Commissie voor Economie, Werk en Sociale Economie Vergadering van 04/11/2008
Interpellatie van de heer Eric Van Rompuy tot de heer Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over het jobverlies in de Vlaamse economie
Interpellatie van de heer Gino De Craemer tot de heer Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over de gevolgen van de ontwikkelingen in de Vlaamse economie voor de arbeidsmarkt en het Vlaamse arbeidsmarktbeleid
Interpellatie van de heer Bart Van Malderen tot de heer Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over het banenverlies in Vlaanderen
Vraag om uitleg van de heer Jan Roegiers tot de heer Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, en tot mevrouw Patricia Ceysens, Vlaams minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, over het recente grote banenverlies in Gent
Vraag om uitleg van mevrouw Anissa Temsamani tot de heer Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over de geplande ontslagen bij EDS Mechelen
Vraag om uitleg van mevrouw Agnes Bruyninckx tot de heer Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over de recente golf van ontslagen in de textielsector
Vraag om uitleg van de heer Gino De Craemer tot de heer Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over de evaluatie van het herstructureringsbeleid
Vraag om uitleg van de heer Hans Schoofs tot de heer Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over de werkgelegenheid in de Kempen
Vraag om uitleg van de heer Louis Bril tot de heer Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over de werkzaamheidsgraad in het kader van de Lissabonnorm
De voorzitter: We hebben vorige keer afgesproken dat we alle vragen die betrekking hebben op werkgelegenheid als gevolg van de economische crisis, zouden bundelen. Morgen is er een actualiteitsdebat over de economische crisis in het algemeen in de plenaire vergadering. Er komt misschien ook een verklaring van de regering. Donderdag is er een hoorzitting met PMV. Donderdagnamiddag kunnen er meer specifieke vragen gesteld worden aan minister Ceysens. Vanmiddag voeren we hier dus het debat over het specifieke aspect van de werkgelegenheid en ondervragen we minister Vandenbroucke in zijn hoedanigheid van minister van Werk. Ik stel voor om de algemene discussie over financiering, mobilisatie van kapitaal, verlies van marktaandeel en innovatie, morgen in de plenaire vergadering te voeren.
De heer Eric Van Rompuy: Mijnheer de minister, geachte collega´s, de cijfers die gisteren bekend raakten - en de minister heeft het ook al gezegd -, tonen aan dat er een soort kantelmoment is en dat er een knik is in de daling van de werkloosheid die we de voorbije vijf jaren kende. De werkloosheid bij mannen, jongeren en 55-plussers stijgt. De interimarbeid neemt af. Er was al een economische teruggang, maar de financiële crisis zorgt nog voor een versnelling.
De prognose van de Europese Commissie is dat er volgend jaar een nulgroei zal zijn. Dat is ook zo in de andere Europese landen. De groei bevindt zich tussen min 0,2 percent en plus 0,2 percent. We gaan dus naar een nulgroei.
Het is duidelijk dat dat gevolgen zal hebben op de werkgelegenheid. De zware incidentie moet nog komen. Sinds juli 2008 zijn er toch al 5000 arbeidsplaatsen verloren gegaan in de economie. Vrijwel alle sectoren worden getroffen door jobvernietiging. Mijn collega´s zullen er per sector dieper op ingaan. Sommige regio´s worden bijzonder zwaar getroffen zoals de Kempen. Bepaalde sectoren, zoals de textielsector met UCO, Bekaert Textiles, Domo en de automobielsector, kortom bijna alle sectoren in Vlaanderen, voelen de crisis aan. Europees vraagt men 40 miljard euro leningscapaciteit om te investeren in de automobielsector.
Men voelt aan dat het ergste nog moet komen, zeker in de Vlaamse economie, die sterk afhankelijk is van de multinationale bedrijven. De kans is heel reëel dat die multinationale bedrijven van de wereldwijde recessie gebruik gaan maken om te herstructureren. De vraag is welke landen het eerst in aanmerking komen bij een herstructurering. Omdat wij vaak niet de moedernatie van dergelijke bedrijven zijn, bestaat in Vlaanderen de vrees dat wij voornamelijk in de multinationale bedrijven zware klappen zullen krijgen. We zien ook dat het aantal faillissementen dit jaar al 17.000 banen heeft gekost en de volgende jaren zal dat in toenemende mate leiden tot een jobvernietiging.
Mijnheer de minister, u hebt gisteren al een aantal inschattingen gemaakt. U hebt gezegd dat we op een keerpunt staan maar dat we nog niet de grote stijging kennen. Vergeleken met vorig jaar is er tenslotte nog altijd een verbetering van de arbeidsmarkt. Maar met de negatieve economische groeicijfers van de laatste maanden, kunnen we ons eraan verwachten dat we in het voorjaar en zeker in de tweede helft van volgend jaar de gevolgen zullen zien. Tussen groei en werkgelegenheid zit immers dikwijls een ´time lag´ van minstens zes maanden.
Wat kunnen wij in Vlaanderen binnen onze bevoegdheden doen in verband met bedrijfsherstructureringen en vorming? Welke mogelijkheden hebben wij om die vertrouwenscrisis te herstellen die is begonnen in de financiële sector en nu ook in de reële economie zit, bij ondernemers, bij consumenten en bij de internationale ontwikkeling? Er zijn heel wat aspecten aan verbonden. Wij zullen in Vlaanderen de crisis niet kunnen keren, we moeten op dat vlak bescheiden zijn en geen overdreven verwachtingen creëren. Het is wel belangrijk dat we in het Vlaams Parlement in dit debat een aantal accenten kunnen leggen. Mijn interpellatie is een algemene kapstok, waarbij de andere leden op een aantal terreinen kunnen ingaan.
De voorzitter: De heer De Craemer heeft het woord.
De heer Gino De Craemer: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, volgens cijfers van het Internationaal Muntfonds (IMF) zal de economische groei van Vlaanderen volgend jaar sterk terugvallen. Er zijn verschillende visies daarop. Voor 2009 zou dit concreet betekenen dat er 70.000 bijkomende werklozen zouden zijn. De KBC daarentegen verwacht een stagnatie van de economie met een inkrimping van de werkgelegenheid met 10.000 jobs als gevolg. De VDAB ziet dan weer geen aanwijzingen dat er bijkomende werklozen zouden komen. Er zijn immers nog heel wat openstaande jobs en de mensen die op pensioen gaan, zullen altijd moeten worden vervangen.
Los van deze uiteenlopende prognoses moeten we vaststellen dat de Vlaamse economie de afgelopen weken geconfronteerd werd met verschillende herstructureringen, ontslagen en afvloeiingen en dit in de meest uiteenlopende sectoren. Dat is betreurenswaardig. De krant De Tijd heeft het over een verlies van 5000 banen sinds 1 juli en De Standaard zelfs over 2200 jobs sinds 1 oktober.
In het najaar van 2007 stelde de studiedienst van de Vlaamse overheid een vergelijkingsrapport op over de economische prestaties van 125 Europese regio´s voor de periode van 1995 tot 2005. Vlaanderen deed het in vergelijking met Brussel en Wallonië weliswaar beter maar slaagde er niet in gelijke tred te houden met de omliggende landen. Wat de lage werkzaamheidsgraad, vooral bij 55-plussers, betreft, scoorden we zelfs het slechtst van allemaal.
Mijnheer de minister, naar aanleiding van de begrotingsbespreking verklaarde federaal minister van Werk Milquet zo snel mogelijk een nieuw akkoord te willen sluiten over een bijgestuurd begeleidings- en activeringsplan voor werkzoekenden. Enkele maanden terug verklaarde u, mijnheer de minister, dat u niet zou wachten op de federale regering om een sluitende aanpak tot stand te brengen en dat u hierover een overleg zou starten met de sociale partners. De afgelopen jaren werd steeds positief bericht over de evolutie van de Vlaamse werkloosheid. De negatieve prognoses komen dan ook veeleer onverwacht.
Mijnheer de minister, hoe ziet u de reeks ontslagen in het kader van de recente evoluties in de Vlaamse economie? Met andere woorden, wat zijn de gevolgen van de ontwikkelingen in de Vlaamse economie voor de werkgelegenheid en werkloosheid in Vlaanderen? Wat zijn de gevolgen voor het Vlaamse arbeidsmarktbeleid? Wat zijn de resultaten van het overleg met de sociale partners inzake de uitbreiding van de sluitende aanpak?
Hoe evalueert u de activerende aanpak en impact inzake herstructurering? Acht u het zinvol dan wel nodig om het spoor van de ervaringspools verder uit te werken? Kan het Herplaatsingsfonds hierbij eventueel een rol spelen? Zijn er eventueel nieuwe initiatieven of bijsturingen gepland inzake het activerend herstructureringsbeleid? Indien zo, kunt u dat kort toelichten?
De voorzitter: De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, het is duidelijk dat Vlaanderen, België, Europa en de wereld met een economisch probleem zitten. Het probleem van de bedrijfsherstructureringen is door de vorige sprekers al heel uitvoerig besproken. Daarnaast is er het probleem van het dalende jobaanbod. Het blijkt dat er tussen januari en eind september 2,4 percent minder jobaanbiedingen waren bij de VDAB dan in dezelfde periode vorig jaar.
Gisteren, mijnheer de minister, communiceerde u dan ook nog over het feit dat er weliswaar nog steeds een daling is van de werkloosheid, maar dat we voor het eerst sinds jaren een stijging van de werkloosheid zien bij de mannelijke bevolking en dat de daling van de werkloosheid bij vrouwen stilaan vertraagt.
Het is duidelijk dat we na anderhalf jaar beleidsimpasse en na de zeer dramatische omstandigheden in de financiële wereld in Vlaanderen voor een echte sociale en economische crisis staan. Dat vraagt om initiatieven. Ik wil hier alvast een aantal bedenkingen meegeven.
Minister Milquet heeft vandaag meegedeeld dat ze binnenkort met een werkgelegenheidsplan komt. Is er daarover overleg gepleegd met de regio´s? Ik vind het zeer goed dat de federale regering regeert - we hebben dat even moeten missen - maar dat zou dan wel gebeuren op het terrein van de Vlaamse Regering. Ik stel me vragen bij zaken als opleidingspremies en mobiliteitspremies. Behoren die eigenlijk niet tot de gemeenschaps- en/of gewestmaterie? Ik vraag me ook af of een dergelijk plan geen poging is om bevoegdheidspakketten te betonneren. Aangezien het gros van de maatregelen in dat plan zich eerder binnen de gemeenschaps- en gewestmaterie bevinden, vraag ik me af of dat wel een optimale besteding is van middelen die sowieso moeten worden ingezet om de economische crisis zo snel mogelijk te counteren.
Ik wil hier ook begrip vragen voor de problematiek van mensen die bij herstructureringen vaak wat onder de mat worden geveegd: interimkrachten en mensen met een tijdelijk contract. Bij een herstructurering wordt de stopzetting van dergelijke contracten vaak beschouwd als een pijnloze manier om af te vloeien, maar het gaat toch nog steeds om mensen die hun job verliezen.
Mijnheer de minister, hoe reageert u op de huidige gebeurtenissen op de arbeidsmarkt? Kunt u ons een overzicht geven van de gekende herstructureringen en collectieve ontslagen? Overweegt u bijkomende inspanningen om de neergaande trend om te buigen? Bestaan er mogelijkheden via het Europees Globalisatiefonds?
De voorzitter: De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, de problematiek is intussen al voldoende ingeleid door de vorige sprekers. U zult het mij dan ook niet kwalijk nemen dat ik mij bij deze vraag om uitleg concentreer op mijn thuisstad Gent, die wel heel erg getroffen wordt door de economische crisis.
Ik geef u enkele cijfers. Het begon begin september met Domo, waar 150 arbeidsplaatsen verloren zijn gegaan. Daarna volgde UCO, goed voor 400 banen die verloren gingen. Volvo Trucks heeft eerst 400 tijdelijke krachten en vervolgens nog eens 200 extra krachten laten weten dat hun contracten niet worden verlengd. Bij Volvo Cars worden er 250 arbeidsplaatsen geschrapt. ArcelorMittal heeft aangekondigd dat er de laatste twee maanden van het jaar 1800 arbeiders 1 à 2 dagen per week in technische en economische werkloosheid zullen worden geplaatst. Ook de stad Gent laat weten dat men er bij de begrotingsopmaak rekening mee moet houden dat men de komende jaren met 300 mensen minder zal moeten werken. Alles samen betekent dat een jobverlies van 1700 banen in twee maanden tijd. Dat is toch wel heel erg.
Tegenover die 1700 jobs die verloren gaan, staan er weliswaar nog 4000 openstaande vacatures, maar de bezorgdheid blijft uiteraard bestaan. Bovendien wordt voorspeld dat ten gevolge van het genoemde verlies aan arbeidsplaatsen er ook nog bijkomende plaatsen verloren zullen gaan bij de toeleveranciers.
Collega´s, Domo en UCO kunnen worden beschouwd als getuigen van een roemrijk industrieel verleden, maar hun sluiting benadrukt des te meer de omslag die in Gent werd gemaakt en nog verder moet worden gemaakt. Daarbij komen ook nog de jongere bedrijven die ik daarnet heb opgesomd, maar die ten gevolge van de crisis evenzeer worden getroffen.
Mijnheer de minister, hoe evalueert u het grote banenverlies in Gent? Welke maatregelen kunnen er op korte termijn worden genomen om het tij te doen keren? Werd of wordt hierover overlegd met het stadsbestuur en de betrokken bedrijven? Zo ja, wat zijn de resultaten van dat overleg? Hebt u kennis van eventueel gevaar van jobverlies bij andere bedrijven in Gent?
De voorzitter: Mevrouw Temsamani heeft het woord.
Mevrouw Anissa Temsamani: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, mijn vraag gaat specifiek over het bedrijf EDS. Een aantal maanden geleden heeft er een fusie plaatsgevonden tussen het Mechelse bedrijf EDS en de IT-reus Hewlett-Packard (HP). Er werd toen ook aangekondigd dat wereldwijd een 25.000-tal banen op de tocht kwamen te staan, vooral binnen de EDS-poot van de gefusioneerde onderneming.
De eerste berichten waren echter relatief geruststellend voor de specifieke situatie van de Belgische werknemers. Ook na de Europese ondernemingsraad van HP van eind september was de ongerustheid bij vakbonden en personeel in ons land eerder beperkt. De activiteiten van HP en EDS in ons land zijn namelijk complementair, de overlappingen zijn niet groot. HP focust zich in België voornamelijk op hardware met slechts een kleinere afdeling die de software en het ontwerpen van programma´s beheert. EDS levert in België dan weer uitsluitend software en ontwikkeling van programma´s. Het bedrijf heeft bovendien de zekerheid van een aantal grote klanten als General Motors, de Vlaamse Gemeenschap en KBC. Komt daar nog bij dat België tot de top drie behoort van de best presterende EDS-bedrijven in Europa. Kortom, het bedrijf heeft het altijd zeer goed gedaan en stond als werkgever ook goed aangeschreven in de Mechelse regio, waar de grootste Belgische vestiging van EDS is.
De aankondiging op 7 oktober dat er in de Mechelse vestiging van EDS maar liefst 300 ontslagen zullen vallen, kwam dan ook hard aan. Bovendien kon op 7 oktober geen enkele zekerheid geboden worden over waar de ontslagen precies zouden vallen. Het bedrijf moest dat op het moment van de aankondiging nog onderzoeken. Er werd niet vermeld wat de mogelijkheden waren voor herplaatsing binnen het bedrijf. Evenmin werd er gesproken over een kalender voor de sociale onderhandelingen en over de opmaak van een sociaal plan was nog niet gesproken met de sociale partners.
Dit is een vreemde gang van zaken, die heel wat verontwaardiging wekt. Waarom worden de vakbonden en het personeel pas na een dergelijke aankondiging betrokken in het overleg? Die handelswijze is even kortzichtig als het feit dat men bij kostenbesparingen in de eerste plaats denkt aan een bepaald aantal afvloeiingen, terwijl men niet eens kan zeggen wat dat concreet zal inhouden. Het raakt aan het meest waardevolle bezit van een dergelijke onderneming, namelijk een redelijk hoog gekwalificeerde groep werknemers.
De Vlaamse overheid is niet alleen bevoegd in deze materie, maar is ook een belangrijke klant van EDS.
Hebt u een zicht op de concrete gevolgen van de herstructurering? Welke personeelsgroep zal het zwaarst getroffen zijn?
Wordt de Vlaamse overheid betrokken bij de opmaak van het sociaal plan en de begeleiding van de werknemers die door de herstructurering op zoek moeten gaan naar een andere job?
De Vlaamse overheid behoort tot de grotere klanten van EDS België. Zijn er concrete gevolgen van de geplande herstructurering voor de uitvoering van de overeenkomsten tussen EDS en de Vlaamse overheid?
De voorzitter: Mevrouw Bruyninckx heeft het woord.
Mevrouw Agnes Bruyninckx: Mijnheer de minister, mijnheer de voorzitter, geachte collega´s, onlangs heb ik gewezen op de serieuze problemen in de textielsector. De laatste maanden gingen er in de sector 2000 jobs verloren en dit aantal blijft stijgen.
Eind 2006 telde de Belgische textielsector 33.300 werknemers. Dat zijn cijfers van Fedustria. In 2007 daalde de werkgelegenheid ook reeds met 3 percent. Er is dus een paradox in de textielindustrie: naast de talrijke ontslagen zijn er veel textielbedrijven die moeilijk geschoold en gemotiveerd personeel vinden.
Een belangrijk feit is dat de krapte op de arbeidsmarkt in de textielregio´s, zeker in West- en Oost-Vlaanderen, een negatief effect heeft op de investeringsintenties. Een van de redenen van de krapte is te wijten aan de zwakke instroom van scholieren uit het textielonderwijs. Dit komt wellicht door het oubollige imago waarmee de textielsector te kampen heeft. Volgens het Vlaams Belang is het van groot belang dat de sector de nodige ondersteuning krijgt van de overheid.
Welke initiatieven zult u nemen om de golf van ontslagen in de textielsector te stabiliseren en in te perken? Hoe zult u het tekort aan knelpuntberoepen in de textielsector proberen aan te pakken? Zult u een gerichte campagne voeren om werken in de textielindustrie opnieuw aantrekkelijk te maken voor schoolverlaters?
De voorzitter: De heer Bril heeft het woord.
De heer Louis Bril: Mijnheer de minister, mijnheer de voorzitter, geachte collega´s, de werkzaamheidsgraad moet, volgens de Lissabonnorm, 70 percent bedragen in 2010. In 2007 was dit 66,1 percent. Inmiddels vernemen we dat de Vlaamse Regering maatregelen treft om meer 50-plussers aan het werk te houden.
Bepaalde regio´s worden de laatste maanden echter getroffen door massale ontslagen, onder andere de Kempen en West-Vlaanderen, de regio die ik het best ken. De eisen die daar op tafel liggen, zijn brugpensioen vanaf 50 of 52 jaar en een belangrijke vertrekpremie.
Intussen zijn er, soms op enkele honderden meter afstand van het bedrijf in herstructurering, bedrijven die vacatures hebben die niet worden ingevuld. Ik denk bijvoorbeeld aan Unilin, Group Thermote & Vanhalst en we kunnen zo verder gaan.
Bent u van oordeel dat dergelijke eisen verenigbaar zijn met het nastreven van de Lissabonnorm van een werkzaamheidsgraad van 70 percent?
Wat kan er gebeuren om bij dergelijke herstructureringen beslissingen te voorkomen die haaks staan op het gevoerde regeringsbeleid om meer 50-plussers aan het werk te houden?
Mijn vragen zijn geïnspireerd door het pak vacatures dat niet ingevuld geraakt. In de regio Gent bijvoorbeeld zijn er 4000 vacatures. Er is duidelijk een tegenstrijdigheid. Mensen moeten een herscholing krijgen, hetzij van de VDAB, hetzij van het bedrijf zelf.
De voorzitter: De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel: Mijnheer de minister, mijnheer de voorzitter, geachte collega´s, we staan inderdaad voor heel wat uitdagingen. Toch wil ik aandacht vragen voor het onderscheid tussen een structurele tendens en een conjuncturele tendens.
We mogen niet uit het oog verliezen dat er de laatste jaren een zekere krapte op de Vlaamse arbeidsmarkt was, die de volgende maanden verzacht zal worden, maar niet zal verdwijnen. Ik denk dat we over 2 tot 3 jaar, meer dan ooit, opnieuw geconfronteerd zullen worden met die structurele krapte op de Vlaamse arbeidsmarkt. Ik zou daar een eerste aandachtspunt van willen maken. We mogen dit niet uit het oog verliezen en moeten rekening houden met die structurele tendens op de arbeidsmarkt die er wellicht ook de volgende jaren zal zijn.
Nu staan we voor een conjuncturele uitdaging. De economie zit in een dip, wat naar conjuncturele werkloosheid leidt. Er volgen herstructureringen en aanpassingen van onze economie. De minister van Werk heeft zelf al in interviews aangehaald dat het belangrijk is om een activerend herstructureringsbeleid te voeren.
De heer Bril heeft al verwezen naar de 50-plussers. Vorige week hebben we daarover ook al gediscussieerd in deze commissie. Het is een belangrijk aandachtspunt. Een aantal jaren geleden heeft de federale overheid het Generatiepact gemaakt. Er zijn tewerkstellingscellen en sociale plannen gelanceerd. Er is een regionale toetsing, in overleg met de Vlaamse sociale partners. Is die volledig klaar en operationeel? Wat zijn de grote krijtlijnen?
Er zijn plannen om het Herplaatsingsfonds te integreren in de VDAB en er een performant loket van te maken. Hoever staat het met die integratie?
De laatste jaren hebben de kansengroepen een inhaaloperatie kunnen doen. De daling van de werkloosheid in de kansengroepen was bezig. Voor een deel was dit te danken aan de goede conjunctuur. Nu is de conjuncturele situatie minder rooskleurig. Hoe evolueert dit? We moeten hiervoor aandacht hebben, zeker voor de situatie van de 50-plussers. De uitstroom stijgt door de tewerkstellingscellen. Maar de uitstroom van 50-plussers via de tewerkstellingscellen is duidelijk minder groot dan voor de gemiddelde man en vrouw die via de tewerkstellingscellen op zoek gaat naar een nieuwe job. Ik geloof dat het om 37 percent gaat, tegenover gemiddeld 62 percent.
We moeten dus specifieke aandacht besteden aan de 50-plussers. Er is een demografische golf waarin zich heel veel 50-plussers bevinden. Het is een belangrijke uitdaging om 50-plussers niet massaal via al te gemakkelijke uittredingsregelingen te laten afvloeien en definitief verloren te laten gaan voor de Vlaamse arbeidsmarkt, in de wetenschap dat er misschien over een aantal jaren opnieuw arbeidskrachten te weinig zullen zijn.
Bij herstructureringen is opleiding heel belangrijk om mensen goed te begeleiden. De laatste jaren daalt het aantal volwassenen in opleidingen van ongeveer 10 percent naar amper 8 percent in 2007. De Europese doelstelling is 12,5 percent. De kloof wordt dus groter in plaats van kleiner. We moeten een tandje bijsteken. In welke mate ziet u dat mogelijk binnen uw bevoegdheden? In welke mate kunnen de sociale partners een tandje bijsteken?
De voorzitter: De heer Vrancken heeft het woord.
De heer John Vrancken: Mijnheer de minister, mijnheer de voorzitter, geachte collega´s, veel multinationale bedrijven kiezen ervoor om hun productie in hun filialen in de lagereloonlanden voort te zetten. Dit duidt nog maar eens op de zwakte van onze economie, namelijk de te hoge loonkost.
De signalen waren al enkele jaren macro-economisch voorhanden. De minister van Economie, mevrouw Ceysens, investeerde daarom meer in onderzoek en ontwikkeling. Ze wou de spitstechnologie laten uitblinken tegenover de traditionele industrie en zo onze economische hefbomen laten doorwerken in de werkgelegenheid.
Heeft dit zich vertaald in een verhoging van arbeidsplaatsen? Zijn er al cijfers bekend? Zal het zorgen voor bijkomende werkgelegenheid of een verhoging van de werkzaamheidsgraad in Vlaanderen in de huidige financiële crisis?
De voorzitter: De heer Van Goethem heeft het woord.
De heer Roland Van Goethem: Mijnheer de minister, mijnheer de voorzitter, geachte collega´s, op het moment dat de economische groei onder de 2,4 percent zakt, is er een stijging van de werkloosheid. Volgend jaar stevenen we af op een groei van ongeveer 0 percent. Dat betekent dus dat er flink wat werkloosheid zal bijkomen.
Maar er zijn in Vlaanderen ook nog heel wat openstaande betrekkingen, namelijk de fameuze knelpuntberoepen. We kunnen stellen dat we de bijkomende werkloosheid deels zullen kunnen opvangen door die openstaande betrekkingen. We zullen dan vooral de werkzoekenden moeten herscholen.
Hebt u van de VDAB signalen gekregen dat er een meervraag is naar omscholing of herscholing? Welke middelen kunt u ter beschikking stellen om tegemoet te komen aan de vraag die, als ze er nog niet is, over enkele maanden wel acuut zal worden?
De voorzitter: De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys: Mijnheer de minister, mijnheer de voorzitter, geachte collega´s, we zijn in een beetje een eigenaardige situatie beland. We hebben de kans gehad om de beleidsbrief van de minister te lezen. Hij stopt op het moment dat de financiële crisis begonnen is. Het debat dat we nu voeren, is eigenlijk een debat over de beleidsbrief, namelijk welke maatregelen moet het arbeidsmarktbeleid nemen op een ogenblik dat de situatie helemaal anders is dan verwacht.
De eerste zes maanden van 2008 waren de eerste tekenen van een economische recessie al te zien. Toch denk ik dat niemand zich aan dit scenario verwacht had. Ik denk niet, net zoals de heer Van den Heuvel, dat het nodig is om het geweer plots compleet van schouder te veranderen en een totaal andere richting uit te gaan. Het is al vaak gebleken dat doelgroepen die het moeilijk hebben in een hoogconjunctuur, het eerst getroffen worden in een laagconjunctuur. De instrumenten uit de beleidsbrief zijn a fortiori zinvol om ook in een moeilijker economisch kader te functioneren. Ik denk dan vooral aan de instrumenten die men aan werknemers geeft om zich maximaal aan te passen aan de volatiele arbeidsmarkt. Het gaat dan vooral over het Herplaatsingsfonds, opleiding, vorming, tewerkstellingscellen. Daarmee moeten we verder gaan.
De voorzitter: De heer Schoofs heeft het woord.
De heer Hans Schoofs: Mijnheer de voorzitter, de problematiek in de Kempen is uitvoerig aan bod gekomen, ook in de plenaire vergadering. Minister-president Peeters heeft een stand van zaken gegeven in verband met de uitvoering van de resolutie die eind vorig jaar in het Vlaams Parlement werd goedgekeurd. Volgende donderdag zal er in de commissie verder worden ingegaan op die uitvoering.
Mijnheer de minister, in de Kempen zijn op dit moment ongeveer 1700 banen verloren gegaan. We merken dat de zwakkere regio´s in een mogelijk recessiescenario als eerste de gevolgen moeten dragen. De Kempen is duidelijk nog een van die regio´s die extra aandacht verdienen.
De nazorg voor de ontslagen personeelsleden is een aandachtspunt voor alle betrokkenen in de regio. Ze is ook het onderwerp van gesprek geweest op het Regionaal-Economisch Sociaal Overlegcomité (RESOC). Het is misschien geen toeval dat bij een recessie de eerste ontslagen vallen bij het tijdelijk personeel. Een groot aantal van die 1700 werknemers zijn tijdelijke werknemers. Voor de mensen met een langdurig contract of een contract van onbepaalde duur voorzien nogal wat bedrijven in outplacement en begeleiding. Voor de tijdelijke contractanten is dat echter niet direct het geval. Heel wat bedrijven hebben ook nooit te kampen gehad met een toestand waarin ze zoveel mensen moesten ontslagen. Ze hebben niet de ervaring of de middelen om die outplacement te verzorgen.
Mijnheer de minister, welke mogelijkheden bestaan er om, conform de werknemers met een contract van onbepaalde duur, te voorzien in een begeleidingscel? Is er een specifieke bijdrage van de Vlaamse overheid voor bedrijven die geen middelen hebben om outplacement te organiseren voor personeel met een contract van korte duur? Dikwijls gaat het om laaggeschoolden of sociaal zwakkeren, die ook minder kansen hebben op een nieuwe tewerkstelling. De openstaande vacatures zijn dikwijls voor knelpuntberoepen, waar zij niet direct voor in aanmerking komen, tenzij ze grondig herschoold worden.
De voorzitter: Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer de voorzitter, er werden heel wat vragen gesteld. Het antwoord riskeert dan ook heel uitvoerig te zijn. Daarom neem ik me voor zeer weinig te zeggen over de huidige cijfers over de werkloosheid. Ik had me daar wel op voorbereid. Er is echter in de kranten al heel wat interessante - correcte - commentaar gepubliceerd over de werkloosheidscijfers van eind oktober die door de VDAB werden voorgelegd. We stellen vast dat de werkloosheid in Vlaanderen nog steeds daalt. Voor het eerst sinds lang is er echter een stijging bij de mannen. Dat hangt natuurlijk samen met het feit dat mannen toch meer dan vrouwen in conjunctuurgevoelige sectoren werken. Daarnaast stijgt ook de kortdurige werkloosheid. Dat is eigen aan een conjunctuuromslag. De werkloosheid van minder dan één maand stijgt bijvoorbeeld met 5 percent.
We zien ook dat we, wat de absolute cijfers betreft, op een historisch dieptepunt zitten. Eind oktober zijn er, afgerond, 170.000 mensen in Vlaanderen die bij de groep van de niet-werkenden en werkzoekenden worden gerekend. Dat zijn onze officiële werklozen. In de reeks die ik heb, en die begint in 1983, is dat het allerlaagste cijfer ooit voor de maand oktober, met uitzondering van oktober 2000. In oktober 2000 waren er, afgerond, 167.000 werklozen. In vergelijking met oktober 2000 registreren we echter wel heel wat meer mensen in de werkloosheid. Wat het effect daarvan is, kan men moeilijk reconstrueren. We mogen er echter van uitgaan dat het registreren van meer mensen een verschil van misschien wel 20.000 mensen in de telling geeft. Als we de 170.000 mensen van eind oktober willen vergelijken met de 167.000 mensen van eind oktober 2000, dan moeten we die laatste groep aanvullen met misschien wel 20.000 werklozen.
In de feiten gaat het om een historisch laag cijfer. Ook de spanningsindicator, die de VDAB berekent en die een trendindicator is, staat eind september op 3,7. Het gaat daarbij om een verhouding tussen de trend aantal werkzoekenden en de trend aantal vacatures. We hebben te maken met een historisch scherpe arbeidsmarkt. In het jaar 2000, tijdens de laatste hoogconjunctuur voor een omslag, was het laagst bereikte cijfer 5. Het is wel zo dat we wat moeten opletten met die statistiek, omdat het aantal vacatures qua registratie ook enigszins geëvolueerd is. Maar zelfs als we dat in ogenschouw nemen en kijken naar de herberekening die door mijn diensten werd uitgevoerd om, onder andere, rekening te houden met wijzigingen in het vacaturemarktaandeel van de VDAB, dan zou die spanningsindicator vandaag hooguit 4,3 zijn. Dat is ook historisch laag.
Ik besluit daaruit dat als we zeer snel reageren, we vandaag nog wel troeven hebben op de Vlaamse arbeidsmarkt. Er zijn openstaande vacatures en jobs. Ze zijn niet altijd gemakkelijk in te vullen, maar ze zijn er wel.
Dat is meteen mijn algemene boodschap, mijnheer de voorzitter. De economie vertraagt. We zien dat duidelijk. We voelen die omslag ook in de werkloosheidscijfers. Als dat het geval is, dan moet het beleid de pas versnellen. Dat geldt op alle niveaus. Als de Vlaamse economie vertraagt, dan moet het Vlaamse beleid de pas ook versnellen. Daar pleit ik zeer sterk voor.
Mijnheer de voorzitter, u hebt er op aangedrongen dat ik me zou beperken tot het arbeidsmarktbeleid. Ik wil echter toch heel even het kader schetsen. We moeten immers ook de proporties in acht nemen. In de eerste plaats moet vandaag op het Europese vlak een sterk antwoord worden gegeven. Dat hangt natuurlijk samen met het feit dat de financiële crisis wereldwijd is. Wat mij, als macro-econoom, betreft, is het monetaire beleid als eerste aan zet. Dan volgt het financiële beleid, nog voor het budgettaire. Het monetaire beleid speelt zich natuurlijk op het Europese niveau af. Europa moet dus een goed antwoord geven, ook op het vlak van financiële regulatie enzovoort.
In mijn ogen heeft de Europese Commissie een tiental dagen geleden een zeer interessant document gepubliceerd. De titel ervan luidt: ´From financial crisis to recovery´. Commissievoorzitter Barroso schetst daarin in vogelvlucht wat er volgens hem moet gebeuren inzake het monetaire en financiële beleid. Hij geeft ook aan wat er in zijn ogen moet gebeuren om de impact van de financiële crisis op het reële economische gebeuren te milderen.
Zeer kort samengevat zijn er drie grote sporen in opgenomen. Zo moet ervoor gezorgd worden dat de privé-investeringen in de mate van het mogelijke op peil worden gehouden. Dat is een probleem van vertrouwen van investeerders in hun eigen projecten, maar ook van vertrouwen van financiers om daarvoor geld ter beschikking te stellen. Daarnaast stelt de Europese Commissie dat men de rol van de publieke investering ter harte moet nemen. We moeten een aantal toekomstgerichte publieke of privaat-publieke investeringsprojecten versnellen. Op dat vlak liggen er ook voorstellen voor met betrekking tot de rol van de Europese Investeringsbank. Ten slotte stelt de Europese Commissie dat meer dan ooit moet worden ingezet op soepele arbeidsmarkten, op activering enzovoort. Die drie sporen zijn, vind ik, ook logisch.
In zekere zin moeten we bescheiden zijn. Dat Europese antwoord is essentieel. Ik hoop dat de Belgische overheden dat ook steunen. We kunnen daar met de Vlaamse Regering echter ook een eigen rol in spelen. Ik heb het dan vanzelfsprekend niet over het monetaire beleid. We kunnen dat wel op het vlak van privé- en publieke investeringen en de arbeidsmarkt.
De Europese Commissie geeft ook een goed antwoord op de zorg die onder meer door de heer Van den Heuvel werd verwoord. Mijnheer Van den Heuvel, u had het over conjunctuur en structuur. De Europese Commissie zegt dat we moeten doorgaan op het pad van structurele hervormingen, onder andere op het vlak van de arbeidsmarkten. Ook moeten een aantal langetermijndoelstellingen, zoals innovatie, innovatiebeleid, ontwikkeling van groene technologie, mobiliteit, openbaar vervoer, versneld worden aangepakt.
De Europese Commissie legt zelf zeer sterk de band tussen de kortetermijnactie en de langetermijndoelstellingen: het conjunctureel beleid, maar ook een visie op de wenselijke structurele ontwikkeling van de economie. Ik pleit er zeer sterk voor dat we dat ook in Vlaanderen doen. We moeten vandaag een antwoord geven dat twee eigenschappen zou moeten hebben. Ten eerste moet je de korte en de lange termijn goed met elkaar verbinden. We moeten niet de fouten maken die men in het verleden wel eens heeft gemaakt: men zwaaide een beetje mis begrepen met keynesiaanse recepten en begon met vrij onproductieve uitgaven te doen, die dan bovendien pas echt op gang kwamen op het ogenblik dat de conjunctuur alweer was omgeslagen. Dat moet je niet doen. Je moet bestaande programma´s versnellen en die moeten gericht zijn op langetermijndoelstellingen. Je moet blijven werken op je arbeidsmarkt. De korte en de lange termijn moet je echt verbinden.
Ten tweede hebben we binnen het Belgische geheel een zeer goede rolverdeling nodig. Men heeft me gevraagd naar een reactie op standpunten van minister Milquet. Ik heb het detail nog niet ontvangen van wat zij morgen wil voorleggen. Ik zal morgen alleszins in het overleg met de federale collega´s pleiten voor een zeer duidelijke rolverdeling, om te beginnen wat het budgettaire betreft. Als je vertrouwen wil scheppen, en dat is essentieel in zo een conjunctuuromslag, als je onzekerheid wil wegnemen, dan moet men vooral federaal het begrotingswerk in orde brengen. Federale begrotingsdeficits zorgen voor onzekerheid, niet voor zekerheid, want de federale overheid staat in voor onze pensioenen. Federaal moet men sparen. In de gewesten kan men vandaag iets expansiever zijn in de begroting in de mate dat je niet in het rood gaat. Die taakverdeling is wel zeer wezenlijk, ook vanuit een louter economisch standpunt. Misschien hebt u in cursussen ooit gehoord over de Ricardiaanse equivalentie. Een overheid die in het rood gaat en waarbij de burgers dan denken dat de toekomst er helemaal slecht uitziet, die stimuleert de economie niet. Dat zou Ricardo ooit hebben gezegd.
De voorzitter: Dat is wat anders dan wat de gouverneur van de Nationale Bank zegt.
Minister Frank Vandenbroucke: De gouverneur zegt zeer voorzichtig dat je de automatische stabilisatoren mag laten spelen, maar niet structureel in het rood mag gaan. Ik hoop dat men dat ter harte neemt en niet, onder het mom van crisis, structureel in het rood zal gaan. Dat is een zeer groot verschil. Die rolverdeling is dus belangrijk. Federaal moet men sparen voor de toekomst en zo vertrouwen scheppen. Wij kunnen een wat meer expansieve visie hebben op wat we doen inzake investeringsbeleid.
Ik denk dat men op federaal niveau belangrijke dossiers heeft inzake arbeidsmarkt waar ik me niet over ga uitspreken, zoals het statuut van arbeiders en bedienden, de problematiek van het uitzendwerk, de hele loondiscussie die bezig is en waarover vandaag nog berichten waren. Er zijn zeer belangrijke opdrachten op het federale niveau. Die moeten worden aangepakt. De gewestelijke bevoegdheden moeten gewestelijk worden aangepakt. We mogen niet in een scenario komen waarbij iedereen alles begint te doen en iedereen zich stort op wat eigenlijk gewestbevoegdheden zijn. Dat zou niet goed zijn. Een rolverdeling is belangrijk alsook het verbinden van de korte termijn met de lange termijn.
Voorts ga ik niet uitweiden over wat ik denk dat we moeten doen inzake ondersteuning van private en publieke investeringen. Daarover zijn we aan het spreken in de regering en met de Vlaamse sociale partners.
Wel wil ik beklemtonen - en dat geldt zowel voor arbeidsmarktbeleid, privaat investeringsbeleid als voor onze eigen publieke investeringsrol - dat we nu actie moeten ondernemen op het ogenblik dat de omslag zich aankondigt, want nu heb je nog troeven. Je hebt nog openstaande jobs die je misschien minder hebt over een half jaar. Nu kan je nog acties lanceren waarbij je nog resultaten kunt boeken. Hetzelfde geldt overigens voor private investeerders die in de problemen komen. Dat moet je nu aanpakken.
Wat de arbeidsmarkt betreft, zal ik eerst de vragen van de heer Schoofs over de Kempen behandelen, omdat dat ons al wat heeft doen nadenken. Ik zal er algemeen op antwoorden, ingevolge het overleg dat we daarover hebben gehad. Dan kom ik tot de vraag over Gent en kunnen ook de andere vragen worden beantwoord.
Zoals we moeten proberen het vertrouwen van investeerders weer op te krikken, dat van financiers in de investeerders en dat van de consumenten, zo moeten we in de mate van het mogelijke ook werken aan het vertrouwen van mensen die bedreigd worden door werkloosheid, door ze proberen snel te helpen en met een perspectief op jobs. Dat veronderstelt wel een aanpak. We hebben een goed overleg gehad met de mensen in de Kempen, werkgevers en vakbonden. Daar is de afspraak - ik zou die willen veralgemenen voor heel Vlaanderen - dat we meer dan ooit snel op de bal proberen te spelen wanneer mensen bedreigd worden met werkloosheid. Ik ga ook met de leiding van de VDAB bekijken hoe we dat het best doen. Dat betekent bijvoorbeeld dat we ons legertje sociale interventieadviseurs (SIA) uitbreiden, zowat onze eerste hulp bij ongevallen. Er zal een SIA extra in de Kempen worden ingezet. Die mensen trekken rechtstreeks naar het bedrijf als er zich slecht nieuws aankondigt en zij beginnen meteen te onderzoeken wat er kan gebeuren. Dat betekent ook dat we bijzonder oog moeten hebben voor uitzendkrachten en mensen met tijdelijke contracten. Als die niet gevat worden in een herstructureringsplan, verdwijnen die vaak gewoon. Je moet daar snel bij zijn. Ik geef als opdracht aan de VDAB mee om met name voor die groep bijzonder veel aandacht te hebben. Wat we in de Kempen eigenlijk al hebben uitgetest, moeten we nu opnieuw doen en veralgemenen.
- De heer Roland Van Goethem, ondervoorzitter, treedt als waarnemend voorzitter op.
In de Kempen hebben we naar aanleiding van het dossier Belgonucleaire van de mensen die bedreigd werden met werkloosheid of werkloos werden, een zeer grondige screening opgezet over hun competenties en potentieel. Dat is nogal succesvol geweest. Ik vraag aan de VDAB om dat soort van screening nu algemeen te gaan toepassen, om te beginnen in de Kempen bij de mensen die werkloos zouden worden. We moeten dergelijke competentiebalans eigenlijk in heel Vlaanderen maken.
We moeten overigens nog andere dingen doen. We moeten ons afvragen of ons instrumentarium met betrekking tot opleiding vandaag, in het oog van een economische storm, optimaal draait. Ik heb het om te beginnen over wat ons aanbod is in de competentiecentra. Met welke korte opleidingen in competentiecentra van de VDAB kunnen we mensen die werkloos worden, terug op het spoor zetten naar jobs die beschikbaar zijn? Daar moeten we bilans van maken, in elke regio. Dat is een van de punten die we zullen aanpakken in de Kempen.
Ik heb het ook over opleidingen op de werkvloer. Ik denk dat het nu het moment is om de individuele beroepsopleiding in de onderneming (IBO) opnieuw zeer sterk in de etalage te zetten. De IBO is wat teruggelopen, wat eigen is aan een hoogconjunctuur omdat bedrijven mensen dan zo rap mogelijk willen aanwerven en ze niet eerst een opleiding laten volgen, maar een vast contract geven voor ze hen kwijt zijn. In een laagconjunctuur, op het moment dat je mensen een overgang wil laten maken van een job naar een andere, kan het instrument van IBO opnieuw belangrijker worden voor het bedrijf dat wel nog op zoek is naar iemand maar in die persoon niet direct de perfect opgeleide werknemer vindt.
Er zijn nog andere instrumenten die we met de VDAB hebben, die belangrijk zijn in de transitiesituaties van een job naar een andere. Ik heb vanmorgen in een ontmoeting met de SERV-partners aan vakbonden en werkgevers gevraagd daarover na te denken binnen hun gremium. Wat kunnen we van het bestaande instrumentarium maken op een ogenblik dat je in een economische vertraging komt en je arbeidsmarkt omslaat? Hoe kan je dat bestaande instrumentarium, zoals onder meer IBO, tewerkstellingspremie 50+ en dergelijke, nog beter inzetten? Soms kan dat louter pragmatisch, door kleine dingen te verbeteren in de aanpak, de implementatie of de publiciteit. Misschien moet er hier en daar wat meer fundamenteel gesleuteld worden. Die vraag heb ik vanmorgen voorgelegd aan de Vlaamse sociale partners.
In het overleg in de Kempen hebben we ervaren dat het belangrijk is dat alle actoren samenwerken en met elkaar overleggen: de VDAB, de betrokken bedrijven, vakorganisaties, opleidingsfondsen als die betrokken zijn bij bepaalde gemarkeerde crisissituaties in een sector. We moeten ook sectoren laten nadenken over waar ze voor staan. Ik heb vanmorgen in het overleg met de partners gezegd dat we ons misschien sector per sector de vraag moeten stellen of wat er gebeurt, bijvoorbeeld inzake opleiding, adequaat is wanneer men gaat naar een crisissituatie die zich hier en daar aankondigt. Sectorspecifieke benaderingen zijn belangrijk. De textiel is daar een voorbeeld van, maar het geldt niet alleen voor die sector.
Over arbeidsmarktbeleid zeg ik in zeer algemene zin: meer dan ooit snel op de bal zijn; aandacht hebben voor groepen werknemers die kwetsbaar zijn en soms verdwijnen omdat ze niet in herstructureringsplannen opduiken, zoals uitzendkrachten en tijdelijke arbeiders; nadenken over al het instrumentarium dat we hebben ontwikkeld omtrent competentieontwikkeling, zoals de competentiebilans die we bij Belgonucleaire hebben uitgetest, en ze veralgemenen; subregionaal bekijken wat er beschikbaar is aan opleidingen in onze competentiecentra; bekijken hoe we formules zoals IBO kunnen herdynamiseren nadat je uit een hoogconjunctuur komt en die verslapt zijn in de aandacht. Dat is zeer essentieel.
Als we spreken over sectoren, moeten we het ook hebben over het Europese instrument, namelijk het Globalisatiefonds. In de verordening tot oprichting ervan, staat omschreven in welke gevallen er een bijdrage van het fonds kan worden gevraagd. Die verordening spreekt van gedwongen ontslagen als gevolg van door de globalisering veroorzaakte grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen. De criteria voor steunverlening door dat Europese Globalisatiefonds zijn limitatief opgesteld. Het moet gaan om minstens 1000 ontslagen binnen een bedrijf, inbegrepen toeleveranciers of afnemers, binnen een periode van vier maanden of in een periode van negen maanden in kmo´s in een sector in een regio of twee aan elkaar grenzende regio´s. Dat is vrij limitatief en redelijk streng.
Voor kleine arbeidsmarkten of in uitzonderlijke omstandigheden kan, wanneer zeer goed onderbouwd, een uitzondering worden gemaakt indien de gedwongen ontslagen ernstige gevolgen hebben voor de werkgelegenheid en de lokale economie. Dat is streng, maar er is ook een afwijkingsmogelijkheid. Het is streng omdat bijvoorbeeld het niet verlengen van tijdelijke contracten als gevolg van een conjunctuuromslag op het eerste gezicht niet onder deze Europese criteria lijkt te vallen. Ik onderzoek op dit moment samen met bijvoorbeeld de partners van de textielsector op welke manier de huidige herstructureringsgolf in de textiel in aanmerking kan komen voor financiële steun.
Er is nog een feitelijk gegeven dat ik nog niet in de pers heb gezien. De heer Van Malderen vroeg een overzicht van de gekende herstructureringen en collectieve ontslagen. Tussen januari 2008 en eind september 2008 ontving de VDAB van 49 bedrijven een betekening en/of intentieverklaring van een herstructurering met collectief ontslag. Dat gaat bij benadering in totaal om 4200 werknemers. Vorig jaar waren er iets minder bedrijfsdossiers in de vergelijkbare periode, namelijk 39 bedrijfsdossiers, maar wel voor meer werknemers, namelijk 5526. In die zin is er in de eerste grote helft van dit jaar geen versnelling opgetreden. Met die cijfers moet je wel opletten want het gaat over aangekondigde ontslagen en in een sociaal plan probeert men die dikwijls te verminderen. Er zijn natuurlijk ondertussen zeer veel berichten over bijkomende ontslagen.
Het banenverlies in Gent is tot op heden voornamelijk te wijten aan een verminderde inzet van personeel in de textiel bij DOMO en UCO, en in de automobielsector bij Volvo Trucks. Ze zijn wel verschillend van karakter. Voor de textielsector gaat het om collectieve ontslagen van werknemers met een contract van onbepaalde duur. In deze bedrijven gaan wij in het kader van het Vlaamse herstructureringsbeleid over tot de oprichting van een tewerkstellingscel. Deze tewerkstellingscel staat in voor de opvang en begeleiding van de werknemers. De sociale interventieadviseurs van de VDAB staan in voor de co?rdinatie van dergelijke tewerkstellingscellen. Zowel voor UCO als voor DOMO is een tewerkstellingscel opgericht. Naast de reguliere dienstverlening die via die cel wordt aangeboden, zullen nog enkele specifieke initiatieven genomen worden: organiseren van jobdatings, prospecteren van de textielsector naar vacatures. Ik ga er dadelijk nog even op in wat betreft de textiel meer in het algemeen.
In de automobielsector, het tweede grote dossier in het Gentse, gaat het om het niet verder zetten en het niet verlengen van interimcontracten en contracten van bepaalde duur. Voor de getroffen werknemers wordt in een jobbegeleidingstraject voorzien. Dit initiatief is het resultaat van een samenwerking tussen Volvo Trucks, de VDAB, de zes commerciële partners van Volvo Trucks, namelijk de interimkantoren, en Ascento, dat dit co?rdineert. Ik vind dat een goed verhaal. Doelstelling is de werknemers voor het einde van hun tijdelijke tewerkstelling bij Volvo reeds aan een nieuwe job te helpen. De werknemers die op het moment van de beëindiging van hun contract, einde 2008, nog geen nieuwe job hebben gevonden, zullen worden opgevangen in het sollicitatiehuis in het VDAB Competentiecentrum van Wondelgem. Daar is dus al een concreet plan.
Ik heb al een overleg gehad met burgemeester Termont van Gent, die me daarover aansprak. We zijn aan het bekijken of het Gentse stadsbestuur en de VDAB samen iets organisatorisch moeten ondernemen. Dat is nog niet helemaal uitgemaakt. Ik moet bekijken hoe een en ander loopt. De stad Gent heeft meerdere verantwoordelijkheden in dezen en we weten dat men die ook opneemt. Het gaat deels om de regie van het tewerkstellingsgebeuren, maar de stad is ook een grote werkgever met vacatures, dus moet gekeken worden of we in onze samenwerking organisatorisch een tandje moeten bijsteken om een en ander beter te laten lopen. Daarover zijn we nog aan het overleggen. Ik zal eerstdaags nog contact hebben met burgemeester Termont.
De heer Roegiers vroeg of ik kennis heb van gevaar voor werkgelegenheid bij andere bedrijven in Gent. We volgen dat van nabij op. Van zodra we een intentie tot collectief ontslag horen, sturen we onze sociale interventieadviseur. Bij een faillissement komt het Herplaatsingsfonds onmiddellijk in actie. Wij staan dan ook klaar om tewerkstellingscellen op te richten of eventueel de algemene permanente tewerkstellingscel in te zetten.
Ik verschuif even de aandacht naar EDS. Mevrouw Temsamani, op dit ogenblik beschik ik enkel over de informatie die EDS heeft verstrekt via de intentieverklaring tot collectief ontslag. In deze intentieverklaring wordt vermeld dat het zou gaan om het ontslag van 300 werknemers op een totaal van 1550 werknemers die EDS tewerkstelt in België. Het zouden allemaal mensen zijn met een contract van onbepaalde duur. De ontslagen zouden plaatsvinden in de periode van begin 2009 tot eind 2010. Een sociale interventieadviseur van de VDAB heeft al contact opgenomen met de betrokken werkgever en de werknemersvertegenwoordigers en heeft gezegd het aanbod van de VDAB, ons herstructureringsbeleid en relevante reglementering te zullen toelichten. De werkgever en de werknemers wensten eerst de onderhandelingen op te starten en zullen, op het voor hen gepaste moment, de sociale interventieadviseur uitnodigen om de toelichting te komen geven.
De Vlaamse overheid wordt in principe niet betrokken bij het opstellen van het sociaal plan. Dat is in de eerste plaats de bevoegdheid van de werkgever en de betrokken werknemersvertegenwoordigers. Indien EDS overweegt een aanvraag tot verlaging van de brugpensioenleeftijd in te dienen, zal ik als regionale minister van Werk het sociaal plan beoordelen op het activerend karakter ervan. Het is immers mijn taak na te gaan of er voldoende aandacht is besteed aan de opvang en begeleiding van de getroffen werknemers.
Dit advies wordt geformuleerd in het kader van de uitvoering van de bepalingen van een KB dat tot stand is gekomen in het kader van het Generatiepact. Indien voor de getroffen werknemers in een begeleiding, met name outplacement, wordt voorzien, zal de VDAB optreden als voorzitter van de tewerkstellingscel waarbinnen deze begeleiding zal worden aangeboden. De VDAB zal, samen met alle andere betrokken partners, namelijk werkgever, werknemersvertegenwoordigers, outplacementbureau, sectoraal opleidingsfonds enzovoort, instaan voor de opvang van de werknemers en zal trachten hen zo snel mogelijk opnieuw aan het werk te helpan. De outplacementbegeleiding zelf, wordt uitgevoerd door een privaat outplacementbureau.
Wat de contractuele verplichtingen betreft, kan ik u het volgende zeggen. De algemeen directeur van THV EDS-Telindus bevestigde in een brief aan de leidende ambtenaar van mijn beleidsdomein dat zijn bedrijf zijn contractuele verplichtingen zal nakomen. Ik heb aan mijn leidende ambtenaar gevraagd om de situatie op de voet op te volgen, zodat belangrijke ICT-projecten op schema blijven. Voor meer informatie over de impact van de herstructurering op de contracten met de Vlaamse overheid verwijs ik u naar de bevoegde minister, de heer Peeters.
Ik kom dan tot het hoofdstuk textiel. Hier krijgen we min of meer hetzelfde verhaal, mevrouw Bruyninckx, met het belang van het onmiddellijk ter plaatse zijn bij herstructureringen van de sociale interventieadviseur. Over Europa heb ik het hier al gehad.
Vanmorgen heb ik in algemene termen aan de sociale partners gevraagd om eens na te denken over sectorale benaderingen van de crisissituatie die zich aankondigt. In de textielsector is dat zeer evident. Er liggen ook al afspraken voor. In het sectorconvenant dat ik namens de Vlaamse Regering met de sociale partners van de textielsector afsloot, en dat loopt tot eind 2009, werden duidelijke afspraken gemaakt in verband met de samenwerking tussen de VDAB - onder andere de VDAB-account en de SIA´s - en de sociale partners van de sector in geval van herstructureringen.
Zo voorzien de sectorale sociale partners in een kader voor begeleiding na ontslag voor de ontslagen werknemers. Dat kader bestaat uit de volgende elementen. Eén: een collectieve infosessie, waarin in samenwerking met de sociale interventieadviseur de opleidings- en bijscholingsmogelijkheden via Cobot (het sectoraal vormingscentrum voor de arbeiders van de textielsector) en de VDAB worden voorgesteld en de textielvacatures in de regio worden toegelicht. Twee: een identieke infosessie voor geïnteresseerden in een nieuwe textieltewerkstelling tijdens hun outplacementbegeleiding. Drie: een individuele begeleiding naar een nieuwe textieltewerkstelling voor de belangstellenden die niet genieten van een outplacementbegeleiding, of een eventuele vooropleiding of opleiding naar de nieuwe job. Dat alles zit als afsprakenkader in het convenant met de textielsector.
Verder stelt het convenant dat de sector werkgevers informeert en sensibiliseert tot het gebruik en de inzet van portfolio´s die opgesteld zijn in het kader van herstructurering of bij outplacement.
Wat de knelpuntenberoepen betreft, ben ik niet van plan om met een of andere promotiecampagne te beginnen, omdat ik daar niet zo sterk in geloof. In het kader van het sectorconvenant met de textielsector heb ik wel afspraken gemaakt over kleinschalige en doelgerichte acties die de sector in een positief beeld moeten brengen en ertoe moeten bijdragen dat de instroom verbetert.
Ik geef een paar voorbeelden. De sector zal in samenwerking met alle textielscholen werken aan de promotie voor beroepen in de textielsector. Deze promotie heeft naast een informerende en sensibiliserende doelstelling ook een wervend karakter, gericht op het aantrekken van meer leerlingen en studenten. De campagne bestaat onder andere uit het verder uitbouwen en actualiseren van de imagowebsite www.texstream.be, die een correct beeld wil geven van het huidige hightech gehalte van de textielsector en de opleidings- en tewerkstellingsmogelijkheden in de textiel.
De sector levert ook inspanningen voor de promotie van textieltechniek en -technologie bij leerlingen uit de derde graad basisonderwijs via het ter beschikking stellen van een didactische textielkoffer met informatieve fiches, een groot aantal textielproducten en stalen, en een reeks relevante textieltoepassingen en materiaal om praktische proeven uit te voeren.
Er gebeurt dus heel wat, maar het gaat veeleer om kleinschalige acties dan om grote campagnes.
Mijnheer De Craemer, u vraagt mij om de bestaande herstructureringsaanpak en de activerende aanpak te evalueren. Ik ben bezig met een evaluatie van het herstructureringsbeleid, samen met de sociale partners. Dat gaat onder meer over de werking van de algemene herstructureringsaanpak, de tewerkstellingscellen en de werking van de sociale interventieadviseurs.
U stelde ook een vraag over het Herplaatsingsfonds. Het is inderdaad de bedoeling dat het Herplaatsingsfonds verschuift van het subsidieagentschap, dat bij het departement aanleunt, naar de VDAB. Dat is beter en logischer. Er zal daarover wel nog wat overleg plaatsvinden met de sociale partners. Dat overleg zal op 14 november plaatsvinden in een VESOC-vergadering. Ik ben in elk geval voorstander van een verschuiving van het Herplaatsingsfonds naar de VDAB, omdat je het Herplaatsingsfonds dan nauwer betrekt bij het algemene bemiddelingsbeleid en het algemene activerende beleid van de VDAB. Ik wil dat op korte termijn doen.
Met betrekking tot de evaluatie wil ik eerst wat cijfers geven. Eind juni 2008 waren er 418 bedrijven waarvoor een tewerkstellingscel actief was. Bij 324 bedrijven werd geopteerd voor een opname in de permanente tewerkstellingscellen, voor 94 bedrijven werd een ad-hoctewerkstellingscel opgericht. Eind juni 2008 waren er 5981 werknemers betrokken bij de activiteiten van die tewerkstellingscellen.
De sociale interventieadviseurs van de VDAB hebben tot taak de eerste opvang van de werknemers in bedrijven in herstructurering te organiseren en de permanente tewerkstellingscellen te co?rdineren. Vandaag zijn er 25 sociale interventieadviseurs van de VDAB actief. Ik ga er nu vijf extra aanstellen.
Hoe zit het met de uitstroom naar werk na een collectief ontslag? In juni 2008 bedroeg de uitstroom naar werk voor de totale doelgroep van collectief ontslagen werknemers 62 percent. De uitstroom bij 50-plussers bedraagt 37 percent. Van alle collectief ontslagen werknemers heeft 38 percent minstens zes maanden een outplacementbegeleiding gevolgd. Bij de 50-plussers is dat 62 percent. Van de 50-plussers die werden ontslagen naar aanleiding van een collectief ontslag met een verlaging van de brugpensioenleeftijd volgens KB 2006 is dat 86 percent. Outplacement voor 45-plussers is verplicht, maar werknemers die vrijwel onmiddellijk na het ontslag een nieuwe job hebben gevonden, starten geen outplacementbegeleiding.
Mijnheer De Craemer, ik hoef u niet de hele regelgeving aangaande het Herplaatsingsfonds in herinnering te brengen. Ik kan u wel melden dat we eind 2006 de regelgeving hebben aangepast om het fonds beter af te stemmen op kleinere faillissementen. We hebben ook het kader wat uitgebreid. Er werden twee bijkomende voltijdse medewerkers verantwoordelijk gemaakt voor de werking van het Herplaatsingsfonds. En dat was ook nodig: het aantal aanvragen bij het Herplaatsingsfonds is sinds 2006 constant gestegen, vooral onder invloed van het toegenomen aantal kleine dossiers van bedrijven met minder dan 50 werknemers.
Terwijl er in 2006 91 nieuwe dossiers werden goedgekeurd, werden er in 2007 193 dossiers goedgekeurd. Die tendens zet zich verder in 2008 met reeds 188 goedgekeurde dossiers eind september 2008. Voor heel 2008 zullen we het aantal van 2007 dus zeker overstijgen. Over heel 2007 werden er 42 dossiers afgesloten, waarbij potentieel 1737 ex-werknemers in aanmerking kwamen voor een tegemoetkoming van het Herplaatsingsfonds. Voor de eerste acht maanden van 2008 werden er reeds 37 dossiers afgesloten, waarbij potentieel 1164 ex-werknemers in aanmerking komen voor een tegemoetkoming.
De cijfers van de uitstroom naar werk zijn goed voor het Herplaatsingsfonds. Op basis van een zelfrapportering vindt ruim 78 percent van de begeleide personen bij het Herplaatsingsfonds werk. Voor 60 percent gaat het om een duurzame tewerkstelling. Bij de 50-plussers heeft 54 percent werk gevonden na afloop van de begeleiding.
Bij herstructureringsplannen voeren wij een regionale toets door omtrent de kwaliteit van de activering, in het kader van de sociale plannen. Tot eind augustus 2008 hebben we 38 dossiers onderworpen aan die regionale toetsing. Daarvan werden er 23 positief, 9 voorwaardelijk positief en 6 negatief geadviseerd. De 38 dossiers betreffen 1422 arbeiders en 445 bedienden die in aanmerking komen voor brugpensioen op een verlaagde leeftijd. Voor arbeiders ligt voor een derde van de dossiers de gevraagde brugpensioenleeftijd op 50 jaar, voor bedienden is dat voor een vierde van de dossiers.
U vroeg of ik al iets heb ondernomen in verband met de ervaringspools. Het antwoord daarop is neen. Ik meen dat het terrein moet nadenken over hoe men de versoepelde mogelijkheden van terbeschikkingstelling kan benutten en hoe men daar innovatief mee kan omgaan. Het terrein moet initiatieven nemen, en ik zal vervolgens voor de gepaste ondersteuning zorgen voor de initiatiefnemende bedrijven en/of sectoren. Het Herplaatsingsfonds kan niet echt worden ingeschakeld in een verhaal van ervaringspools. Daar moet je instrumenten zoals terbeschikkingstelling inzetten. In principe zijn daar mogelijkheden, maar dan moet men dat ook opstarten in het kader van het sociale overleg of het bedrijfsmanagement.
Wat de Kempen betreft, heb ik het meeste al gezegd: kort op de bal spelen, competentiebeleid voor mensen die getroffen zijn door werkloosheid en gebruik maken van portfoliomethodieken, onder meer ook ervaringsbewijzen. We gaan in de Kempen ook proberen om nog nauwkeuriger om te springen met vacatures. We moeten proberen zeer goed te weten wat de inhoud is van een vacature en wat het profiel is van de mensen die we kunnen sturen.
U vroeg wat de Vlaamse overheid kan doen voor bedrijven die geen middelen hebben om aan outplacement te doen. Wel, dat is nu precies waar het Herplaatsingsfonds onder meer voor dient, in een aantal omstandigheden. Op die manier hebben we een vangnet voor bedrijven die financieel niet meer in staat zijn om aan outplacement te doen.
Mijnheer Bril, u had het over de problematiek van het uit de arbeidsmarkt halen van 50-plussers naar aanleiding van herstructureringsplannen. Dat is inderdaad een paradox. Ik ben zelf niet bevoegd om in de plaats van sociale partners herstructureringsplannen op te stellen. Dat is overigens voornamelijk een federale bevoegdheid. Ik heb er begrip voor dat mensen naar voor de hand liggende zekerheden grijpen, zoals een brugpensioen. Maar vandaag is het inderdaad paradoxaal dat we mensen uit de arbeidsmarkt zouden halen terwijl we structureel met een krapte zitten. In de toekomst, bij een herneming van de conjunctuur, zullen we ongetwijfeld met nog meer krapte te maken krijgen.
We willen al het mogelijke doen om activerende plannen te ondersteunen. Onze rol vandaag is het toetsen van de kwaliteit van de activering die in een sociaal plan zit. Ik heb daarnet al aangegeven dat we die regionale toetsing vrij kritisch doen. We hebben een meerderheid van plannen goedgekeurd, maar hebben er ook een aantal niet goedgekeurd of laten wijzigen, precies omdat we daadwerkelijke activering willen en geen papieren activering. In de komende periode zal dat zeker ook het geval zijn.
Morgen zijn we dus uitgenodigd bij de federale regering. Dat gesprek is welkom, omdat we inderdaad goed moeten co?rdineren. Ik pleit voor een heldere rolverdeling. Iedereen moet nu snel, binnen zijn eigen rol, actie ondernemen. Onze positie is erg verschillend, zowel qua bevoegdheden als qua uitgangssituatie van de positie van de federale collega´s. Dat wil evenwel niet zeggen dat het niet nuttig is om rond de tafel te zitten.
Het is zeker ook nuttig om overleg te hebben met de Vlaamse sociale partners. Dat overleg hebben we vanmorgen opgestart.
De voorzitter: De heer De Craemer heeft het woord.
De heer Gino De Craemer: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik wil er drie zaken uit lichten. Eerst en vooral de rol van de VDAB. Het is uiteraard positief om vast te stellen dat er ondanks de economische vertraging nog een heel aantal openstaande functies zijn. In dat verband is de rol van de VDAB cruciaal, zowel wat betreft de screening van mensen, als wat betreft de herscholing van mensen.
Ik verwacht uiteraard geen wonderen. Je kunt niet alles opvangen met herscholing door de VDAB. Iemand die als machinebediener in de textielsector actief was, kun je morgen niet via een VDAB-herscholing inzetten als lasser in de metaalsector. Het lijkt misschien een extreem voorbeeld, maar dat zijn vandaag gangbare zaken. In de textielsector worden machinebedieners ontslagen, terwijl men in de metaalsector staat te schreeuwen om lassers. Dat los je niet eenvoudig op met een VDAB-opleiding.
Ik onderschrijf het belang van de herscholing, maar we mogen daar niet alle heil van verwachten. Uw vraag aan de sociale partners om na te denken over een sectorale benadering is dan ook terecht. De competentiecentra en de individuele beroepsopleidingen in de onderneming (IBO´s) moeten in die context optimaal worden benut.
De Vlaamse Regering heeft inderdaad al heel wat geïnvesteerd in een activerend herstructureringsbeleid. De resultaten, bijvoorbeeld van het Herplaatsingsfonds, zijn positief te noemen. Een betere omkadering en organisatie kunnen alleen maar voor een nog betere begeleiding van het groter wordende aantal vragen zorgen.
De eventuele verschuiving naar de VDAB is nog geen feit, maar ik ben daar in elk geval ook een voorstander van. Het bijkomende personeel voor de sociale interventieadviseurs is ook positief te noemen.
Ik kom opnieuw bij de 50-plussers en de ervaringspool. Het gaat hier om waardevolle competenties en ervaring van afgedankte oudere werknemers, die bij een herstructurering niet verloren mogen gaan en elders moeten worden ingezet. De juridische hindernissen zijn intussen grotendeels weggewerkt. Ik vind de ervaringspools een positieve maatregel inzake een verbeterde doorstroming en mobiliteit van de ene naar de andere werkgever.
- De heer Eric Van Rompuy treedt opnieuw als voorzitter op.
Daarom pleit ik ervoor om dat spoor verder uit te werken en het niet alleen over te laten aan de actoren op het terrein. Ik ben het met u eens dat die actoren de mogelijkheden van bijvoorbeeld terbeschikkingstelling optimaal moeten proberen te benutten en initiatieven moeten nemen. Maar ik denk dat ze daarvoor een duwtje in de rug nodig hebben. En dat duwtje moet van u en van de Vlaamse Regering komen, mijnheer de minister.
Ik ga akkoord met uw opmerking over de rolverdeling tussen de verschillende regeringsniveaus om de economische en werkloosheidsproblematiek te bestrijden. Dat de federale regering eindelijk regeert, vind ik uiteraard ook goed, maar als regeren betekent dat men interfereert met gewest- en gemeenschapsbevoegdheden, dan haak ik als N-VA´er af.
Elk gewest heeft zijn eigen economische kader met zijn specifieke problemen. Dat vraagt oplossingen, ook op gemeenschapsniveau. Men mag dus praten over opleidings- en mobiliteitspremies en vorming, maar dan moet het wel op het juiste niveau gebeuren. En dat is zeker niet het federale niveau.
Mijnheer de minister, ik vraag u heel nadrukkelijk om dat morgen aan te kaarten en om op uw strepen te staan. Ik wil u vragen om op het interregionale overlegcomité duidelijk te maken dat Vlaanderen bevoegd is om die problematiek zelf op te lossen en dat wij geen interferentie nodig hebben van het federale niveau.
De voorzitter: De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen: Mijnheer de minister, ik dank u voor het uitgebreide antwoord op de vele vragen. Het antwoord vertoonde, ondanks die hele reeks vragen, een grote samenhang. Dat is op zich een verdienste.
Wanneer een crisis uitbreekt, richten mensen zich meer dan anders tot de overheid. U hebt heel terecht de nadruk gelegd op het feit dat we zo snel mogelijk het vertrouwen moeten proberen te herstellen. Daarbij komen een viertal elementen uit uw antwoord bij mij op. U hebt in de eerste plaats de nadruk gelegd op de snelheid van reactie.
Ik ben blij dat er onmiddellijk een aantal opdrachten aan de VDAB worden gegeven. Er gaat aandacht naar mensen met tijdelijke contracten en interimopdrachten, want zij zijn de eersten die hun werk verliezen.
Het is belangrijk om de kwaliteit te bewaken, om te vermijden dat bovenop de frustratie van een ontslag of het niet verlengen van een contract, er nog een bijkomende frustratie komt van een perspectief naar een nieuwe tewerkstelling dat wordt afgeblokt. Vandaar het belang van kwalitatieve vacatures, die zeer goed worden omschreven zodat de toewijzing vlot verloopt.
Belangrijk is ook de kwaliteit van outplacement. In het verleden was er wel wat kritiek op. We moeten proberen om dit te verbeteren om het vertrouwen in de overheid niet te beschamen.
Het is heel belangrijk om een draagvlak te creëren. Ik heb u verschillende keren horen zeggen dat u overleg pleegt met de sociale partners. Dat is een voorbeeld voor anderen. Ik verwijs naar de besprekingen die gevoerd zijn over 50-plussers, waar het de sociale partners zelf zijn geweest die een inbreng hebben gedaan om een oplossing voor deze problematiek te zoeken. Er wordt actie ondernomen vanuit de politiek, maar niet alleen vanuit die hoek. Dat is belangrijk als we resultaat willen boeken.
Ik vind het zeer positief dat uw antwoord past in een brede en in een langetermijnvisie. U hebt verwezen naar de Europese context. U hebt verwezen naar het belang om het in te passen in een bredere economische visie, met de middelen die we daarvoor hebben. We staan voor een crisis. Er zijn problemen. We moeten dus actie ondernemen. Maar dat betekent niet dat we in alle richtingen moeten gaan lopen en maatregelen moeten nemen die het resultaat van een andere maatregel kunnen opheffen.
We moeten effectief werk maken van een slimme economie waar mensen sterker op de arbeidsmarkt staan via opleidingen en levenslang leren. U hebt ook gewezen op het aspect duurzaamheid. We zullen alle middelen en mensen moeten mobiliseren. Een soepel draaiende arbeidsmarkt zal een voorwaarde zijn om een snel herstel mogelijk te maken.
Ik hoop dat die visie en die kwaliteitsbewaking en het zoeken naar een draagvlak morgen ook te vinden zullen zijn bij de federale regering tijdens het overleg. De tekenen zijn niet bijzonder gunstig. Men heeft geen traditie, niet op het gebied van besturen, maar ook niet op het gebied van overleggen. Het stoort me nogal dat men vanmorgen aankondigde dat men vrijdag met maatregelen komt, maar dat men de regio´s - die een belangrijke partner zijn in elk federaal arbeidsbeleid - een dag na het aankondigen van de maatregelen, maar voor het nemen van de beslissing, uitnodigt. Ik hoop dat u uw tijd niet verdoet. Ik hoop dat het geen schijnoverleg is, net zoals ik hoop dat het geen schijnbestuur is.
Ik kondig een met redenen omklede motie aan.
De voorzitter: Mevrouw Bruyninckx heeft het woord.
Mevrouw Agnes Bruyninckx: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben het er volledig mee eens dat er een sectorale benadering moet komen en dat er kleinschalige acties moeten komen voor de knelpuntberoepen in de textielsector. Ik zou u dan heel binnenkort wel willen ondervragen want ik denk dat het vijf voor twaalf is en dat die acties heel vlug moeten komen.
Ik heb cijfers van het Provinciaal Technisch Instituut in West-Vlaanderen. Het heeft heel goed zijn best gedaan en unieke textielstudierichtingen opgericht. Toch was er in 2007 een daling met 55 percent. Deze toestand is alarmerend. Het zal moeilijk zijn om dit onderwijs weer op niveau te brengen. Ook de textielindustrie zal moeten aangemaand worden om hierin mee te gaan. Hebt u plannen om in het onderwijs nog meer te ondernemen?
De voorzitter: De heer Schoofs heeft het woord.
De heer Hans Schoofs: Mijnheer de minister, ik dank u voor het feit dat u uw huiswerk gemaakt hebt en een aantal maatregelen neemt, onder meer voor de Kempen.
U zegt dat men in de automobielsector in Gent - bij Volvo, dacht ik - opleidingsfondsen kan aanspreken. Weet u of dit ook geldt voor DAF Trucks in de Kempen, waar toch 700 ontslagen zijn gevallen?
Kunnen de ervaringsbewijzen worden afgeleverd door de sociale interventieadviseur ter plaatse of hoe gaat dit in zijn werk?
De voorzitter: De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk dat u op de juiste lijn zit, met de blik niet op oneindig maar toch wel op de lange termijn gericht. U zult op korte termijn, heel actief een aantal punten maken.
De rolverdeling tussen de gewesten en de federale overheid kunnen wij vanuit onze fractie mee ondersteunen. We moeten tot duidelijke afspraken komen. U kent ons standpunt, maar het moet ook in de praktijk worden gebracht. Het is niet zo dat de federale minister van Werk door de ene premie na de andere af te kondigen, een performant beleid voert. Er zijn andere katten te geselen. Laat het actief begeleidingsbeleid bij de gemeenschappen en de gewesten, waar het hoort. Ieder zijn verantwoordelijkheid.
U hebt een uitgebreid antwoord gegeven over het actief herstructureringsbeleid. Het is heel belangrijk en we moeten daarop punten scoren. ´Een soepele arbeidsmarkt´ is snel geschreven, maar op de ranking van het World Economic Forum stonden we op de 19e plaats en we waren blij met ons plaatsje winst. Als je de cijfers analyseert, zie je dat vooral de soepele arbeidsmarkt het grote knelpunt is. Ik denk dat we de volgende maanden een tandje bij moeten en kunnen steken.
De voorzitter: Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke: Ik zou de leden van de meerderheid, maar ook de heer De Craemer willen danken voor hun brede steun voor het algemene pleidooi dat ik de voorbije dagen heb gehouden. Het is belangrijk dat deze commissie dit steunt omdat het duidelijk maakt dat we vooruit kunnen gaan wat betreft besluitvorming in de regering. Dat algemene pleidooi is een pleidooi waarbij ik zeg dat, als de economie vertraagt, je de pas moet versnellen in de rol die je hebt. Wij zijn investeerders in menselijk kapitaal, in integratie op de arbeidsmarkt, in kennis, in infrastructuur, in het opkuisen van bedrijventerreinen. Dat is wat we nu versneld moeten doen. En je moet het inderdaad doen als een kortetermijnreactie, maar met een langetermijnperspectief. Daar situeren we ons, als we dat willen, perfect in wat de Europese Commissie voorstelt.
Het ervaringsbewijs zullen we niet laten uitreiken door SIA´s van de VDAB omdat het een procedure is waarbij het bewijs door de minister wordt ondertekend nadat een testcentrum zich heeft uitgesproken. Maar het is belangrijk dat de SIA´s - en het is een belangrijke tip die u geeft - via de competentiescreening, die we willen doen zoals we dat bij Belgonucleaire voor het eerst hebben gedaan, onderzoeken of bepaalde mensen misschien goed geadviseerd zouden zijn om een ervaringsbewijs te gaan halen in een of ander domein. Ik teken nogal wat van die ervaringsbewijzen. Ik kijk meestal naar de leeftijd van de mensen, naar het geslacht, naar de afkomst, naar welk soort ervaringsbewijs het is. Ik ben meestal verrast, want het is een hele brede waaier. Er zijn mensen van meer dan 50 jaar die een ervaringsbewijs gaan halen. Dat is bijzonder goed nieuws. Er zijn ook jonge mensen bij. Het zijn mensen van allerlei komaf, mannen en vrouwen, in allerlei sectoren. Soms zie je echt het doorbreken van klassieke genderrolpatronen. Het is natuurlijk nog maar een begin.
De SIA´s moeten daar inderdaad aandacht voor hebben, maar ze kunnen de bewijzen niet zelf afleveren. Ze kunnen mensen aanraden om die weg te zoeken. Wat de VDAB wel moet doen, is de ervaring van Belgonucleaire proberen te extrapoleren waarbij we een echt competentiebilan hebben gemaakt van de mensen en we hun portfolio als het ware hersamengesteld hebben. Dat moeten we echt systematisch gaan doen, denk ik.
U had nog een vraag over DAF. Daar durf ik niet op vooruitlopen. Bij Volvo in Gent weten we ongeveer hoe de aanpak eruitziet. Er zijn heel positieve afspraken over de interims en de tijdelijken. In de Kempen durf ik het niet te zeggen. Het is ook niet echt mijn bevoegdheid om mij uit te spreken over hoe een sociaal plan eruitziet en wat de rol is van een sociaal fonds. Ik neem het mee als een suggestie.
Mevrouw Bruyninckx vroeg of ik rond textiel nog iets zou ondernemen als onderwijsminister. Buiten wat ik heb aangehaald, niet meteen. Ik denk niet dat we er nog iets anders moeten aan toevoegen. Ik sluit niet uit dat ik later nog iets doe, maar nu niet.
Over de ervaringspools moet ik nog eens nadenken. Het kan zijn dat ik me vergis, maar ik denk niet dat ik nu een of ander reglementair initiatief moet nemen rond ervaringspools. Men heeft gezegd dat men het belangrijk vond en men heeft het meegenomen in het Generatiepact. Men heeft gezegd dat terbeschikkingstelling en dergelijke formules mogelijk zijn in het kader van tewerkstellingstrajecten. Die juridische figuur bestaat dus. Die ervaringspools kunnen dus opgebouwd worden met formules als terbeschikkingstelling. Ik denk niet dat ik daarvoor iets moet doen. Het is echt wel aan bedrijven en sociale partners om dat nu eens te doen. Het is hier en daar gebeurd, maar het kan ongetwijfeld op meer plaatsen gebeuren. Ik wil wel mee mond-tot-mondreclame maken, maar ik hoef niet meteen reglementair iets te doen, tenzij ik mij vergis. Ik wil er nog wel eens over nadenken.
De voorzitter: De heer De Craemer heeft het woord.
De heer Gino De Craemer: Ik kondig een met redenen omklede motie aan.
Met redenen omklede motie
De voorzitter: Door de heer Van Malderen en door de heer De Craemer werd tot besluit van deze interpellatie een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.