensen die dit willen doen.
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Dank u, collega's, voor uw vragen. Uiteraard wist ik dat de heer Bex als vertegenwoordiger van een voorbeeldgemeente zou tussenkomen. Ik zal de twee vragen gecoördineerd beantwoorden. De heer Matthijs vraagt naar de handhaving, en de heer Peumans vraagt naar de subsidiëring.
Ik begin met het luik afkoppeling en subsidiëring.
Mijnheer Peumans, uiteraard ben ik op de hoogte van het probleem dat u schetst. U weet ook dat in overeenstemming met de VLAREM-wijzigingen de projecten voor de aanleg en heraanleg van rioleringen sinds de opmaak van de deelprogramma's voor 2008 moeten voldoen aan de principes van de optimale afkoppeling. Dat is een goede zaak, die ook niet wordt gecontesteerd. De tijd moet voorbij zijn dat er gescheiden rioleringsstelsels worden aangelegd waarop vervolgens zo goed als niemand aansluit, waardoor het rendement van de investering voor een deel verloren gaat.
Voor open en voor halfopen bebouwing moet een volledige scheiding van het hemel- en het afvalwater worden doorgevoerd. Bij gesloten bebouwing moet de scheiding van hemel- en afvalwater ook gebeuren, behalve als hiervoor leidingen door of onder een woning moeten worden gelegd. Dat is logisch, je kunt dat de mensen niet aandoen.
In het kader van die nieuwe regels werden intussen door mij al vijf deelprogramma's voor subsidiëring van gemeentelijke rioleringsprogramma's opgedragen: het eerste, het tweede en het samengevoegde derde en vierde kwartaalprogramma voor 2008, en het eerste en tweede kwartaalprogramma van 2009. Die vijf programma's zijn opgemaakt volgens het systeem waarbij dossiers met optimale afkoppeling prioritair worden behandeld. Om de uitvoering van de optimale afkoppeling aan te tonen, moet in elke fase van het subsidietraject een plan van aanpak door de gemeente of de betrokken rioleringsinstantie worden overgemaakt aan de administratie.
Uit de praktijk, namelijk bij de bespreking van de ingediende voorontwerpen door de ambtelijke commissie, kunnen we vandaag niet afleiden dat de verplichte toepassing van die optimale afkoppeling voor een vertraging zou zorgen in de procedure. Een kleine fractie van het aantal behandelde voorontwerpen moest worden afgekeurd, louter en alleen wegens het ontbreken of onvolledig zijn van het plan van aanpak. We hebben dit jaar ook een aantal afwijkingen toegestaan op de toepassing van artikel 20 van het subsidiebesluit van 1 februari 2002 voor een aantal gemeentelijke rioleringsdossiers. Dat betekent dat die projecten na goedkeuring van het voorontwerp, vroegtijdig mochten worden aanbesteed onder een aantal randvoorwaarden om ervoor te zorgen dat ze vooruitkunnen. Dat heeft ervoor gezorgd dat de rioleringsprojecten op tijd en zelfs versneld konden worden uitgevoerd.
We kunnen ook budgettair vandaag niet vaststellen dat de regel van de optimale afkoppeling zou zorgen voor een vertraging of stilvallen van de dossierstroom. We hebben dit nog even bekeken. Dit jaar is het vastleggingsbudget met 25 miljoen verhoogd. Dat is ook volledig vastgelegd en kon dus volledig worden benut.
U verwijst naar de engagementen van 5 juli 2007 om te kijken in hoeverre de afkoppeling vanuit het gewest financieel kon worden ondersteund. Ik weet dat de uitbouw en de optimalisatie van het rioleringsstelsel volgens de principes van de optimale afkoppeling in een aantal gevallen een belangrijke inspanning vraagt. Men kan er niet naast kijken: waar men vroeger een gescheiden stelsel moest laten leggen, moet men er nu voor zorgen dat iedereen in de mate van het mogelijke erop aangesloten raakt.
Wat is het kader waarin de gemeenten zich bevinden? Enkele principes liggen al een tijdje vast. Ten gevolge van de reorganisatie van de watersector kunnen de gemeenten een gemeentelijke saneringsbijdrage vragen. De geïnde bijdragen moeten worden aangewend om de rioolinfrastructuur verder uit te bouwen. Als iedereen de toegelaten bijdrage vraagt, dan komt er 315 miljoen aan extra inkomsten voor investeringen per jaar bij.
Om de waterfactuur betaalbaar te houden voor de gebruiker, blijft het Vlaamse Gewest de gemeenten financieel ondersteunen bij de uitbouw van het gemeentelijke stelsel. Daarom wordt het subsidiebudget voor de aanleg van rioleringen en de bouw van kleinschalige waterzuiveringsinstallaties voor de komende jaren gevoelig opgetrokken. In 2008 werd in 25 miljoen extra voorzien, boven op de jaarlijkse 67 miljoen euro. In 2009 komt hier nog eens 25 miljoen euro bij, zodat er jaarlijks bijna 120 miljoen euro naar de subsidiëring van de gemeentelijke rioleringen kan gaan. Bovendien worden de gemeentelijke rioolbeheerders maximaal gestimuleerd om de afkoppeling bij de particulieren zo ver mogelijk door te voeren via de subsidieregeling voor de gemeentelijke rioleringen. Die bepaalt dat, als je zo een volledig gescheiden stelsel of 2DWA-riolering aanlegt, het subsidiepercentage 100 percent bedraagt, terwijl bij de aanleg van een gedeeltelijk gescheiden stelsel dat maar 75 percent bedraagt.
In het kader van het Lokaal Pact is er beslist om investeringslasten ten bedrage van 100 miljoen euro over te nemen van de gemeenten. Er is hierbij niet in een specifieke subsidie voorzien voor de afkoppeling van het particulier domein. Er is wel in voorzien om de overnamedrempel, wanneer een project gemeentelijk dan wel bovengemeentelijk wordt, een beetje te versoepelen.
De bedoeling van de 100 percent subsidie was om het verschil tussen de 75 en de 100 percent te kunnen gebruiken voor een gedeeltelijke financiering van de afkoppeling op het particuliere domein. Als we al die eventuele afkoppelingen allemaal in de pot steken en dat ook allemaal financieren, dan zullen we met de vandaag voorziene kredieten, die al een pak omhoog zijn gegaan, een pak minder projecten kunnen subsidiëren. Als we het globale plaatje maken, dan denken we dat er toch een aantal incentives bestaan die het voor de gemeenten wat betaalbaarder moeten maken om eventueel een ondersteuning te bieden voor de particuliere afkoppeling. Het blijft een individuele keuze van de gemeente om het al dan niet te doen.
U vraagt of er vanuit de sector vragen ter financiering zijn ontvangen en of er overleg is geweest met de betrokken partijen. Het subsidiereglement komt regelmatig aan bod op een aantal fora. Er is de VLARIO-dag - VLARIO is het overlegplatform voor de riolering- en de afvalwaterzuiveringssector in Vlaanderen. Er zijn overlegmomenten met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), met de rioolbeheerders. Er is nog geen uniformiteit bij de partijen omtrent de noodzaak en de manier waarop een subsidie voor werken op het particuliere domein er zou moeten uitzien. Wel is er bij de verschillende actoren een consensus over de noodzaak van handhaving van de regels inzake optimale afkoppeling. Daar kom ik straks op terug.
Het uitwerken van een specifiek subsidiereglement om af te koppelen op privaat domein, wordt vandaag nog niet opportuun bevonden wegens de reden die ik zonet heb aangehaald. Gemeenten hebben een globaal zoneringsplan en zijn bezig met de opmaak van de uitvoeringsplannen. Als die uitvoeringsplannen er zijn, zullen we moeten zien of het subsidiereglement zoals het vandaag bestaat, al dan niet in zijn globaliteit grondig onder de loep moet worden gehouden.
Dan zijn we beland bij de resolutie van 5 maart 2008. Daarover was er al een bijlage bij de beleidsbrief. Dat weet u. Het Vlaamse Gewest ondersteunt de gemeenten bijkomend in het kader van het zogenaamde Lokaal Pact, door een deel van de gemeentelijke investeringslast over te nemen. Dat heb ik daarnet ook gezegd. De bovengemeentelijke investeringskosten hebben nagenoeg hun piek bereikt. Via een aangepaste financiering kon de rekening optimaler worden gespreid. Het Vlaamse Gewest heeft dus ruimte om een deel van de gemeentelijke saneringsverplichtingen over te nemen. Het overnamepunt is verlegd. Dat was trouwens ook de uitdrukkelijke vraag van het parlement. Het Vlaamse Gewest neemt bijkomend voor 700 miljoen euro aan investeringen over. Het gaat hier over de rioleringsinspanningen van de gemeenten. Dat gebeurt door het jaarlijkse investeringsprogramma gedurende zeven jaar op te trekken, van 150 miljoen euro tot 250 miljoen euro.
Ik weet niet of ik het al definitief heb goedgekeurd, maar we hebben alleszins zonet het eerste programma voor die extra investering van 100 miljoen euro grondig bekeken. In principe ligt die programmasubsidiëring vast. Zo geven we de gemeenten dus een niet onbelangrijke extra ondersteuning.
Wat dat gescheiden stelsel betreft: hoe meer we ons rioleringsstelsel zullen uitbouwen, des te belangrijker het scheiden van hemel- en afvalwater wordt, om overstorten te vermijden en een efficiënte zuivering mogelijk te maken. Ik besef dat die afkoppeling van afval- en hemelwater niet zo eenvoudig is. Bij nieuwbouw is dat vrij gemakkelijk af te dwingen. Als er dan toch sprake is van investeren in het bouwen van een nieuwe woning, is het eenvoudig om dat via de bouwvergunning op te leggen en uitvoerbaar te maken. Zeker bij bestaande woningen kan die volledige afkoppeling echter tot wat wrevel aanleiding geven. In sommige gevallen is dat ook enigszins terecht. Als er sprake is van lange voortuinen, worden er immers toch wat moeilijkheden gecreëerd bij de mensen. Het is dus inderdaad van belang dat ter zake een aantal sensibiliseringsacties gebeuren. Dat is een niet onbelangrijke opgave.
Ik verwijs graag naar een aantal niet onbelangrijke punten. Daarnet heb ik er al wat toelichting bij gegeven. Die subsidieregeling is er voor 100 percent als een volledig gescheiden stelsel wordt aangelegd. Bij dat volledig gescheiden stelsel wordt zowel het hemelwater van de weg als dat van de woningen gescheiden van het afvalwater. Het subsidiepercentage ligt aanzienlijk lager voor een gedeeltelijk gescheiden stelsel: dan bedraagt het 75 percent. Met volledig gescheiden bedoel ik dus wel dat er een volledige scheiding is volgens de VLAREM-regels. Daarbij worden dus ook die zaken mee in overweging genomen.
Bij het rangschikken van projecten die voor subsidies in aanmerking komen, wordt voorrang gegeven aan de projecten met een volledige afkoppeling. Bij de uitbouw van een regenwaterstelsel wordt altijd de voorrang gegeven aan het vasthouden en bergen van hemelwater, vooraleer er tot afvoer wordt overgegaan.
Over die noodzakelijke wijzigingen aan het VLAREM werden er al opmerkingen gemaakt. Inmiddels heeft de Vlaamse Regering die wijzigingen definitief goedgekeurd. Wat dat betreft, is alles dus in orde. Bovendien werd ervoor gekozen enkel voor open en halfopen bebouwing een verplichting op te leggen om over te gaan tot de volledige scheiding van afvalwater en hemelwaterstromen op privédomein. Voor gesloten bebouwing volstaat het dat de voorste dakhelft wordt afgekoppeld, zodat er meer kostenefficiëntie is. Dat heb ik daarnet al gezegd.
Uitzonderingen op de verplichte aanleg van die mogelijk gescheiden stelsels moeten mogelijk blijven, zowel vanuit ecologisch als vanuit economisch standpunt. In VLAREM II is dan ook vastgelegd dat in het gebiedsdekkend uitvoeringsplan in uitzonderingen kan worden voorzien, om bepaalde redenen. De VMM heeft ook recent een studie uitgeschreven om een beoordelingskader uit te werken voor het al dan niet aanleggen van een gescheiden rioleringsstelsel, dus een kader om te bepalen waar dat goed is en waar het minder goed is. De resultaten van die studie verwachten we over enkele maanden. De studie heeft eigenlijk tot doel invulling te geven aan punt 9 van de door het Vlaams Parlement goedgekeurde resolutie. In die gebiedsdekkende uitvoeringsplannen zal dus ook definitief worden opgenomen in welke gebieden er, in het geval van de aanleg of heraanleg van de rioleringen, een gescheiden stelsel moet komen.
Voornamelijk in het geval van heraanleg, en rekening houdend met de lange levensduur van een riolering, is de verwezenlijking van die gescheiden stelsels een langetermijndoelstelling. We moeten nu eerst uiteraard bekijken wanneer die gebiedsdekkende uitvoeringsplannen er zullen komen. Tot op het ogenblik dat die uitvoeringsplannen er zijn, kan elk project dat is ingediend bij de VMM als een uitvoeringsplan worden beschouwd. We moeten er immers voor zorgen dat we daar in de komende periode helemaal mee weg kunnen.
Mijnheer Matthijs, dan kom ik tot de handhaving. U maakt heel terecht het verband met het Milieuhandhavingsdecreet. Als u me vraagt of op dat decreet een beroep kan worden gedaan om dat af te dwingen, kan ik bevestigend antwoorden. De verplichting om het hemelwater af te koppelen van de riolering en het enkel lozen van huishoudelijk afvalwater in die openbare riolering is, zoals u weet, opgenomen in VLAREM II. Die bepalingen kunnen onder geen beding worden opgenomen in de lijst van loutere milieu-inbreuken. Dat is ook aan bod gekomen bij de bespreking van het Milieuhandhavingsdecreet. Een milieu-inbreuk slaat immers alleen op een schending van een administratieve verplichting. Op zich kan dat niet slaan op een wederrechtelijke emissie. Het lozen van huishoudelijk afvalwater kan onmogelijk als een loutere inbreuk worden beschouwd. Iemand die niet voldoet aan de VLAREM-bepalingen met betrekking tot de afkoppeling en het lozen van huishoudelijk afvalwater in de openbare riolering, maakt zich dus schuldig aan het plegen van een misdrijf. In die zin kunnen dergelijke gedragingen in het kader van het Milieuhandhavingsdecreet niet als een inbreuk worden gecatalogiseerd.
Voor dergelijke overtredingen zullen de gemeenten bijgevolg steeds een proces-verbaal moeten opstellen dat ze moeten toezenden aan de parketten. Als de parketten hier geen gevolg aan geven, kan er toch een sanctie volgen. Als niet ingegaan wordt op de pv's en de parketten hebben dit zo binnen de wettelijk vastgelegde termijn laten weten, dan kan de gewestelijke entiteit - die zal worden opgericht - een procedure opstarten om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen. Dat instrument kan daar zeker voor worden ingezet.
Het Milieuhandhavingsdecreet bepaalt echter dat, vooraleer een bestuurlijke geldboete wordt opgelegd, raadgevingen kunnen worden gegeven of, zwaarder in gradatie, aanmaningen om de milieu-inbreuken of -misdrijven te beëindigen. De gevolgen daarvan kunnen geheel of gedeeltelijk ongedaan worden gemaakt of een herhaling kan worden voorkomen. In de overgrote meerderheid van de gevallen kunnen probleemsituaties, waaronder die ontkoppelingsproblematiek, snel en doeltreffend verholpen worden, zonder sancties of geldboetes. Men kan via andere instrumenten een weg vinden.
Een correcte uitvoering van de ontkoppeling van hemelwater en afvalwater is, zoals u terecht aangeeft, een noodzaak voor het voeren van een geslaagd rioleringsbeleid. Vandaar dat ik het ook belangrijk vind dat de gewestelijke entiteit prioriteit zal verlenen aan de behandeling van dergelijke milieumisdrijven. Van zodra het Milieuhandhavingsdecreet in werking zal treden, zal ik de nodige instructies of richtlijnen geven aan het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE), waartoe de gewestelijke entiteit zal behoren.
Binnen het kader van de Vlaamse Hoge Raad voor de Milieuhandhaving en de handhavingsprotocollen kunnen er voorts met de parketten duidelijke afspraken worden gemaakt omtrent het resultaat dat moet worden voorbestemd voor pv's die opgesteld zijn naar aanleiding van de niet-naleving van de afkoppelingsplicht. Er kan bijvoorbeeld overeengekomen worden dat ze de pv's automatisch voor verder gevolg zullen zenden naar de gewestelijke entiteit die een bestuurlijke geldboete zal opleggen. Dat kan in het protocol perfect worden afgesproken.
Ten slotte zullen deze boetes hoog genoeg moeten zijn om de potentiële overtreder op andere gedachten te brengen. Als een boete te laag ligt, gebeurt het wel eens dat men verkiest om de boete te betalen. Dat is niet de bedoeling. Een boete moet gedragssturend zijn. Het Milieuhandhavingsdecreet biedt ook daartoe zeker voldoende waarborgen.
We kunnen een perfect handhavingskader uitwerken, mijnheer Matthijs. Ik denk dat alle omstandigheden daarvoor aanwezig zijn.
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Ik dank u voor uw duidelijk antwoord, mevrouw de minister.
De heer Patrick Lachaert: Ik sluit me daarbij aan. De commissie heeft aan deze oplossingen meegewerkt. Velen van ons zijn niet alleen parlementslid maar ook plaatselijk mandataris. We weten goed waarover dit gaat. We zijn zeer blij dat u onze resolutie grotendeels hebt uitgevoerd, vooral op het gemeentelijk niveau. We zijn vooral verheugd over de verlaging van het overnamepunt tussen de gewestelijke en gemeentelijke bevoegdheid in de richting van het gewest. Er komt een extra financiering van 100 miljoen euro per jaar. Dat appreciëren wij enorm. Ik heb uit goede bron vernomen dat het eerste programma al goedgekeurd is.
De voorzitter: De heer Matthijs heeft het woord.
De heer Eric Matthijs: Ik dank u voor uw antwoord, mevrouw de minister. Ik ben blij dat de resolutie in volle uitvoering is. Handhaving is perfect mogelijk zodat ook dat aspect van onze resolutie vruchten afwerpt.
De voorzitter: De heer Bex heeft het woord.
De heer Jos Bex: Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord en voor uw inspanningen.
Uiteraard duiken er nog vragen op. Ik wil bijvoorbeeld graag van u vernemen - maar dat hoeft niet vandaag te zijn - hoe u staat tegenover de rioolbeheerders die bij de presentatie van hun programma op het scherm laten zien dat ze een stop zullen zetten op de riolering van woningen van mensen die niet aansluiten. Dat kan toch niet! Daar moet iets tegen gebeuren. Ik kan u de slides daarvan bezorgen zodat u daar gepast tegen kunt optreden.
Ik blijf zitten met mijn vraag over de sociale verschillen inzake de betalingsmogelijkheden. Dat is een probleem waar we achteraf nog kunnen over discussiëren.
Ik heb vernomen dat bij een afkoppeling bij aaneengesloten bebouwing waar men alleen de voorkant moet afkoppelen, volgens VLAREM, de subsidie maar 75 percent zou bedragen in plaats van 100. Dat zou verklaard zijn op officiële vergaderingen met de VMM. Klopt dat?
Ik heb een eigenaardig telefoontje ontvangen. Men vroeg mij of mijn gemeente de rioolheffing niet gebruikt voor de afkoppeling op privé-eigendom. Dat gaat ver. Ik heb mee een amendement verdedigd dat bepaalt dat de rioolheffing uitsluitend wordt besteed aan rioleringswerken. We zullen waarschijnlijk moeten aantonen dat we belastingen heffen voor de financiering van de afkoppeling op privé-eigendom. Dergelijke controle en verificatie vind ik grof.
Minister Hilde Crevits: Dat we met ons waterbeleid stappen voorwaarts zetten, is te danken aan de gezamenlijke inspanningen die werden geleverd en aan de aandacht die er in de commissie terecht aan werd besteed.
Mijnheer Bex, u merkt op dat er nog problemen zijn. Het kader voor de subsidiëring werd in VLAREM II vastgelegd. Daarover mag niet al te veel meer worden gediscussieerd: het ligt vast. Daarmee ligt ook vast wanneer het om een subsidiëring van 100 of van 75 percent gaat. U meldt problemen en ik neem er akte van, maar in feite is het kader duidelijk.
Wel zou er nog gediscussieerd kunnen worden over het percentage bij losse bebouwing. Er zijn moeilijke situaties denkbaar, situaties waarbij men in theorie zou moeten voldoen aan de volledige afkoppeling. Ik ben op de hoogte van het bestaan van een aantal technisch ingewikkelde dossiers. Bij dergelijke dossiers moet nog worden besproken om welk percentage het gaat. 100 percent is nooit 100 percent, maar de 100 percentregel werd precies om de duidelijkheid ingevoerd in VLAREM II.
U verwijst naar slides waarin sprake is van het plaatsen van een dop. Wilt u me die slides bezorgen? Ik heb net duidelijk aan de heer Matthijs gezegd dat in dergelijke gevallen het Milieuhandhavingsdecreet kan worden ingeschakeld, dat lijkt me ook logisch. Het voorstel om zomaar bij iedereen een dop op de riolering te plaatsen, lijkt me vreemd. Indien u me de slides bezorgt, zullen we ze zeker bekijken.
Wat de heffingen betreft, heb ik op het einde van mijn antwoord opgemerkt dat het om iets gaat dat door de gemeenten globaal moet worden aangepakt. Naar mijn mening is het voor een gemeente perfect mogelijk te beslissen om de private afkoppeling die moet gebeuren, gedeeltelijk te subsidiëren. Met welke middelen dat gebeurt, is voor mij een vraag met een open antwoord. Bepaalde mensen stellen dat de opbrengst van de heffingen daar helemaal niet voor mag worden ingezet. Iemand heeft hier ooit gezegd dat er gemeenten zijn die er sporthallen mee bouwen en dat is al te gek, maar er is een enorm verschil tussen het bouwen van sporthallen of investeringen doen die er mee voor zorgen dat de doelstellingen van het waterbeleid worden bereikt.
Dit is nu mijn antwoord op basis van mijn individuele, persoonlijke ministeriële emotie. Ik ben bereid om ook dit onderdeel van uw vraag nog eens te laten bekijken, maar als u het mij vraagt, past een dergelijke ondersteuning zeker in de filosofie van het waterbeleid in Vlaanderen.
De heer Patrick Lachaert: Ik heb het voorbeeld van de sporthal een keer vermeld in een vraag. Het is de bedoeling dat de middelen die in gelijk welke vorm voortvloeien uit de waterzuivering, door de gemeente opnieuw in dezelfde functie worden besteed. De minister merkt terecht op dat die functie zo breed mogelijk wordt ingevuld.
De voorzitter: Het incident is gesloten.