Commissie voor Economie, Werk en Sociale Economie Vergadering van 04/12/2008
Vraag om uitleg van de heer Paul Delva tot mevrouw Patricia Ceysens, Vlaams minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, over de delokalisatie van bedrijven en de bijeenkomst van de drie regionale ministers van Economie op 21 oktober 2008
De voorzitter: De heer Delva heeft het woord.
De heer Paul Delva: Mevrouw de minister, enkele weken geleden hebben de drie regionale ministers van Economie overleg gepleegd over de wijze waarop kan worden ingespeeld en geanticipeerd op de gevolgen van de financiële en economische crisis. Ik vernam dat u als Vlaams minister van Economie het initiatief tot dat overleg hebt genomen, waarvoor mijn felicitaties. Ik ben op heel veel domeinen een voorstander van interregionaal overleg.
Een van de uitkomsten van het topoverleg was het beter op elkaar afstemmen van een aantal beleids- en beheersinstrumenten, zoals een gezamenlijke indiening van een dossier bij Europese investeringsprogramma´s, een nauwere samenwerking bij het aantrekken van een aantal investeerders vanuit het buitenland en een intensievere samenwerking tussen de gewestelijke exportdiensten.
Een aspect dat volgens mij ook belangrijk is inzake het aantrekken van investeringen en bedrijven, is de problematiek van de interregionale delokalisatie. Dat heeft te maken met bedrijven die in een bepaald gewest werken en die vervolgens naar een ander gewest verhuizen. Als medewerker van de Brusselse minister van Economie heb ik daar vaak mee te maken gehad. Wij probeerden toen het aantal bedrijven en sectoren te volgen waar er verhuizingen waren tussen Vlaanderen, Brussel en Wallonië.
In een eerdere schriftelijke vraag heb ik gevraagd of er een bepaald overlegplatform bestond tussen de drie gewesten om daarover te kunnen discussiëren, ook al begrijp ik dat dat absoluut niet evident is. U antwoordde dat dat niet het geval was. Daarnaast stelde u - en dat verraste mij toch enigszins - dat er op Vlaams niveau geen cijfers worden bijgehouden over die intergewestelijke delokalisaties.
Mevrouw de minister, kunt u wat uitgebreider toelichten wat er besproken is op de vergadering van eind oktober? Welke beslissingen zijn er genomen? Zult u binnenkort opnieuw samenkomen, aangezien het belang van de economische crisis sinds eind oktober voor iedereen nog duidelijker is geworden? Kan dat overleg op een bepaalde manier als structureel worden beschouwd?
Denkt u dat het nodig is, zeker in deze tijden van crisis en gezien de gevolgen van de delokalisaties voor het bedrijf en zijn werknemers, om een databank op te starten om te kunnen nagaan in welke mate en tegen welke snelheid bedrijven verhuizen van en naar Vlaanderen, Wallonië en Brussel?
De voorzitter: De heer Stassen heeft het woord.
De heer Jos Stassen: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega´s, het woord ´delokalisatie´ komt telkens terug als er crisis in de lucht hangt. Ik herinner mij dat er destijds een hele discussie over delokalisatie was toen er vanuit Europa en Wallonië voor miljarden franken werd geïnvesteerd in Henegouwen. Er werd gezegd dat de 100 miljard Belgische frank die toen is geïnvesteerd, tot grote delokalisatie zou leiden, zeker in de regio Kortrijk. En ook toen waren er geen duidelijke cijfers voorhanden en was het moeilijk het eens te worden over de betekenis van delokalisatie.
Delokalisatie, volgens mij de naakte verhuizing van een bedrijf naar een ander gewest of een ander land, is iets wat mijns inziens vrij zelden voorkomt. Vaak wordt delokalisatie echter ook geïnterpreteerd als de bijkomende investeringen die bedrijven doen op een andere plaats. Is dat nog wel delokalisatie? Bedrijven kunnen wat mij betreft kiezen waar ze hun verdere ontwikkelingen doen, hetzij vlak naast het moederbedrijf, hetzij verder weg. Dat is iets anders dan het verhuizen van de maatschappelijke zetel.
Doordat we als federaal land concurreren in economische zaken - we doen dat bijvoorbeeld met de fiscaliteit - is het logisch dat bedrijven daarop inspelen, zeker wat betreft hun maatschappelijke zetel. Het is dan ook logisch dat die politieke vraag wordt gesteld.
Mevrouw de minister, zijn we het eens over de definitie van delokalisatie? Hebt u cijfers over investeringen van bepaalde bedrijven in een ander gewest?
De vaststelling blijft dat dergelijke vragen telkens terugkomen als het economisch wat minder gaat. Op andere momenten vindt iedereen het evident dat men uitbreidt naar andere plaatsen.
De voorzitter: De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega´s, we mogen hier niet te defensief op reageren. Het is in het economische verloop nu eenmaal zo dat er bewegingen zijn tussen bedrijven. Als we zeggen dat de economie in Wallonië moet bloeien om de transfers te verminderen en de werkgelegenheidsgraad op te krikken tot 70 percent, moeten we het de Walen ook gunnen dat er - al dan niet buitenlandse - investeringen gebeuren in Wallonië.
Daarnaast moeten we natuurlijk ook concurrentieel blijven en alert zijn met betrekking tot het aantrekken van buitenlandse investeringen. En een van de kostenfactoren ligt in het feit dat het milieu- en ruimtelijkeordeningsbeleid ten aanzien van bedrijven in Wallonië wat eenvoudiger en soepeler is dan in Vlaanderen. Daarnaast heb je ook de kostprijs van de industriegrond, wat samenhangt met de beschikbare hoeveelheid. Deze regering heeft de voorbije jaren al inspanningen geleverd om het milieu- en ruimtelijkeordeningsbeleid wat te vereenvoudigen en dat samen te brengen.
Mevrouw de minister, hoe evalueert u het beleid ten aanzien van de vergunningenproblematiek? Is er de voorbije jaren vooruitgang geboekt? Wat zijn de knelpunten? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat Vlaanderen een krachtiger positie inneemt in het verlenen van vergunningen aan bedrijven?
De voorzitter: Minister Ceysens heeft het woord.
Minister Patricia Ceysens: Mijnheer de voorzitter, geachte collega´s, op 21 oktober laatstleden heb ik mijn gewestelijke collega´s uit Brussel en Wallonië uitgenodigd en met hen overlegd over verschillende bekommernissen bij het aanpakken van de financiële crisis.
Een van de grootste bekommernissen bij alle drie was de kredietverstrekking van banken en hoe we die op peil konden houden. Alle gewesten waren de mening toegedaan dat een versterking van de waarborgregeling soelaas kon bieden en elk gewest is dan ook bezig met de aanpassing van de modaliteiten.
Sinds 21 november 2008 is voor het Vlaamse Gewest het urgentiebesluit van kracht dat onder meer voorziet in een soepele procedure voor dossiers onder de 750.000 euro. Ook het feit dat kortetermijnfinanciering in aanmerking komt, helpt. Ook stellen we geen extra zekerheden meer. Wij hebben dit dus gedaan. Ook de andere collega´s gaan de waarborgregeling aanpakken.
Verder hebben we afgesproken om na te gaan in welke mate we een gemeenschappelijke actie naar het Europees Investeringsfonds en de Europese Investeringsbank kunnen doen. In opvolging daarvan zijn er werkvergaderingen geweest met de verschillende collega´s. We hebben dat ook aangebracht in de nota die vandaag op het federale niveau wordt gefinaliseerd. Het is zo dat, om de Europese Investeringsbank en het Europese Investeringsfonds te mobiliseren, het goed is om een federaal element mee te nemen. Zij hebben nu eenmaal de traditie om lidstaten te kennen en niet om regio´s te kennen. Onze afspraken zijn dus ingebracht in de ruimere federale nota, waarover we ook een paar keer bij elkaar zijn geweest. Ik vermoed dat ze nog voor de kerstvakantie is afgerond.
Er was ook consensus over het feit dat de beschikbaarheid van risicokapitaal in deze moeilijke tijden moet gegarandeerd blijven. In de Vlaamse Regering zijn er ook toezeggingen gedaan in het kader van het actieplan ´Herstel het vertrouwen´. We hebben ook de hervorming van Vinnof en NRC-Fonds gedaan. Ik heb gezien dat Wallonië een soort ARKimedes heeft opgericht. Ze doen ook een bevraging op de kapitaalmarkt om risicokapitaal te verschaffen, wat wij al gedaan hadden. Ze zullen voor de eerste keer gebruik maken van de mogelijkheid om in de personenbelasting een korting te geven.
Op het gebied van innovatie hebben we het engagement genomen om de verschillende technologieverkenningen die we gemaakt hebben, naast elkaar te leggen. Wij hebben de zes clusters. Wallonië heeft het Marshallplan en minister Cerexhe heeft gezegd welke drie thema´s er voor Brussel zijn.
Ik heb het opnieuw op de agenda gezet van een overleg dat ik heb gehad met verschillende rectoren. Men is nu aan het matchen waar de opportuniteiten zitten. Er zijn een paar rectoren die gezegd hebben dat het zeer goed vooruitgaat en dat men hoopt binnenkort een aantal afspraken te kunnen maken.
Wij hebben het ook gehad over onze internationaliseringspolitiek. Er was vrij snel een consensus over het feit dat we voor het stimuleren van de export samenwerkingspotentieel hebben. Er is al samenwerking voor de buitenlandse posten, waarbij bepaalde posten gedeeld worden met een of twee andere gewesten zodat we een grotere coverage kunnen hebben zonder dat het voor ieder van ons een proportionele kostenstijging betekent. De verschillende exportagentschappen bekijken vandaag met elkaar in welke mate de samenwerking versterkt kan worden en waar er nog posten verruimd kunnen worden tot bi- of trilaterale posten.
Samenwerking bij het aantrekken van buitenlandse investeringen, blijft wat delicater. We komen op het terrein van de delokalisatie. Ik heb begrepen dat u het niet onmiddellijk wou hebben over delokalisatie buiten ons land, maar eerder over de bewegingen tussen de drie regio´s. Delokalisatie kennen we vooral van het outsourcen naar bepaalde regio´s in de wereld. Daarover bestaat een indrukwekkende studie van Agoria, die aantoont dat die bedrijven die op tijd en verstandig gedelokaliseerd hebben, uiteindelijk de grootste tewerkstelling in Vlaanderen zijn blijven garanderen. Delokalisatie hoeft dus niet altijd negatief bekeken te worden. Als een bedrijf het doet om de toekomst veilig te stellen en gebruik te maken van de meest efficiënte instrumenten waar dan ook, dan wordt soms op lange termijn de tewerkstelling in Vlaanderen gegarandeerd.
Bij het aantrekken van buitenlandse investeerders is het onmiskenbaar zo dat de verschillende gewesten elkaars concurrenten zijn. Tijdens het overleg groeide de overtuiging wel dat we liever een investeerder naar een van onze drie regio´s zagen komen, dan naar het buitenland. Maar het zal altijd een beetje vechten blijven voor de eigen attractiviteit. Wallonië heeft natuurlijk een aantal troeven tot 2012. Ze hebben nog ontwikkelingszones waar ze tot 30 percent kunnen gaan. Wij hebben in Limburg en in West-Vlaanderen nog een paar zones waar we tot 10 percent kunnen gaan. We hebben ook gezien dat sommige bedrijven zoals Google over de streep worden getrokken door wat je kunt aanbieden.
Ik moet zeggen dat de Waalse collega´s het ook beter en beter beginnen te doen. Ze beseffen hoe belangrijk het aantrekken van buitenlandse investeringen is. Ze doen heel veel inspanningen voor klantvriendelijkheid, voor het zoeken naar economische opportuniteiten.
Wij moeten dat natuurlijk op onze manier doen. We moeten verder werken aan het altijd maar klantvriendelijker worden. Het heeft te maken met vergunningen. Het heeft te maken met het afleveren van arbeidsvergunningen. Het heeft te maken met de manier waarop de administratie omgaat met potentiële buitenlandse investeerders. Er is een steekproef geweest van een buitenlandse financiële krant waarbij een journalist zich voordeed als een buitenlandse investeerder. Er werd bekeken hoe hij werd ontvangen. Er zijn in het verleden al een paar incidenten geweest waarbij hoogopgeleide Aziatische mensen niet correct behandeld werden. Die klachten komen dan bij ons terecht. Af en toe schrikken we omdat we op dat niveau moeten tussenbeide komen. Ik moet vaststellen dat men in Nederland voor zulke mensen de rode loper uitrolt. Die cultuur hebben wij in Vlaanderen niet. Wij rollen de rode loper niet uit, wij zijn defensiever in de manier waarop we buitenlandse investeerders bejegenen. Het vergt een andere aanpak, over alle administraties heen, om met goodwill en een goed oog te kijken naar buitenlandse investeerders en er niet meteen allerlei constructies achter beginnen te zoeken, waardoor men die mensen het leven moeilijk maakt.
U vraagt welke de volgende stappen zijn. De kabinetten hebben intussen ernstig doorgewerkt. Wij hebben elkaar opnieuw gezien rond de federale tafel, waar we onze elementen uit onze aanpak doorgegeven hebben. We hebben met alle gewesten samen gezeten over de kredietcommissies die bij het Participatiefonds zouden komen. We hebben elkaar ook gezien over de problematiek van de vliegtaks, die er niet gekomen is. Volgende week komt er allicht opnieuw een uitnodiging. Ad hoc bekijken we natuurlijk dossiers als het nodig is.
Ik denk inderdaad dat we voor een deel de concurrentie haar gang moeten laten gaan. Omwille van de sterke progressie inzake welvaart, kan Vlaanderen op dit ogenblik minder steunfaciliteiten aanbieden dan Henegouwen. Maar ik wil toch beklemtonen dat Vlaanderen heel andere troeven heeft. Denken we maar aan de kwaliteit van de factor arbeid, de aanwezigheid van heel wat excellentiepolen, de logistieke factor van een haven als Antwerpen of een luchthaven als Zaventem, die ook stuk voor stuk belangrijke elementen zijn waarom een buitenlandse ondernemer zich komt vestigen in onze regio.
Ik heb de voorbije weken een paar contracten kunnen tekenen. Er zijn er nog een paar in het vooruitzicht. Soms vraag je je af hoe je het nog kan halen in zo´n concurrentie: 30 percent in Wallonië, in vergelijking met het buitenland een taxatiegraad die niet min is. Dat bleek ook uit een nota van het planbureau. De notionele intrest doet nog altijd zeer goed zijn werk en blijft een heel attractief instrument. In tijden van crisis blijkt het kunnen uitspelen van economische werkloosheid belangrijk te zijn. Dit fenomeen kent men absoluut niet in andere lidstaten.
Hebben we troeven? Ja. Hebben we zwaktes? Onmiskenbaar. Iedere keer opnieuw moeten we, voor een deel op maat van een bedrijf, een pakket samenstellen. Wij moeten het doen met de troeven die wij hebben. Wallonië speelt andere troeven uit.
We hebben echter heel weinig zicht op de interne verhuizing van bedrijven. Er is sowieso een groot probleem met de regionale stromen. Dat is de reden waarom het met die eigen Vlaamse handelsbalans ook zo moeilijk gaat. We hebben nog altijd onvoldoende zicht op export- en importstromen en op het verhuizen van zetels binnen ons land.
De heer Paul Delva: Mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitgebreid en helder antwoord.
Als ik het goed begrepen heb, zou het aankopen van een paar rode lopers een goede investering zijn. We kunnen ze dan gebruiken bij het aantrekken van buitenlandse investeerders. Ik waardeer uw duidelijke bewoordingen. Ik denk dat er inderdaad nog heel wat progressiemarge is. Ik dank u voor de grote openheid.
De voorzitter: Het incident is gesloten.