Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand Vergadering van 06/11/2008
Interpellatie van mevrouw Greet Van Linter tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over het kwijtschelden van de schulden van rusthuis De Overbron in Neder-over-Hembeek
De voorzitter: Mevrouw Van Linter heeft het woord.
Mevrouw Greet Van Linter: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, de tekst van mijn interpellatie is gebaseerd op een artikel in De Standaard van 30 oktober. Het ging over een terugvorderbare investeringssubsidie van 6 miljoen frank aan de vzw De Overbron in 1999. Het ging over de beslissing van de VGC - zoals in de krant stond ?na overleg op het kabinet-Anciaux? - dat een deel van het geleende bedrag niet zou worden teruggevorderd.
Ik heb daar een algemene bedenking over. Een krantenartikel doet alles. De titel luidt: ´Anciaux subsidieert rusthuis van broer´. Misschien voelde u zich op 30 oktober een beetje zoals mijn fractie zich vaker voelt wanneer men ons doelgericht beklad. Dat lukt best met zulke ronkende titels. Met een enkele nuance kan men een hetze creëren.
Het is niet mijn bedoeling om elk initiatief van u betreffende Vlaamse rusthuizen of welzijnsinstellingen in Brussel af te breken, wel integendeel, u weet dat wij u daarin steunen.
We kennen de geschiedenis. De zaak dateert van de tijd dat de heer Chabert minister van Welzijn was in de VGC. U hebt daar inderdaad voor geknokt. Velen zijn u daar dankbaar voor. Het gaat wel degelijk om een vzw en om een proefproject van de woonzorgzones van de Vlaamse Gemeenschap.
Dat artikel brengt het nieuws simplistisch en beschuldigend tegelijk. Er is sprake van ?een lening kwijtschelden?. Bovendien vindt de krant het niet kies dat ?een minister die een lening kwijtscheldt aan een rusthuis dat uitgebaat wordt door zijn broer en waarvan hijzelf, volgens Het Staatsblad, ook nog beheerder zou zijn?. Dat is scherp.
Ik heb enkele vragen om verduidelijking. Ik heb hier een uittreksel uit het Staatsblad waarin staat dat u op de algemene vergadering op 9 februari 2005 herbenoemd werd als lid van de raad van bestuur. Verder lees ik dat u op 1 februari 2007 ontslag nam, zoals u in de media de volgende dag verklaarde.
Mijnheer de minister, waarom liet u zich herbenoemen in 2005? U was toen al lid van de Vlaamse Regering, weliswaar niet van de VGC.
Wat was de reden van de kwijtschelding? Ik denk dat ik het antwoord ken, maar ik wil het u toch vragen. Werd de vzw op voorhand doorgelicht? Zijn er betalingsproblemen? Is de lening daarom kwijtgescholden? In dat geval zou ik het niet opportuun vinden dat het rusthuis spreekt van enige uitbreiding.
Waarom is het bedrag dat werd kwijtgescholden zoveel hoger dan de oorspronkelijk toegekende subsidie? U hebt daarover in de pers al voldoende uitleg gegeven. Maar waarom zijn die kosten opgelopen? Zijn het onvoorziene kosten? Zijn het kosten in het kader van de uitbreiding?
Bent u nu ja of neen nog beheerder van het rusthuis De Overbron? Volgens het Staatsblad bent u dat niet. Bevindt u zich nog in een periode van onverenigbaarheid? Of moet ik het belangenvermenging noemen? Is dat onkies of niet? Het wettelijke en morele aspect, de onverenigbaarheid en het belangenconflict, dat leunt hier allemaal dicht bij elkaar aan.
De voorzitter: De heer Demesmaeker heeft het woord.
De heer Mark Demesmaeker: Ik betreur de teneur van dit krantenartikel. Ik heb het verslag van de VGC-zitting van 30 juni 2008 gelezen. Dat is openbaar. In antwoord op een vraag over de vzw De Overbron gaf collegelid Grouwels een stand van zaken.
Ik citeer daaruit: ?De vzw Overbron realiseerde in 1999-2000 het eerste Nederlandstalige rusthuis in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, met een capaciteit van 44 plaatsen. Inmiddels is er nog een tweede Nederlandstalig rusthuis operationeel. De VGC verstrekte bij de opstart twee hypothecaire leningen aan de vzw Overbron. Door de geringe capaciteit kwam rusthuis Overbron in financiële moeilijkheden en werd het quasi onmogelijk om de hypothecaire leningen nog terug te betalen. De VGC stond voor de keuze: opteren voor de sluiting van het rusthuis of een alternatieve oplossing zoeken in samenspraak met de Vlaamse overheid. Er werd gekozen voor de alternatieve oplossing: uitbreiden naar een levensvatbare capaciteit van 59 plaatsen. In ruil daarvoor moet de Overbron de twee hypothecaire leningen, daterend uit de startperiode, niet meer terugbetalen aan de VGC.?
Dat is in de krant dus helemaal anders weergegeven. Dat is heel jammer. Ik zal met aandacht naar uw antwoord luisteren.
De voorzitter: Minister Anciaux heeft het woord.
Minister Bert Anciaux: Ik ben blij dat ik hier nog een en ander kan verduidelijken.
Het verhaal begint eind jaren tachtig. Ik was gemeenteraadslid en werd jarenlang geconfronteerd met talloze klachten over het gebrek aan een Nederlandstalig rusthuis in Brussel. Ik was toen bezig met een masterplan voor één rusthuis, en heb een studie gemaakt van die situatie. Ik noteerde enkele honderden rusthuizen in Brussel. 60 percent daarvan was officieel bicommunautair, en werd gesubsidieerd vanuit de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. 40 percent was eentalig, unicommunautair Franstalig, en werd gesubsidieerd door de Cocov. Van die 60 percent bicommunautaire voorzieningen was in de praktijk meer dan 90 percent volledig francofoon. Daar werd geen woord Nederlands gesproken. Er was dus een zeer beperkt aantal officiële rusthuizen - en dat waren vooral OCMW-instellingen - die wel enige vorm van tweetaligheid hadden.
Heel veel mensen voelden zich daar ongelukkig over. Ze konden niet in Brussel blijven. Als mandataris werd ik geconfronteerd met het feit dat er ook in Neder-over-Heembeek een heel grote groep van oudere Vlamingen leefde, die dreigde Brussel te moeten verlaten. Dat betekende zelfs vertrekken uit het eigen dorp, want in Brussel zijn er nog altijd enkele dorpen. Neder-over-Heembeek was er zo één.
Daar is heel hard voor gevochten. We hebben toen een aantal vrijwilligers bij elkaar gekregen om een vzw op te richten. Die mensen hebben zelf een grond gekocht. De realisatie heeft tien jaar geduurd. In 2002 is het rusthuis open gegaan. Dat is onder meer gebeurd met de steun van toenmalig collegelid, Jos Chabert, ondanks de sterke tegenkanting van de stad Brussel en de Franstalige partijen. Zij spraken schande over wat ze een apartheidsinstelling noemden.
Toen het rusthuis open ging, waren er 44 woongelegenheden. Er waren op dat moment niet meer mogelijkheden. We hadden drie stukken grond naast elkaar kunnen kopen, en daarvoor hadden we een subsidie gekregen. Verder zijn we een lening aangegaan en kregen we een renteloze lening van de VGC. Het ging toen over 2,4 miljoen euro investeringen. We hebben daarvoor een renteloze lening van 400.000 euro gekregen. Dat bedrag komt precies overeen met de leningen van 6 miljoen en 10 miljoen Belgische frank waarvan sprake. Samen is dat 16 miljoen Belgische frank of 400.000 euro.
Er is een doorlichting geweest van de financiële situatie en er is een financieel plan opgemaakt. Daaruit bleek dat het rusthuis voortdurend in een moeilijke financiële situatie zou verkeren indien er geen uitbreiding zou plaatsvinden. Een uitbreiding met 15 eenheden naar 59 eenheden zou een structureel gezonde situatie kunnen opleveren. Daardoor zou het rusthuis normaal kunnen functioneren en zelfs extra investeringen kunnen doen.
Voor die uitbreiding waren twee zaken nodig: grondverwerving en renovatie of nieuwbouw. De twee gronden en panden langs de linkerzijde van het rusthuis konden verworven worden. De notaris heeft die kunnen kopen voor de Vlaamse Gemeenschap. De noodzakelijke nieuwbouw vereist echter 500.000 à 550.000 euro aan investeringen. Volgens de laatste schattingen is dat 600.000 euro. De vzw neemt die investering volledig op zich. Daarvoor gaat zij een lening aan van 600.000 euro. Daarnaast moest ze de bestaande lening en de VGC-lening verder afbetalen. Dat was echter te zwaar. De VGC heeft de lening dan ook kwijtgescholden. Zij dacht eraan een investeringssubsidie toe te kennen voor de uitbreiding. Ze meende echter dat een kwijtschelding van de lopende lening interessanter was. Op die manier kon de vzw zelf een bijkomende lening aangaan.
De vzw werkt volledig zoals een overheidsinstelling. Dat betekent dat alles gebeurt met aanbestedingen. De aankopen gebeuren op basis van de schattingen van het Comité van Aankoop. Er worden ook geen vergoedingen toegekend aan de beheerders.
Ik wil het ook even over mijn eigen situatie hebben. Ik ben de stichter van het rusthuis. Ik heb zelf vrijwilligers gezocht. Ik heb ook aan mijn broer gevraagd om voorzitter te zijn omdat hij de enige was die ervaring had in de bejaardensector. Hij wordt daarvoor niet vergoed, en dat geldt voor alle beheerders. Ik ben zelf beheerder geweest tot 2007. Op dat moment wilden we instappen in het plan van de woonzorgzones en overwogen we een uitbreiding. Op het moment dat een uitbreiding werd overwogen en het financieel plan werd opgesteld voor het structureel gezond maken van de vzw, meende ik dat het niet kies was om zelf beheerder te blijven, ook al was er in de eerste fase geen sprake van om een subsidie te vragen aan de Vlaamse Gemeenschap.
Je kunt beheerder blijven tot op het moment dat je zelf oordeelt dat je rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken wordt. Ik heb dan ook ontslag genomen voor er een dossier naar de VGC ging. Dat was meer dan een jaar voor de VGC een beslissing had genomen en meer dan twee jaar voor de Vlaamse Gemeenschap een beslissing had genomen.
Ik was eigenlijk bijzonder teleurgesteld dat men de indruk gaf dat er aan vriendjespolitiek en corruptie zou worden gedaan. Dat zijn zware beschuldigingen. Indien mijn broer Jan Peeters of Jan Janssens had geheten, dan zou hij in aanmerking komen voor de prijs voor vrijwilliger. Nu is hij omwille van zijn achternaam een verdacht figuur.
Ik heb geen enkel probleem met kritische vragen over dit onderwerp. Ik meen echter dat ik me niet hoef te schamen in dit dossier, integendeel. We hebben daar veel tijd, geld en energie in gestopt.
De voorzitter: Mevrouw Van Linter heeft het woord.
Mevrouw Greet Van Linter: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Ik heb nog een vraagje over de uitbreiding. U zei dat het op financieel vlak een oplossing was. Gaat het dan over RVT-bedden?
Minister Bert Anciaux: Niet noodzakelijk. Bij een uitbreiding van 15 naar 59 rusthuisbedden zou er financieel een positief saldo ontstaan van 50.000 euro. Die 50.000 euro zou net voldoende zijn om onze investeringen via langlopende leningen te doen. Er kunnen dan ook afschrijvingen gebeuren als het gebouw verouderd geraakt. Nu valt dat nog mee, maar over tien jaar zal er wellicht geïnvesteerd moeten worden. Vanzelfsprekend is er ook bijkomend personeel nodig, maar in verhouding is dat net iets minder dan als het om 60 rusthuisbedden zou gaan.
Mevrouw Greet Van Linter: RVT-bedden zijn ook financieel interessanter voor de instelling.
Minister Bert Anciaux: De uitbreiding was nodig om rendabel te blijven en om de noodzakelijke omschakeling naar 25 RVT-bedden te kunnen uitvoeren. Zo moest een antwoord worden geboden op de groeiende vraag naar RVT-bedden van meer zorgbehoevende ouderen.
Mevrouw Greet Van Linter: Mijnheer de minister, ik begrijp uw argumentatie in verband met uw ontslag in 2007. In het kader van de plannen van de woonzorgzones en de uitbreiding en het financieel plan vond u het niet langer kies om beheerder te blijven. Toch blijf ik het ethisch en moreel een vergissing vinden. Het is misschien een vergissing of vergetelheid, maar ik blijf het toch spijtig vinden dat u in 2005 herbenoemd werd en dat u pas in 2007 ontslag hebt genomen.
Ik wil u niet aanvallen, maar ik zou wel graag een citaat voorlezen van Guy Tegenbos. Het gaat eigenlijk over minister De Gucht en de verkoop van aandelen op een dubieus moment. Hij schrijft in een passage: ?Macht en niet ethiek werd het criterium en de burger ziet dat met lede ogen. Er zijn stuntelige staatssecretarissen geweest die moesten aftreden voor een leugentje over een diploma of over hun bureau. En er zijn vroegere en huidige ministers die konden aanblijven, ook al verweet iedereen buiten hun eigen partij hen flagrant mismanagement van hun departement. Omdat de macht en niet de ethiek regeert, wordt onder politici ook niet gepraat over deontologische regels. Zij zwijgen daarover zodat sommigen pas na jaren ontdekken dat ze ontslag hadden moeten nemen uit vzw´s die ze zelf subsidiëren.?
De voorzitter: De heer Demesmaeker heeft het woord.
De heer Mark Demesmaeker: Mijnheer de minister, ik ben blij dat u dit verhaal hebt kunnen plaatsen. Velen kennen te weinig de geschiedenis achter dit soort dossiers en weten te weinig welke strijd de Vlamingen hebben moeten voeren en nog voeren om in een minimum aan dienstverlening voor Nederlandstaligen in hun eigen hoofdstad te kunnen voorzien. Je zou denken dat het voor een kwaliteitskrant een unieke gelegenheid is om daar eens iets over te publiceren. Maar dat gebeurt niet, men doet liever aan een soort dubieuze verdachtmaking. Als gewezen journalist stuit dat me tegen de borst.
Wat ik niet lees in De Standaard, is dat er vorig jaar vanuit het Brusselfonds een subsidiëring was van ongeveer 140.000 euro. Wat houdt dat precies in?
Minister Bert Anciaux: De Vlaamse Gemeenschap heeft de aankoop van de twee panden op zich genomen. Daarover ging het dus.
Tot slot, mevrouw Van Linter, moet een politicus elk jaar al zijn mandaten aangeven. Sinds ik geen lid meer ben van vzw De Overbron, ben ik ook geen lid meer van enige andere vzw of orgaan zoals een nv.
De voorzitter: Het incident is gesloten.